Nu verder..
In de tekening is steunpunt B een rolpunt, dat wil zeggen dat Rbverticaal = 0 kN
In steunpunt A werkt een verticale en een horizontale reactiekracht.
Reactiekrachten berekenen: ∑ van de momenten t.o.v. A = 0 → 10 kN * 4m – Rb*3m = 0 Rbh = 131/3 kN.
∑ van de verticale krachten = 0 → Rav = 10 kN ↑
∑ van de horizontale krachten = 0 → Rah = 131/3 kN. →
Knooppunt 3:
De hoek tussen de stangen 3 en 5 → tan(hoek) = 3/
4 → hoek = 36,87 graden.
stang 5
10 kN stang 3
Tan (hoek) = 10 kN /stang 5 → stang 5 = 10 / 3/
4 → stang 5 = 131/3 kN.
Stang 3 → kan met Pythagoras → Stang 3 = 16 2/ 3 kN
Knooppunt A:
Rav = 10 kN ↑ en Rah = 131/3 kN. →
Je kunt nu met Pythagoras Ra berekenen: Ra = 16 2/
3 kN
Wat opvalt is dat Ra = Stang 3 = Stang 2 = 16 2/ 3 kN.
Dit klopt ook want als je kijkt naar kooppunt 4 dan geldt: stang 2 = stang 3 want liggen in elkaars verlengde en is stang 4 een nulstang.
Dus stang 4 = 0 kN.
Omdat B een rolpunt is mogen in knooppunt B geen verticale krachten werken. Omdat stang 4 een nulstang is moet stang 1 ook een nulstang zijn.
Nu weer verder…
Voor knooppunt A geldt een bijzondere situatie!
Als je voor knooppunt A het krachtenschema tekent dan krijg je :
Stang 2 Rav
Rah
Stang 2 maakt evenwicht met Rav en Rah → Stang 1 is een nulstang.
Je kunt ook de Snede-methode gebruiken: Stang 4 berekenen:
Snede door stang 2,4 en 5 en neem knooppunt 3.
∑ van de momenten t.o.v. knooppunt 3 = 0 → Raverticaal * 4m – Rahorizontaal * 3m ± Stang 4
* arm = 0
→ 10 kN * 4m - 131/
3 kN * 3m ± Stang 4 *
arm = 0
→ Stang 4 = 0 want de momenten “heffen elkaar op”
Stang 5 berekenen: Neem knooppunt 4
∑ van de momenten t.o.v. knooppunt 4 = 0 2m
De arm van stang 5 t.o.v. knooppunt 4 = 1,5 m tan(hoek) =3/ 4
③ Knooppunt 4
→ Raverticaal * 2m - Rahorizontaal * 1,5m + Rb * 1,5 m ± Stang 5 * 1,5 m = 0
→ 10 kN * 2m - 131/
3 kN * 1,5m + 131/3 kN * 1,5m ± Stang 5 * 1,5 m = 0
→ Stang 5 = 131/ 3 kN