• No results found

“Gebt dem Männer- und Knabenliebhaber das, was er braucht!” Ideologieopbouw en community building in de achtste jaargang van Der Eigene, 1920

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Gebt dem Männer- und Knabenliebhaber das, was er braucht!” Ideologieopbouw en community building in de achtste jaargang van Der Eigene, 1920"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Gebt dem Männer- und Knabenliebhaber das, was

er braucht!”

Ideologieopbouw en community building in de achtste jaargang van

Der Eigene, 1920

Foto: James Steakley

Masterscriptie Duitslandstudies Lukas Nuninga

12879282

Dr. M. J. Föllmer

Tweede lezer: Dr. H. J. Jürgens Datum: 13 augustus 2020 Aantal woorden: 22519

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 3 Historiografie 5 Onderzoeksvragen 6 Periodisering 7 Materiaalkeuze 7

Hoofdstuk 1: Mannelijkheid en ideologie 9

Männerbund und Staat 9

Welke waarde en functie heeft het artikel? 15

Von Kampf und Ziel, nummer 4 16

Viel Feind, viel Ehr 18

Naturgemäßes Nacktleben 19

Wir und der Staat 20

Conclusie en analyse 22

Hoofdstuk 2: De rol van tijd 24

Aufruf zur Gründung von Männerorden 24

Homosexualität und Reaktion 27

Sozialdemokratie und Homosexualität 27

Das dunkelste Kapitel preußischer Justiz 28

Vom heiligen Feuer des Eros 31

Kultur und Homosexualität 32

In Gefahr und Not 35

Von Kampf und Ziel, nummer 14 37

(4)

Hoofdstuk 3: Vriend en vijand 41

Von Kampf und Ziel, nummer 1 41

Von Kampf und Ziel, nummer 2 44

Homosexualität und Reaktion 44

Bücher und Menschen, nummer 8 48

Conclusie en analyse 51

Hoofdstuk 4: Praktisch gebruik van het blad 53

Von Kampf und Ziel, nummer 2 53

Von Kampf und Ziel, nummer 3 54

Von Kampf und Ziel, nummer 4 57

Von Kampf und Ziel, nummer 14 58

Conclusie en analyse 60

Conclusie 62

(5)

Inleiding

De Weimarrepubliek maakt deel uit van een opmerkelijke periode in de geschiedenis van Duitsland. Het werd gekenmerkt door periodes van economische onzekerheid en politieke instabiliteit, maar ook door een rijke en bloeiende cultuur, en dan met name in de grote steden. Zo kende Berlijn een ongeëvenaard cultureel leven. Een deel van dit rijke culturele leven was de homoseksuele scene die in de liberale stedelijke cultuur van Berlijn een relatieve vrijheid had gevonden. Die scene vond haar uiting in het uitgaansleven, films, tijdschriften en andere literatuur. De voorwaardes die dit mogelijk maakten, zijn niet in één zin te vatten, maar van invloed waren zeker de sociale ontwikkelingen die voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog in gang waren gezet. De monarchie werd vervangen door een democratie, de vrouwenbeweging kwam op en homoseksuelen begonnen hun stem te verheffen. Op het vlak van homo-emancipatie waren er zowel veranderingen als continuïteit te bekennen, zowel bij voor- als tegenstanders. Veel van de debatten en standpunten rondom wat conservatieven met de parapluterm ‘immoraliteit’ aanduidden, bestonden al tijdens het Keizerrijk. Naast homorechten schaarden conservatieven hier ook vrouwenrechten, abortuswetgeving en prostitutie onder. Dit zou tot een lager geboortecijfer, geslachtsziektes en een stijging van echtscheidingen leiden. De gevreesde ineenstortende moraal zou een zwak Duitsland betekenen tegenover buitenlandse mogendheden. Het gevecht van conservatieven tegen immoraliteit begon al ver voor de revolutie. Wat in 1918 echter veranderde, is dat mensen volgens Laurie Marhoefer een actief besef van verandering en revolutie kregen, ook op het vlak van gender, seksualiteit en seksuele politiek. Het Keizerrijk was volgens Marhoefer op het vlak van seksuele politiek niet per se repressief geweest, maar de debatten zouden vanaf nu wel in een parlementaire democratie worden uitgevochten. Dit veranderde de machtsbalans en creëerde mogelijkheden die voorheen nog uitgesloten waren. Zo groeide de homobeweging in omvang en organisatie en werd ze meer divers. Tot groot ongenoegen van conservatieven nam censuur af, waardoor de beweging verder kon ontwikkelen. Veel van de processen en protagonisten in het debat waren echter al voor de revolutie actief, dus er is enerzijds sprake van bepaalde breuklijnen, maar anderzijds ook van een zekere continuïteit.1

De homo-emancipatiebeweging in deze tijd was voornamelijk gefocust op het lobbyen tegen §175, het wetsartikel dat geslachtsgemeenschap tussen mannen verbood. Bij het oprichten

1 Laurie Marhoefer, Sex and the Weimar Republic. German homosexual emancipation and the rise of the Nazis

(6)

van de Weimarrepubliek werd het wetboek van strafrecht herzien en opnieuw geschreven, er was dus een kans om van deze paragraaf af te komen. De emancipatiebeweging bestond uit twee grotere facties, waarbij Adolf Brand en de Gemeinschaft der Eigenen de kleinere uitmaakte en het Wissenschaftlich-humanitäres Komitee onder leiding van de seksuoloog Magnus Hirschfeld de voornaamste groepering was. Deze twee groepen vertegenwoordigden verschillende opvattingen over wat homoseksualiteit is, waardoor het veroorzaakt wordt en welke politieke strategie gevolgd zou moeten worden. Glenn Ramsey geeft in zijn artikel The

Rites of Artgenossen een goede beschrijving van de grootste verschillen. De W.h.K. hing de

theorie aan dat homoseksuelen tot een derde sekse behoren, waarbij mannelijke fysieke geslachtskenmerken samengaan met een vrouwelijke mentale constitutie, het zogenaamde psychisch hermafroditisme. De W.h.K. behandelde homoseksualiteit vanuit een wetenschappelijk oogpunt. Wetenschappelijk onderzoek zou het publiek en de overheid positief kunnen beïnvloeden en verlichten om zo een meerderheid tegen §175 te verkrijgen. Volgens Florence Tamagne zag de G.d.E. deze visie als vernederend en fout, ze zou de oorzaak zijn dat homoseksualiteit een slechte naam had. De verschillende opvattingen betekenden echter niet dat leden niet bij beide groepen terecht konden, soms waren mensen zowel lid van de ene als de andere groep.2

De G.d.E. ging uit van het model waarbij mannen min of meer biseksueel waren en herformuleerde volgens Ramsey een oudere, nationalistische esthetiek van de zogenaamde klassieke mannelijke eros uit zekere Duitse artistieke en literaire tradities, die zij Freundesliebe noemden. De G.d.E. was overtuigd van hoe een breed cultureel en esthetisch programma rondom klassiek hellenisme de samenleving kon hervormen, waarbij pederastie, dat Ramsey leeftijdsgedifferentieerde relaties tussen mannen noemt, een hoofdrol zou spelen.3 Die relaties

hoefden een heteroseksueel huwelijk niet uit te sluiten, veel hoofdfiguren binnen de G.d.E. waren getrouwd en biseksueel. Volgens Tamagne was de elitaire en anti-modernistische

Gemeinschaft sterk antifeministisch en verwierp ze de geïndustrialiseerde samenleving, die ze

als decadent zag. Het aanbidden van mannelijke schoonheid ging samen met het verwerpen van de moderne maatschappij, waarbij de kritiek aanvankelijk anarchistisch en romantisch van aard was, maar later nationalistisch en reactionair zou worden. Volgens Tamagne bood de

Gemeinschaft haar volgers echter wel een positief beeld van mannelijke homoseksualiteit,

2 Florence Tamagne, A history of homosexuality in Europe. Berlin, London, Paris, 1919-1939 I & II (New York

2004) 97-98.

3 Glenn Ramsey, ‘The rites of Artgenossen. Contesting homosexual political culture in Weimar Germany’,

(7)

immuun voor medische theorieën en kritiek van de samenleving, omdat ze op historiografisch, cultureel en artistiek vlak een eigen narratief had geschapen.4

De G.d.E. centreerde zich rond het blad Der Eigene, waarbij Adolf Brand de hoofdrol voor de redactie op zich nam. Het blad werd al opgericht in 1896, maar door censuur en geldtekorten is het tijdschrift met tussenpozen uitgebracht. Zo werd het blad tijdens de Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld niet uitgebracht, maar na de oorlog deed Brand weer een poging. Over deze periode doe ik mijn onderzoek.

Historiografie

Een boek dat al in 1975 werd uitgegeven was The Homosexual Emancipation Movement in

Germany van James D. Steakley. Lawrence Baron schreef in een review uit 1977 dat Steakleys

boek een verandering was ten opzichte van eerder wetenschappelijk werk over homoseksualiteit. Tot dan toe zouden psychologen, seksuologen en sociologen dominant zijn geweest. Steakley zou als eerste een historische en theoretische analyse hebben gemaakt, met als resultaat de theorie dat de situatie van homoseksuelen direct gelinkt was aan bredere ideologische en socio-economische trends.5

Een ander zeer belangrijk werk dat de geschiedschrijving over homoseksualiteit beschrijft, is A History of Homosexuality in Europe. Berlin, London, Paris 1919-1939 van Florence Tamagne. In haar werk beschrijft ze een aantal zaken rondom homoseksualiteit in Engeland, Frankrijk en Duitsland tussen 1919 en 1939. Het grootste deel van het tweede hoofdstuk gaat over Magnus Hirschfeld en zijn erfenis van het Wissenschaftlich-humanitäres

Komitee, zowel van voor als na de eerste Wereldoorlog. Ook komt Adolf Brand aan bod met Der Eigene als vertegenwoordiger van een elitaire en esthetische homoseksualiteit. Ze wijdt

heel het vierde hoofdstuk aan de vorming van een homoseksuele identiteit, zowel extern opgelegd door de medische wetenschap als intern gegroeid en geclaimd. Daarnaast geeft ze in dit hoofdstuk ook aandacht aan de manieren hoe een homoseksuele gemeenschap kan groeien als een ruimte van solidariteit na buitengesloten te zijn en waarin een zekere gemeenschappelijke cultuur heerst. Kortom, Tamagnes werk is van onschatbare waarde voor het in beeld krijgen van de geschiedenis van homoseksualiteit in Duitsland. De thema’s en onderwerpen die ze in het tweede hoofdstuk behandelt, komen grotendeels met mijn onderzoek

4 Tamagne, A history of homosexuality, 97-98.

5 Lawrence Baron, ‘The Homosexual Emancipation Movement in Germany by James D. Steakley’, New German

(8)

overeen. Haar werk is vooral beschrijvend geschreven, al geeft ze aan het eind van paragrafen en hoofdstukken ook analyses.

Een ander werk is Queer Identities and Politics in Germany: A History, 1880-1945 van Clayton J. Whisnant. In zijn boek concentreert hij zich volgens recensent Marti Lybeck op de zichtbare aspecten van homoseksualiteit voor het grotere publiek. Identiteit zou volgens Whisnant de articulatie zijn van concepten over seksuele individualiteit die in de context van de Weimarrepubliek zichtbaar werden in literaire, theoretische of promotionele context. Het boek is volgens Lybeck een verhaal over de strijd hoe een nieuw type van individualiteit gedefinieerd en behouden moest worden.6 Volgens Jensen schetst Whisnant een beeld van het

toenemend zichtbare openbare homoseksuele leven door beschrijvingen van tijdgenoten. Tegelijkertijd beklemtoont Whisnant volgens Jensen dat er in de jaren ’20 ook sprake was van een toenemende arrestaties van homoseksuelen en dat de verkrijgbaarheid van homoseksuele bladen sterk schommelde afhankelijk van de wettelijke en politieke omstandigheden.7

Onderzoeksvragen

Uit historiografie blijkt dat niet Adolf Brand maar Magnus Hirschfeld de leiding had binnen de bredere emancipatiebeweging. Tegelijkertijd had Adolf Brand fundamenteel andere opvattingen over homoseksualiteit, zijn Gemeinschaft der Eigenen centreerde zich rond het blad Der Eigene waar ze haar wereldbeeld uiteenzette. Met deze scriptie wil ik daarom Adolf Brands wereldbeeld en ideologie reconstrueren vanuit artikelen in Der Eigene. Vanuit deze artikelen wil ik ook ontdekken hoe Brand pogingen deed tot community building. Daarom luidt mijn hoofdvraag: Hoe probeert Adolf Brand zijn ideologie en gemeenschap op te bouwen binnen Der Eigene? De deelvragen waar ik mijn hoofdstukken op heb gebaseerd, gaan enerzijds over het praktische gebruik van het blad. Zo wil ik bijvoorbeeld weten op welke manier Brand zijn blad gebruikt als nieuwsbrief en als organisatorisch gereedschap. Anderzijds wil ik graag weten welke rol mannelijkheid of masculiniteit speelt in de ideologie. Daarnaast wil ik ontdekken welke ideeën over tijd er in het blad aanwezig zijn, aangezien de G.d.E. zich beroept op de oude Grieken en een duidelijke samenlevingsvorm voor de toekomst voor ogen hebben.

6 Marti Lybeck, ‘Queer Identities and Politics in Germany: A History, 1880–1945 by Clayton Whisnant’,

Seminar: A Journal of Germanic Studies 2 (2019) 190-192.

7 Erik Jensen, ‘Clayton J. Whisnant. Queer Identities and Politics in Germany: A History, 1880–1945.’, The

(9)

Ten slotte wil ik onderzoeken welke voorstellingen er worden gemaakt over bondgenoten en vijanden.

Periodisering

In de beeldvorming staat Berlijn in de jaren ’20 vaak voorbeeld voor hoe men de Weimarrepubliek op cultureel vlak beschouwt, daarom gaat veel historiografie over de latere jaren ’20. Ik wil echter zien hoe Adolf Brand het in het begin van de Weimarrepubliek aanpakte, een periode waar de nieuwe samenleving nog jong en vol mogelijkheden was en waarin hij opnieuw een poging deed om zijn blad uit te brengen. Daarom heb ik me beperkt tot de jaargang van 1920. Der Eigene werd al eerder uitgebracht en is ook langer dan 1920 uitgekomen. Volgens Ramsey was de tijdsgeest na de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende politieke revolutie fundamenteel anders dan daarvoor, dat legitimeert het beperken tot 1920.8 Een bijkomend probleem is dat we daardoor niet de conflicten tussen de

G.d.E. en W.h.K. meekrijgen die in de historiografie vaak worden aangehaald om een scheidslijn te trekken tussen de verschillende groepen binnen de emancipatiebeweging. Het geeft echter wel een kijk op een unieke periode waarin de tijdsgeest van politieke en sociale revolutie nieuwe mogelijkheden en een bepaalde vrijheid met zich meebracht, ook biedt deze periodisering een blik op hoe de verschillende groepen hun positie probeerden te vinden in het grotere geheel.

Materiaalkeuze

Voor mijn scriptie heb ik scans gebruikt uit het digitale archief van de Universitätsbibliothek

der Humboldt-Universität zu Berlin. Het gezamenlijke materiaal in dit archief gaat van 1896

tot 1930, waarbij er achttien jaargangen missen. Ik heb de keuze gemaakt om sommige nummers niet mee te behandelen, omdat ze geen relevante informatie of enkel literaire artikels bevatten, zoals nummer 12 en 13.

Er zijn in het blad verschillende types teksten. Er zijn hoofdartikels, dat zijn pseudowetenschappelijke essays en reacties op nieuws over Brand en de G.d.E. Deze beginnen vrijwel altijd op de voorpagina en zijn geschreven door Brand of leden van de G.d.E. Daarnaast

(10)

zijn er ook wat ik noem gastartikels, artikels van andere auteurs dan Adolf Brand die niet per se op de eerste pagina beginnen. Verder is het blad rijkelijk gevuld met poëzie en proza, zowel ingezonden door lezers als zelfgeschreven door Adolf Brand. Wat er hier geschreven wordt, zijn vooral romantische vereringen van andere mannen of jongens en verheerlijkingen van fantasiewerelden waar pederastie de norm is. Verder zijn er in latere edities ook Bücher und

Menschen-rubrieken. Dat zijn boekbesprekingen en literatuurtips van boeken die met het

wereldbeeld van de G.d.E. overeenkomen. Vaak zijn de laatste pagina’s van de bladen gevuld met Von Kampf und Ziel-rubrieken. Dat zijn vaak organisatorische mededelingen van verschillende aard. Binnen deze rubrieken bestaan er soms kleinere subartikels, omdat er meerdere soorten mededelingen zijn.

In mijn scriptie gebruik ik vooral de hoofdartikels. In de hoofdartikels worden Brands visies duidelijk, maar ook die van de Gemeinschaft der Eigenen in het algemeen. Dit gebeurt vaak aan de hand van een gebeurtenis, zoals een verbod op een uitgave of censuur van een afbeelding, waar Brand vervolgens zijn reactie op geeft. Vaak is de grens tussen wat van Brand zelf is en wat van de G.d.E. zeer diffuus en onmogelijk te trekken. Ik gebruik ook veel teksten uit de Von Kampf und Ziel-rubrieken, omdat het enerzijds berichten zijn die direct van de redactie komen en anderzijds uitgelichte berichten van het actiecomité en organisatorische informatie. Het is dus belangrijk dat de lezer deze praktische informatie nog even meekrijgt. Uit de algemene mededelingen komt veel informatie naar voren die helpt om een beeld van het wereldbeeld en ideologie te maken. Daarnaast zijn er nog vele andere artikelen, waarvan veel proza en poëzie, die ik echter niet meeneem in deze scriptie. Ik heb me beperkt tot een selectie van artikels die voor mijn vraagstellingen het meest relevant en bruikbaar zijn.

Ik heb me bij het lezen gebaseerd op de tekst uit de artikels en zo min mogelijk rekening gehouden met kennis uit secundaire literatuur om een nieuw beeld te krijgen van wat de auteurs in de teksten uitdragen. Vaak wordt er in artikels zonder auteursvermelding in de wir-vorm geschreven, wat zou betekenen dat het van de redactie komt, maar de wir-vorm wordt ook gebruikt in artikels waar Brands naam onder staat. Er is hier dus sprake van een vloeiende grens. Als de auteur van een artikel onbekend of niet vermeld is, ga ik er daarom vanuit dat de redactie en daarmee Adolf Brand het heeft geschreven, tenzij anders vermeld. Deze gedachte hanteer ik dan ook in de voetnoten.

(11)

Hoofdstuk 1: Mannelijkheid en ideologie

Männerbund und Staat

Het eerste nummer van Der Eigene van de achtste jaargang wordt geopend met een artikel van ene St. Ch. Waldecke met de titel Männerbund und Staat. In het artikel legt hij het concept van de Männerbund uit en de rol daarvan bij het ontstaan van staten door de geschiedenis heen en de rol die de Männerbund in zijn tijd speelt. Een Männerbund is een enigszins abstract begrip dat een groep of organisatie met exclusief mannen aanduidt. Begin 20e eeuw krijgt het begrip

als reactie op de vrouwenbeweging en de maatschappelijke emancipatie van vrouwen een nieuwe invulling binnen onder andere de homobeweging, er wordt namelijk geredeneerd dat mannen superieur zijn.9 De Männerbund-ideologie lijkt een centrale rol te spelen in de

overtuigingen van Brand en de Gemeinschaft der Eigenen, hier zal ik later op terugkomen. St. Ch. Waldecke is het anagram en pseudoniem voor Ewald Tscheck, een individualistische anarchist die dicht bij Adolf Brand stond.10

Over het wezen van de Männerbund zegt Waldecke dat de band tussen mannen onmisbaar is voor het bijeenhouden van de structuur van de wereld. Die band tussen mannen is ideaal en zou de behoefte naar liefde bevredigen. Daartegenover is de klassieke familie de

Antigemeinschaft, omdat die enkel het doel van voortplanting heeft. Waldecke noemt de

mannengemeenschap de werkelijke Kulturträger van de samenleving, waardoor mannenliefde belangrijker is dan de liefde tussen man en vrouw. In de uitleg van Waldecke is de mannengemeenschap of Männerbund gebaseerd op een zogenaamde Eros tussen mannen, een begrip uit de Griekse mythologie dat een elementair verlangen of passie uitdrukt. Waldecke baseert zich in zijn betoog op Hans Blüher, een auteur en filosoof uit de G.d.E, maar oorspronkelijk afkomstig uit de Wandervogel-beweging.11 Hij redeneerde dat Eros een

9 Christopher Treiblmayr, Männerbünde und Schwulenbewegung im 20. Jahrhundert, 2010, Europäische

Geschichte Online, http://ieg-ego.eu/de/threads/transnationale-bewegungen-und-organisationen/internationale-soziale-bewegungen/christopher-treiblmayr-maennerbunde-und-schwulenbewegung-im-20-jahrhundert, opgehaald op 15 juli 2020.

10 Ramsey, ‘The rites of Artgenossen’, 103.

11 Volgens Clayton Whisnant was de Wandervogel-beweging een jeugdgroep rondom wandeltochten op het

platteland. De beweging begon aan het eind van de jaren ’90 van de negentiende eeuw en groeide na de eeuwwisseling zowel in ledenaantal als in structuur en organisatie. De filosofie was gebaseerd op Duits nationalisme en negentiende-eeuwse Romantiek. De natuur en het plattelandsleven werden geïdealiseerd en gezien als ontsnapping van de geïndustrialiseerde moderne samenleving. De Wandervogel-beweging was een graag gekozen studieobject op het vlak van mannelijke vriendschappen voor de G.d.E., die het als een haast perfect voorbeeld zagen van een mannengemeenschap, aangezien mannelijke schoonheid, diepgaande onderlinge vriendschappen en charismatische leiders er kernbegrippen waren.

(12)

metafysische kracht zou zijn die de man inspireert om beschavingen op te bouwen.12 13 Deze

Eros zou de basis zijn van elk type gemeenschapsleven dat bestaat. Uit dit gegeven trekt Waldecke een anarchistische conclusie, namelijk dat het niet Männerbund én de staat, maar

Männerbund óf de staat is. Die twee zouden niet samengaan, omdat gemeenschappen gebaseerd

op de Männerbund superieur zijn aan de gemeenschappen gevormd vanuit de staat. De gemeenschappen die Waldecke daarmee bedoelt, zijn de klassieke familie van man, vrouw en kinderen, of de ‘gemeenschap’ gebaseerd rondom de kerk en het christelijk geloof. Waldeckes gebruik van het woord ‘staat’ is redelijk multi-interpretabel, in het Nederlands zou hiermee ook ‘maatschappij’ kunnen worden bedoeld.

Zijn overtuiging dat de mannengemeenschap superieur is, komt voort uit zijn visies op wat een man precies is en wat man-zijn precies betekent. Dit baseert hij naar eigen zeggen op een idee uit het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw. Volgens deze visie bestaan er

geen ideale mannen of vrouwen die puur mannelijk of vrouwelijk zijn. In plaats daarvan is ieder mens opgebouwd uit een combinatie van mannelijke en vrouwelijke energie. Vanuit die gedachte zou iedere man, dus niet alleen homoseksuelen, erotische gevoelens voor personen van zijn eigen geslacht hebben, aangezien het mannelijke en vrouwelijke deel elkaar aantrekken. Waldecke heeft verder een specifieke kijk op de waarde van die mannelijkheid en vrouwelijkheid, die hij baseert op ideeën uit Hans Blühers boek Die Rolle der Erotik in der

männlichen Gesellschaft.14 Volgens dat werk is de man waardevoller voor

gemeenschapsopbouw, omdat alleen de man-man-Eros geassocieerd kan worden met Logos, een begrip dat logica en rationaliteit uitdrukt en dat de man aanzet om kennis te vergaren. De vrouw zou enkel Erosmens zijn, de man zowel Eros- als Logosmens. Dat betekent dat er altijd een deel in de man bestaat dat niet door de vrouw kan worden bevredigd, seine

männerbündlerischen Instinkte. Waldecke stelt dat deze instincten in heel de geschiedenis een

belangrijke rol hebben gespeeld. De sociale banden die mannen met elkaar hebben, zouden de superieure beschavingen in de geschiedenis hebben opgebouwd.15 Het maken van dit

12 Clayton J. Whisnant, Queer identities and politics in Germany. A history, 1880-1945 (New York 2016) 91. 13 Volgens Whisnant waren Blühers ideeën, namelijk dat erotiek aan de basis lag van mannelijke vriendschappen,

zeer controversieel in een maatschappij waar onderwerpen over seks taboe waren. Toch kregen zijn ideeën na de Eerste Wereldoorlog meer navolging, de Männerbund begon gezien te worden als een mogelijkheid om de sluimerende krachten van de Duitse natie te laten ontwaken. Dit concept kreeg mede populariteit door de effecten van de oorlog op het zelfbeeld van de Duitsers.

14 Whisnant, Queer identities, 91-92.

15 Whisnant schrijft op bladzijde 91 over hoe Blüher redeneert dat vrouwen gebonden zijn aan de Eros, omdat zij

in de familie hun enige sociale en maatschappelijke rol en plicht vervullen, namelijk om voort te planten en zo te zorgen voor het voortbestaan van de mensheid. Mannen kunnen echter Logos en Eros in synthese brengen, waardoor er een erotische aantrekkingskracht ontstaat die het vlechtwerk van sociale binding tussen mannen

(13)

onderscheid tussen de aanwezigheid van Eros en Logos bij mannen en vrouwen roept de vraag op in welke mate aanhangers van de Männerbund vrouwenhaters zijn, of waar deze behoefte om een hiërarchisch onderscheid te maken vandaan komt. In Waldeckes betoog argumenteert hij expliciet dat de Antifeminist waardevoller is voor gemeenschapsopbouw. Whisnant schrijft evenwel dat Hans Blüher er denkbeelden op nahield die dit vrouwonvriendelijke beeld bevestigen.16 Het kan een gevolg zijn van de maatschappelijke opkomst van vrouwen na de

Eerste Wereldoorlog, met de zelfbewuste en zelfstandige Nieuwe Vrouw als een schrikbeeld dat de mannelijke culturele en sociale dominantie bedreigt. Vanuit dit gevoel van bedreiging kan het zijn dat de vrouw symbool is gaan staan voor de dwangbuis van het leven binnen het klassieke christelijke gezin en dat vrouwen het er binnen de Männerbund-ideologie met een zeer minderwaardige positie vanaf brengen.

De ideale opbouw van de Männerbund is volgens Waldecke gecentreerd rondom de

Männerheld, de ultieme masculiene man. Naast hem staat de ‘speciale lieveling’, oftewel de

jongen. Om de lieveling te veroveren zou langdurige mentale en intellectuele inspanning nodig zijn. Hier ziet Waldecke eveneens het verschil met de liefde van de vrouw voor de man, de vrouw zou vanuit de Eros namelijk enkel op de mannelijke geslachtelijkheid vallen. Bij de liefde tussen mannen daarentegen speelt ook de Logos een rol, want daaruit zou de aantrekkingskracht tussen mannen vloeien.17 De volwassen man heeft naar Grieks voorbeeld

een seksuele relatie met de jongeling en begeleidt en ondersteunt hem op zijn weg naar volwassenheid. Waldecke sluit dit stuk af met te benadrukken dat de Männerbund een natuurlijk gegroeide gemeenschap is. In tegenstelling tot de organisch gegroeide Männerbund presenteert Waldecke de staat als iets niet-natuurlijks, omdat het kunstmatig in de geschiedenis gevormd zou zijn. Waldecke hangt daarom het anarchisme aan. Hij maakt hierbij het specifieke onderscheid tussen een gemeenschapsleven an sich, dat niet met anarchisme in strijd zou zijn, en de staat, die niet gekozen en daarom onvrijwillig is. Hij haalt Max Stirner aan, die zegt dat in principe elk type gemeenschap de vrijheid van het individu onderdrukt, maar dat enkel de staat ook de eigenheid onderdrukt. De enige mogelijkheid om die staat te verlaten, is de

Männerbund: ‘Die Möglichkeit ist der erosbedingte Bund der Freien, der Männerbund. Der

Männerbund ist die einzigmögliche antiautoritäre Gemeinschaft.’ Waldecke haalt vervolgens voorbeelden aan van mannengemeenschappen bij natuurvolken om te ontdekken hoe vanuit de

opbouwt. De sociale band en liefde voor de ander zou mannen in staat stellen on onzelfzuchtige handelingen te verrichten die de samenleving in stand houden en opbouwen, zij het als soldaat, zij het als groots kunstenaar.

16 Whisnant, Queer identities, 204.

17 Dit verschil betekent echter niet dat de man geen vrouw kan liefhebben, biseksualiteit is niet uitgesloten. Zo

(14)

Männerbund de staat heeft kunnen groeien. Hij ziet de oorsprong van mannelijke

groepsverbanden met verschillende leeftijden in zogenaamde mannenhuizen. Door de superioriteit van deze mannengemeenschappen zouden die vaak een zekere politieke betekenis toegewezen krijgen:

Aus den in einem Werk und anderen, besonders von Karsch-Haack, gelieferten Beispielen ist deutlich zu ersehen, wie der mann-männliche Eros die Grundursache zu diesen Männerhäusern ist. Aber nun wissen wir ja, der mann-männliche Eros ist immer mit dem Logos verbunden. Und so sehen wir denn auch, daß dem Männerhaus meist eine hohe politische Bedeutung zukommt. Es wird Wacht-, Rat- und Gemeindehaus, wird der Mittelpunkt der ganzen Stadtgemeinschaft und bewahrt sich stets eine überragende Stellung.18

Waldecke ziet zo bij elke grote Kulturnation of beschaving in de wereldgeschiedenis samenlevingen ontstaan die zijn gebaseerd op een Männerbund. De bewering en kritiek dat liefde tussen volwassene en jongere pervers zou zijn en het feit dat homoseksualiteit daarnaast een medisch studieobject wordt, vindt hij belachelijk. Dit zou enkel smaad zijn vanuit de feministisch gekentekende samenleving en tijdsgeest waarin hij leeft:

Denn überall, wo die Völker auf kultureller (nicht nur materieller) Höhe stehen, sind sie auf der individualistischen Naturgrundlage des mann-männlichen Eros aufgebaut. (...) Wahrlich, welche Absurdität des feministischen ärmlichen Zeitalters der Staaten, zu glauben, die Liebe der Größten der Menschen, die Liebe, auf der die Blüte der Völker beruht, sei etwas Krankhaftes oder Verbrecherisches. Und da kommen denn so Professorchen, stolz auf ihr bischen [sic] Eingelerntes und Ausprobiertes und wollen heilen, normal machen, wo doch einzig der Sumpf der Mitte „normal” ist!19

Naast het bestaan van Männerbund-fenomenen bij oude beschavingen ziet Waldecke het ook terug in de meer recente Europese geschiedenis zoals de Middeleeuwen. Verder gaat hij hier alleen niet op in, er zouden namelijk te veel voorbeelden en bewijzen bestaan om die allemaal te kunnen weergeven in de beperkte ruimte die tot zijn beschikking staat:

Beweise zu liefern für den mann-männlichen Eros im Mittelalter ist mir nur des Raummangels wegen unmöglich. Sie sind aber für die, die im Gegensatz zu unserm [sic] Gelehrsamkeitsbetrieb

18 St. Ch. Waldecke, ‘Männerbund und Staat. Studienskizze von St. Ch. Waldecke’, Der Eigene. Zeitschrift für

Freundschaft und Freiheit. Ein Blatt für männliche Kultur 1 (1920) 1-6, aldaar 3.

(15)

wirklich wissen und nicht nur glauben wollen, nicht abzudrucken nötig, denn Material liegt im Ueberfluß vor und bleibt dem, der lesen kann und will, nicht verschlossen. Es ist nicht notwendig, alles zweimal zu drucken.20

In de geschiedenis ziet Waldecke daarnaast enkele voorbeelden van oppositie tegen de staat voorkomen. Die oppositie ziet hij niet automatisch als een bondgenoot van de Männerbund, want door de invloed van de staat zou die oppositie niets meer weten van de oorspronkelijke mannen-Eros en spant ze zich niet meer in om de doelstellingen van de Männerbund na te streven. Ze zou diep zijn doordrongen van de verderfelijke tijdsgeest:

Diese Opposition war freilich auch ein Kind ihres feministischen, materialistischen, neuzivilisatorischen, unkulturellen Zeitalters, das nichts mehr wußte von den nur noch im Verborgenen springenden Quellen des mann-männlichen Eros. Denn der Staat hatte unterdrückt und verdummt mit allen Mitteln der Gewalt, als da sind nicht nur Kanonen und Militär, sondern auch Kirche, Preßseuche und last not least! – leider zu sagen! – sogenannte Kunst.21

Waldecke herkent die ontwikkelingen van oppositie tegen de staat in het liberalisme en het socialisme. Over deze twee ideologieën is hij echter allesbehalve positief, hij vindt namelijk dat ze hun aandacht op het verkeerde leggen, ze zouden verkeerde doelstellingen hebben aangenomen. Zij zouden zich door hun focus op de ideologische inrichting en opbouw van de samenleving richten op het veranderen van ‘dode instellingen’, terwijl juist de mensen moeten worden veranderd. Dat moet niet door externe beïnvloeding, maar door mensen zichzelf te laten bevrijden door zichzelf te leren herkennen. Het enig mogelijk antwoord op de kwestie van deze zelfbevrijding ziet Waldecke in de Männerbund: ‘(...) denn nun wissen wir ja, es heißt nicht Männerbund und Staat, nicht Männerbund oder Staat, sondern bloß Männerbund, nie Staat!’ De opdracht voor leden van de mannengemeenschap ziet Waldecke erin om elke gemeenschap die is gebouwd op de principes van de mannen-Eros, bewust of onbewust, te overtuigen van het individualistische en anarchistische gedachtegoed. Waldecke is er verder van overtuigd dat wanneer het individu is bevrijd, de onderdrukkende wetgeving zal worden opgeheven. Men heeft het lot dus in eigen hand:

20 Ibidem. 21 Ibidem, 5.

(16)

Trachtet am ersten danach, das Individuum zu befreien, dann wird euch solches (Aufhebung von §§) von selbst zufallen! Wer wenig fordert, bekommt nichts. Befreit euch selbst! Nur wer da hat, dem wird gegeben.22

Er wordt dus de nadruk gelegd op het eigen vermogen om jezelf te bevrijden. Dit komt overeen met het individualistisch anarchisme dat vaker terugkomt. Waldecke benadrukt in zijn slotbetoog nogmaals dat het van groot belang is om een individualistische werkwijze aan te houden, dat wil zeggen, te werk te gaan via eigen organisaties en initiatieven. Hier komt wederom zijn anarchistische overtuiging en wantrouwen tegenover alles wat met staatsmacht en overheid te maken heeft sterk naar voren. Waldecke gelooft dat het initiatief het beste van onderaf kan komen, in plaats van dat men wacht op redding van bovenaf:

Aber nehmt das Gift nicht von dem Feinde [sic], von den materialistischen Lehrinstitutionen des Staates! Seht zu, daß ihr euch lieber selbst belehrt durch die Lektüre guter Schriftsteller, nicht der vom Staat ausgehaltenen. Schließt euch zusammen zu Zirkeln geistiger Erkenntnis! Gründet eigene Bibliotheken, eigene Kunststätten, eigene Lehrkörper, eigene Verlage, die das Gift der Andern nicht bei sich führen, denn was für den Einen Arznei, ist für den Andern Gift! Laßt euch nicht hemmen von den Schranken, die der Staat euch setzt! Verachtet seine Grenzen, so weit ihr nur immer den Mut und die heilige sittliche egoistische Kraft habt! Freie Konkurrenz im Geistesleben. (...) So, und nur so kann das neu entstehen, was wir ersehnen um unserer selbst und um der Gemeinschaft willen.23

De belangrijkste bevindingen uit dit artikel wat betreft Waldeckes gedachtegang zijn dat er in ieder mens een bepaald evenwicht van mannelijkheid en vrouwelijkheid bestaat. Elke man zou daardoor de potentie hebben om liefde te voelen voor een andere man. Deze liefde zou anders van aard zijn, want de liefde tussen man en vrouw zou enkel bestaan omwille van voortplanting. Omdat de man niet alleen uit Eros, maar ook uit Logos bestaat, kan alleen een andere man deze behoefte vervullen, vrouwen zouden namelijk enkel Eros bezitten. Dit betekent volgens Waldeckes visie dat homoseksualiteit niet een abnormaal fenomeen is dat buiten de samenleving zou moeten staan. Iedere man is ertoe in staat om liefde te voelen voor een andere man, daarom is het juist zeer normaal en kan het midden in de samenleving bestaan. Dat dit niet het geval is, is de schuld van instituties die een bepaalde overheidsmacht uitoefenen, zij het de kerk, zij het de staat. Voor Waldecke is dat des te schandaliger, omdat de Männerbünde

22 Ibidem. 23 Ibidem, 6.

(17)

in zijn ogen meer legitiem zijn dan de staatsmacht in de maatschappij waarin hij leeft. Dit komt voort uit zijn overtuiging dat de staat eigenheid en persoonlijke vrijheid onderdrukt, terwijl de mannengemeenschap deze juist zou bevorderen. De gemeenschap bestaat uit mannen die zelf de vrije keuze hebben gemaakt om erbij te horen. Ondanks dat het een individualistische groep is, ben je dus niet alleen.

Welke waarde en functie heeft het artikel?

Er kan met sterk vermoeden worden vastgesteld dat de redactie het van groot belang vond om dit artikel te plaatsen. De opvattingen in het artikel zijn misschien dan wel Waldeckes woorden, het artikel heeft een zeer prominente plek gekregen. Het is het eerste artikel van de eerste editie van 1920, beginnend op de voorpagina. Bovendien krijgt het artikel vijfenhalve pagina’s de ruimte, wat een vrij hoog aantal is vergeleken met andere opinie- of betoogstukken. Er zijn dus genoeg signalen om te kunnen argumenteren dat dit artikel van hoge waarde is. Het artikel heeft de titel Männerbund und Staat, de ondertitel Studienskizze von St. Ch. Waldecke, en de eerste tussenkop luidt Grundlagen des Gemeinschaftslebens. Het artikel lijkt dus tot doel te hebben om voor de lezer de basisprincipes van de Männerbund-ideologie uiteen te zetten. Daarnaast zijn de titel en ondertitel van het tijdschrift, Der Eigene, Zeitschrift für Freundschaft und

Freiheit, Ein Blatt für männliche Kultur, een indicatie dat de persoonlijke ideologie van Adolf

Brand, of in elk geval die van de G.d.E., een anarchistische en individualistische is en dus in lijn staat met de in het artikel gepresenteerde Männerbund-principes. Der Eigene betekent namelijk zoiets als ‘het eigen’ of ‘de zelf’.

Het artikel van Waldecke is een betoogstuk waarin de principes van de Männerbund worden uitgelegd. Het primaire doel van Waldecke zou dus kunnen zijn om de leden te verklaren wat voor stroming Der Eigene voorstaat. Het zou ook zo kunnen zijn dat het de lezers niet hoeft worden uitgelegd, ze hebben er immers voor gekozen om het blad te lezen en zijn er wellicht dus ook al van op de hoogte, of staan erachter. Het artikel wordt gepresenteerd als een wetenschappelijk essay, daarom zou het kunnen zijn dat er wordt geprobeerd om de ideologie een intellectuele basis te geven. Dit zie je bij de passages waarbij naar het gedachtegoed van enkele filosofen wordt verwezen. Bovendien wordt er gepoogd om de Männerbund-ideologie te legitimeren door op een vermeende continuïteit in tijd en ruimte te wijzen. In de geschiedenis zouden er namelijk talrijke fenomenen hebben bestaan van culturen en volkeren waar principes van de Männerbund centraal stonden. Door zo te argumenteren dat zijn Männerbund op natuurlijke wijze in een rijtje met historische voorbeelden past, probeert Waldecke de ideologie

(18)

uit de sfeer van abnormaliteit te halen. Het doel van Waldecke lijkt dus te zijn om een poging te doen om de ideologie te normaliseren en een intellectuele basis te geven. De vorm waarin hij dit doet, een artikel in Der Eigene, staat hem toe om nergens te worden tegengesproken, hij heeft alle ruimte om ongestoord zijn visie uit de doeken te doen. Hij noemt het ook een absurditeit om te geloven dat de liefde ‘waarop de opkomst van de naties is gebaseerd’, dus de liefde van een volwassene voor een jongere, iets morbide en crimineels is. Dat is een visie die Waldecke wil tegengaan. De pogingen om een intellectuele basis te verkrijgen, zie je ook in het verwijzen naar andere literatuur. Daarmee wordt het stuk in een breder verband van wetenschappelijke literatuur geplaatst. Of die literatuur dan ook daadwerkelijk kwalitatief en geloofwaardig is, is niet gemakkelijk verifieerbaar. De geloofwaardigheid staat des te meer onder druk, omdat Waldecke in een van de passages expliciet ervoor kiest om niet in te gaan op verdere literatuur, naar eigen zeggen omdat de ruimte te beperkt zou zijn.

Een ander doel kan zijn om de eigen gemeenschap te versterken. Er wordt opgeroepen om eigen organisaties, verenigingen en instituties te stichten en daar de informatie en kennis vandaan te halen. Het lijkt zo de boodschap te zijn om de groepscohesie en de ideologische capaciteit te versterken door leden binnen de eigen groep te houden. In de oproep zit wellicht een impliciete verwijzing naar de uitgeverij Der Eigene van Adolf Brand, uitgever van het blad

Der Eigene. Deze zelfverwijzing kun je ook in het licht zien van community building. Hoe meer

leden ideologisch binnenboord gehouden worden, des te cohesiever en sterker de groep. Omdat het Männerbund-gedachtegoed sterk onder vuur ligt door de maatschappij, zou een hypothetisch resultaat daarvan kunnen zijn dat de identiteit juist wordt versterkt. De kritische maatschappij is voor de Männerbund-ideologen namelijk het grote kwaad dat de onderdrukking van de mannenliefde en -gemeenschap veroorzaakt. Het is eenvoudiger om een identiteit te vormen wanneer er een gemeenschappelijke vijand wordt geformuleerd, dus de kritiek vanuit de maatschappij zou mogelijk enkel versterkend kunnen werken.

Von Kampf und Ziel, nummer 4

Het tweede deel van Von Kampf und Ziel in nummer 4 is een bijdrage van Kurt Kliemke, getiteld „Die Freien!”. Hierin doet hij een lofzang op de mensen die vrijheid zoeken en vinden. Homoseksuelen zouden het meest deugdzaam zijn van iedereen, omdat die naar vrijheid en waarheid zoeken en ervoor vechten. Dat maakt hen tot een soort martelaren van de vrijheid. Alleen degenen die vrij zijn van geest en die de ‘idee’ meer liefhebben dan zichzelf zouden uitverkoren zijn voor de hemel. Een gevolg van buiten de samenleving staan, in de zin van niet

(19)

het klassieke gezinsleven leiden en als een buitenbeentje door het leven gaan, is dat ze het in staat stelt om zich meer op zichzelf en de geestelijke ontwikkeling toe te leggen. Het geeft ze een bepaalde morele superioriteit. Vervolgens geeft Kliemke zijn verhaal een christelijke draai:

Es war einmal... da hat jener Philosoph, an den ihr euch sonst doch so ängstlich klammert, sogar sein Leben freiwillig hingegeben für die Idee. Zufällig nicht des Geschlechtsverkehrs, sondern für eine andere, für die Idee der Gerechtigkeit, d.w. für ihn Staat und Consequenz. – Aus Liebe zu der Gerechtigkeit. Es hat einmal eine Zeit gegeben, da ist ein anderer Philosoph, der göttlichste, den die Geschichte gesehen, der aber auch nur ein Mensch war, von menschlichen Eltern unehelich geboren, und an den ihr euch auch so gern klammert, in der Blüte seiner Schönheit einen Leidensweg gegangen, den wir nicht nachfühlen können. Da hat ein Mensch für eine Idee jenen schrecklichen Tod erlitten, der für die schlimmsten Verbrecher bestimmt war.24

Kliemke ziet een overeenkomst in de situatie van homoseksuelen met het verhaal van Christus. Hij noemt hem een filosoof die ter wille van de ‘idee’ en de liefde voor de mens is gestorven. Kliemke ziet in de homoseksueel een vergelijkbaar figuur, maar zij sterven in figuurlijke zin omwille van seksuele vrijheid, hun offer ligt in hun status van maatschappelijke paria. Hij noemt verschillende andere redenen waarvoor mensen hun leven offeren, zoals vaderlandsliefde. Hiermee legt hij een link tussen de heldhaftige en eerbiedwaardige soldaten in de Eerste Wereldoorlog en homoseksuelen in de samenleving. Kortom, jezelf offeren voor een hoger doel is volgens Kliemke een deugd. Hij stelt zelfopoffering voor het vaderland gelijk met de offers die homoseksuelen moeten brengen voor hun seksuele vrijheid, op deze manier legt hij de link tussen het hogere doel van vaderlandsliefde en de homoseksuele emancipatiestrijd. Zelfopoffering voor een hoger doel ziet hij ook terug in het verhaal van Christus, waardoor het beeld wordt gecreëerd van martelaarschap:

Manche Geschichte könnte ich nennen von einem Freunde, der seine Eltern verließ und von der Umwelt verstoßen wurde, weil er dem Freunde treu blieb. (...) Die Ehrfurcht aber, die ich verlange, gilt nicht nur jener hohen Idee der Liebe zum Freund, sie gilt auch der Freiheit. Und weiter sie gilt der Idee der Kultur. (...) Ehrfurcht is es, die ich verlange; Ehrfurcht vor der Idee. – Das ist das wahre Zeichen der Freien.25

24 Kurt Kliemke, ‘Von Kampf und Ziel. „Die Freien!”’, Der Eigene. Zeitschrift für Freundschaft und Freiheit.

Ein Blatt für männliche Kultur 4 (1920) 48.

(20)

Kliemke eist dus een zeker ontzag voor de Freundesliebe. Naast het martelaarschap van de persoonlijke vrijheid is de onderdrukking van de homoseksueel volgens hem ook een martelaarschap ten behoeve van de cultuur. Op de manier zet Kliemke de situatie van homoseksuelen in een breder perspectief en verheft hij slachtofferschap tot iets eervols en bewonderenswaardigs.

Viel Feind, viel Ehr

In nummer 6 besluit de redactie om krantenartikelen die vijandig tegenover Der Eigene staan af te gaan drukken. Dit is in zichzelf al een masculiene gedachte, het draagt namelijk op een provocerende en militante manier de boodschap naar buiten dat men niet bang is voor de vijand en dat men de kritiek met open vizier tegemoetziet. Het artikel Viel Feind, viel Ehr wordt ingeleid met dat het artikel Homosexualität und Reaktion in de editie van 15 oktober blijkbaar veel losgemaakt heeft26: In het krantenartikel Eine Warnung für Unerfahrene uit de Stettiner

Generalanzeiger zou over Der Eigene zeer negatief en met veel pejoratieve benamingen

worden bericht. De tegenargumenten voor het afschaffen van §175 worden op vrij complete wijze weergegeven. De G.d.E. wordt een dekmantel genoemd voor het werven van nieuwe leden voor een pederastie-organisatie en het verleiden van jongeren:

Dieses Laster, dessen Verbreitung von pervers veranlagten und gewordenen Menschen betrieben wird, ist das Zeichen des Verfalls in einem Volke. (...) Jetzt soll auch in Stettin ein Päderastenklub entstehen. Der faszinierende Einfluß der Homosexuellen auf junge Männer ist so stark, daß in der Oeffentlichkeit davor gewarnt werden muß, der Aufforderung dieser Leute um Abgabe der Adresse Folge zu leisten. (...) In ihrer Zeitschrift “Der Eigene” suchen weiblich empfindende Männer männlich empfindende. Daß das Laster der Unzucht selbst in seiner abstoßendsten Form so kühn sein Haupt erhebt, ist die Folge der Schlaffheit aller sittlich rein Empfindenden.27

De omschrijvingen in deze passages concentreren zich enerzijds op het gevaar voor de jeugd en waarschuwen anderzijds voor onzedelijkheid en perversiteit, want homoseksualiteit zou een teken zijn van het verval van een bevolking. De G.d.E. wordt omschreven als een club met pederasten, een term die al dan niet seksuele relaties omschrijft tussen volwassen mannen en

26 Zie hoofdstuk ‘Vriend en vijand’ voor passages uit het artikel Homosexualität und Reaktion. 27 Adolf Brand, ‘Viel Feind, viel Ehr. Der Eigene im Urteil der Reaktion’, Der Eigene. Zeitschrift für

(21)

jongere jongens. Laurie Marhoefer noemt het beeld dat homoseksualiteit in media jongeren kon verleiden het voornaamste wapen van conservatieven.28 Naast deze kritiek worden

homoseksuelen omschreven als vrouwelijke mannen die op zoek zijn naar mannelijke mannen. Waarom de redactie deze tekst plaatst, wordt in de eerste alinea van het artikel beschreven, namelijk om aan de lezers te bewijzen dat Der Eigene in een bepaalde belangstelling staat. Daarnaast zou de strijd tegen een wereld vol vijanden een zware strijd zijn, daarom zou elke donatie zeer welkom zijn. Een beeld creëren van een duidelijke tegenstander bevordert daarbij ook de identiteitsvorming van de eigen groep.

Naturgemäßes Nacktleben

Op dezelfde pagina schrijft ene Willi Schur onder het kopje Naturgemäßes Nacktleben een artikel over de deugden van nudisme en naaktsport. Hij betoogt dat het veel gezonder is om naakt te sporten. Over de kritiek dat nudisme bij zou dragen aan onzedelijkheid, zegt hij het volgende:

Etwaige Einwendungen, daß das Nacktturnen zur Entsittlichung beitragen könnte, sind längst schon widerlegt worden. Nacktheit adelt; denn die Sittlichkeit hängt nicht an den Kleidern, sondern liegt in uns selbst, als Produkt unserer Erziehung und Anschauung. Wer also glaubt, mit den Kleidern die Sittlichkeit abzustreifen, der hat nie eine besessen; denn das Ablegen der Kleidung gebietet geradezu ein hochsittliches Benehmen.29

Naast de fysieke voordelen zou nudisme ook een esthetische waarde hebben:

Der echt betriebene Nacktsport hat auch einen hohen ästhetischen Wert. Das ästhetische Empfinden wird durch den wohlausgebildeten Körper vertieft und verfeinert. Gewandtheit und geregelte Lebensweise werden richtig gewürdigt. Mut, Entschlossenheit, Tatkraft, Beweglichkeit des Denkens und Durchbildung des gesamten Körpers sind die Erfolge recht betriebenen Sports und darin liegt sein hoher Kulturwert.30

Vanuit deze passages komt Schurs overtuiging naar voren dat de mens en cultuur maakbaar zijn en dat de man zich hoort in te zetten voor de opbouw van de cultuur of beschaving. Moraliteit

28 Laurie Marhoefer, Sex and the Weimar Republic, 22.

29 Willi Schur, ‘Naturgemäßes Nacktleben’, Der Eigene. Zeitschrift für Freundschaft und Freiheit. Ein Blatt für

männliche Kultur 6 (1920) 72.

(22)

zou in de mens zelf liggen en een product zijn van de opvoeding, daarom zou kleding niets met moraliteit te maken hebben. Een goedgetraind lichaam levert daarnaast veel op, zoals gevoel voor schoonheid, moed, vastberadenheid en energie en een sterk mentaal vermogen. Daarom roept hij jonge lezers op om zich bij een naaktsportclub aan te sluiten:

Somit werdet ihr aufgerufen, Jünglinge und junge Männer der G. d. E. Schließt euch zusammen zur Bildung einer Nacktsport-Abteilung. Die Leitung und Ausbildung liegt in Händen erfahrener Sportsmänner, die es sich zur Aufgabe gemacht haben, durch zwangloses, aber systematisches Ueben im Springen, Laufen, Diskus- und Speerwerfen eine möglichst allseitige, gleichmäßige Muskelbildung zu erzielen und darin dem griechischen Vorbilde nachzustreben.31

Het benadrukken van de Kulturwert van naaktsport en een gezond en sterk lichaam wijst op een bepaalde overtuiging van de maakbaarheid van een cultuur en een bevolking in het algemeen. Het oproepen van jongeren om zich aan te sluiten bij een naaktsportclub past daarnaast zowel bij het streven naar een Oudgrieks voorbeeld als binnen de pedagogische visie van pederastie, waarbij een volwassen man een jongere in het leven begeleidt als een soort mentor, aangezien de naaktsportclub onder leiding staat van een volwassene. Ook het element van het verheerlijken van naaktheid en naaktsport kan teruggeleid worden naar de oude Griekse cultuur. Bovendien komt het overeen binnen de overtuiging dat culturen in opgang of neergang kunnen zijn en dat dit ligt aan de moraliteit van de mensen binnen die cultuur. Diezelfde moraliteit zou dan verbeterd kunnen worden door bepaalde houdingen aan te nemen en activiteiten te ondernemen die productief en heilzaam zijn voor een veralgemeniseerde bevolking, waarbij iets dat gezond is voor één, gezond is voor iedereen. De mens is dus maakbaar. Het pleiten voor een activiteit die vanuit de samenleving de kritiek oproept dat ze onzedelijk en immoreel is, heeft verder een zeker antiburgerlijk karakter. Dat stemt naadloos overeen met het bepleiten van persoonlijke vrijheid en de zelfpositionering buiten de samenleving, omdat die de ‘vriendenliefde’ niet zou begrijpen en accepteren.

Wir und der Staat

In nummer 11 wordt er een artikel geschreven door ene Walter H. Stölting met de naam Wir

und der Staat, dat bestaat uit een filosofische gedachtegang over de relatie tussen mens en staat.

Hierbij is de conclusie dat de vermeende oorspronkelijke betekenis van het woord ‘staat’ is

(23)

vertroebeld, de originele betekenis zou namelijk een hoger gemeenschappelijk doel zijn die de man ertoe in staat stelt om zich in te zetten voor zijn gemeenschap en boven de massa uit te stijgen. Wat bij dit artikel echter relevanter is, is de toelichting na het artikel van Adolf Brand zelf, waarin hij het volgende schrijft:

Wer die Leitartikel dieser Zeitschrift stets aufmerksam gelesen hat, der weiß es selbstverständlich längst, daß DER EIGENE auf dem Boden des individualistischen Anarchismus steht (...) Denn DER EIGENE vertritt das Recht der persönlichen Freiheit und die Souveränität des Individuums bis zur äußersten Konsequenz. (...) Aber DER EIGENE lehrt, daß gerade der Staat es ist, der mit seiner blöden Gleichmacherei und mit seiner lächerlichen Normalisierung jedes natürliche Emporkommen und jeden gesunden Nachwuchs solcher großen Männer fast unmöglich macht, daß er im Interesse des Kapitalismus jede kraftvolle und selbstbewußte Eigenart, jede wahrhaft männliche Kultur planmäßig unterdrückt, und daß er darum auch der schlimmste Feind ist, der beseitigt werden muß!32

Hier laat hij dus expliciet weten dat Der Eigene voor een individualistisch anarchisme staat en met de hoofdartikels een boodschap van persoonlijke vrijheid en soevereiniteit wil uitzenden. Bij het bereiken van die doelen is de staat een tegenstander, omdat die omwille van het kapitalisme elke individuele eigenheid onderdrukt en nivelleert en zo elke mannelijke cultuur probeert te bestrijden. Brand geeft hier geen directe reden waarom de staat anti-mannelijk is en of de staat dan automatisch ook vrouwelijk van aard is, maar het gevolg is volgens hem wel dat sterke en grootse mannen belet worden om zich maximaal te kunnen ontwikkelen. Hoe grootse mannen kunnen ontstaan en zich kunnen ontwikkelen, wordt verder niet toegelicht, dus hoe mannelijke grootsheid met individualiteit in relatie staat, blijft vanuit deze passage nog onduidelijk. Wel wordt zichtbaar dat door na een artikel te benadrukken dat de staat de tegenstander is, Brand het belangrijk vindt om de lezer een ondubbelzinnige boodschap mee te geven van waar Der Eigene voor staat en wat de bedoeling van het blad is.

32 Adolf Brand, ‘Wir und der Staat. Eine Polemik’, Der Eigene. Zeitschrift für Freundschaft und Freiheit. Ein

(24)

Conclusie en analyse

Wat kan er over mannelijkheid binnen Der Eigene worden gezegd? Het staat vast dat het in elk geval een zeer centrale rol speelt. Binnen de Gemeinschaft der Eigenen is de Männerbund-ideologie een centrale pijler voor hoe men de ideale wereld beschouwt, daarbij is het eveneens het antwoord op de problemen van de tijd. De visie dat de combinatie van mannelijke Eros en Logos aan de voet heeft gestaan van elke grootse beschaving op aarde is daarbij in feite niets minder dan een herschrijving van de geschiedenis vanuit de eigen blik van mannelijke superioriteit. Er is een haast legendarische rol voor de man weggelegd, het lot van de man is om grootste beschavingen op te bouwen. Sociale banden en erotische krachten stellen hem hiertoe in staat. Glenn Ramsey onderstreept de gedachte dat men de Männerbund zag als verlossend antwoord op stedelijke problemen als prostitutie en alleenstaande moeders. Hij schrijft dat veel essays haast op een nationalistisch eugenetisch programma leken, aangezien ze veelal wezen op de hygiënische voordelen van mannenliefde voor jongeren, ter contrast met prostitutie. De Duitse jeugd moest worden omgevormd tot een sterke en gezonde masculiene cultuur.33

De behoefte om de man als superieur te zien, kan vermoedelijk worden geïnterpreteerd als een reactie op de sociale en maatschappelijke opkomst van vrouwen en de visie op homoseksualiteit van de W.h.K., namelijk dat homoseksuelen een derde gender vormen en praktisch gezien anders dan de ‘normale’ man zijn. Dit is in strijd met het eigen zicht op mannelijkheid. Het beeld van mannelijkheid wordt in de artikelen veelal gecreëerd rondom fysiek en intellectueel vermogen, excellentie in sport en mentale gezondheid als tegenovergestelde van het vermeend gedegenereerde derde gender. Daarnaast wordt vooral ook benadrukt dat homoseksuelen qua maatschappelijke inzet en waarde niet minderwaardig zijn aan heteroseksuelen. Dit komt ook terug in de verheerlijking van de homoseksueel als martelaar van de vrijheid, er is hier sprake van corrigeren op het gezien worden als minderwaardig en pervers. Men wilde de negatieve stereotypen van homoseksuelen tegengaan.

Een andere manier waarop mannelijkheid terugkomt is de agressieve strategie om tegenstanders te outen. Dit was een poging om de beweging te versterken en te bewapenen en kan eveneens ingedeeld worden bij de masculinistische visie. Vechten en jezelf verdedigen en bewapenen wordt opgevat als deugd en kan samen worden gezien met Brands individualistisch anarchisme, aangezien het de persoonlijke bekwaamheid en soevereiniteit beschermt. Die

(25)

nadruk op sport, lichamelijke schoonheid en ownership van je eigen lot wijzen op een zekere overtuiging van de maakbaarheid van de mens.

(26)

Hoofdstuk 2: De rol van tijd

Aufruf zur Gründung von Männerorden

Deze tweede editie opent met een artikel van een auteur die onder de naam ‘Anagenetos’ schrijft. De titel luidt Aufruf zur Gründung von Männerorden, wat erop wijst dat er wordt voortgebouwd op het thema uit de vorige editie. In het eerste nummer werd het thema

Männerbund gepresenteerd als een ideologische uiteenzetting, maar in deze editie is het een

praktische uitwerking hoe Männerbund-gemeenschappen opgericht kunnen worden in de toekomst. De auteur schrijft onder eigen naam, maar de positie van het artikel in het blad wijst erop dat de redactie de inhoud van belang vindt, anders zou het niet zo’n prominente plek hebben gekregen, het is een hoofdartikel. De auteur schrijft hoe er een nieuw tijdperk is aangebroken die het afgeleefde oude tijdperk zal vervangen. De oorlog zou hier een teken van zijn, maar de auteur meent dat zonder de oorlog de vervanging ook wel zou hebben plaatsgevonden. De auteur ziet de oorlog daarnaast als een teken van een al langer bestaande neerwaartse spiraal van decadentie en degeneratie waarin de cultuur zich zou bevinden, een grote ommekeer zou namelijk niet vanuit het niets plaatsvinden. Desondanks gelooft de auteur in een positieve ontwikkeling, een opwaartse spiraal:

Und wir wissen auch, das [sic] alles, was wir geschaffen haben und was tausende Generationen vor uns schufen, für das letzte Ziel nicht vergeblich ist, denn ohne Unterbrechung bauen sich die Ringe der Spirale übereinander auf, und die letzte Kultur, die ja die früheren notwendig in sich schließt, ist andererseits auch das Salz für den Boden, auf dem das neue Weltbild entsteht. Entartet dieses Salz, oder wird es im Winde zerstreut, so kann niemals die junge Kultur werden.34

Wat er precies met de neergang van de cultuur wordt bedoeld, wordt verder niet uitgewerkt, maar uit deze passage wordt wel duidelijk dat de auteur een positief toekomstbeeld heeft. Het verleden en alles wat er daarin is gerealiseerd, is niet vergeefs, maar noodzakelijk voor de toekomst en het laatste doel. Maar wat is dan dat doel en hoe moet de mannengemeenschap er in de praktijk uitzien? Dat wordt duidelijk in de volgende passage:

34 Anagenetos, ‘Aufruf zur Gründung von Männerorden’, Der Eigene. Zeitschrift für Freundschaft und Freiheit.

(27)

Der Orden, zu dem ich persönlich hier aufrufen möchte, ist noch anderer Natur. Er soll unabhängig von allen äußeren Lebensumständen gegründet werden, und allein auf den Menschen beruhen, die zu ihm berufen sind. (...) Wir alle wollen eine Tätigkeit ausüben, mit der einzigen Maßgabe, daß sie für die Gesellschaft nützlich sei. (...) Unser Gemeinschaftsleben sei rein kommunistisch: eine einfache, gemeinsame Wohnung, einfache Kost und Kleidung. (...) Es wird für später ein eigenes Heim in freier Natur nahe der Großstadt angestrebt. Physische Kultur zur Stählung des Körpers ist vorgesehen. 35

De gemeenschap die de auteur voor ogen heeft, is ‘rein kommunistisch’, dat wil zeggen dat bezittingen eenvoudig worden gehouden en de woonruimte wordt gedeeld. Daarnaast staan de mensen die er wonen centraal en moeten werkzaamheden nuttig zijn voor de gemeenschap. Het doel is een eigen woonplek in de vrije natuur in de buurt van een stad, afgezonderd van de buitenwereld, waar aan fysieke training zal worden gedaan. Daarmee is alleen nog niet uitgelegd wat het doel is van zo’n gemeenschap of wat homoseksuelen ermee te maken hebben. In een eerdere passage legt de auteur uit waarom de homoseksueel zo geschikt is om de gemeenschap op te bouwen die hij voor ogen heeft:

Zu solchem Leben in letzter Gemeinschaft und zu solcher Arbeit sind nun besonders die Homoeroten geschaffen. Sie stehen nicht unter dem Trieb, eine Familie zu gründen und leibliche Kinder zu zeugen, ihre Liebe, hinter der nicht die Wehen der Geburt lauern, läßt sich leichter ins Gestige [sic] überführen, wie es Plato will. Weil sie nur auf sich selbst stehen, nicht die ernsten Verpflichtungen für Gattin und Kinder auf ihnen ruhen, können sie sich freier in einer Arbeit widmen, die Selbstlosigkeit verlangt, können sie willig für sich selbst Entbehrungen ertragen und sagen: „Hier ist meine Familie, hier sind meine Brüder!” Ihnen mag ihre Arbeit geistiges Kind sein, in dem sie sich selbst immateriell in das Leben hinein fortpflanzen.36

Voor de auteur is de homoseksueel dus uitermate geschikt om zo’n gemeenschap te bouwen door de aard van het leven dat hij leidt. Er is geen vrouw of familie in zijn leven, wat hem toelaat om onzelfzuchtig werk te verrichten dat aan de gemeenschap is toegewijd. Bovendien zou de mannenliefde makkelijker naar een geestelijk niveau kunnen worden getild dan de liefde waarachter ‘de weeën van de geboorte’ schuilen. Hun nalatenschap is geen kind, maar is immaterieel en geestelijk van aard en dat laat hen toe zich volledig voor de gemeenschap in te zetten. De opdracht voor homoseksuelen in deze gemeenschappen, en waarom juist zij geschikt zijn om deze opdracht uit te voeren, ziet de auteur als volgt:

35 Anagenetos, ‘Aufruf’, 14. 36 Ibidem.

(28)

Kein Lebensalter ist Bedingung, denn was ist alt und was jung bei solchem Wollen! Doch will ich, als junger Mensch, besonders junge Männer zu diesem Orden aufrufen, weil bei ihnen die Ideenwelt noch nicht durch das Leben von der Tat gewaltsam getrennt ist. (...) Nur die wahrhaft Berufenen wird es anziehen. Wer sind nun diese? Die überwiegende Mehrzahl der Homusexuellen [sic] haben durch die schroffe Gegenüberstellung in sich von männlichen und weiblichen Elementen scharfe Dissonanzen im Innern. Schwer sind sie für die Gesellschaft nutzbar zu machen. Dies zu bewirken, und zwar besonders an der jüngeren, noch formbaren Generation, die Dissonanzen nach Möglichkeit auszugleichen, die feinen Züge herauszuholen und zu entwickeln, solchen Homosexuellen zu den für sie geeigneten Stellen im Gesellschaftsleben zu verhelfen, und sie dazu zu erziehen, (...) das sei der Zweck der zahlreichen schon bestehenden Freundschaftsbünde, die ja die große Masse der Homosexuellen zu erreichen vermögen, neben der gleichwertigen Aufgabe, ihren Mitgliedern engeren Zusammenschluß, Freude und Erholung zu bieten.37

Naast het aanbieden van een soort gezelschapsleven bestaat de opdracht voor de gemeenschap er volgens deze passage uit om jonge homoseksuelen, die nog kneedbaar en onverfijnd zijn, voor te bereiden op een leven in de samenleving, en daarbij hun beste eigenschappen verder te verfijnen en te ontwikkelen. De reden waarom dit juist met jonge mannen moet gebeuren, is omdat ze nog vormbaar zouden zijn, hun ideeënwereld is nog niet door het leven verstoord geraakt. Er wordt verder niet uitgelegd tot welke vorm er moet worden ontwikkeld, of wat het einddoel hiervan is, maar uit het artikel wordt wel zichtbaar dat er een bepaald besef bestaat dat er een jongere generatie moet worden voorbereid op de samenleving en opgeleid met de waarden van de mannengemeenschap. Dit komt overeen met de waarden van de Männerbund die in de ideologische uiteenzetting in de eerste editie worden uitgelegd. Een oudere mentor begeleidt en ondersteunt een jongere in de weg naar volwassenheid. Dit vindt plaats in een mannelijke gemeenschap afgezonderd van de buitenwereld, zonder invloed van vrouwen of de maatschappij. In dit artikel wordt duidelijk hoe de auteur dit ideaalbeeld in de praktijk voor ogen ziet, namelijk een exclusieve, autonome minimaatschappij. Het plaatsen van dit artikel op de eerste pagina van de tweede editie laat zien dat deze vertolking een bepaalde betekenis van belang heeft voor de redactie van Der Eigene en Adolf Brand. De relatie van de auteur tot Adolf Brand is onbekend en verder ook moeilijk te onderzoeken, aangezien hij onder een pseudoniem schrijft. De reden om onder een pseudoniem te schrijven, is vaak om een bepaalde anonimiteit te bewaren, het kan dus zijn dat de auteur negatieve gevolgen zou ondervinden zodra zijn naam

(29)

bekend wordt. In het archief van Der Eigene komt de naam ‘Anagenetos’ nog tweemaal voor, een keer als auteur van een bericht onder het hiervoor besproken artikel, waarin over voormalige monniken wordt bericht die daadwerkelijk zo’n exclusieve mannengemeenschap willen stichten in een oud klooster. De andere keer verschijnt de naam als auteur van een stuk proza in het eerste nummer van 1920.

Homosexualität und Reaktion

De terugblik op een gebeurtenis negen jaar voor de publicatie van dit artikel in nummer 3 laat zien hoe het verleden een rol speelt in het gedachtegoed van Adolf Brand. Hij gebruikt persoonlijke ervaringen om zijn ideologie mee op te bouwen. Brand beklaagt de bekrompen kuisheid van het centrale persbureau, nadat ze hem hebben gecensureerd. Hij beeldt ze hierbij af als vijanden van het leven en zet ze op een lijn met hoe hij de kerk beschouwt. Zijn zoektocht naar vrijheid wordt dus naar eigen zeggen verhinderd door mensen die christelijke waarden aanhouden. Hij schept een tegenstelling tussen goed en kwaad, want er zou een cultuurstrijd aan de hand zijn met krachten die het recht en de waarheid tegenhouden. Brand adviseert hierbij een zeer praktische oplossing: door massaal op de socialisten te stemmen, zouden de tegenstanders overwonnen kunnen worden. Op deze manier gebruikt hij een persoonlijke ervaring uit het verleden om zijn strategie voor de toekomst te ontwikkelen.

Sozialdemokratie und Homosexualität

Nummer 4 opent met een zevenenhalve pagina’s lange denkbeeldige rede van Reichstagparlementariër Thiele op 31 maart 1905, vijftien jaar voor de publicatie van deze editie, genaamd Sozialdemokratie und Homosexualität. In de rede wordt gesproken over een petitie van vijfduizend vooraanstaande Duitsers met een breed scala aan verschillende beroepen. De petitie roept op tot een verandering van §175. Dit wetsartikel dat ‘onnatuurlijke ontucht tussen mannen of met dieren’ bestraft met gevangenis en verlies van burgerrechten, zou aangevuld moeten worden met een zinsnede die specificeert dat onnatuurlijke ontucht alleen bestraft zou moeten worden als dit met personen jonger dan zestien plaatsvindt. Er worden historische precedenten aangevoerd van pogingen tot wetsaanpassingen, vergelijkingen met buurlanden en wetenschappelijke bevindingen, onder andere van het

Wissenschaftlich-humanitäres Komitee, zoals de argumentatie die stelt dat er, net als op lichamelijk vlak, allerlei

(30)

Homoseksuele mannen en vrouwen zouden psychologisch respectievelijk vrouwelijk en mannelijk aangelegd zijn. De rede wordt afgesloten met een aantal argumenten waarom §175 niet in het nieuwe wetboek van strafrecht opgenomen zou moeten worden, of in elk geval niet in de toenmalige vorm. Het slotargument luidt:

Meine Herren, wir sind hier Gesetzgeber; da haben persönliche Vorurteile zu schweigen, da haben wir auch die überlieferten, auf der Erziehung und auf anderen Faktoren beruhenden Meinungen völlig zu revidieren. Es steht vor uns ein Problem, - und das Problem wird gelöst werden. Es handelt sich darum, ob noch längere Jahre Tausende und Zehntausende von an sich unglücklichen Menschen noch unter eine Strafbestimmung gestellt werden sollen, die ein Ausnahmegesetz der schlimmsten Art ist. Meine Herren, wir haben die Pflicht, gesetzgeberisch einzugreifen, und darum ersuche ich Sie, dem Antrage zuzustimmen, die Petition des humanitär-wissenschaftlichen Komitees wegen Aufhebung des §175 des Strafgesetzbuchs dem Herrn Reichskanzler zur Berücksichtigung zu überweisen.38

Het doel van het plaatsen van deze rede is niet meteen duidelijk, er staan geen redactionele noten bij of opmerkingen van Brand. Het stuk wordt niet ingeleid of afgesloten. Het zou de bedoeling kunnen zijn om te herinneren aan pogingen uit het verleden om §175 af te schaffen, of om oudere argumenten te hergebruiken die betogen tegen §175. Duidelijk is wel dat Brand politiek zeer geëngageerd is, en met zijn blad naast entertainment ook politiek wil bedrijven, of in elk geval zijn lezers politiek wil informeren en onderwijzen over de strijd tegen §175. Dit is een manier om betrokkenheid te creëren bij de lezers en toont bovendien dat het verleden een zekere rol hierin speelt. Het verleden maakt deel uit van het vormen van een bepaalde continuïteit in de emancipatiestrijd.

Das dunkelste Kapitel preußischer Justiz

Nummer 5 opent met een artikel van Adolf Brand, genaamd Das dunkelste Kapitel preußischer

Justiz. Allerlei über die Gemeingefährlichkeit des § 175. Brand bericht over de manier waarop

hij en §175 misbruikt werden in een politieke affaire. Hijzelf werd namelijk tijdens zijn campagne tegen Dasbach, geestelijke en politicus van het katholieke Zentrum, gebruikt als pion. De personen die hem in eerste instantie hulp leken aan te bieden, wilden in werkelijkheid de Dasbach-affaire gebruiken en opblazen om de aandacht af te leiden van Brands aandacht voor

38 Thiele, ‘Sozialdemokratie und Homosexualität’, Der Eigene. Zeitschrift für Freundschaft und Freiheit 4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Dit vraagt van hen een grote professionaliteit in het bewust en actief aandacht schenken aan het mogelijk maken van ontmoetingen tussen gezinnen (Geens et al., 2018). Al deze

The literature review that follows focuses on issues that are central to the development of a work unit performance measurement questionnaire, namely organizational

behoedmiddel voor de gezondheid der boeren aan te zien, wettiglijk was ingerigt, en dus overal, behalve bij hen, Professoren in de regten, behoorde ingevoerd te worden: -

Wij willen ons alzo op streng-Zuidnederlands standpunt plaatsen. De beeldende kunst moet ons nu het middel aan de hand doen om het specifiek-barokke in de literatuur te onderkennen.

In het geheel kunnen nog minder verbrande vlekken voorkomen, meestal daar waar geen struikhei groeide en weinig strooisel (van Pijpenstro) aanwezig was.. Mossen en

[r]