• No results found

Radicalisering binnen de PvdA

2.3 Kernmomenten kabinet-Den Uyl, de mislukkingen en een symbolisch succes

Hieronder worden drie kernmomenten besproken tijdens het kabinet-Den Uyl die bewijzen dat Nieuw Links veel invloed heeft gehad op het Keerpunt. Allereerst komt het kritisch NAVO-lidmaatschap aan bod dat door Van der Stoel losjes werd geïnterpreteerd. Aan de hand van nota’s en discussies komt de rol van Nieuw Links-leden in het ontstaan van de NAVO-kritische parafen uit het Keerpunt naar voren. Ten tweede schenk ik kort aandacht aan een paraaf uit het Keerpunt dat juist wel werd waargemaakt, namelijk de erkenning van de DDR. Hoewel dit betoog juist draait om de redenen voor het falen van een aantal parafen uit het Keerpunt, is juist bij deze paraaf de invloed van Nieuw Links duidelijk zichtbaar, vandaar dat deze aan bod komt. Bovendien was het feit dat juist deze paraaf werd waargemaakt een symbolische overwinning voor Nieuw Links, het was namelijk in verhouding tot de andere parafen die niet werden waargemaakt een relatief onbenullig standpunt waar zij hard voor hebben gestreden. Tot slot komt de defensienota ‘Om de veiligheid van het bestaan’ aan bod. Deze nota kwam na veel vertraging in 1974 tot stand en moest een tienjarenplan voorstellen voor defensie. Kritiek hierop kwam vooral uit de hoek van Nieuw Links en de PPR. Zij legden de voorstellen uit de nota naast het Keerpunt en gingen hiermee in de aanval. Hoewel de nota op een aantal punten overeenkwam met het Keerpunt, zo werden er wel bezuinigingen beloofd op Defensie, leek de aanval van de Nieuw Linksers op de makers ervan een

principekwestie. De reactie van de Nieuw Linksers op de Defensienota laat zien hoe belangrijk het Keerpunt voor hen was.

Kritisch NAVO-lidmaatschap

In 1.2 werd het beleid van Van der Stoel besproken en in hoeverre zijn houding een kritisch NAVO-lidmaatschap belemmerde. Uit een aantal rapporten die tussen 1967 en 1975 zijn verschenen in opdracht van de PvdA blijkt dat een kritisch NAVO-lidmaatschap een punt was dat binnen de PvdA vrijwel alleen door Nieuw Linksers werd ondersteund.

Dit bleek al in 1967 toen in opdracht van het partijbestuur van de PvdA een commissie werd opgesteld die een studie moest verrichten naar de Oost-Westverhoudingen en wat de functie van de NAVO moest zijn. De commissie bestond voornamelijk uit personen die, net als Van der Stoel die ook in de commissie zat, voor een sterk NAVO-bondgenootschap waren, zoals buitenlandadviseur Piet Dankert. Twee opvallende namen die meededen aan de studie waren Nieuw Linksers Han Lammers en Huub Franssen. De reden voor de studie was omdat in 1969 het verdrag dat Nederland heeft gesloten met de NAVO eindigde en de vraag was of deze moest worden verlengd. Gepleit werd voor een vredespolitiek met als

belangrijkste uitgangspunten:

- Bestrijding nucleaire gevaar door het tegengaan van verspreiding van kernwapens, beëindiging huidige bewapeningsrace en afwijzing van plannen voor een Europese atoommacht

- Het tot stand brengen van overeenkomsten tussen de landen van de NAVO en het Warschaupact inzake wederzijdse vermindering defensie-uitgaven en

bewapeningsniveau.132

In het rapport werd de noodzakelijkheid van het NAVO-lidmaatschap benadrukt. Rusland vormde namelijk nog steeds een bedreiging, Nederland had een betere onderhandelingspositie en zolang Duitsland in de NAVO zat zou het land zich niet ontwikkelen tot een atoommacht. Kortom, Nederland was beter af met een collectief verdedigingssysteem. Uittreding kon bovendien leiden tot paniekreacties.133 Dat niet de gehele commissie tot deze conclusie was

gekomen bleek uit een soort nawoord dat achterin stond waarin Franssen en Lammers het woord namen. Los van de rest van de commissie beargumenteerden zij waarom Nederland het NAVO-verdrag in 1969 juist niet moest verlengen. Aangezien de NAVO voornamelijk een militair-apparaat was zou de NAVO niet instorten als Nederland uit het verdrag zou stappen. De veronderstelling dat Nederland een goede onderhandelingspositie had binnen de NAVO was volgens het tweetal een illusie: Nederland had volgens hen totaal geen invloed op de VS. Twee voordelen van het uittreden was een verlaging van de defensielasten en de distantiëring van de agressieve Amerikaanse politiek. Nu was de NAVO een rijk machtsblok waardoor er een grote kloof met de rest van de wereld was. Na uittreding zou Nederland een

socialistischer politiek kunnen uitvoeren.134

Dankert irriteerde zich aan het tweetal en schreef hierover in het partijblad en noemde hun beweringen ‘een minderheidsrapport’. Hoewel Franssen en Lammers, net als de

meerderheid van de commissie, dezelfde wensen voor ogen hadden, zoals ontwapening en het tegengaan van een Europese kernmacht, hadden zij volgens Dankert niet onderzocht of deze wensen uitvoerbaar zijn zonder de NAVO. Hij noemt de weg die zij inslaan ‘één die

doodloopt’ en plaats een hoop kanttekeningen bij hun ‘minderheidsrapport’.135 Het is

opvallend te noemen dat de twee Nieuw Linksers zich afzetten tegen de rest van de

commissie en hun eigen NAVO-kritische stuk achterin het rapport plaatsten. De rest van de commissie, bestaande uit prominente PvdA adviseurs op het gebied van buitenlands beleid, waren niet voor (een eventuele) uittreding van de NAVO waardoor het logisch is dat Dankert het stuk van Franssen en Lammers ‘een minderheidsrapport’ noemde. Hieruit blijkt dat twijfel aan het NAVO-lidmaatschap niet alleen een punt was waar Van der Stoelzich niet in kon vinden, maar waar het grootste gedeelte van de PvdA niet op zat te wachten. Dit was niet de enige keer dat Nieuw Links werd aangevallen in het partijblad. Ook Van der Stoel liet hierin meer dan eens blijken dat Nederland het NAVO lidmaatschap nodig had. Dat niet iedereen voorstander was van het verlaten van de NAVO bleek bovendien uit de nota Doelmatig

Defensiebeleid van de PvdA die in 1968 verscheen. In dit rapport van de militaire commissie

van de PvdA onder leiding van W. Wierda werd juist benadrukt dat het verlaten van de NAVO zou leiden tot ‘complete chaos’. Volgens de commissie kon het geweld alleen worden beheerst indien het bestaande evenwicht dat was berust op de NAVO en het Warschaupact niet werd verstoord.136

1973 werd de discussienota ‘Vrede en veiligheid’ gepubliceerd door de PvdA. Partijvoorzitter en Nieuw Linkser André van der Louw schreef het voorwoord en sprak zich hierin uit tegen de NAVO en benadrukte de wens om het Keerpunt zo veel mogelijk na te leven.137 In de rest van de nota kwam dit standpunt niet terug. Verantwoordelijk voor de

132 Rapport in opdracht van PvdA ‘Een politiek voor de vrede’ (Amsterdam 1967), 10-11 133 Ibidem, 107-109 en 123

134 Ibidem, 139-146

135 P. Dankert, ‘Terug naar 1913’, Socialisme en Democratie 10 (oktober), 682

136 ‘Doelmatig Defensiebeleid’, rapport in opdracht van de Partij van de Arbeid (Den Haag 1968), 25 en 29 137 Discussienota in opdracht van de PvdA ‘Vrede en Veiligheid’ (Amsterdam 1973), pp. 3-4

inhoud waren veel bekende ‘anti-Nieuw Linksers’, zoals Van der Stoel, Vredeling en Dankert, samen met nog een aantal prominente PvdA-ers. De conclusie was hetzelfde als in het rapport van 1967, namelijk dat het grootste deel van de partij wil dat Nederland lid blijft van de NAVO om onder meer een Europese kernmacht tegen te gaan, de Nederlandse veiligheid te kunnen garanderen en om een betere onderhandelingspositie te hebben/invloed uit te

oefenen.138 Ook uit deze nota blijkt dat onder prominente PvdA-ers een eventuele uittreding

van de NAVO zoals in het Keerpunt stond, niet aan de orde was. Deze nota is afkomstig uit 1973 en het kabinet-Den Uyl was pas een aantal maanden aan de macht. Dat een dusdanig groot aantal leden toen al uitte pro-NAVO te zijn is opvallend.

Dat de hele discussie over vrede en veiligheid een ‘hype’ was van eind jaren ’60 en begin jaren ’70 en paste bij een golfbeweging van politiek activisme die daarna afzwakte zoals Koopmans beweerde, bleek uit een onderzoek dat in 1973 en 1974 plaatsvond. Aan de hand van enquêtes onder leden van de PvdA werd gepeild of het NAVO-lidmaatschap nog steeds een onderwerp was waar de leden veel waarde aan hechtten. Eén van de vragen die werd gesteld is of een besluit omtrent het Nederlandse NAVO-lidmaatschap invloed had op het partijlidmaatschap. Mocht de PvdA ervoor kiezen om de NAVO te willen verlaten dan blijft 73% lid. Mocht de PvdA in de NAVO willen blijven dan blijft 87.6% lid in de toekomst. Aangezien er ook een groep was die aangaf geen sterke mening hierover te hebben,

concluderen de onderzoekers dat het al dan niet lid blijven van de NAVO nauwelijks consequenties verbindt aan hun lidmaatschap.139 Uit zowel de nota’s en rapporten, als

ingezonden stukken uit het partijblad, blijkt dat de anti-NAVO-sentimenten voornamelijk voelbaar waren onder Nieuw Linksers.

Erkenning DDR

Hoewel de erkenning van de DDR een paraaf uit het vredes- en veiligheidsbeleid van het Keerpunt was dat juist wel werd gerealiseerd, schenk ik hier kort aandacht aan om de invloed van Nieuw Links op het Keerpunt te benadrukken. Eén van de krachten van Nieuw Links was het kiezen van controversiële onderwerpen die jonge kiezers aanspraken, zoals het kritische NAVO-lidmaatschap maar ook de erkenning van de DDR. De volkenrechtelijke erkenning van de DDR was namelijk een punt waarvoor Nieuw Linkser Han Lammers zich persoonlijk hard had gemaakt.

In eerste instantie was de erkenning van de DDR niet een punt waar Nieuw Links zich sterk voor wilde maken, wat volgens Jacco Pekelder wel vaak wordt gedacht. Het bewijs hiervoor was een studiereis die vier Nieuw Linksers, namelijk Jan Nagel, André van der Louw, Wim Bloemendaal en Dick Verkijk, begin 1966 maakten naar de DDR. Zij schreven naar aanleiding van hun bezoek een aantal artikelen waarin zij de DDR omschreven als ‘ondemocratisch en militaristisch en had een verwrongen omgang met de nazistische erfenis’, aldus Pekelder.140 Lammers was de eerste Nieuw Linkser die zich uitsprak voor dit standpunt

en het werd dan ook opgenomen in Tien over Rood waar hij medeauteur van was. In 1966 stemde het Partijbestuur op het buitengewoon congres van 11 en 12 november nog met een grote meerderheid tegen de erkenning.141 In 1968 stemde het Partijbestuur, tot grote onvrede

van Den Uyl en Van der Stoel, voor de erkenning van de DDR. Van der Stoel en Den Uyl zagen liever dat Nederland de koers van Willy Brandt zou volgen betreffende de DDR, namelijk dat erkenning eventueel een mogelijkheid was als de DDR meer aandacht zou

138 ‘Vrede en Veiligheid’, 13

139 Discussieproject Vrede en Veiligheid, Eindnota Partij van de Arbeid (Amsterdam 1975), 17 140 J. Pekelder, Nederland en de DDR (Utrecht 1998), 247

schenken aan mensenrechten.142 Bovendien bleek uit het PvdA-rapport uit 1967 ‘Een politiek

voor vrede’ dat de meerderheid van de commissie, waaronder Van der Stoel, de erkenning van de DDR als onzinnig achtte aangezien Nederland het enige land zou zijn dat voor de erkenning was en dit niks zou veranderen aan de verhoudingen in Europa.143 Bleich noemt het

feit dat deze paraaf door Nieuw Links werd doorgedrukt ‘nauwelijks een handvat waarmee hier de gewenste maatschappijveranderingen op gang gebracht konden worden’. Dat Nieuw Links voornamelijk wilde provoceren en jongeren wilde aanspreken met dergelijke

standpunten benadrukt Bleich, zij schrijft dat de symbolische waarde van dergelijke actiepunten niet mag worden onderschat.144

De reden dat niet alleen dit punt maar ook dat van het kritische NAVO-lidmaatschap de bezuinigingen op defensie werden geaccepteerd door de rest van de partij was volgens Bleich simpel: ze bleken electoraal te werken.145 Den Uyl zag welke uitwerking Nieuw Links

op jongeren had en nam daarom dit controversiële punt op in het partijprogramma. Dat Nieuw Links het electoraal belang inzag van dergelijke provocerende punten en er niet per se

helemaal achterstond blijkt tevens uit de biografie van Lammers. Hierin staat dat zodra Lammers in 1970 wethouder werd hij niet (meer) lijnrecht achter dit standpunt stonden er enigszins afstand van nam.146

In diezelfde biografie wordt de erkenning van de DDR als volgt aangeduid: ‘zij fungeerde meer als kristallisatiepunt voor het generatieconflict dan als een werkelijk

idealisme.’147 Dit blijkt des te meer uit het feit dat volgens Zuijdam betreffende de erkenning

van de DDR nauwelijks een inhoudelijke discussie plaatsvond.148 Van der Stoel had meerdere

bezwaren tegen de erkenning. Zo dacht hij niet dat erkenning zou leiden tot ontspanning. Brandt was al bezig met het voeren van Ostpolitik en Nederland moest hem hierin niet belemmeren. Erkenning zou de Oost-Duitse bovendien Ulbricht in een te goede

onderhandelpositie brengen. Ook waren er geen andere West-Europese landen die de DDR erkenden. Ontspanning werd volgens Van der Stoel het best bevorderd als Nederland achter het beleid van Brandt stond.149 Uit een interview met Van der Stoel, groot tegenstander van de

erkenning van Oost-Duitsland, blijkt dat Van der Stoel zich inderdaad niet gehoord voelde omdat er geen mogelijkheid was voor een discussie: ‘Ik gaf eens in het partijbestuur een uiteenzetting over de erkenning van de DDR en dan zei Van der Louw (voorzitter): “discussie gesloten, volgende punt”.’150 Het partijbestuur bestond uit veel Nieuw Linksers en zo konden

zij het punt waar Lammers zich zo voor had ingezet waarmaken. Volgens Bram Stemerdink, tijdens het kabinet-Den Uyl staatssecretaris van Defensie en opvolger van Vredeling als minister van Defensie in 1976, was het doel van Nieuw Links om zich voornamelijk tegen het partijestablishment te richten: ‘Was de partij voor de NAVO, Nieuw Links tegen. De partij was tegen de erkenning van de DDR, Nieuw Links voor.’151 Ik geloof dat radicalisering voor

Nieuw Links inderdaad belangrijker was dan de daadwerkelijke inhoud van de standpunten. Dit zou verklaren waarom Lammers snel na het verlaten van de PvdA afstand nam van het punt waar hij zich juist zo hard voor had gemaakt.

Defensienota 1974 ‘Om de veiligheid van het bestaan’

142 Bleich, Joop den Uyl, 249 143 ‘Een politiek voor de vrede’, 81 144 Bleich, Een partij in de tijd, 114 145 Bleich, Een partij in de tijd, 133

146 H. de Liagre Böhl, Amsterdammer in de polder (Amsterdam 215), 116 147 Ibidem, 94

148 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 262 149 Ibidem, 252-253

150 Van Traa, ‘Max van der Stoel, 82 151 Ibidem, 108

Het Keerpunt was enkel een verkiezingsprogramma, het beleid op gebied van vrede en veiligheid moest worden vastgelegd in een defensienota. In 1.1 werd genoemd dat het tot stand komen van de defensienota ‘Om de veiligheid van het bestaan’ in 1974 veel vertraging had opgelopen. In eerste instantie was de bedoeling dat de nog in 1973 gepubliceerd werd en dit gebeurde pas in juli 1974. De reden voor de vertraging was de verdeeldheid onder de coalitiepartijen betreffende inhoud van de nota. Een hekel punt was voornamelijk de bezuinigingen. De in het Keerpunt beloofde bezuinigingen van 1,5 miljard op defensie was voor veel Nieuw Linksers, naast het kritische NAVO-lidmaatschap, toetssteen voor het kabinet-Den Uyl. Nieuw Links en de PPR waren voor bezuinigingen op defensie, D’66 gaf al voor de publicatie van het Keerpunt aan juist niet te willen bezuinigen op de krijgsmacht. Ook de rechterzijde van de PvdA zag geen heil in verregaande bezuinigingen. Grote tegenstanders ervan waren onder meer Van der Stoel en Vredeling. Van der Stoel gaf als argument tegen de bezuinigen onder meer dat het defensieapparaat afhankelijk was van externe factoren zoals internationale veranderingen.152

Al in 1966 pleitte Nieuw Links in Tien over Rood voor een verkleining van in ieder geval de marine en de rest van defensie moest worden getoetst op het nuttig effect ervan. Dit zou leiden tot ‘een drastische beperking van uitgaven op dit terrein’.153 Ook in het eerder

genoemde rapport ‘Een politiek voor vrede’ uit 1967 wordt duidelijk dat voornamelijk Nieuw Linksers binnen de PvdA een verlaging van het defensiebudget wenselijk achtten. In het ‘minderheidsrapport’ van Lammers en Franssen in diezelfde nota noemden zij meerdere argumenten om de NAVO te verlaten. Eén daarvan was dat de defensiekosten omlaag zouden gaan bij uittreding van de NAVO en dit zagen zij als een voordeel.154

Nieuw Links had echter de ‘pech’ dat Vredeling en in mindere mate van der Stoel verantwoordelijk waren voor de nieuwe richtlijnen. Bovendien oefende de VS druk uit op Vredeling om de NAVO-verplichtingen in acht te nemen. De Defensienota vormde een dusdanig groot struikelblok dat het bijna ertoe had geleid dat Vredeling zijn ministerspost moest verlaten. Volgens Van der Wijngaart kon Den Uyl geen bemiddelende rol spelen tijdens de besprekingen aangezien Den Uyl enerzijds de internationale druk voelde, maar ook druk vanuit de partij voelde om het Keerpunt waar te maken.155 Vredeling zag zich echter

genoodzaakt om bezuinigingen op te nemen in de nota. De nota vormde het uitgangspunt voor het defensiebeleid van de aankomende tien jaar en gezien de tijdspan had Vredeling meer ruimte om de bezuinigingen te realiseren. De nota begon met een uitleg over de redenen waarom de defensieplannen van voorgaande kabinetten niet zijn waargemaakt en hierin werd benadrukt dat ook dit slechts richtlijnen waren, afhankelijk van externe factoren. Hiermee leek Vredeling te verwijzen naar het Keerpunt door van te voren aan te geven dat

verkiezingsprogramma’s nu eenmaal niet haalbaar zijn.156 Hoewel in de nota stond dat

Nederland haar NAVO-lidmaatschap moest inzetten ter bevordering van vrede en

ontspanning, waren de NAVO en haar kernwapens nu nog onmisbaar. Wel werd elke vorm van een Europese kernmacht afgewezen.157 Andere punten, zoals vermindering van sterkte

van de krijgsmacht vanwege bezuinigingen, werden enigszins aangepast na zware kritiek van de NAVO. Zo werd de troepenvermindering afhankelijk van de zogeheten MBFR-

besprekingen: de besprekingen tussen de NAVO en het Warschaupact betreffende

troepenvermindering.158 Dit betekende echter niet dat de bezuinigingen van de baan waren,

integendeel. Door onder meer flink te snijden in het personeelsbestand, te stoppen met de

152 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 229 153 Tien over Rood, 68

154 ‘Een politiek voor de vrede’, 145

155 Van der Wijngaart, Bondgenootschap onder spanning, 170 156 Defensienota 1974, 7

157 Ibidem, 10-11

bouw van onderzeeboten en raketeenheden te verwijderen uit de WDR, werd er genoeg bezuinigd om zelfs nog geld over te houden voor investeringen. Al lange tijd was het defensieapparaat verouderd en Vredeling vond dat onder het motto ‘kwaliteit boven kwantiteit’ een aantal onderdelen vervangen moesten worden, zoals de verouderde

Starfighter.159

Zoals verwacht waren de oppositiepartijen zoals de VVD tegen de bezuinigingen en gingen vol in de aanval na het verschijnen van de nota. Vanuit de eigen partij kreeg Vredeling zowel lof als kritiek. Lof ontving hij onder meer van fractievoorzitter Ed van Thijn die vond dat de nota een mooi compromis was aangezien de bezuinigingen uit het Keerpunt werden doorgezet. Ook een deel van het partijbestuur en de defensiecommissie waren tevreden met de inzet van Vredeling. Volgens de defensiecommissie leek de inhoud genoeg op die van het

Keerpunt en het Doelmatig Defensiebeleid.160 In het partijblad werden voornamelijk lovende

woorden gesproken door Wierda die de opmerkingen van Vredeling betreffende het personeelsbeleid ‘een volstrekt nieuw en aangenaam geluid’ noemde.161

De meeste kritiek kwam van de PPR en de Nieuw Linkssympathisanten binnen de