• No results found

Relatie tussen Roken tijdens de Zwangerschap en het Ontstaan van Agressief Gedrag bij Baby’s

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Relatie tussen Roken tijdens de Zwangerschap en het Ontstaan van Agressief Gedrag bij Baby’s"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Relatie tussen Roken tijdens de Zwangerschap en

het Ontstaan van Agressief Gedrag bij Baby’s

Verschil in agressief gedrag van baby’s tussen een hoog en laag risicogroep

Lieselotte van Dijk s1185640 Leiden, juni 2014 Universiteit Leiden

Departement Pedagogische Wetenschappen, Afdeling Orthopedagogiek Scriptie begeleider: H. J. A. Smaling MSc

2e beoordelaar: Dr. E. Platje

Abstract

Introduction. Smoking during pregnancy poses a risk for negative developmental outcomes, e.g. aggression. This study focuses on the relation between smoking during pregnancy and aggressiveness of 12-months-old infants. Three groups were compared: infants of mothers who smoked during the whole pregnancy, infants of mothers who smoked until they knew they were pregnant and infants of mothers who did not smoke during their pregnancy. Also a high risk group and low risk group were compared. Methods. 56 mothers (M = 21.95 years,

SD = 2.57) and their children, 26 boys (M = 12.56 months, SD = .49) and 30 girls (M = 12.52

months, SD = .43), participated. Smoking during pregnancy is measured by the Dutch translation of the Becoming a Mother questionnaire at the 27th week of pregnancy. Aggression is measured by the Cardiff Infant Contentiousness Scale and Physical Aggression Scale for Early Childhood at the infant age of 12 months. Results. No significant difference in aggressiveness between infants in the three maternal smoking groups was found. In addition, the average levels of aggressive behavior of 12-months-old infants whose mothers smoked until they knew they were pregnant did not differ significantly between the high risk group and the low risk group. Conclusion. In this study, no relation between smoking during pregnancy and aggressive behavior of 12-month-old infants is found. Furthermore, the high risk and low risk group were not associated with different levels of aggressiveness of 12-month-olds.

(2)

2

Inleiding

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (2012) rapporteerde dat in 2011 22 procent van de Nederlandse vrouwen boven de twaalf jaar rookt. Niet alle vrouwen die roken stoppen als ze zwanger worden. Van alle zwangere vrouwen rookt namelijk minstens zeven procent tijdens hun zwangerschap (van Gelder, Blokstra, & Feenstra, 2008) en in 1996 was dit zelfs 21 procent (Achterberg & Kramers, 2001). Het is van belang dit cijfer nog verder omlaag te brengen omdat roken tijdens de zwangerschap negatieve gevolgen voor het kind met zich meebrengt. Zo blijkt dat roken tijdens de zwangerschap een risicofactor is voor fysieke agressie van jonge kinderen, waar slaan, bijten, schoppen, vechten en pesten onder wordt verstaan (Huijbregts, Sequin, Zoccolillo, Boivin, & Tremblay, 2007). Het is onbekend of roken tijdens de beginfase van de zwangerschap – totdat de vrouw wist dat ze zwanger is – ook een effect heeft op de agressieontwikkeling van het kind. In huidig onderzoek wordt daarom de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en de ontwikkeling van agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud onderzocht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen moeders die hebben gerookt tijdens de zwangerschap, moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren en moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap. Daarnaast wordt onderzocht of er een verschil bestaat in agressief gedrag van baby’s van 12 maanden oud tussen een hoog risicogroep en laag risicogroep bij moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren.

Roken tijdens de zwangerschap

Roken tijdens de zwangerschap heeft gevolgen voor het kind. Het veroorzaakt onder andere een verhoogde kans op perinatale sterfte (Achterberg & Kramers, 2001), een laag geboortegewicht (Achterberg & Kramers, 2001), een grotere kans op astma (Hu et al., 1997) en Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) (Weyandt & Swentosky, 2013). Ook kan het hersenbeschadiging bij het kind veroorzaken doordat toxische stoffen in de placenta terecht komen als zwangere vrouwen roken (Wakschlag, Pickett, Cook Jr, Benowitz, & Leventhal, 2002). Uiteindelijk kan dit resulteren in een ontwikkeling van antisociaal gedrag bij kinderen (Oosterlaan & Smidts, 2005). Een voorbeeld van antisociaal gedrag is agressief gedrag, waar tijdens dit onderzoek naar wordt gekeken. Roken tijdens de zwangerschap blijkt ook crimineel gedrag bij mannen (Brennan, Grekin, & Mednick, 1999) en meer externaliserende gedragsproblemen bij zowel jongens als meisjes (Orlebeke, Knol, &

(3)

3 Verhulst, 1997) te voorspellen. Gezien deze gevolgen van roken tijdens de zwangerschap is het van belang om zo veel mogelijk kennis over dit onderwerp te verkrijgen. Zeker omdat het roken tijdens de zwangerschap te voorkomen is.

Agressie

Onder agressief gedrag bij voorschoolse kinderen worden gedragingen zoals slaan, schoppen en bijten verstaan (Alink et al., 2006). Gedurende de kindertijd leren kinderen hoe ze met hun agressie moeten omgaan (Tremblay, 2000), maar er zijn factoren die de natuurlijke regulatie van het leren omgaan met agressie verstoren (Tremblay et al., 2004). Voorbeelden hiervan zijn moeders die tijdens hun schooljaren antisociaal gedrag vertoonden, een vroege geboorte van het kind, ouders met een laag inkomen en moeders die hebben gerookt tijdens de zwangerschap. Als agressie in grote mate aanwezig is, brengt dit sociale, mentale en fysieke problemen met zich mee (Côté et al., 2007). In huidig onderzoek wordt naar agressief gedrag in relatie tot roken tijdens de zwangerschap gekeken.

Risicogroepen

Zowel de invloeden uit de omgeving als genen zijn bepalend voor de verschillen tussen kinderen (van IJzendoorn & de Frankrijker, 2005). De focus van dit onderzoek ligt op de omgevingsfactor roken tijdens de zwangerschap. Omdat blijkt dat verschillende factoren invloed hebben op de agressieontwikkeling van het kind (Meerschaert et al., 2004; Tremblay et al., 2004) wordt in het huidige onderzoek gekeken of er een verschil bestaat in het ontstaan van agressief gedrag bij baby’s tussen een hoog risicogroep (HR) en een laag risicogroep (LR) als de moeder heeft gerookt totdat ze wist dat ze zwanger was. De reden voor deze vergelijking is om te onderzoeken of andere factoren dan roken tijdens de zwangerschap, die verschillend zijn bij de hoge en lage risicogroepen, voor een verschil in agressief gedrag van baby’s tussen de hoge en lage risicogroepen kunnen zorgen. Hierbij gaat het om de verschillen in het hebben van werk, financiële situatie, huisvesting, sociaal steunend netwerk, het hebben van een partner, psychische problematiek en middelengebruik. Bekend is dat familiefactoren zoals negativiteit van de moeder gericht op het kind, maternale depressie en negatieve sfeer in de familie een risico zijn voor agressief gedrag van een kind (Park, Essex, Zahn-Waxler, Armstrong, Klein, & Goldsmith, 2005).

(4)

4

Onderzoeksvragen en hypothesen

Omdat het onbekend is of roken tijdens de beginfase van de zwangerschap een effect heeft op de agressieontwikkeling van het kind, wordt in huidig onderzoek de volgende vraag beantwoord: Wat is de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en de ontwikkeling van

agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud? In dit onderzoek wordt onderscheid

gemaakt tussen de baby’s van moeders die gedurende de gehele zwangerschap hebben gerookt (‘wel R’), baby’s van moeders die hebben gerookt tot ze wisten dat ze zwanger waren (‘begin R’) en baby’s van moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap (‘niet R’). De onafhankelijke variabele is het roken tijdens de zwangerschap, opgedeeld in de groepen ‘wel R’, ‘begin R’ en ‘niet R’. De afhankelijke variabele is de mate van agressief gedrag bij de baby’s. Verwacht wordt dat de baby’s van moeders die gedurende de gehele zwangerschap hebben gerookt het meeste agressief gedrag zullen vertonen, omdat het blijkt dat roken tijdens de zwangerschap agressief gedrag bij het kind voorspelt (Huijbregts et al., 2007). Ook wordt verwacht dat de baby’s van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren agressief gedrag vertonen, maar in een mindere mate dan de baby’s bij moeders die gedurende de gehele zwangerschap hebben gerookt. De reden hiervoor is dat deze baby’s enkel in de beginfase van de zwangerschap zijn blootgesteld aan de toxische stoffen. Bij de baby’s van moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap wordt verwacht dat zij de minste mate van agressief gedrag zullen vertonen.

Om te onderzoeken of er een verschil in agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud tussen de verschillende risicogroepen bestaat, wordt er antwoord gegeven op de tweede vraag: Is er een verschil in de mate van agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud

tussen de hoog en laag risicogroep bij moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren? Bij het beantwoorden van deze vraag worden de baby’s van moeders uit de

HR en LR groep die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren met elkaar vergeleken. De onafhankelijke variabele is de groep, HR of LR groep. De afhankelijke variabele is de mate van agressief gedrag bij de baby’s. De verwachting is dat de mate van agressief gedrag bij baby’s in de HR groep hoger zal zijn dan bij de baby’s in de LR groep. Er wordt verwacht dat in de HR groep meer risicofactoren voor een minder gunstige ontwikkeling aanwezig zullen zijn dan in de LR groep, waardoor de baby’s in de HR groep een hogere mate van agressief gedrag zullen vertonen.

(5)

5

Methode

Participanten

Huidig onderzoek is een onderdeel van ‘Een Goed Begin’. ‘Een Goed Begin’ is een onderzoek van de afdeling orthopedagogiek van de Universiteit Leiden waarbij de ontwikkeling van baby’s en hun moeders wordt gevolgd tijdens vijf afspraken vanaf de 27e week van de zwangerschap tot de baby tweeënhalf jaar oud is. Drie van de afspraken vinden bij de moeder thuis plaats en twee afspraken vinden plaats op het babylab van de Universiteit Leiden.

Van 65 participanten die de 12-maanden afspraak hebben gehad zijn de data verzameld. Vanwege verhuizing naar het buitenland, onbereikbaarheid, vroeggeboorte van het kind, het niet meer willen meedoen met het onderzoek, verbroken relatie en een vastgestelde stoornis bij de moeder, zijn 9 moeders (5.9%) gestopt met de deelname aan het onderzoek. Uiteindelijk werden er 56 moeders (M = 21.95 jaar, SD = 2.57, range 16 - 26 jaar) meegenomen in huidig onderzoek. De groep baby’s (M = 12.54 maanden, SD = 0.45, range 11.73 - 13.83 maanden), waarbij de agressie rond de 12 maanden werd gemeten, bestaat uit 26 jongens (M = 12.56 maanden, SD = .49, range 11.92 - 13.83 maanden) en 30 meisjes (M = 12.52 maanden, SD = .43, range 11.73 - 13.34 maanden). Alle moeders zijn ingedeeld in een hoge risicogroep (N = 28) of een lage risicogroep (N = 28). Daarnaast zijn de participanten ingedeeld in één van de volgende drie groepen: moeders die hebben gerookt tijdens de zwangerschap (N = 9), moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren (N = 11) en moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap (N = 36). In Tabel 1 staan de achtergrondvariabelen beschreven. De meerderheid van de moeders die meedoen aan het onderzoek komt uit de Randstand van Nederland.

(6)

6 Tabel 1

Beschrijvende statistiek achtergrondvariabelen

Noot. 1 HR: hoog risicogroep, 2 LR: laag risicogroep, 3 ‘wel R’: moeders die hebben gerookt tijdens de gehele zwangerschap, 4 ‘begin R’: moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger

waren, 5 ‘niet R’: moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap, 6 LS: Lagere school (basisschool groep 3 t/m 8 en speciaal onderwijs), 7 LO: Lager beroepsonderwijs of voortgezet onderwijs eerste trap (lbo, mavo, vmbo, mbo niveau 1, minstens 3 jaar havo/vwo (maar geen diploma) of voortgezet speciaal onderwijs), 8 VO: Voortgezet onderwijs tweede trap (gymnasium, havo, vwo of mbo

niveau 2 t/m 4), 9 HO1: Hoger onderwijs eerste trap (hbo, propedeuse of kandidaats wetenschappelijk onderwijs), 10 HO2: Hoger onderwijs tweede trap (doctoraal/bachelor/master wetenschappelijk onderwijs, ingenieursopleiding of post-hbo onderwijs

Risicogroep Roken Leeftijd moeder

Sekse ratio en leeftijd baby (in maanden) tijdens meetmoment 3

Gemiddeld aantal sigaretten per dag tijdens

zwangerschap per trimester

Partner Moeder heeft werk Moeder heeft psychiatrische stoornis Inkomen p/mnd moeder in euro’s Opleidingsniveau moeder N N M (SD) j N % M m N % M (SD) (SD) M (SD) N % N % N % M (SD) Opleiding N % HR1 28 ‘wel R’3 9 20.33(2.29) 2 22.22 12.86 7 77.78 12.63 (1.00) (.50) 1e 13.11 (9.23) 2e 5.06 (5.11) 3e 2.94 (2.35) Ja 7 77.78 Nee 2 22.22 Ja 1 11.11 Nee 8 88.89 Ja 6 66.67 Nee 3 33.33 387.78 (453.49) LS6 3 33.33 LO7 4 44.44 VO8 2 22.22 ‘begin R’4 7 20.71(2.81) 2 28.57 12.75 5 71.43 12.75 (.37) (.35) 1e 15.71 (10.45) 2e .43 (1.13) Ja 5 71.43 Nee 2 28.57 Ja 4 57.14 Nee 3 42.86 Ja 4 57.14 Nee 3 42.86 734.00 (485.15) LO7 4 57.14 VO8 3 42.86 ‘niet R’5 12 20.92(2.78) 8 66.67 12.54 4 33.33 12.55 (.60) (.65) Ja 10 83.33 Nee 2 16.67 Ja 8 66.67 Nee 4 33.33 Ja 10 83.33 Nee 2 16.67 697.17 (411.31) LS6 1 8.33 LO7 5 41.67 VO8 5 41.67 HO19 1 8.33 LR2 28 ‘begin R’4 4 23.25(2.36) 1 25 12.06 3 75 12.43 (.33) 1e 10 (12.73) Ja 4 100 Nee 0 0 Ja 4 100 Nee 0 0 Ja 1 25 Nee 3 75 1253.33 (372.20) VO8 2 50 HO19 2 50 ‘niet R’5 24 23.21(1.87) 13 54.17 12.55 11 45.83 12.36 (.38) (.35) Ja 23 95.83 Nee 1 4.17 Ja 17 70.83 Nee 7 29.17 Ja 5 20.83 Nee 19 79.17 1202.54 (694.12) LO7 3 12.5 VO8 12 50 HO19 6 25 HO210 3 12.5 Missings 3 Totaal 56 26 30 Ja 49 Nee 7 Ja 34 Nee 22 Ja 26 Nee 30 56

(7)

7

Procedure

De moeders zijn via verloskundige praktijken, hulpverleningsinstanties, ziekenhuizen, scholen, 9-maandenbeurs van 2012 en 2013 en via studenten, onderzoekers en andere medewerkers van het onderzoek ‘Een Goed Begin’ geworven voor het onderzoek in de periode van april 2011 tot en met februari 2014. De vijf meetmomenten vinden plaats rond de 27e week van de zwangerschap, als het kind 6 maanden, 12 maanden, 20 maanden en 2,5 jaar oud is. Aan het begin van het eerste meetmoment tekenden de moeders een informed consent formulier. De Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) heeft het onderzoek ‘Een Goed Begin’ goedgekeurd.

Het eerste meetmoment vond plaats bij de moeder thuis en duurde ongeveer 2,5 uur. Naar dit huisbezoek gingen altijd twee onderzoekers. Het eerste meetmoment bestaat uit een interview over de zwangerschap, een semi-gestructureerd psychiatrisch interview en een aantal vragenlijsten met betrekking tot psychopathologie, sociaal netwerk, executief functioneren en emotieregulatie. Een pakketje met vragenlijsten werd achtergelaten na deze afspraak met de vraag om die binnen twee weken in te vullen en te retourneren. Na het eerste meetmoment werden de deelneemsters ingedeeld in de HR of LR groep. Voor de indeling in de HR groep dient er sprake te zijn van minimaal één van de volgende risicofactoren: werkloosheid, financiële problemen, huisvestingsproblemen, beperkt of instabiel sociaal steunend netwerk, alleenstaand of wisselende partners, psychische problematiek en middelengebruik. Hierbij moet worden opgemerkt dat roken totdat de moeder wist dat ze zwanger was geen factor is voor plaatsing in de HR groep. Ook werden de deelneemsters door middel van de gegevens van middelengebruik ingedeeld in de ‘wel R’, ‘begin R’ of ‘niet R’ groep. Als de moeder aangaf dat ze nog steeds rookt of dat ze recentelijk is gestopt, werd ze in de ‘wel R’ groep geplaatst. Bij het aangeven dat ze heeft gerookt totdat ze wist dat ze zwanger was, werd de moeder in ‘begin R’ groep geplaatst. Als de moeder aangaf niet te hebben gerookt tijdens de zwangerschap, dan werd de moeder in ‘niet R’ groep geplaatst.

Het derde meetmoment vond plaats op het babylab van de Universiteit Leiden en duurde ongeveer 1,5 uur. Het kind was tijdens dit meetmoment rond de 12 maanden oud. Tijdens dit meetmoment werden naast fysiologische metingen ook taakjes bij moeder en kind afgenomen die betrekking hadden op moeder-kind interactie, aandacht en stressregulatie. Na de taakjes werden er enkele vragenlijsten over kind en moeder afgenomen, waaronder de vragenlijsten die het agressief gedrag van de baby meten. Deze lijsten werden in huidig onderzoek gebruikt.

(8)

8

Instrumenten

Er is gebruikt gemaakt van de vragenlijst De Aanstaande Moeder om het roken tijdens de zwangerschap te meten. De vragenlijsten de Cardiff Infant Contentiousness Scale (CICS) en de Physical Aggression Scale for Early Childhood (PASEC) zijn gebruikt om de agressiviteit van de baby’s van 12 maanden oud te meten.

De vragenlijst De Aanstaande Moeder is een Nederlandse vertaling van een gedeelte van de ‘Becoming a mother’ vragenlijst en een deels zelf samengestelde vragenlijst. De vragenlijst geeft een beeld van de leefomgeving van het toekomstige kind. De vragen die gesteld worden hebben betrekking op de aanstaande moeder, onder andere op de gezondheid, de woonsituatie, het werk of de opleiding, de financiële situatie, het slaappatroon en de levensstijl van de aanstaande moeder. Bij de vragen van de vragenlijst De Aanstaande Moeder over de levensstijl wordt gevraagd naar het alcoholgebruik, het roken, het drugsgebruik en contact met justitie van de aanstaande moeder. De vragen over alcohol, rook en drugs gebruik zijn gebaseerd op the Cardiff Child Development Study, de Generation R studie (Jaddoe et al., 2006; Jaddoe et al., 2008; El Marroun et al., 2009) en de TRAILS vragenlijst (Huizink, Ferdinand, Ormel, & Verhulst, 2006). Het roken wordt, net zoals het overige middelengebruik, specifieker uitgevraagd door te vragen naar huidig gebruik tijdens de zwangerschap en het gebruik voor de zwangerschap. Ook wordt gevraagd naar het aantal sigaretten dat de aanstaande moeder gemiddeld per dag rookt of heeft gerookt. In huidig onderzoek werd alleen bepaalde informatie over het roken meegenomen, namelijk of de aanstaande moeder tijdens de zwangerschap heeft gerookt. Hierbij zijn vier opties waaruit de participant kon kiezen: 0 = Nee, 1 = Ja, tot ik wist dat ik zwanger was, 2 = Ja, ik rook nog steeds en 3 = Ja, maar recentelijk gestopt. Ook is het gemiddelde aantal sigaretten per trimester dat de moeder per dag heeft gerookt meegenomen. Het invullen van de gehele vragenlijst duurde ongeveer dertig minuten.

De vragenlijst CICS (Hay et al., 2010) geeft een beeld van een aantal gedragingen en handelingen die het kind laat zien. Hierbij gaat het om fysiek geweld naar andere mensen toe, zoals het item ‘Slaat u of andere personen’, en bepaalde handelingen die het kind kan, zoals het item ‘Kan zelf met een lepel eten’. De moeder kan bij de 25 items aangeven of het gedrag of de handeling ‘Nog niet’ (0), ‘Soms’ (1) of ‘Vaak’ (2) van toepassing is op haar kind. Het invullen van de vragenlijst deed moeder zelfstandig. De somscore werd berekend door alleen de schaalscores van de zes items die fysiek geweld meten bij elkaar op te tellen. Hoe hoger de

(9)

9 somscore is, hoe meer fysiek geweld het kind laat zien. De betrouwbaarheidscoëfficiënt van de CICS in huidig onderzoek is .50.

Bij de vragenlijst PASEC (Alink et al., 2006) wordt informatie verkregen over de fysieke agressie van het kind van de afgelopen twee maanden. De moeder kon bij de elf items aangeven of dit gedrag van toepassing is op haar kind. De schaal die hiervoor werd gebruikt is 0 = helemaal niet van toepassing (voor zover u weet), 1 = een beetje of soms van toepassing of 2 = duidelijk of vaak van toepassing is. Enkele voorbeelditems zijn ‘Vernielt eigen

spullen’, ‘Slaat anderen’, ‘Bijt anderen’ en ‘Schopt anderen’. Ook deze vragenlijst vulde de

moeder zelfstandig in. De somscore werd berekend door de schaalscore van alle items bij elkaar op te tellen. Hoe hoger de somscore, hoe meer fysieke agressie het kind laat zien. De betrouwbaarheidscoëfficiënt van de PASEC in huidig onderzoek is .81. Het invullen van de PASEC en CICS duurde samen ongeveer vijf minuten.

Data-analyse

De eerste vraag luidt: ‘Wat is de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en de

ontwikkeling van agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud?‘. Om te onderzoeken wat

de mate van agressief gedrag is bij baby’s van moeders die hebben gerookt tijdens de zwangerschap, van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren en van moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap, wordt een eenweg-Analysis of Variance (ANOVA) uitgevoerd over de somscores van de CICS en over de somscores van de PASEC met de drie groepen, ‘wel R’, ‘begin R’ en ‘niet R’, als onafhankelijke variabele. De analyses worden gedaan met het programma IBM SPSS Statistics 21 (2012).

Bij de tweede vraag ‘Is er een verschil in de mate van agressief gedrag bij baby’s van

12 maanden oud tussen de hoog en laag risicogroep bij moeder die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren?’ wordt een t-test uitgevoerd om het verschil in agressief gedrag

van de baby’s te onderzoeken tussen de HR en de LR groep. Hierbij worden alle baby’s van moeders die hebben gerookt tot ze wisten dat ze zwanger waren meegenomen.

(10)

10

Resultaten

Data-inspectie

De oorspronkelijke dataset van huidig onderzoek bestond uit 65 aanstaande moeders. Door drop-out zijn de data van uiteindelijk 56 aanstaande moeders meegenomen. Twee missende waarden in de somscore van de CICS en de PASEC, die werden veroorzaakt door één ontbrekend item van de CICS en de PASEC, zijn geïmputeerd door de gemiddelde score van de steekproef van het betreffende item.

In deze univariate data-inspectie is de variabele Agressie bij baby’s van 12 maanden normaal verdeeld bij het instrument de CICS (ZSkewness = .30, ZKurtosis = -.37). Er wordt niet voldaan aan normaliteit bij de scores van het instrument de PASEC (ZSkewness = 10.11, ZKurtosis = 22.75), waarbij de scheefheid naar rechts ligt. Logaritmische transformaties zijn uitgevoerd en uitbijters zijn weggehaald, maar dit leverde geen voldoende verbeterde verdeling van de data op. Er wordt daarom gebruik gemaakt van de oorspronkelijke data van de PASEC. Een weergave van de verdeling van de variabele Agressie is te zien in Tabel 2.

Tabel 2

Beschrijvende gegevens van de verdeling van de variabele Agressie

N Min Max M SD ZSkewness ZKurtosis

CICS1 Hele steekproef 56 2 10 5.56 1.82 .30 -.37 ‘wel R’3 9 3 8 6.13 1.70 -1.15 -.02 ‘begin R’4 11 2 8 4.91 1.87 -.27 -.23 ‘niet R’5 36 2 10 5.61 1.83 .96 -.00 HR6 28 3 9 5.97 1.63 -.76 -.53 LR7 28 2 10 5.14 1.94 1.30 .69 PASEC2 Hele steekproef 56 0 20 3.28 3.16 10.11 22.75 ‘wel R’3 9 1 7 3.44 2.13 .49 -.86 ‘begin R’4 11 0 9 3.26 2.37 2.01 2.35 ‘niet R’5 36 0 20 3.25 3.61 8.47 17.81 HR6 28 0 12 3.67 2.64 3.16 3.00 LR7 28 0 20 2.89 3.61 9.49 23.24

Noot. 1 CICS: Cardiff Infant Contentiousness Scale, 2 PASEC: Physical Aggression Scale for Early

Childhood, 3 ‘wel R’: moeders die hebben gerookt tijdens de gehele zwangerschap, 4 ‘begin R’:

moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren, 5 ‘niet R’: moeders die niet hebben

(11)

11

Samenhang tussen CICS en PASEC

Om te onderzoeken of er tussen de CICS en de PASEC een samenhang bestaat, werd er een non-parametrische correlatie analyse uitgevoerd op de somscores van de CICS en de PASEC. De Spearman’s rho correlatiecoëfficiënt gaf aan dat er sprake is van een matige samenhang (rs

= .36, p = .01) (Field, 2013). De instrumenten werden vanwege deze matige samenhang bij de analyses apart van elkaar bekeken.

Verschil Agressie drie rokersgroepen CICS

Een eenweg-ANOVA over de somscores van de CICS bij de baby’s uit de ‘wel R’, ‘begin R’ en ‘niet R’ groep is uitgevoerd om te onderzoeken of er een verschil bestaat tussen de drie rokersgroepen in de mate van agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud. Er bleek geen significant verschil te bestaan tussen de groepen ‘wel R’, ‘begin R’ en ‘niet R’ op de gemiddelde mate van agressief gedrag [F(2,53) = 1.16, p = .32]. Dit betekent dat de mate van agressief gedrag, gemeten met de CICS, bij baby’s van 12 maanden oud niet significant verschilt tussen de groepen ‘wel R’, ‘begin R’ en ‘niet R’.

PASEC

Ook werd door middel van een eenweg-AVOVA over de somscores van de PASEC de hypothese dat de baby’s van de moeders in de ‘wel R’ groep een hogere mate van agressief gedrag vertonen dan de baby’s van de moeders in de ‘begin R’ groep, en dat de baby’s van de moeders in de ‘begin R’ groep een hogere mate van agressief gedrag vertonen dan de baby’s van de moeders in de ‘niet R’ groep, onderzocht. De analyse liet een niet significant verschil zien tussen de drie groepen [F(2,53) = .01, p = .99]. Dit betekent dat ook bij de PASEC de mate van agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud niet significant verschilt tussen de groepen ‘wel R’, ‘begin R’ en ‘niet R’.

(12)

12

Verschil Agressie tussen HR en LR groep CICS

Een t-toets voor twee onafhankelijke steekproeven werd uitgevoerd om het verschil in mate van agressief gedrag, gemeten met de CICS, bij baby’s van 12 maanden oud tussen de HR en LR groep te onderzoeken bij de moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren. Er werd geen significant verschil gevonden in agressief gedrag van baby’s van 12 maanden oud tussen de HR groep (M = 5.86, SD = 1.35) en de LR groep (M = 3.25, SD = 1.50); t(9) = -2.97, p = .16. Dit resultaat laat zien dat het agressief gedrag van baby’s van 12 maanden oud, gemeten met de CICS, gemiddeld niet verschilt tussen de hoog en laag risicogroep bij moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren.

PASEC

Hetzelfde verschil is onderzocht met het agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud dat gemeten is met de PASEC. Er is geen significant verschil gevonden in agressief gedrag van baby’s van 12 maanden oud gemeten met de PASEC tussen de HR groep (M = 3.69, SD = 2.82) en de LR groep (M = 2.50, SD = .65); t(9) = -.79, p = .45. Dit betekent dat het agressief gedrag van baby’s van 12 maanden oud, gemeten met de PASEC, gemiddeld niet verschilt van de hoog en laag risicogroep bij moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren.

Discussie

In dit onderzoek werd onderzocht of er een verschil bestaat tussen de mate van agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud van moeders die gedurende de gehele zwangerschap hebben gerookt, moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren en moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap. Het resultaat van huidig onderzoek is dat er geen significant verschil in agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud tussen de drie rokersgroepen bestaat. Dit is in tegenstelling tot de verwachting dat de baby’s van moeders die gedurende de gehele zwangerschap hebben gerookt het meeste agressief gedrag vertonen en dat de baby’s van de moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren een mindere mate van agressief gedrag vertonen. Ook werd verwacht dat de baby’s van moeders die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap de minste mate van agressief

(13)

13 gedrag vertonen, maar dit bleek niet uit huidig onderzoek. Daarnaast werd onderzocht of er een verschil in de mate van agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud tussen de hoog en laag risicogroep bestaat bij moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren. Ook bij de tweede vraag bleek in tegenstelling tot de verwachting dat de mate van agressief gedrag bij baby’s in de HR groep hoger zou zijn dan bij de baby’s in de LR groep, er geen significant verschil te zijn in de mate van agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud tussen de HR groep en de LR groep.

Verschil Agressie drie rokersgroepen

In huidig onderzoek is er geen relatie gevonden tussen het roken tijdens de zwangerschap en het ontstaan van agressief gedrag bij baby’s van 12 maanden oud. Echter, eerder onderzoek heeft aangetoond dat roken tijdens de zwangerschap een risicofactor is voor agressief gedrag van het kind (Huijbregts et al., 2007; Tremblay et al., 2004).

Een verklaring voor het feit dat er geen relatie werd gevonden kan liggen aan het feit dat er geen rekening is gehouden met de verhouding tussen jongens en meisjes in de drie rokersgroepen. Aangezien studies aantonen dat roken tijdens de zwangerschap een risicofactor is voor agressief gedrag van het kind (Huijbregts et al., 2007; Tremblay et al., 2004), werd verwacht dat de baby’s in de ‘niet R’ groep de minste mate van agressie vertonen. Omdat er meer jongens in de ‘niet R’ groep dan in de ‘wel R’ en ‘begin R’ groepen aanwezig zijn en jongens doorgaans meer fysieke agressie dan meisjes laten zien (Cairns, Cairns, Neckerman, Ferguson, Gariépy, 1989), kan deze scheve verdeling van sekse de mate van agressief gedrag van de baby’s in de ‘niet R’ groep minder zichtbaar hebben gemaakt. Naar aanleiding van deze verklaring, is in huidig onderzoek het agressief gedrag van de jongens en meisjes apart onderzocht bij de twee vragenlijsten. Er bleek bij de meisjes een significant verschil in agressief gedrag, gemeten met de PASEC, te zijn tussen de drie rokersgroepen. Omdat dit verschil enkel bij de meisjes met het instrument de PASEC is gevonden, moet dit verschil nader onderzocht worden met herhaalde metingen en met een grotere steekproef, waarbij gecontroleerd is op de verdeling van jongens en meisjes.

De zeer kleine steekproefgroottes van de groepen in huidig onderzoek kunnen het resultaat dat er geen verschil in agressief gedrag bij baby’s tussen de drie rokersgroepen is gevonden verklaren. Bovendien kan een grotere steekproef een meer representatief beeld geven (Bryman, 2012) van alle moeders die hebben gerookt tijdens de zwangerschap, moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren en moeder die niet hebben

(14)

14 gerookt tijdens de zwangerschap. In dit onderzoek moet dus voorzichtig worden omgegaan met uitspraken over representativiteit vanwege de kleine steekproef. Voor vervolgonderzoek is het gewenst om steekproefgroottes van minimaal dertig participanten per groep te hanteren (Field, 2013).

Een andere verklaring voor het resultaat dat tegenstrijdig is met de literatuur is dat verschil in agressief gedrag tussen baby’s van 12 maanden oud minder zichtbaar kan zijn dan tussen oudere kinderen. In de peuterfase vindt er een piek in agressief gedrag plaats (Bakel & de Groot, 2012), die ervoor kan zorgen dat een verschil in agressief gedrag bij peuters beter zichtbaar wordt dan bij baby’s van 12 maanden oud. Bovendien vertonen kinderen met agressief gedrag dit niet altijd al in de babytijd, maar dit kan ook op latere leeftijd zichtbaar worden (Loeber & Stouthamer-Loeber, 1998). Huidig onderzoek sluit hierbij aan omdat er geen verschil in agressief gedrag bij zeer jonge kinderen is gevonden tussen de drie rokersgroepen. Het kan zijn dat als de baby’s ouder zijn, er mogelijk wel een verschil in agressief gedrag wordt gevonden tussen de rokersgroepen zoals de literatuur uitwijst. Om het ontstaan van agressief gedrag tijdens de kinderjaren te onderzoeken, zal in vervolgonderzoek gebruik moeten worden gemaakt van een longitudinaal onderzoek.

Omdat de hoeveelheid sigaretten per dag tijdens de zwangerschap gerelateerd is aan het gedrag van het kind (Brennan, Grekin, & Mednick, 1999), is het van belang om naar de gradatie van roken tijdens de zwangerschap te kijken. De moeders die tijdens de gehele zwangerschap hebben gerookt en de moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren, hebben in het eerste trimester ruim twee keer zo veel sigaretten per dag gerookt dan in het tweede en derde trimester. Door de kleine hoeveelheid sigaretten per dag tijdens het tweede en derde trimester van de zwangerschap kan de relatie met agressief gedrag bij de baby’s kleiner zijn geworden en tot geen verschil met de moeders in de ‘begin R’ en ‘niet R’ groep hebben geleid. Echter, moeders die in het eerste trimester hebben gerookt hebben een relatief grote hoeveelheid sigaretten per dag gerookt ten opzichte van het tweede en derde trimester. Verwacht werd dat de baby’s van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren een hogere mate van agressief gedrag vertonen dan baby’s van moeder die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap. Door verschil in de verdeling tussen jongens en meisjes en door de jonge leeftijd van de kinderen zou het resultaat vertekend kunnen zijn. Vervolgonderzoek waarbij gebruik is gemaakt van een gelijke verdeling tussen jongens en meisjes, een longitudinale opzet, een grotere steekproef en waarbij de gradatie van roken tijdens de zwangerschap is meegenomen zou moeten worden uitgevoerd om de relatie

(15)

15 tussen de aantal sigaretten per dag tijdens de zwangerschap en agressief gedrag bij baby’s nader te onderzoeken.

Verschil Agressie tussen HR en LR groep

Uit huidig onderzoek is gebleken dat de mate van agressief gedrag bij baby’s van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren, in de HR groep even groot is als bij baby’s in de LR groep. Het verschil tussen de HR en de LR groep is de aan- of afwezigheid van risicofactoren die voor de indeling in de HR en LR groep zorgen. Het kan zijn dat alle aanwezige risicofactoren in de HR groep bij elkaar niet bepalend zijn voor meer agressief gedrag bij baby’s dan bij baby’s in de LR groep. De risicofactoren die verschillen tussen de HR en de LR groep, zouden elk nader onderzocht moeten worden om te onderzoeken of deze risicofactoren apart van elkaar wel met een hogere mate van agressief gedrag bij baby’s samenhangen. Als dit onderzocht is, kan er een goede conclusie worden getrokken over het verschil tussen de HR en de LR groep. Hierbij gaat het er om of andere risicofactoren dan roken tijdens de zwangerschap voor een verschil in agressief gedrag bij baby’s tussen de HR en de LR groep kunnen zorgen.

Vanwege aanwezigheid van bepaalde agressie gerelateerde risicofactoren bij de moeders in de HR groep, zoals psychische problematiek (Singh, Wahler, Adkins, & Myers, 2003), zouden de moeder in vervolgonderzoek moeten worden gecontroleerd op deze agressie relateerde risicofactoren. Kinderen imiteren namelijk agressieve gedragingen die ze waarnemen van anderen (Bandura, Ross, & Ross, 1961), zoals agressieve gedragingen van ouders. Dit kan de mate van agressief gedrag van het kind beïnvloeden. Als ook uit vervolgonderzoek, waarbij gecontroleerd is op agressie gerelateerde risicofactoren, blijkt dat het agressief gedrag bij baby’s tussen de risicogroepen niet verschilt, kan met meer zekerheid worden vastgesteld dat roken in de beginfase van de zwangerschap evenveel agressief gedrag voorspelt.

Daarnaast is het van belang om het agressief gedrag van ouders mee te nemen in vervolgonderzoek, omdat agressiviteit genetisch kan worden doorgegeven op de volgende generatie (Gjone & Stevenson, 1997). De mate van agressief gedrag bij baby’s kan bij meer agressieve ouders daardoor hoger uitvallen.

Ook bij de tweede onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van een zeer kleine steekproef (N = 11), die het generaliseren naar de populatie beperkt. Ook bij deze onderzoeksvraag is een steekproefgrootte van minimaal dertig participanten per groep gewenst (Field, 2013). Uit

(16)

16 vervolgonderzoek met een grotere steekproef zal moeten blijken of er inderdaad geen verschil tussen de HR en LR groep in de mate van agressief gedrag bij baby’s van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren bestaat.

Sterktes en zwaktes van huidig onderzoek

Opvallend is dat er bij de vragenlijsten die gebruikt zijn voor het meten van agressieve gedragingen bij de baby’s, de CICS en PASEC, sprake is van een matige samenhang (rs = .36),

terwijl deze hetzelfde pretenderen te meten. Mogelijk kan dit verklaard worden door de opbouw van de vragenlijsten. In de CICS zitten 6 items die agressie meten en 19 ‘fake’-items die geen agressie meten. De ‘fake’-items, die niet worden meegenomen met de totaalscore, gaan over bepaalde handelingen die het kind op de leeftijd van 12 maanden kan, zoals ‘Kan

zelf met een lepel eten’ en ‘Heeft twee stapjes gezet’. De vragenlijst de PASEC is opgebouwd

met items die alleen over agressieve gedragingen bij het kind gaan. De verdeling van deze vragenlijst is schreef verdeeld naar rechts. Het kan zijn dat de moeder sneller geneigd is om bij de PASEC, waarbij enkel naar agressieve gedragingen wordt gevraagd, ontkennend te antwoorden omdat dit gewenst gedrag van het kind betreft. Dit kan mogelijk een antwoordtendens naar de lagere scores veroorzaken, waardoor de twee vragenlijsten een matige samenhang hebben.

De matige samenhang tussen de vragenlijsten kan mogelijk ook worden verklaard door de beperkte interne consistentie van de vragenlijst CICS (α = .50). Dit duidt erop dat de verschillende items niet hetzelfde kenmerk lijken te meten. De items betreffen verschillende gebieden van agressie, zoals trekken aan haren (item: ‘Trekt aan uw haar’) en het hebben van woedeaanvallen of driftbuien (item: ‘Heeft woedeaanvallen/driftbuien’). Kinderen kunnen de ene vorm van agressief gedrag laten zien, maar het andere niet. De gemiddelde scores van de items ‘Trekt aan uw haar’ (M = 1.45), ‘Wil een speeltje niet loslaten als het wordt

weggehaald’ (M = 1.16) en ‘Heeft boze buien’ (M = 1.09) zijn hoger dan de gemiddelden M

= .70, M = 0.63 en M = .54 van de andere items (respectievelijk de items ‘Heeft

woedeaanvallen/driftbuien’, ‘Slaat u of andere personen’ en ‘Bijt u of andere personen’). Dit

geeft aan dat de gedragingen ‘aan haren trekken van de moeder’, ‘een speeltje niet willen loslaten als het wordt weggehaald’ en ‘boze buien hebben’ vaker voorkomende gedragingen zijn bij kinderen dan ‘Heeft woedeaanvallen/driftbuien’, ‘Slaat u of andere personen’ en ‘Bijt u of andere personen’. Dit verschil in voorkomen verklaart de beperkte interne consistentie. De PASEC heeft echter een hoge interne consistentie (α = .81). Er zijn geen verschillende

(17)

17 uitkomsten gevonden bij het beantwoorden van de twee onderzoeksvragen, voor zowel bij de CICS als de PASEC.

Bovendien zit in huidig onderzoek ruis vanwege overlapping van bepaalde groepen. De participanten in de ‘begin R’ groep en in de ‘niet R’ groep kunnen zowel in de HR als in de LR groep zitten. Moeders die hebben gerookt tijdens de gehele zwangerschap worden echter alleen in de HR groep geplaatst. Dit betekent dat tussen de drie rokersgroepen verschillen bestaan in aanwezige HR en LR groep moeders. In de ‘wel R’ groep komen dus enkel moeders voor die risicofactoren met zich meebrengen en dit kan, vanwege aanwezigheid van agressie gerelateerde risicofactoren, het agressief gedrag bij baby’s beïnvloeden. De gekozen indeling zorgt er echter wel voor dat alle participanten worden meegenomen met de vergelijking en dat de groepen dus zo groot mogelijk zijn.

Conclusie

In dit onderzoek is er geen verschil gevonden in agressief gedrag tussen baby’s van 12 maanden oud waarvan de moeders hebben gerookt tijdens de zwangerschap, moeders hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren en moeder die niet hebben gerookt tijdens de zwangerschap. Daarnaast bestaat er geen verschil in agressief gedrag tussen de hoog en laag risicogroep bij baby’s van 12 maanden oud van moeders die hebben gerookt totdat ze wisten dat ze zwanger waren.

Mogelijke verklaringen voor het resultaat tussen de drie rokersgroepen zijn het verschil in sekse ratio en dat verschil in agressie tussen kinderen mogelijk op oudere leeftijd beter zichtbaar wordt. Bovendien is de steekproef erg klein en kan de lage gradatie van het aantal sigaretten per dag tijdens het tweede en derde semester zorgen voor geen resultaten. Voor vervolgonderzoek is het van belang om een longitudinaal onderzoek uit te voeren. Ook zou er tussen de groepen gecontroleerd moeten worden op sekse ratio, agressie gerelateerde risicofactoren en de mate van agressief gedrag van ouders. Om een goede conclusie te trekken uit huidig onderzoek, is het aanbevolen om in vervolgonderzoek gebruik te maken van een grotere steekproef van minimaal dertig participanten per groep. Huidig onderzoek is dus een goed startpunt voor verder onderzoek naar de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en het agressief gedrag van het kind.

(18)

18

Literatuur

Achterberg, P. W., & Kramers, P. G. N. (2001). Een gezonde start? Sterfte rond de geboorte

in Nederland: trends en oorzaken vanuit internationaal perspectief (Rapport 271558

003). Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu website:

http://rivm.openrepository.com/rivm/bitstream/10029/9435/1/271558003.pdf?origin=p ublication_detail

Alink, L. R., Mesman, J., Van Zeijl, J., Stolk, M. N., Juffer, F., Koot, H. M., . . . Van IJzendoorn, M. H. (2006). The early childhood aggression curve: Development of physical aggression in 10‐to 50‐month‐old children. Child development, 77(4), 954-966.

Bakel, H., de Groot, R., & van der Ploeg, J. (2012). Van klein tot groot. De ontwikkeling van

het jonge kind. Verkregen van:

http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=yyUc2R4mJ-gC&oi=fnd&pg=PA69&dq=Bakel,+H.,+de+Groot,+R.,+%26+van+der+Ploeg,+J.+(20

12).+Van+klein+tot+groot.+De+ontwikkeling+van++het+jonge+kind&ots=Vs-ptc2qkX&sig=3hB_vAyEeqitOkWqwmLtclKYVqU#v=onepage&q=peuter&f=false Bandura, A., Ross, D., & Ross, S. A. (1961). Transmission of aggression through the

imitation of aggressive models. Journal of Abnormal and Social Psychology, 63(3), 575-582.

Brennan, P. A., Grekin, E. R., & Mednick, S. A. (1999). Maternal smoking during pregnancy and adult male criminal outcomes. Archives of general psychiatry, 56(3), 215-219. Bryman, A. (2012). Social research methods. New York, NY: Oxford University Press Cairns, R. B., Cairns, B., D., Neckerman, H. J., Ferguson, L. L., & Gariépy, J. L. (1989).

Growth and aggression: I. Childhood to early adolescence. Developmental

Psychology, 25(2), 320-330.

Côté, S. M., Boivin, M., Nagin, D. S., Japel, C., Xu, Q., Zoccolillo, M., Junger, M., &

Tremblay, R. E. (2007). The role of maternal education and nonmaternal care services in the prevention of children's physical aggression problems. Archives of general

psychiatry, 64(11), 1305-1312.

El Marroun, H. E., Tiemeier, H., Steegers, E. A. P., Jaddoe, V. W. V., Hofman, A., Verhulst, F. C., … Huizink, A. C. (2009). Intrauterine cannabis exposure affects fetal growth trajectories: The Generation R Study. Journal of the American Academy of Child and

(19)

19 Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS Statistics. London, England: Sage

Publications Ltd.

Gjone, H., & Stevenson, J. (1997). A longitudinal twin study of temperament and behavior problems: Common genetic or environmental influences? Journal of the American

Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 36(10), 1448-1456.

Hay, D. F., Waters, C. S., Perra, O., Swift, N., Kairis, V., Phillips, R., … Van Goozen, S. (2014). Precursors to aggression are evident by 6 months of age. Development

Science, 17(3), 471-480.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (2012). Gezondheid en zorg in cijfer 2012. Verkregen van: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/B438B6AC-BAB5-4F71-A7F3-26EB01FE66EF/0/2012c156puberr.pdf

Hu, F. B., Persky, V., Flay, B. R., Zelli, A., Cooksey, J., & Richardson, J. (1997). Prevalence of asthma and wheezing in public schoolchildren: association with maternal smoking during pregnancy. Annals of Allergy, Asthma & Immunology, 79(1), 80-84.

Huijbregts, S. C. J., Seguin, J. R., Zoccolillo, M., Boivin, M., & Tremblay, R. E. (2007). Associations of maternal prenatal smoking with early childhood physical aggression, hyperactivity-impulsivity, and their co-occurrence. Journal of Abnormal Child

Psychology, 35(2), 203-215. doi:10.1007/s10802-006-9073-4

Huizink, A. C., Ferdinand, R. F., Ormel, J., Verhulst, F. C. (2006). Hypothalamic-pituitary-adrenal axis activity and early onset of cannabis use. Addiction, 101, 1581-1588. IBM Corp. Released 2012. IBM SPSS Statistics for Windows, Version 21.0. Armonk, NY:

IBM Corp.

Jaddoe, V. W. V., van Duijn, C. M., van der Heijden, A. J., Mackenbach, J. P, Moll, H. A., Steegers, E. A. P., … Hofman, A. (2008). The Generation R Study: design and cohort update until the age of 4 years. European Journal of Epidemiology, 23(12), 801-811. Jaddoe, V. W. V., Mackenbach, J. P., Moll, H. A., Steegers, E. A. P., Tiemeier, H., Verhulst,

F. C., … Hofman, A. (2006). The Generation R Study: design and cohort profile.

European Journal of Epidemiology, 21(6), 475-484.

Loeber, R., & Stouthamer-Loeber, M. (1998). Development of juvenile aggression and violence: Some common misconceptions and controversies. American Psychologist,

53(2), 242-259.

Meerschaert, T., Boone, A., Bosmans, G., Braet, C., Debbaut, Y., Merlevede, E., … van Leeuwen, K. (2004). Preventieve aanpak van gedragsproblemen bij kinderen: een

(20)

20 uitdaging voor kind en gezin. Tijdschrift voor Orthopedagogie, Kinderpsychologie en

Kinderpsychiatrie, 29, 74-87.

Oosterlaan, J., & Smidts, D. (2005). Smoking and other pre-and perinatal risk factors of antisocial behavior in preschoolers. Tijdschrift voor Criminologie, 47, 159-166. Orlebeke, J. F., Knol, D. L., & Verhulst, F. C. (1997). Increase in child behavior problems

resulting from maternal smoking during pregnancy. Archives of Environmental

Health: An International Journal, 52(4), 317-321.

Park, J. H., Essex, M. J., Zahn-Waxler, C., Armstrong, J. M., Klein, M. H., & Goldsmith, H. H. (2005). Relational and overt aggression in middle childhood: Early child and family risk factors. Early Education & Development, 16(2), 233-258.

Singh, N. N., Wahler, R. G., Adkins, A. D., & Myers, R. E. (2003). Soles of the feet: a mindfulness-based self-control intervention for aggression by an individual with mild mental retardation and mental illness. Research in Developmental Disabilities, 24(3), 158-169.

Smit, M. (1993). Sociale netwerken en sociale steun bij jongeren: een taxatieprocedure voor de jeugdhulpverlening. Kind en Adolescent, 14(2), 74-79. doi:10.1007/BF03060503 Tremblay, R. E. (2000). The development of aggressive behaviour during childhood: What

have we learned in the past century?. International Journal of Behavioral

Development, 24(2), 129-141.

Tremblay, R. E., Nagin, D. S., Séguin, J. R., Zoccolillo, M., Zelazo, P. D., Boivin, M., . . . Japel, C. (2004). Physical aggression during early childhood: Trajectories and predictors. Pediatrics, 114(1), e43-e50.

van Gelder, B., Blokstra, A., & Feenstra, T. L. (2008). Environmental tobacco smoke in the Netherlands. First estimates of exposure, review of main health effects and overview of available interventions. RIVM rapport 260601005.

van IJzendoorn, M. H., & de Frankrijker, H. (2005). Pedagogiek in beeld. Een

inleiding in de pedagogische studie van opvoeding, onderwijs en hulpverlening.

Houten, Nederland: Bohn Stafleu Van Loghum.

Wakschlag, L. S., Pickett, K. E., Cook Jr, E., Benowitz, N. L., & Leventhal, B. L. (2002). Maternal smoking during pregnancy and severe antisocial behavior in offspring: a review. American Journal of Public Health, 92(6), 966-974.

Weyandt & Swentosky, (2013). Attention deficit hyperactivity disorder. In Noggle, C. A., & Dean, R. S. (Eds.), The neuropsychology of psychopathology (pp. 59-74). NY: Springer

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij een verloskundige echo kijkt degene die het onderzoek doet naar het kind, de placenta (moederkoek), de hoeveelheid vruchtwater en soms naar de baarmoederhals.. Hoe maakt men

Vrouwen met een verhoogde kans op het krijgen van hoge bloeddruk in de zwangerschap of op een baby die niet goed groeit tijdens de zwangerschap komen in aanmerking voor het gebruik

Hoe vaak u uw baby voelt bewegen, hangt niet alleen af van uw baby, maar ook van uw eigen houding en

Er worden dan antistoffen tegen de schildklier gemaakt, waarbij er eerst klach- ten kunnen ontstaan door het vrijkomen van teveel schildklierhormonen en er later weer een tekort

Het kan ook zijn dat kinderen zich agressief gaan gedragen uit een gevoel van onmacht, omdat ze iets (nog) niet kunnen.. Een jong kind wil bijvoorbeeld een toren bouwen, maar

Als tijdens de opname bij Rhena blijkt dat uw baby bijna geen voeding binnen kan houden of heel slecht drinkt kan het nodig zijn om uw baby op te nemen op de afdeling

These include requirements with regard to the identity of the procuring entity 62 and the tenderers, including their qualifications; 63 registration for the auction;

Als je meer dan vijf keer „ja“ hebt aangekruist, mag men aannemen, dat je je gedrag niet alleen goed onder controle hebt, maar dat je ook een goed sociaal gedrag hebt. En nu