• No results found

De verhouding tussen IFRS 17 en goed koopmansgebruik Hoe verhoudt IFRS 17 zich voor schadeverzekeraars op basis van de building block approach tot goed koopmansgebruik en welke invloe

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verhouding tussen IFRS 17 en goed koopmansgebruik Hoe verhoudt IFRS 17 zich voor schadeverzekeraars op basis van de building block approach tot goed koopmansgebruik en welke invloe"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Master Thesis

Internationaal- en Europees belastingrecht

De verhouding tussen IFRS 17 en goed

koopmansgebruik

Hoe verhoudt IFRS 17 zich voor schadeverzekeraars op basis van de

building block approach tot goed koopmansgebruik en welke invloed

heeft IFRS 17 voor de fiscale jaarrekening als de conversie commercieel

plaatsvindt?

Naam student: Laure Toorenburg Studentnummer: 12794627

E-mailadres student: lauretoorenburg@hotmail.com

Naam begeleider: Margreet Nijholt Inleverdatum: 8 januari 2021

(2)

2

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterthesis ter afsluiting van de master Internationaal- en Europees

belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Deze opleiding ligt in het verlengde van mijn interesses; of, in welke mate en waarom de waarderingsgrondslagen voor de bepaling van het commerciële resultaat overeenkomen met de fiscale beginselen van goed koopmansgebruik, hoe dit zich ontwikkelt en wat de gevolgen hiervan zijn voor de belastingheffing. Het aspect

schadeverzekeraars is markant aangezien de waarderingsgrondslagen voor fiscale doeleinden geheel op goed koopmansgebruik is gebaseerd.

In het voorwoord wil ik graag mijn omgeving bedanken voor het geduld dat zij hebben

opgebracht, de steun die zij hebben gegeven, en de waardering die ik van hen heb gehad. In het bijzonder wil ik mijn familie bedanken, voor het continue luisteren, de steun, hun

onvoorwaardelijke liefde en het vertrouwen dat zij gaven. Mijn vriend, voor het geduld, de steun en de aanmoediging, ook op momenten dat ik dacht dat ik het niet nodig had. Bedankt.

(3)

3

Abstract

De hoofdvraag in deze thesis ziet op de verhouding tussen IFRS 17 voor schadeverzekeraars op basis van de building block approach en goed koopmansgebruik. Vervolgens wordt besproken welke invloed IFRS 17 op de fiscale jaarrekening heeft als de conversie commercieel plaatsvindt. De nieuwe accountingsstandaard IFRS 17 verplicht verzekeraars de voorziening voor de

verzekeringscontracten voor commerciële doeleinden te waarderen per contractgroep. Een contractgroep wordt bepaald via type contracten, waardering contracten en winstneming. Deze accountingsstandaard wordt per 1 januari 2023 toegepast. De fiscale jaarrekening wordt

gewaardeerd overeenkomstig de beginselen van goed koopmansgebruik, welke kunnen afwijken van de commerciële waarderingsgrondslagen. De vraag of en in hoeverre IFRS 17 overeenkomt met de beginselen van goed koopmansgebruik, en of afhankelijk daarvan een mogelijke

aanpassing in de commerciële jaarrekening voor het opstellen van de fiscale jaarrekening is benodigd, is reeds onbekend. Het doel van deze thesis is dan ook dit nader te bekijken door een descriptief onderzoek.

De onderzoeksvraag wordt beantwoord doordat zowel de kenmerken van IFRS 17 als van goed koopmansgebruik in het algemeen en specifiek voor langdurige schadeverzekeringscontracten worden beschreven. Deze kenmerken worden vervolgens geanalyseerd en vergeleken.

De conclusie van deze thesis is dat IFRS 17 grotendeels overeenkomt met de beginselen van goed koopmansgebruik. De bedrijfseconomische normen gelden voor de fiscale winstbepaling als uitgangspunt. De hoofdregel geldt niet als het bedrijfseconomische inzicht of het

jaarrekeningrecht strijdig is met een wettelijke bepaling of een beginsel van goed

koopmansgebruik. Hierdoor wordt de indeling van type contracten, waardering contracten en winstneming in eerste instantie gevolgd voor de fiscale winstberekening. Hierbij worden de volgende kanttekeningen gemaakt.

➢ Door IFRS 17 worden verzekeringscontracten voor commerciële doeleinden gegroepeerd waardoor de winstneming per groep plaatsvindt. Dit kan strijdig zijn met het

realisatiebeginsel, maar kan toepassing vinden in het eenvoudsbeginsel.

➢ Door de wet van grote aantallen wordt de winst voor fiscale doeleinden niet verantwoord in het jaar waarin de premie ontvangen wordt indien het schadeverloop tijdsevenredig is. Verliezen worden hierdoor binnen de contractgroep verrekend.

(4)

4 ➢ De waardering van de contracten omvat een expliciete onzekerheidsmarge. Dit sluit aan

bij het voorzichtigheidsbeginsel, maar moet voor het realisatiebeginsel wel in

overeenstemming zijn met de economische realiteit. Indien het eenvoudsbeginsel het toelaat, zou mijn aanbeveling zijn de onzekerheidsmarge separaat in de jaarrekening op te nemen, zodat per marge wordt bekeken of dit in overeenkomt met de economische

werkelijkheid.

➢ De wijzigingen in schattingen van toekomstige kasstromen die door IFRS 17 worden berekend, zijn in het geval van zaakschades niet in lijn met goed koopmansgebruik. De transitie van IFRS 17 vindt in de commerciële jaarrekening retrospectief plaats. De fiscale jaarrekening wordt door de het uitgangspunt van balanscontinuïteit niet gewijzigd. De mutatie die voortvloeit uit de commerciële conversie wordt daardoor voor fiscale doeleinden niet erkend en in het fiscale resultaat als additionele winst respectievelijk verlies geboekt.

(5)

5

Inhoudsopgave

1 Inleiding 9

2 IFRS 17 11

2.1 Beginselen IFRS 11

2.1.1 Relevantie (inclusief materialiteitsbeginsel) 12

2.1.2 Getrouwe weergave (inclusief substance over form beginsel en

voorzichtigheidsbeginsel) 12

2.1.3 Begrijpelijkheid 13

2.1.4 Vergelijkbaarheid 13

2.2 Een verzekeringscontract in de jaarrekening in het algemeen 14

2.2.1 Solvency II 15

2.3 Het toepassingsgebied van IFRS voor verzekeraars 16

2.4 Het verschil tussen IFRS 4 en IFRS 17 16

2.5 De implementatie van IFRS 17 in de commerciële jaarrekening 17

2.6 Waardering IFRS 17 in de commerciële jaarrekening 19

2.7 Tussenconclusie 25

3 Fiscale winstbepaling in samenhang met goed koopmansgebruik 28

3.1 Inleiding 28

3.2 Fiscale winstbepaling 28

3.2.1 Balanscontinuïteit en foutenleer 30

3.3 De beginselen van goed koopmansgebruik 32

3.3.1 Het realisatiebeginsel 32

3.3.2 Het voorzichtigheidsbeginsel 34

3.3.3 Het eenvoudsbeginsel 35

3.4 Tussenconclusie 36

4 Goed koopmansgebruik en de voorziening verzekeringsplichtigen bij

schadeverzekeraars 37

4.1 De prestaties van de verzekeraar en de bijbehorende premies 37

4.2 Componenten voorziening verzekeringsplichtigen 38

(6)

6

4.2.2 Administratiekosten 40

4.3 Winstneming van de premie middels goed koopmansgebruik 41

4.4 Tussenconclusie 43

5 IFRS en de fiscale winstbepaling 44

5.1 De verhouding tussen IFRS en de bedrijfseconomie 44

5.1.1 De invloed van IFRS op de fiscale winstbepaling 46

5.2 Een vergelijking tussen IFRS-beginselen en de beginselen van goed koopmansgebruik 48

6 Conclusie 51

6.1 De gevolgen van IFRS 17 voor de fiscale winstbepaling van schadeverzekeraars 51

6.2 De invloed van de commerciële conversie van IFRS 17 voor schadeverzekeraars op de

fiscale jaarrekening 58

Literatuurlijst 59

(7)

7

(8)
(9)

9

1

Inleiding

“The first and truly international IFRS Standard for insurance contracts” Eén accountingmodel voor alle verzekeringscontracten in alle IFRS jurisdicties, betrekking hebbende op 450 beursgenoteerde verzekeraars en $13 triljoen assets1. De nieuwe regelgeving

van de International Accounting Standards Board (hierna: IASB), de International Financial Reporting Standards (hierna: IFRS)2 17, voorziet in de commerciële waardering van

verzekeringscontracten waardoor jaarrekeningen van verzekeringsmaatschappijen onderling vergelijkbaar zijn, hetgeen waar de huidige regelgeving tekort schiet. De nieuwe

accountingsstandaard is de aanleiding van de hoofdvraag in deze thesis.

De fiscale jaarrekening staat los van de commerciële jaarrekening en wordt opgesteld conform de beginselen van goed koopmansgebruik. De beginselen van goed koopmansgebruik divergeren van de commerciële waarderingsgrondslagen, en dus van IFRS 17. Het is onbekend of en in hoeverre IFRS 17 overeenkomt met de beginselen van goed koopmansgebruik. De aanleiding van de hoofdvraag in deze thesis is door hierdoor gecomplementeerd en verabsoluteerd, en vormt de generieke oorzaak van het probleem.

Voor verzekeraars gelden bij de fiscale jaarwinstbepaling een aantal specifieke bepalingen, die zijn neergelegd in het Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars (hierna: BWRV). Voor schadeverzekeraars is de BWRV niet van toepassing, waardoor onverkort de algemene regels van goed koopmansgebruik van toepassing zijn. Deze thesis focust zich op schadeverzekeraars met verzekeringscontracten langer dan één jaar (zoals arbeidsongeschiktheid en invaliditeit), waardoor het BWRV buiten beschouwing is gelaten.

De jaarwinstbepaling bij verzekeringsmaatschappijen3 vraagt om een bijzondere behandeling

omdat deze ondernemers als enigen verzekeringen aanbieden. Verzekeringsdekking bieden heeft onvermijdelijk tot gevolg dat de verzekeraar op sommige polissen met een schade-uitkering

1 https://www.ifrs.org/-/media/project/insurance-contracts/ifrs-standard/ifrs-17-factsheet.pdf 2 IFRS is een boekhoudkundige standaard voor jaarverslagen van bedrijven.

(10)

10 geconfronteerd wordt. De (onzekere en toekomstige) schade-uitkeringen van

verzekeringscontracten worden op de balans gewaardeerd als voorziening verzekeringsplichtigen. Een verzekeringsprestatie karakteriseert zich doordat een partij tegen betaling van premie – of een andere tegenprestatie – risico overdraagt aan een andere partij. Goed koopmansgebruik wordt relevant als de verzekeraar de tegenprestatie in een ander jaar ontvangt dan het jaar waarin de verzekeringsprestatie – door de blootstelling aan het overgedragen risico – wordt geleverd. De baten en lasten die uit een verzekeringsovereenkomst voortvloeien beïnvloeden de fiscale jaarwinst van een schadeverzekeraar. De winstbepaling is mede afhankelijk van de

balanswaardering van de verzekeringscontracten. Het bepalen of, en in hoeverre, de fiscale jaarwinst afwijkt van de commerciële jaarwinst, is afhankelijk van de commerciële waardering en de (fiscale) kenmerken van een verzekeraar. Dit concretiseert de probleemstelling van deze thesis. Voor boekjaren beginnend op of na 1 januari 2023 worden verzekeringscontracten in de

jaarrekening gerapporteerd overeenkomstig IFRS 17. Deze thesis onderzoekt in hoeverre de waardering van verzekeringscontracten onder IFRS 17 overeenkomt met de regels van goed koopmansgebruik voor de fiscale jaarwinstbepaling.

De transitie naar IFRS 17 resulteert in een aangepaste commerciële openingsbalans,

overeenkomstig IFRS 17. Deze thesis onderzoekt tevens welke gevolgen dit fiscaal meebrengt. De hoofdvraag wordt beantwoord middels een descriptief onderzoek waarbij zowel de

kenmerken van IFRS 17 als de kenmerken van goed koopmansgebruik in het algemeen respectievelijk de kenmerken van goed koopmansgebruik voor schadeverzekeraars worden beschreven, geanalyseerd en uiteindelijk vergeleken.

(11)

11

2

IFRS 17

2.1

Beginselen IFRS

Beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie (hierna: EU) baseren voor de Europese gemeenschappelijke markt hun geconsolideerde jaarrekening op IFRS4.

Het door de IASB opgestelde IFRS is een internationaal erkende ‘principle based’ accounting standaard5 met als doel een beter onderlinge vergelijkbaarheid van bedrijven in een internationaal

perspectief door het verschaffen van een ‘true en fair view’6 van de vermogenssituatie. De nadruk

ligt op fair value accounting en op aan de aandeelhouders gerichte ‘performance-reporting’7. Fair

value (reële waarde) intendeert ‘het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn’8. IFRS is gebaseerd op grondbeginselen die ruimte

laten voor eigen interpretatie9.

De basisbeginselen die ten grondslag liggen aan de opstelling en presentatie van jaarrekeningen zijn door de IASB in het Conceptuele Raamwerk voor Financiële Rapportering (hierna: het Raamwerk) uiteengezet. Het Raamwerk dient als hulpmiddel voor de IASB bij het ontwikkelen van internationale en nationale verslaggevingsstandaarden en geeft in gevallen dat specifieke standaarden geen uitsluitsel geven voor een vraagstuk een handvat bij het bepalen van de juiste verwerking van de jaarrekening. Bepalingen in een specifieke standaard gaan voor op het Raamwerk, ook als deze bepalingen strijdig zijn met het Raamwerk.

Het Raamwerk noemt de volgende kwalitatieve kenmerken voor het opstellen van jaarrekeningen10:

➢ Relevantie;

4 EG Verordening nr. 1606/2002.

5 Principle-based focust op de relevante principes en staat tegenover het rule-based, welke focust op regels, zie ook

https://www.ifrs.com/overview/General/differences.html. 6 IAS 3.2.

7 P.H.J. Essers, De toekomst van Goed Koopmansgebruik na de invoering van International Financial Reporting Standards in 2005, Geschriften van de Vereniging voor Belastingwetenschap nr. 224, p. 20.

8 IAS 39.8.

9 Zie ook principle-based.

(12)

12 ➢ Getrouwe weergave;

➢ Begrijpelijkheid; ➢ Vergelijkbaarheid.

2.1.1 Relevantie (inclusief materialiteitsbeginsel11)

Financiële informatie is relevant als de economische besluitvorming van gebruikers voor het beoordelen van vroegere, huidige of toekomstige gebeurtenissen of het bevestigen of corrigeren van vroegere beoordelingen, wordt beïnvloed. De relevantie van informatie is afhankelijk van haar aard en van het kwantitatieve belang, de materialiteit. Informatie is ‘materieel’ indien het weglaten of het onjuist weergeven daarvan de economische beslissingen die gebruikers middels de jaarrekening nemen, kan beïnvloeden. International Accounting Standards (hierna: IAS), alinea 29 stelt als voorwaarde dat alle posten van materieel belang afzonderlijk in de jaarrekening tot uitdrukking komen.

2.1.2 Getrouwe weergave (inclusief substance over form beginsel12 en

voorzichtigheidsbeginsel13)

Een getrouwe weergave van onderliggende transacties en situaties maakt informatie nuttig. Getrouwe weergave betekent volledigheid, onpartijdigheid (of neutraliteit) en zonder fouten14.

Een volledige weergave betekent dat alle informatie die nodig is voor een gebruiker om een transactie of gebeurtenis te begrijpen, wordt weergegeven, en waar noodzakelijk aanvullende toelichtingen15. De informatie wordt niet zodanig gemanipuleerd dat ze meer of minder gunstig

wordt ontvangen door de gebruiker dan de onderliggende situatie rechtvaardigt. Een te agressieve of te conservatieve bepaling van posten of een onevenwichtige nadruk op posten in de

jaarrekening representeert informatie bevoordeeld. Het is noodzakelijk dat de transacties en gebeurtenissen worden verantwoord en weergegeven in overeenstemming met de economische realiteit (‘substance over form’) en niet slechts met hun juridische vorm. Een getrouwe weergave bevat een bepaalde mate van voorzichtigheid voor oordeelvorming, zodat activa of baten niet te hoog worden ingeschat en verplichtingen of lasten niet te laag worden weergegeven.

11 IAS 1.29.

12 Het substance over form beginsel is niet uitdrukkelijk genoemd in het Raamwerk maar wel in bijvoorbeeld IAS 17 en IAS 18. 13 Het voorzichtigheidsbeginsel speelt tegenwoordig geen grote rol meer bij IFRS, zie IAS 39.

14 Het woord ‘juist’ in deze zin betekent niet dat de schatting exact is, maar de informatie is juist als bij het maken van de schatting de juiste methodiek is gekozen, een juist schattingsproces is doorlopen en in de jaarrekening voldoende informatie is opgenomen op basis waarvan de gebruiker begrijpt dat sprake is van een schatting, hoe deze tot stand is gekomen en de beperkingen die hieraan kleven.

(13)

13

2.1.3 Begrijpelijkheid

Informatie in jaarrekeningen moet voor gebruikers begrijpelijk zijn. Het uitgangspunt is dat gebruikers een redelijke kennis bezitten van het bedrijfsleven, van economische activiteiten en van verslaggeving. Bovendien zijn zij bereid de nodige tijd te steken in het bestuderen van de in een jaarrekening verstrekte informatie.

2.1.4 Vergelijkbaarheid

Het onderling vergelijken van jaarrekeningen van verschillende ondernemingen over dezelfde verslagperiode zorgt dat gebruikers op juiste wijze kunnen kiezen uit alternatieven16. Dit wordt

bereikt door het hanteren van dezelfde grondslagen voor de verslaggeving, zoals IFRS. De internationale standaarden bepalen voor gelijksoortige transacties en gebeurtenissen eenzelfde wijze van verwerking en bieden alleen bij wijze van uitzondering een keuze uit meerdere mogelijkheden.

Door consistentie worden verschillende verslagperioden in de jaarrekeningen vergeleken. Dit onderkent en beoordeelt ontwikkelingen in de financiële positie, de resultaten en de kasstromen van de onderneming. Consistentie concordeert niet met vergelijkbaarheid, maar draagt daar wel aan bij17.

Bij het vergelijken van verschillende verslagperioden komt de informatie op bestendige wijze tot stand en weergegeven. Dit betekent dat voor weergave en waardering van soortgelijke transacties en gebeurtenissen in jaarrekeningen van ondernemingen van periode tot periode dezelfde

uitgangspunten worden gehanteerd18. De bestendigheidseis leidt tot wijziging van de gehanteerde

grondslagen voor de verslaggeving, doordat door het gebruik van andere grondslagen op een betere wijze wordt voldaan aan de eisen van relevantie en betrouwbaarheid19.

Het is voor de vergelijking van de financiële positie en resultaten van een onderneming noodzakelijk dat de jaarrekening gelijksoortige informatie over voorgaande periode bevat, hetgeen herrekening van de vergelijkende cijfers in de jaarrekening vereist.

16 IAS 1.38.

17 Alinea QC22 Raamwerk. 18 IAS 1.45.

(14)

14 Naast de fundamentele kwalitatieve kenmerken verhogen tijdigheid en verifieerbaarheid de bruikbaarheid van relevante en betrouwbare informatie. Informatie is relevant bij tijdige beschikbaarheid, waarbij wordt gerapporteerd voordat alle aspecten van een transactie of

gebeurtenis kenbaar zijn20. De leidraad tussen de afweging van tijdige verslaggeving en getrouwe

informatie, is hoe op de beste wijze behoeften van gebruikers bij het nemen van economische beslissingen worden gediend. Het (indirecte) nut van de informatie overtreft de kosten21.

De grondbeginselen voor de jaarrekeningen zijn het toerekeningsbeginsel22 en het

continuïteitsbeginsel23. Het toerekeningsbeginsel (accrual beginsel) boekt transacties in de

periode waarop zij betrekking hebben en niet wanneer geldmiddelen worden ontvangen of betaald. Deze informatie is nuttigste voor het nemen van economische beslissingen. Het continuïteitsbeginsel waarborgt het ‘going concern’ van de onderneming, waarbij wordt aangenomen dat de onderneming in de nabije toekomst voortzet.

Bovenstaande resulteert in vijf beginselen voor IFRS: het materialiteitsbeginsel, het substance over form beginsel, het voorzichtigheidsbeginsel, het continuïteitsbeginsel en het

toerekeningsbeginsel.

2.2

Een verzekeringscontract in de jaarrekening in het algemeen

De belangrijkste balansposten bij een verzekeraar zijn aan de actiefzijde de beleggingen en aan de passiefzijde de voorziening verzekeringsplichtigen.

Bij schadeverzekeringscontracten is onbekend of en in hoeverre een bedrag wegens schade wordt uitgekeerd. Het risico-element in het contract overheerst, waarvoor de voorziening

verzekeringsplichtigen wordt gevormd. Hierdoor worden de kosten in het jaar van de uitkering, reeds gedurende de looptijd van het contract, op de winst in mindering gebracht. De voorziening omvat het verwachte vermogen dat nodig is om alle lopende verzekeringsverplichtingen te dekken24. Het representeert de geschatte omvang van de voorzienbare lasten minus de

20 IFRS schrijft geen periode voor waarbinnen de jaarrekening moet worden gepubliceerd. 21 Alinea QC3 Raamwerk.

22 IAS 1.27. 23 IAS 1.25.

(15)

15 voorzienbare premies die voortkomen uit het gesloten verzekeringscontract. De kosten, rente en schaden bepalen de omvang, waarbij rekening wordt gehouden met zowel de bekende als de nog niet aangemelde schaden. De toekomstige onzekere gebeurtenis bepaalt of de verzekeraar

tegenover de verzekerde in de toekomst uitkeert25.

Verzekeringscontracten in de commerciële jaarrekening worden gewaardeerd onder het huidige IFRS 4 en in de toekomst onder IFRS 17.

De verzekeraar biedt dekking voor de risico’s van zijn klanten door het samenbrengen van de afzonderlijke risico’s van de individuele klanten gedurende een bepaalde periode26. Het risico dat

de verzekeraar over de totale verzekeringsportefeuille loopt, is daardoor vele malen kleiner dan de risico’s die alle polishouders afzonderlijk lopen. De klant – die van het schaderisico verlost wordt – betaalt naast de verwachte kosten een risico-opslag. Dit is feitelijk de beloning voor de verzekeraar voor het uitoefenen van het verzekeringsbedrijf (het samenbrengen van risico’s).

2.2.1 Solvency II

Naast IFRS eerbiedigen verzekeraars in hun commerciële jaarrekening de vereisten van

Solvency II27. Dit raamwerk houdt prudentieel toezicht op verzekeraars waarin Europese regels

zijn opgenomen voor toegang tot en de uitoefening van het verzekeringsbedrijf. Ze versterkt het risicobeheer van verzekeraars en zorgt voor harmonisatie op Europees niveau. Belangrijk uitgangspunten zijn de risico-gebaseerde kapitaaleisen en de balanswaardering op marktwaarde. Solvency II is opgericht in drie pijlers; risicokwantificering, risicomanagement en

risicotransparantie.

De waardering van de technische voorziening onder Solvency II wordt vastgesteld conform de richtlijnen van EIOPA en DNB, en bestaat uit een verwachte contante waarde van de toekomstige kasstromen op basis van een beste schatting plus een risicomarge28. Ze onderkent geen

winstelementen die zijn gebruikt als onderbouwing van uitgestelde belastingvorderingen, maar

25 S.F.M. Niekel, NDFR – Deel Vennootschapsbelasting – Wet VPB 1969 – 29 Besluit reserve verzekeraars, oktober 2017. 26 Door de zwakke wet van de grote aantallen.

27 Solvency II-richtlijn (2009/138/EG).

28 Artikelen 75 tot en met 86 uit de Richtlijn 2009/138/EG, artikelen 17 tot en met 51, 56 tot en met 58 en 265 uit de Gedelegeerde Verordening van 10 oktober 2014, Richtsnoeren voor de waardering van technische voorzieningen (EIOPA-BoS-14/166 NL), Richtsnoer 22 voor de informatieverstrekking over de vaststelling van de technische voorziening (EIOPA-BoS-15/109).

(16)

16 worden uitsluitend door fiscale winsten onderbouwd. De bestaande risicomarge wordt evenmin meegenomen.

Deze thesis gaat niet verder in op de verhouding tussen IFRS 17, de fiscaliteit en Solvency II gezien deze thesis zich focust op de verhouding tussen IFRS 17 en goed koopmansgebruik.

2.3

Het toepassingsgebied van IFRS voor verzekeraars

Voor de behandeling van verzekeringsverplichtingen en de daarmee samenhangende activa maakt IFRS geen onderscheid tussen soorten verzekeringsmaatschappijen29, maar richt zich op

verzekeringscontracten30.

Verzekeringscontracten worden gedefinieerd middels het begrip ‘significant insurance risk’31. Dat

risico wordt overgedragen: risico’s opgeroepen door het contract zelf (zoals afkoopkosten) blijven bij de afweging van wat ‘significant’ is buiten beschouwing. Bij de overdracht van onvoldoende verzekeringsrisico is sprake van een Investment Contract dat als financieel product wordt gewaardeerd en gepresenteerd middels IFRS 9. Als deze beleggingscontracten discretionair winstdelend zijn, vallen ze wel onder IFRS 1732. Herverzekeringscontracten vallen onder de

definitie verzekeringscontracten33.

Voor de invoering van IFRS 17 overwegen IFRS-verzekeraars of er wijzigingen in de algemene voorwaarden van contracten zijn, die resulteren in wijziging of verwijdering van dat contract onder IFRS 17.

2.4

Het verschil tussen IFRS 4 en IFRS 17

De volwaardige standaard IFRS 17 vervangt de overgangsstandaard, IFRS 434. IFRS 17 wordt

naar verwachting toegepast vanaf 1 januari 2023 maar mag eerder worden toegepast35.

29 Artikel 7:944 BW en 7:964 BW maken verdelen verzekeraars onder tussen sommen- en schadeverzekeringen.

30 De bron van informatie voor deze paragraaf is grotendeels gebaseerd op ‘IFRS 17 Effect Analysis’ van 18 mei 2017, opgesteld door IFRS en het Handboek Jaarrekening 2020, hoofdstuk 48, auteurs: R. Kruit, T. van Limpt, M. Pronk en S. Visser.

31 IFRS 17.B17. 32 IFRS 17 Appendix A. 33 IFRS 17.78.

34 De gepubliceerde overgangsstandaard behandelt enkel de informatieverschaffing in de toelichting. 35 https://www.ifrs.org/issued-standards/list-of-standards/ifrs-17-insurance-contracts/.

(17)

17 IFRS-verzekeraars leggen onder de bestaande standaard, IFRS 4, op lokale verslaggevingsregels verantwoording af over de door hen uitgegeven verzekeringscontracten, zelfs als die contracten vergelijkbaar zijn. Dit resulteert in discrepantie in de waardering van verzekeringscontracten tussen IFRS-verzekeraars. Daarnaast passen niet-IFRS-verzekeraars richtlijnen toe uit andere IFRS-standaarden (IAS 39 Financial Instruments: Classification and Measurement/ IFRS 9 Financial Instruments or IAS 18 Revenue/IFRS 15 Revenue from Contracts with Customers). Banken en dienstverlenende bedrijven die IFRS 4-contracten uitgeven gebruiken

boekhoudkundig verslaggevingsregels die vergelijkbaar zijn met andere

niet-verzekeringscontracten36. Hiervoor hanteren niet-IFRS-verzekeraars de IFRS 17 vereisten.

Door het uitblijven van wet- en regelgeving voor verzekeringscontracten ontbreken in de financiële overzichten van verzekeraars updates van de waarde van verzekeringsverplichtingen om het effect van veranderingen in de economische omgeving weer te geven, zoals veranderingen in rentetarieven en risico’s. Bovengenoemde tekortkomingen ondervangt IFRS 17 grotendeels. De invoering van IFRS 17 zorgt voor een aanzienlijke uitbreiding van toelichtingen.

2.5

De implementatie van IFRS 17 in de commerciële jaarrekening

De introductie van een IFRS-standaard leidt doorgaans tot vergelijkbare veranderingen tussen bedrijven. Normaliter gaan bedrijven die de grondslagen van hun jaarrekening op IFRS baseren, van een gangbare bestaande boekhoudpraktijk naar dezelfde nieuwe praktijk. Bedrijven hebben onder IFRS 4 verschillende praktijken toegepast en verschillende verzekeringscontracten uitgeven, waardoor de effecten van IFRS 17 per bedrijf verschillen, zelfs binnen hetzelfde rechtsgebied.

De effecten van IFRS 17 op een jaarrekening heeft de volgende factoren:

➢ De soorten en aard van de verzekeringscontracten die de onderneming uitgeeft; en ➢ De mate waarin de vereisten van IFRS 17 verschillen van de grondslagen voor financiële

verslaggeving die de onderneming momenteel toepast voor haar verzekeringscontracten. De transitie naar IFRS 17 per 1 januari 2023 vereist een vergelijkbare openingsbalans, waarbij de mutatie die voortvloeit uit IFRS 17 rechtstreeks als nettobedrag in het eigen vermogen wordt

(18)

18 verwerkt37. De meting van de contractuele service marge (hierna: CSM), de identificatie van het

verliescomponent van de verplichting voor de resterende dekking en de gecumuleerde niet-gerealiseerde resultaten op de overgangsdatum, zijn afhankelijk van gebeurtenissen in het verleden. Deze aspecten van de meting en de daaropvolgende presentatie van contracten die van kracht zijn op overgangsdatum vereist historische informatie. Dit verzwaart de volledige

retrospectieve benadering van IFRS 17, vooral voor entiteiten die langlopende contracten hebben uitgegeven jaren voorafgaand aan de overgang.

De invoering van IFRS 17 geschiedt retrospectief38. De overgangsbepalingen vereenvoudigen de

transitie indien het ‘impractible39’ is alle benodigde ‘reasonable and supportable’ informatie te

verkrijgen die nodig is voor een unit of account40. De gewijzigde retrospectieve benadering of de

reële-waardebenadering biedt dan een uitkomst. De keuze wordt afzonderlijk gemaakt voor elk unit of account waarvoor het onpraktisch is IFRS 17 retrospectief te implementeren. Het gebruik van de gewijzigde retrospectieve benadering is afhankelijk van de beschikbaarheid van redelijke en ondersteunende informatie. De reële-waardebenadering wordt toegepast als de gewijzigde retrospectieve benadering onmogelijk is41. Bij de reële-waardebenadering worden de

verzekeringsverplichtingen opgenomen tegen reële waarde. Doorgaans is geen markt voor verzekeringsproducten aanwezig en wordt een schatting gemaakt.

De verschillende methodes leiden tot diverse berekeningen van de CSM en de daarbij behorende toekomstige winstgevendheid op de overgangsdatum tussen entiteiten. Een lagere waardering leidt tot een lagere CSM en een positief effect op de toekomstige winstgevendheid. Een hoge waardering van de verzekeringscontracten leidt tot een lagere toekomstige winstgevendheid. De IASB verwacht weinig verandering in de verantwoording van veel kortlopende42

verzekeringscontracten omdat deze onder een eenvoudigere methode vallen43.

37 IFRS 17.C4.

38 Dit houdt in dat wordt teruggekeken naar de datum van eerste opname en de verplichting (in het bijzonder de CSM) op die datum wordt bepaald alsof IFRS 17 van kracht was.

39 IFRS 17.33 – De definitie ‘impractible’ kan verschillen per verzekeraar en is gelinkt aan de interpretatie van ‘undue cost and effort’. De verzekeraar mag afzien van de FRA indien voldoende wordt aangetoond dat het verkrijgen of reconstrueren van historische data niet ‘without undue cost and effort’ is.

40 IFRS 17.C4. 41 IFRS 17.C8. 42 Korter dan één jaar. 43 IRS 17.22.

(19)

19

2.6

Waardering IFRS 17 in de commerciële jaarrekening

Verzekeringscontracten dekken vaak moeilijk meetbare langetermijnrisico’s en complexe risico’s. De contracten worden doorgaans niet op markten verhandeld en bevatten een depositocomponent, wat verdere waarderingsuitdagingen meebrengt. De doelstelling van IFRS 17 is het nuttiger en transparanter maken van financiële verslagen van verzekeraars en consistentie van de

boekhoudkundige praktijken voor verzekeringen in alle IFRS-rechtsgebieden.

2.6.1.1 Type contracten

IFRS 17 onderscheidt contracten naar type risico, de jaarlaag waartoe het contract behoort en de verwachting of het contract winst- of verliesgevend is44.

i) Type risico

Het bepalen van welke contracten dezelfde risico’s bevatten is een oordeelskwestie. Contracten hebben dezelfde risico’s als de verwachte cashflows qua hoeveelheid en timing op dezelfde manier reageren op veranderingen in ‘key assumptions’. Van contracten in dezelfde productlijn wordt aangenomen dat zij dezelfde risico’s bevatten en vallen derhalve in dezelfde groep45.

Verzekeraars combineren verschillende producten met verschillende risico’s in één

verzekeringscontract (zoals een inboedelverzekering met een motorrijtuigenverzekering). De standaard impliceert dat middels combinatiecontracten een verzekeraar 3 verschillende portfolio’s aanbiedt (voorbeeld: i) inboedelverzekering, ii) motorrijtuigenverzekering, iii) combinatie van i en ii), gezien de contracten drie verschillende type risico’s omvatten. IFRS 17 biedt geen uitkomst of een (combinatie)verzekeringscontract wordt verdeeld in verschillende

verzekeringscomponenten46. Economische substance leidt volgens de Transition Resources

Group47 (hierna: TRG) tot separate groepering van combinatieverzekeringscontracten.

44 IFRS 17.14 en IFRS 17.16. 45 IFRS 17.14.

46 Insurance contracts: Responding tot he external editorial review, IASB staff paper 2C, February 2017, Issue A8.

47 De Transition Resource Group voor IFRS 17 is opgericht om de IASB op de hoogte te houden van implementatieproblemen die zich voordoen tijdens de implementatie van IFRS 17.

(20)

20

ii) Jaarlaag

Contractgroepen zijn verboden als zij met een tussenpoos van meer dan een jaar zijn uitgegeven48, behalve voor het eerste toepassingsjaar van IFRS 17. Dit limiteert verlies- en

winstcompensatie.

iii) Winst- of verliesgevend

Contracten worden geïdentificeerd in i) contracten die bij aanvang direct verliesgevend zijn, ii) contracten die bij aanvang geen significante kans hebben verliesgevend te worden en iii) overige contracten. De aanvangsdatum van een contract is de datum waarop de verzekeraar de

contractuele verplichting heeft risico’s op zich te nemen (de uitgavedatum van het contract)49.

Een verlieslatend contract vangt aan zodra het contract wijst op verlieslatend zijn, of de uitgavedatum.

Veranderingen in aannames en schattingen verstrekt door interne rapportages beoordelen of een contract (g)een significant verlies heeft verliesgevend te worden50. Het groeperen van de

contracten geschiedt voor contracten binnen dezelfde type risicogroep. Hierdoor geschiedt verliesverrekening binnen een contractgroep waardoor verlieslatende contracten als niet-verlieslatend worden aangemerkt. Het groeperen van contracten geschiedt eenmalig bij het afsluiten van het contract51.

2.6.1.2 Waardering contracten

De benaderingswijzen voor de waardering onder IFRS zijn als volgt.

1. Building Block Approach (hierna: BBA), het algemene model voor de meeste langlopende contracten52.

2. Premium Allocation Approach (Hierna: PAA), voor de meeste kortlopende contracten (optioneel).

3. Variable Fee Approach (Hierna: VFA), voor contracten met bepalingen voor directe deelname. 48 IFRS 17.22. 49 IFRS 17.25. 50 IFRS 17.19. 51 IFRS 17.22. 52 IFRS 17.32.

(21)

21 De PAA en VFA zijn versimpelde methodes van de BBA, waarbij het niet vereist is de CSM expliciet te meten of de verplichting van de contracten te actualiseren voor wijzigingen in disconteringsvoeten of andere financiële variabelen. De PAA is een alternatief voor schade- en zorgverzekeraars met kortlopende verzekeringscontracten. Hierbij wordt gewaardeerd op de ontvangen premies minus eventuele kosten voor acquisitie, waarna iedere periode een deel van de niet-verdiende premie vrijvalt. Bij de premieontvangst worden deze weer toegevoegd. Voor het deel van het contract waarvoor wel al verzekeringsdekking is gegeven, wordt de BBA toegepast (discontering is niet vereist als cashflows binnen een jaar worden betaald of ontvangen).

De benaderingswijze BBA (het algemene model) wordt verder uitgewerkt, gezien deze van toepassing is op langlopende contracten (arbeidsongeschiktheid en invaliditeit) en op overige schade- en zorgverzekeraars.

De balanswaardering van units of accounts is het totaal van:53

➢ De benodigde kasstromen om de toekomstige verplichtingen uit hoofde van het verzekeringscontract te voldoen.

➢ De CSM – het reserveren van de ongerealiseerde winst op een contract.

➢ De verplichting van de verzekeraar om de te verwachten bedragen te betalen die verband houden met de geleverde diensten (“liability for incurred claims”).

1. De kasstromen

De kasstromen die nodig zijn om de verplichtingen uit hoofde van het verzekeringscontract te voldoen, bestaan uit:

a. De verwachte kasstromen – de huidige schattingen van bedragen die het bedrijf verwacht te innen van premies en te betalen voor claims, voordelen en kosten; en b. De disconteringsvoet - een aanpassing op de te verwachten kasstromen om de

tijdswaarde van geld en financiële risico’s te reflecteren;

c. Een risico-opslag voor niet-financiële risico’s – een aanpassing voor de timing en het risico van de bedragen.

(22)

22 1.1 De verwachte kasstromen

De verwachte kasstromen includeren alle kasstromen ontstaan uit rechten en plichten in de periode waarin de verzekeringsgever de verzekeringnemer verplicht premies te betalen of waarin de verzekeraar een inhoudelijke verplichting heeft de verzekeringnemer diensten te verlenen. Vereist is dat de onderneming de verwachte kasstromen op elke verslagdatum actualiseert, gebruik makend van verdisconteerde actuele schattingen van de toekomstige kasstromen, inclusief de winstdeling, tot aan het contracteinde54.

Het contract wordt verondersteld te eindigen als een premie-aanpassing wordt doorgevoerd waardoor een herbeoordeling van de risico’s plaatsvindt55. IFRS 17 indiceert niet expliciet of de

herbeoordeling van risico’s uitsluitend verwijst naar verzekeringsrisico’s of ook naar andere soorten risico’s van het contract. De TRG was van mening dat alleen het risico dat de verzekeringsnemer aan de verzekeringsgever overdraagt, relevant is.

Toekomstige verzekeringscontracten, waarbij een recht of verplichting inzake verwachte kasstromen buiten de grens van het verzekeringscontract valt, worden niet erkend56. De

verwachte kasstromen welke binnen het contract vallen, zijn direct gerelateerd aan de uitvoering van het contract en waarover de verzekeraar discretie heeft over het bedrag of timing. IFRS 17 voorziet een lijst van kasstromen van welke onder IFRS 17 vallen57.

De kasstromen van verzekeringsacquisities zien op succesvolle en niet-succesvolle inspanningen. De direct toerekenbare kosten van een portefeuille van bijvoorbeeld

motorrijtuigenverzekeringscontracten worden niet verdeeld in de kosten voor afgesloten

contracten en de kosten van inspanningen die niet geleid hebben tot de uitgifte van een contract.

1.2 De disconteringsvoet

Het tweede element voor het meten van kasstromen reflecteert de tijdswaarde van geld en financiële risico’s door de te verwachten kasstromen te corrigeren. Discontering geschiedt tegen de actuele marktrente, uitgaande van de (rente)karakteristieken van de portefeuilles58. Er wordt

54 IFRS 17.33. 55 IFRS 17.34. 56 IFRS 17.35. 57 IFRS 17.B65. 58 IFRS 17.36.

(23)

23 geen rekening gehouden met eigen kredietwaardigheid. De verzekeraar kan de effecten van de beweging van marktwaarden en -interest via het resultaat of OCI verwerken.

Het is onwaarschijnlijk dat een waarneembare marktprijs bestaat voor een financieel instrument met dezelfde kenmerken als een verzekeringscontract. Een entiteit oordeelt in hoeverre het verzekeringscontract overeenkomt met financiële instrumenten waarvoor waarneembare marktprijzen beschikbaar zijn, passen zich aan en geven de verschillen weer.

De disconteringsvoet voor verzekeringscontracten waarbij de contractgrens verder reikt dan de periode waarvoor waarneembare marktgegevens beschikbaar zijn, wordt geschat middels beschikbare informatie.

Het bepalen van de disconteringsvoet op de aanvangsdatum van eerste opname van een unit of account is gebaseerd op de gewogen gemiddelde disconteringsvoeten over de periode dat

contracten in de groep worden uitgegeven, wat niet meer dan één jaar bedraagt59. Dit leidt tot een

wijziging van de disconteringsvoeten gedurende de periode van contracten. Wanneer contracten worden toegevoegd aan een groep in een volgende rapportage periode (omdat de periode van de groep twee rapportageperioden omvat) en disconteringsvoeten worden herzien, past een

verzekeraar de herziene disconteringsvoeten toe vanaf het begin van de rapportageperiode waarin de nieuwe contracten worden toegevoegd60. Er vindt geen inhaalcorrectie achteraf plaats.

1.3 Een risico-opslag

Het derde element, de risico-opslag, is de compensatie die de verzekeringsgever vereist voor het dragen van de onzekerheid over het bedrag en de timing van kasstromen die voortvloeien uit niet-financiële risico’s61, zoals kostenrisico62. De waardering van de risico-opslag wordt niet door

IFRS 17 gespecificeerd, maar bevat de volgende kenmerken63:

➢ Risico's met een lage frequentie en een hoge ernst resulteren in een hogere

risicoaanpassingen voor niet-financieel risico dan die met hoge frequentie en lage ernst.

59 IFRS 17.B73. 60 IFRS 17.28. 61 IFRS 17.37. 62 IFRS 17.B86. 63 IFRS 17.B88.

(24)

24 ➢ Voor vergelijkbare risico's resulteren contracten met een langere looptijd in hogere

risicoaanpassingen voor niet-financieel risico dan contracten met een kortere looptijd. ➢ Risico's met een bredere kansverdeling leiden tot een hoger risico aanpassingen voor

niet-financieel risico dan die met een smallere spreiding.

➢ Hoe minder bekend is over de gebruikte onderliggende aannames om te bepalen de huidige schatting en de trend ervan, hoe hoger de risicoaanpassing voor niet-financieel risico.

Het doel van de kenmerken is het bijdragen aan het selecteren van een geschikte methode64.

2 De contractuele service marge

De CSM is een reserve welke ongerealiseerde winsten op toekomstige diensten van een groep verzekeringscontracten representeert65. Bij de eerste opname wordt de CSM gewaardeerd op

toekomstige kasstromen, verdisconteerd door een vaste rente, minus acquisitiekosten. De CSM wordt elke periode middels die rente opgerend.

Nadelige of voordelige herschattingen van kasstromen (bijvoorbeeld door marktontwikkelingen) en wijzigingen in de risico-opslag (inclusief oprenting van de vastgestelde rente), worden

verwerkt in de CSM, tenzij daardoor alsnog een verwacht verlies ontstaat. Voor dit verwachte verlies wordt een afzonderlijke aanvullende verplichting verantwoord en bijgehouden.

Wijzigingen in de verplichtingen van bewegingen van de marktrente worden in het resultaat of in het eigen vermogen (OCI) verwerkt. De CSM en OCI worden geamortiseerd gelijktijdig aan de contractduur, waardoor winsten worden verantwoord naarmate de verzekeringsdekking strekt66.

3 Liability for incurred claims

Dit ziet op het betalen van verzekerde reeds plaatsgevonden gebeurtenissen, voorgedane gebeurtenissen waarvoor de claims niet zijn gerapporteerd en andere gemaakte

verzekeringskosten. Deze verplichting wordt gewaardeerd op de vrije kasstromen.

64 IFRS 17.BC213-214. 65 IFRS 17.38. 66 IFRS 17.44.

(25)

25

2.6.1.3 Winstneming

De waardering van balansposten correleert met de winstneming. Winstneming geschiedt per unit of account, waarbinnen verliesverrekening plaatsvindt.

Een contract wordt gewaardeerd middels verwachte kasstromen, de CSM en de liability for incurred claims. De onderneming dient inzake de benodigde kasstromen ter voldoening van de toekomstige verplichtingen:

➢ De wijzigingen in schattingen van toekomstige kasstromen tussen rapportagedata te verantwoorden, hetzij als een bedrag in de resultatenrekening, hetzij als een aanpassing van de verwachte winst voor het verstrekken van verzekeringsdekking, afhankelijk van het soort wijziging en de reden ervoor; en

➢ Kiest waar de effecten van bepaalde wijzigingen in disconteringsvoeten worden gepresenteerd, hetzij in het resultaat, hetzij in niet-gerealiseerde resultaten.

De beweging van de marktwaarden en -interest worden via het resultaat of via OCI geboekt. De resultatenrekening neemt de verwachte winst voor het verstrekken van verzekeringsdekking, via OCI of de CSM, op naarmate de verzekeringsdekking wordt verstrekt. Doorgaans wordt winst erkend wanneer verzekeringsdiensten worden geleverd in plaats van premies ontvangen.

De CSM reserveert ongerealiseerde winsten op een contract. De resultatenrekening verantwoordt de verwachte verliezen die voortvloeien uit verlieslatende contracten zodra de onderneming bepaalt dat verliezen worden verwacht.

2.7

Tussenconclusie

Samenvattend worden contracten gegroepeerd. De BBA waardeert unit of accounts op de benodigde kasstromen om aan de verplichtingen uit hoofde van het verzekeringscontract te voldoen, de CSM en de verplichting van de verzekeraar om de te verwachten bedragen te betalen die verband houden met de geleverde diensten. Winstneming geschiedt per unit of account. De mutatie die voortvloeit uit de retrospectieve transitie naar IFRS 17 wordt rechtstreeks als nettobedrag in het eigen vermogen verwerkt.

(26)

26 De belangrijkste waarderingsitems van IFRS 17 voor type contracten, waardering contracten en winstneming zijn in onderstaande tabellen opgenomen. Deze komen terug in de eindconclusie.

(27)
(28)

28

3

Fiscale winstbepaling in samenhang met goed

koopmansgebruik

3.1

Inleiding

De totaal- en jaarwinstbepaling vervullen een belangrijke rol bij het bepalen van de fiscale jaarwinst. Samen met artikel 3.25 Wet IB 2001 vervult artikel 3.8 Wet IB 2001 een spilfunctie bij de fiscale winstbepaling. De totale winst van artikel 3.8 Wet IB 2001 luidt:

‘het bedrag van de gezamenlijk voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit onderneming’.

De bepaling heeft een tweetal functies67. In eerste instantie beantwoordt dit artikel de vraag wat

als winst wordt belast. In de tweede plaats is in deze bepaling het totaalwinstbegrip neergelegd. Elk voor- of nadeel dat gedurende het bestaan van de onderneming ontstaat behoort tot de totaalwinst. De totaalwinst wordt per onderneming aan de afzonderlijke kalenderjaren

toegerekend middels goed koopmansgebruik. Deze toerekening wordt geregeerd door artikel 3.25 Wet IB 2001 juncto artikel 8 lid 1 Wet VPB 1969. De jaarwinst wordt bepaald met inachtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. Balansposten worden gewaardeerd naar hun toestand op balansdatum. Het gaat om kennis welke ten tijde van het opmaken van de fiscale balans bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn68. De

bestendige gedragslijn wordt alleen gewijzigd indien goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt. Verschillende beginselen gelden voor goed koopmansgebruik als leidraad voor de fiscale winstbepaling. De som van de diverse jaarwinst middels goed koopmansgebruik komt overeen met de totaalwinst van de onderneming gedurende de gehele levensduur van de onderneming69.

3.2

Fiscale winstbepaling

De fiscale jaarwinst wordt bepaald middels goed koopmansgebruik. De inhoud van het begrip ‘goed koopmansgebruik’ wordt mede bepaald door de ontwikkelingen in de maatschappij en de

67 HR 2 april 1947, B. 8335. 68 HR 18 juni 1943, B. 7687.

(29)

29 opvattingen omtrent de winstbepaling70. Dit leidt tot een open norm en een dynamisch

winstbegrip. Een dynamisch winstbegrip geeft ruimte om de ontwikkelingen van goed koopmansgebruik binnen de bedrijfseconomie voor fiscale winstbepaling te volgen zonder wetswijziging71. Het nadeel is de rechtsonzekerheid; opvattingen van de Hoge Raad (hierna: HR)

omtrent goed koopmansgebruik veranderen gedurende de tijd.

De Staatssecretaris72 en mr. dr. Bruijsten73 zien de open norm als positief doordat goed

koopmansgebruik in het huidige recht voldoende is uitgekristalliseerd en wordt bijgesteld op detailniveau74. Het nadeel dat mr. dr. Bruijsten erkent en met rechtszekerheid samenhangt is de

snelheid van de besluitvorming en de rechtsvorming75. In het tijdsbestek van de rechterlijke

procedure is de belastingplichtige in onzekerheid over de uitkomst. Daarnaast ontwikkelt goed koopmansgebruik zich alleen als relevante vraagstukken aan de rechter worden voorgelegd. Belastingplichtigen, adviseurs en de belastingdienst zijn volgens mr. dr. Essers76 meer gebaat bij

codificatie van de verworvenheden van goed koopmansgebruik77.

De dynamiek van het begrip goed koopmansgebruik is duidelijk zichtbaar in HR 18 december 1992, nr. 26 674, BNB 19921/181. In dit arrest oordeelde de HR: ‘De term goed

koopmansgebruik betekent niet dat uitsluitend hetgeen gebruikelijk is, noch dat al hetgeen gebruikelijk is daartoe behoort. De term staat niet in de weg aan de toepassing van op zichzelf goede wijzen van winstberekening die niet eerder zijn toegepast, en houdt anderzijds geen waarborg in dat al hetgeen te eniger tijd als goed koopmansgebruik is aanvaard, niet in het licht van latere ontwikkelingen wordt afgewezen’. Hieruit blijkt dat goed koopmansgebruik mee-evolueert met de gewijzigde maatschappelijke omstandigheden; een niet eerder toegepast

winstberekeningsstelsel is in overeenstemming met goed koopmansgebruik en een in het verleden

70 Compendium Vennootschapsbelasting 2020/3.8.1.1, G.W.J.M. Kampschöer. 71 Handelingen II 1949-1950, 27 april 1950, 1251, blz. 1607.

72 Handelingen I 2003/04, nr. 11, 29 210, 29 209, 29 036, 29 026, 29 200, nr. G, vraag 20.

73 Mr. Dr. C. Bruijsten is als senior manager verbonden aan Bureau Vaktechniek van EY Belastingadviseurs. Hij is in 2016 gepromoveerd aan de Universiteit Tilburg met de titel ‘Onzekerheid in fiscale rechtsvinding’. Hij is (mede)auteur van een aantal boeken, naslagwerken en een groot aantal tijdschriftartikelen over belastingrecht. Hij is tegens redacteur van een fiscaal naslagwerk.

74 C. Bruijsten, De toekomst van het fiscale jaarwinstbegrip, WFR 2009/823. 75 C. Bruijsten, De toekomst van het fiscale jaarwinstbegrio, WFR 2009/823.

76 Prof. dr. P.H.J. Essers is een Nederlandse fiscaal econoom en politicus namens het CDA. Hij is hoogleraar belastingrecht aan de universiteit van Tilburg. Daarnaast is hij redacteur bij een aantal tijdschriften gericht op belastingen.

77 P.H.J. Essers, De toekomst van Goed Koopmansgebruik na de invoering van International Financial Reporting Standards in 2005, Geschriften van de Vereniging voor de Belastingwetenschap nr. 224, p.25.

(30)

30 geaccepteerde winstberekeningsstelsel wordt verworpen. Mr. dr. Doornebal78 beschrijft oorzaken

voor de kentering van de HR79. Primair noemt hij de gewijzigde maatschappelijke

omstandigheden, zoals toename van welvaart. Vervolgens zijn gewijzigde maatschappelijke opvattingen van invloed80. Tot slot kan een kentering plaatsvinden door een gewijzigd inzicht in

het recht bij de HR zelf.

Mijns inziens is het grote nadeel van goed koopmansgebruik dat zij alleen ontwikkelt als een relevant vraagstuk wordt voorgelegd aan de rechter. Zekerheid over de fiscale waardering van een (nieuw) bedrijfseconomisch aspect geeft alleen op die manier uitsluitsel.

3.2.1 Balanscontinuïteit en foutenleer

Het uitgangspunt bij de fiscale winstberekening is dat de totaalwinst die de ondernemer geniet gedurende de periode dat de onderneming een bron van inkomen is, wordt belast.

Balanscontinuïteit – de beginbalans van een boekjaar sluit aan op de eindbalans van het voorgaande boekjaar – zorgt dat alle winsten worden belast. Dit is het sluitstuk tussen de totaalwinst en de jaarwinst. De foutenleer schetst hoe de eis van een juist stelsel van winstbepaling zich verhoudt tot het beginsel van balanscontinuïteit81.

Een aanpassing van de commerciële begincijfers wordt door het beginsel van de

balanscontinuïteit voor fiscale doeleinden niet gevolgd. De commerciële jaarrekening waardeert dit als een vermogensboeking in het aanpassingsjaar, terwijl de fiscale vermogensvergelijking dit bedrag in het fiscale resultaat boekt.

Een voorbeeld – geen commercieel-fiscale verschillen. Het beginvermogen, zonder toepassing van IFRS 17, bedraagt € 100. Door de transitie naar IFRS 17 bedraagt het commerciële

beginvermogen € 150. Het resultaat over het boekjaar bedraagt € 20. De balanscontinuïteit leidt tot de volgende fiscale vermogensvergelijking.

78 Dr. Joan Doornebal is verbonden aan het Bureau Vaktechniek van Ernst & Young Belastingadviseurs LLP te Rotterdam. Van 1983-1997 was hij als universitair (hoofd)docent verbonden aan het Fiscaal-Economisch Instituut van de Erasmus Universiteit Rotterdam. In 1991 is hij gepromoveerd op een proefschrift met als titel "De terugkeer uit een BV".

79 ‘Goed koopmansgebruik als open norm’, NTFR beschouwingen 2008/33. 80 BNB 1957/208.

(31)

31 De balanscontinuïteit leidt tot een verschil van € 50 welke commercieel in het beginvermogen is opgenomen, maar fiscaal niet tot uiting komt. Een vermogensmutatie anders dan een

kapitaalstorting of -onttrekking of dividenduitkering wordt in het fiscale resultaat geboekt. Dit resulteert niet in een actieve of passieve belastinglatentie gezien het permanente karakter. Tijdelijke waarderingsverschillen tussen de commerciële en fiscale balans leiden tot

belastinglatenties, zoals de afschrijving op materiële vaste activa (commerciële afschrijving drie jaren, fiscaal vijf jaren). In de eerste drie jaren leidt dit – vanuit gaande dat er geen andere commercieel-fiscale verschillen zijn – tot een hogere fiscale winst (lagere fiscale

afschrijvingskosten). Het commerciële resultaat bevat na drie jaren geen afschrijvingslast, terwijl voor fiscale doeleinden nog over twee jaren wordt afgeschreven. Hierdoor wordt in de toekomst minder belasting betaald. Na vijf jaren is de commerciële balanspost weer gelijk aan de fiscale balanspost. De winst over de totale levensduur van de onderneming is commercieel en fiscaal gelijk, maar wordt anders verdeeld over de boekjaren. Voor dit tijdelijke verschil, waardoor in de toekomst minder belasting werd betaald, is destijds een actieve latentie opgenomen. De

belastinglatentie wordt berekend door het belastingtarief vermenigvuldigd met het commercieel-fiscale verschil. De belastinglatentie vervalt zodra het commercieel-commercieel-fiscale verschil op de balanspost is opgeheven82.

Permanente verschillen leiden niet tot een belastinglatentie. Het opgetreden verschil tussen de commerciële winst en het belastbare bedrag is definitief waardoor winstverschuiving niet van toepassing is83.

82 Handboek Accountancy, B 1.1260 Winstbelasting in de jaarrekening.

83 Handboek Accountancy, B 1.1260.0 De aard van de verschillen tussen fiscale en vennootschappelijke winst: periodewinst en Totalgewinn bij de income statement benadering.

(32)

32

3.3

De beginselen van goed koopmansgebruik

Het begrip goed koopmansgebruik is in de doctrine en rechtspraak ontwikkeld tot een autonoom fiscaal begrip. Welke wijze van jaarwinstbepaling in overeenstemming is met goed

koopmansgebruik wordt bepaald via de wisselwerking tussen verschillende beginselen. Ze vormen uit het uitgangspunt voor de bepaling van goed koopmansgebruik:

➢ Realisatiebeginsel; ➢ Voorzichtigheidsbeginsel; ➢ Eenvoudsbeginsel.

Het samenspel tussen deze beginselen resulteert in voordelen die worden belast op het moment dat zij daadwerkelijk zijn opgekomen én gerealiseerd, terwijl (onzekere) nadelen worden genomen zodra geconstateerd wordt dat zij zich waarschijnlijk voordoen.

Tussen de beginselen bestaat geen duidelijke hiërarchie84. De feiten en omstandigheden van het

specifieke geval zijn leidend voor welk beginsel de overhand heeft.

3.3.1 Het realisatiebeginsel

Het realisatiebeginsel wordt gezien als een gecombineerde toepassing van het

veroorzakingsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel waarbij de voorzichtigheid prevaleert boven een toerekening aan voorgaande perioden middels het veroorzakingsbeginsel. Doorgaans geldt het volgende bij toepassing van het realiteitsbeginsel:

i) Voordelen worden belast op het moment dat zij daadwerkelijk zijn opgekomen en gerealiseerd (veroorzaking).

ii) Nadelen worden genomen zodra wordt geconstateerd dat zij zich waarschijnlijk voordoen, ook als zij nog niet zeker zijn (voorzichtigheid).

iii) De baten die betrekking hebben op de kosten aan dezelfde periode worden toegerekend (matching)85.

84 Compendium Vennootschapsbelasting 2020/3.8.1.3, G.W.J.M. Kampschöer.

(33)

33 Het realisatiebeginsel bepaalt de fiscale winst door de economische werkelijkheid86 en voorkomt

willekeurige winstverschuiving. Kosten die niet of onvoldoende aan opbrengsten worden toegerekend, worden ten laste van de winst van de opgekomen periode gebracht. Kosten toerekenbaar aan opbrengsten in een later jaar resulteren in een anticipatiepost op de balans. Volgens mr. dr. Lubbers87 en mr. dr. Douma88 is dit het geval wanneer aan de volgende criteria

wordt voldaan:

- er zijn duidelijk aanwijsbare uitgaven;

- er bestaat een nauw verband tussen de uitgaven en bepaalde opbrengsten; - het is waarschijnlijk dat die opbrengsten worden gegenereerd.89

Het matchingbeginsel dwingt niet tot het activeren van kosten teneinde deze toe te rekenen aan de opbrengsten bij onzekerheid of de uitgaven tot toekomstige opbrengsten leiden (criteria 2). De anticipatiepost wordt bepaald middels het inzicht ten tijde de kosten worden gemaakt90. Het

voorzichtigheidsbeginsel waardeert geactiveerde balansposten af naar hun lagere bedrijfswaarde bij constatering.

De winst van de afwikkeling van een transactie welke over de jaargrens heen gaat of meer jaren omvat, wordt uiterlijk gerealiseerd als de goederen zijn afgeleverd of de vordering volwaardig is geworden91. De winst wordt verantwoord ten tijde van het sluiten van de overeenkomst92. Het

tijdstip van betaling is irrelevant voor de toerekening van de ontvangsten uit hoofde van de overeenkomst, het moment waarop de vordering ontstaat, is bepalend93. De koper is verplicht bij

aflevering de overeengekomen prijs te betalen, waardoor de vordering ontstaat. De vordering is solvabel, anders vindt middels het voorzichtigheidsbeginsel een afwaardering plaats.

86 D. Brüll, Objectieve en subjectieve aspecten van het fiscale winstbegrip, p. 143.

87 Mr. dr. A.O. Lubbers is sinds 2003 hoogleraar belastingrecht te Universiteit Leiden. Zijn specialisaties zijn fiscale winstbepaling en het formele belastingrecht. Hij heeft in 2016 van de HR de titel ‘Watcher van de Belastingkamer’ ontvangen. Van 2002-2017 was hij raadsheer-plaatsvervanger in Gerechtshof Amsterdam en ’s-Hertogenbosch. In 2013 heeft hij samen met Koos Boer Lubbers & Boer B.V. opgericht. 88 Mr. dr. S.C.W. Douma is sinds 2017 hoogleraar Internationaal & EU Formeel belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam. In 2017 is hij

benoemd tot lid van het Permanent Scientific Committee van de International Fiscal Association. Voor zijn proefschrift ontving hij de dissertatieprijs van de Vereniging voor Belastingwetenschap. In 2017 is hij toegetreden tot Lubbers, Boer & Douma. Hij was rechter-plaatsvervanger in Rechtbank Haarlem respectievelijk raadsheer-rechter-plaatsvervanger in Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

89 Mr. dr. S.C.W. Douma en mr. dr. A.O. Lubbers, De rol van het matchingbeginsel bij de toerekening van uitgaven, WFR 2002/111. 90 HR 12 april 1995, nr. 29 866, BNB 1995/180, noot Zwemmer.

91 HR 18 december 1991, nr. 26.674, BNB 1992/181; HR 8 september 1993, nr. 28.871, BNB 1992/92 en HR 20 juli 1999, nr. 33.357, BNB 1999/338.

92 HR 11 mei 1960, nr. 14.269, BNB 1960/193.

(34)

34 Een overeenkomst onder opschortende voorwaarde ontstaat als aan die voorwaarde is voldaan. De winst uit een dergelijke overeenkomst wordt gerealiseerd zodra aan die voorwaarde is voldaan. Indien tegenover een te ontvangen vergoeding toekomstige prestaties staan, wordt de vergoeding als bate aangemerkt zodra die prestaties worden verricht. De ontvangst van de vergoeding resulteert in een transitoire passiefpost94.

Het realisatiebeginsel vereist dat winstneming geschiedt per deel van de overeenkomst. De HR stelde dat goed koopmansgebruik toestaat dat winstneming plaatsvindt tijdens de oplevering als sprake is van één werk of waarbij de bedoeling van beide partijen is dat de prestaties van de overeenkomst in economisch opzicht onverbrekelijk met elkaar samenhangen95. Hiervan is sprake

bij overeenstemming over de prijs, het geheel van prestaties en deelprijzen. Winst wordt uiterlijk genomen bij realisatie van het voordeel; als de koopsom wordt ontvangen, een volwaardige vordering ontstaat of als sprake is van overdracht van het economische eigendom.

3.3.2 Het voorzichtigheidsbeginsel

Binnen goed koopmansgebruik speelt het voorzichtigheidsbeginsel op verschillende wijze een rol; als onderdeel van het realisatiebeginsel waarbij winsten bij realisatie in aanmerking worden genomen en het voorzichtigheidsbeginsel op zichzelf waarbij verliezen reeds worden genomen ten tijde van constatering in plaats van realisering.

Het voorzichtigheidsbeginsel biedt de mogelijkheid tot winstuitstel doordat winst slechts genomen wordt als de omvang met redelijke zekerheid vaststaat. Dit is vrijblijvend, waardoor bijvoorbeeld direct te verhandelen aandelen op hun werkelijke waarde in plaats van op de aanschafprijs worden gewaardeerd. Het realisatiebeginsel begrenst het voorzichtigheidsbeginsel doordat een koopsom die niet direct van de solvabele schuldenaar wordt ontvangen, in de winst wordt opgenomen.

Geconstateerde verliezen worden als verlies in aanmerking genomen als een bepaalde mate van zekerheid bestaat dat de (toekomstige) verliezen zich daadwerkelijk voordoen96. Het

voorzichtigheidsbeginsel ondersteunt daarmee het veroorzakingsbeginsel van het

94 HR 17 september 2004, 40120. BNB 2004/412. 95 Zoals een koop-/aannemingsovereenkomst.

(35)

35 realisatiebeginsel; waardedaling van activa die leidt tot afwaardering. De lasten (welke in

aanmerking zijn genomen vanwege het voorzichtigheidsbeginsel), die niet samenhangen met bepaalde baten, worden in het jaar waarop zij betrekking hebben aan het fiscale resultaat toegerekend (middels het veroorzakingsbeginsel).

Een voorbeeld – de waardedaling van een pand vanwege een brand dat werd gebruikt voor de bedrijfsuitoefening. Door de brand is de boekwaarde en de bedrijfswaarde gedaald. De toekomstige verkoop van dit pand resulteert in een definitief verlies, gezien het pand door de brand voor een lagere waarde wordt verkocht. Het verlies is daardoor redelijk zeker en wordt toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking heeft. Met andere woorden: de waardedaling van het pand vanwege de brand wordt in het jaar van de brand genomen. De waardedaling is het redelijke zekere verlies dat tot uiting komt door het voorzichtigheidsbeginsel, maar wordt in het jaar van de brand in het resultaat betrokken door het veroorzakingsbeginsel.

Een balanspost wordt afgewaardeerd als het verlies aanzienlijk is; een percentage tussen de 30 en 50, of meer. De mate waarin middels het voorzichtigheidsbeginsel een afwaardering of verlies in aanmerking wordt genomen, wordt bepaald door de toestand op balansdatum en door de kennis die tijdens het opleggen van de aanslag bekend is (geworden). Dit geldt alleen als die kennis betrekking heeft op feiten die zich vóór balansdatum hebben voorgedaan. Het

Marketmakerarrest97 primeerde het realisatiebeginsel door samenhangende waardering van activa

en passiva voor te schrijven.

3.3.3 Het eenvoudsbeginsel

De winstberekening wordt middels het eenvoudbeginsel niet onnodig ingewikkelder dan voor de omvang van het bedrijf noodzakelijk is98. De basis voor de winstberekening is het kasstelsel dat

kijkt naar alle opbrengsten en uitgaven in een jaar. Het is irrelevant of deze aan dat jaar worden toegerekend. De belastingdienst ziet het eenvoudsbeginsel anders; het eenvoudsbeginsel is de hanteerbaarheid van (een deel van) een systeem van winstberekening99.

97 HR 21 maart 2014, nr. 12/02793, NTFR 2014/1118. 98 Dit is bijvoorbeeld gecodificeerd in artikel 3.30 lid 4 IB. 99 HR, 28 januari 2011, nr. 10/00650, BNB 2011/85.

(36)

36 Het eenvoudbeginsel wordt vaak afgeworpen door de controleerbaarheid100 en het risico van

winstverschuiving naar de toekomst101. Door ontwikkelingen in de administratieve

bedrijfsvoering is de invloed van het eenvoudsbeginsel de laatste jaren geringer. Het

eenvoudbeginsel verzet zich tegen de vorming van een voorziening omdat het arbitrair is welk deel van de kosten verband houden met de in de toekomst te verrichten arbeidsprestaties102.

Het eenvoudsbeginsel honoreert onder omstandigheden de mogelijkheid om fiscaal IFRS te volgen, bijvoorbeeld bij de bancaire sector en de waardering van hun financiële instrumenten. De mogelijkheid ontstaat door een verzoek aan de belastingdienst. Het daaropvolgende akkoord leidt voor de betreffende onderneming dan niet tot strijdigheid met de beginselen van goed

koopmansgebruik. Het realisatiebeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel zijn hierbij

ondergeschikt aan het eenvoudsbeginsel. Het eenvoudsbeginsel kan worden toegepast indien alle betrokken partijen tot het inzicht komen dat het volgen van de commerciële cijfers hen werk scheelt.

3.4

Tussenconclusie

De totaalwinstbepaling wordt per onderneming afzonderlijk aan kalenderjaren toegerekend middels goed koopmansgebruik. Het begrip goed koopmansgebruik is niet in de wet vastgelegd waardoor zij zich ontwikkelt zodra een relevant vraagstuk wordt voorgelegd aan de rechter. De basis voor goed koopmansgebruik zijn de bedrijfseconomische normen. De fiscale

jaarwinstbepaling wordt overeenkomstig goed koopmansgebruik opgesteld door een wisselwerking tussen het realisatiebeginsel, het voorzichtigheidsbeginsel en het eenvoudsbeginsel.

Het realisatiebeginsel vereist dat winst wordt genomen per deel van de overeenkomst. Door het voorzichtigheidsbeginsel worden winsten in aanmerking genomen bij realisatie en verliezen op het moment van constatering. De winstberekening middels het eenvoudsbeginsel is niet onnodig ingewikkelder dan voor de omvang van het bedrijf noodzakelijk is. Het uitgangspunt bij de fiscale winstbepaling is de balanscontinuïteit.

100 HR 3 juni 1970, 16353, BNB 1970/153. 101 HR 7 januari 1970, 16182, BNB 1970/61. 102 HR 28 januari 2011, nr. 10/00650, V-N 2011/8.11.

(37)

37

4

Goed koopmansgebruik en de voorziening

verzekeringsplichtigen bij schadeverzekeraars

Schadeverzekeraars passen evenals andere ondernemingen bij de jaarwinstbepaling goed koopmansgebruik toe103. Goed koopmansgebruik waardeert de voorziening

verzekeringsplichtigen als volgt.

➢ Vastgesteld wordt tot welke prestatie(s) de verzekeraar zich via een overeenkomst verbonden heeft in welk jaar hij deze prestaties levert.

➢ Vervolgens kan de verzekeraar de reeds ontvangen premies door het vormen van een voorziening verzekeringsplichtigen toerekenen aan het jaar waarin hij daartegenover de tegenprestatie verschuldigd is.

➢ Voorts kan de verzekeraar de uitgaven – die in de toekomst voortvloeien uit de reeds geleverde verzekeringsprestatie – door het vormen van een schadevoorziening toerekenen aan het jaar waaruit deze kosten voortvloeien.

De baten en lasten die uit een bepaalde verzekeringsovereenkomst voortvloeien worden zoveel mogelijk toegerekend aan het jaar waarin de verzekeraar de prestaties uit hoofde van die overeenkomst heeft geleverd.

4.1

De prestaties van de verzekeraar en de bijbehorende premies

De moeilijkheden van de waardering van een verzekeringscontract zien vaak op de prestaties die een verzekeraar door het afsluiten van verzekeringscontracten levert, zoals risicodekking en het rendement op ingelegde premies. De prestaties resulteren in een premie. De ontvangen premie is onderdeel van een reeks premieontvangsten in opeenvolgende jaren. De interpretatie van de feiten op het tijdstip van de premie ontvangst is voor goed koopmansgebruik significant. Een langlopende overeenkomst leidt tot andere feiten dan een overeenkomst met jaarlijks

stilzwijgende verlenging waarbij alleen de klant de verbintenis kan verbreken. Indien de interpretatie van de feiten geen aanleiding tot onduidelijkheid geeft, wordt goed

koopmansgebruik aldus toegepast:

103 De bron van informatie voor dit hoofdstuk is grotendeels de Vakstudie Vennootschapsbelasting, Fiscale Encyclopedie De Vakstudie Vennootschapsbelasting, Deventer: Wolters Kluwer, hoofdstuk 35.

(38)

38 ➢ Goed koopmansgebruik bepaalt dat een ontvangen premie vrijvalt ten gunste van de winst

van het jaar waarin de verzekeraar daartegenover een prestatie levert.

➢ Goed koopmansgebruik bepaalt dat toekomstige schade-uitkeringen via de vorming van een schadevoorziening ten laste van de winst mogen worden gebracht van het jaar waarin zich de verzekerde gebeurtenis heeft voorgedaan waarin deze toekomstige uitgaven hun oorsprong vinden.

Schadeverzekeringscontracten hebben in de regel een looptijd van één jaar waarbij voor bepaalde verzekeringen een stilzwijgende verlenging gebruikelijk is. Er bestaan langlopende

schadeverzekeringscontracten, zoals arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsverzekeringen.

4.2

Componenten voorziening verzekeringsplichtigen

De voorziening verzekeringsplichtigen is in wezen opgebouwd uit drie onderdelen, welke hieronder separaat worden besproken104.

1. Premievoorziening

Schadepremies worden vooruit ontvangen waardoor een deel van de in een jaar ontvangen premies betrekking heeft op een periode die ligt na de balansdatum. De premievoorziening wordt gepassiveerd, overeenkomstig het realisatiebeginsel. De premiereserve wordt op tijdsevenredige basis berekend105.

2. Voorziening voor lopende risico’s van het schadebedrijf

Deze voorziening omvat schaden en kosten uit lopende schadeverzekeringscontracten die na afloop van het boekjaar ontstaan en niet gedekt worden door de premievoorziening, tezamen met de in het volgende boekjaar of boekjaren te ontvangen premies. Voor fiscale doeleinden worden vraagtekens gezet bij deze voorziening. Een voorziening wordt voor fiscale doeleinden gevormd middels de criteria van het baksteenarrest106: de toekomstige uitgaven vinden hun oorsprong in de

feiten en omstandigheden, die zich in de periode voorgaande aan de balansdatum hebben

104 De informatie die is opgenomen in deze paragraaf ziet voornamelijk het NDFR – Deel Vennootschapsbelasting – Wet VPB 1969 – 29 Besluit reserve verzekeraars, S.F.M. Niekel.

105 HR 15 oktober 1980, nr. 19.707, BNB 1981/85. 106 HR 26 augustus 1998, nr. 33.417, BNB 1998/409.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

OCMW’s kunnen sinds 2002 putten uit het fonds voor hulp aan mensen in energiearmoede.. “Een doorlichting bewees dat het efficiënt en noodzake- lijk is”, zegt emeritus professor

Het komt tegen de normale regel in blijkbaar toch wel voor, dat vaste activa niet op basis van de kostprijs, maar tegen taxatiewaarde in de balans worden op­ genomen..

Ik acht dit een ontwikkeling die valt te betreuren, omdat van overheidsbemoeienis in de vorm van het geven van voorschriften inzake de inrichting van de jaarrekening geen sprake

Blijkens § 3, lid 3, van de Leidraad Investeringsaftrek kan de verkrijging van een (groter) aandeel in een bedrijfsmiddel tengevolge van een verblijvingsbeding

Afgezien van de wellicht bestaande mogelijkheid in het geval van het kasstelsel bepaalde activa naar het privé-ver­ mogen over te brengen (in welk geval dus

De algemene vermogenscorrectie over dat deel van het normale vermogen, dat risicodragend, dus door de gerechtigden tot de onder­ neming is verschaft, vormt voor hen

Slechts in de fiscale sfeer is het voor­ schrift begrijpelijk, omdat de wetgever kennelijk geredeneerd heeft: in een vorig jaar hebt U Uw winst met een

Dit boek vormt de uitgewerkte tekst van de inaugurele rede die ik op 25 maart 2011 heb uitgesproken ter gelegenheid van de openbare aanvaarding van het ambt als bijzonder