• No results found

Uit de mest- en mineralenprogramma's : Stikstofoverschotten op bedrijven en percelen in de open teelt sectoren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Uit de mest- en mineralenprogramma's : Stikstofoverschotten op bedrijven en percelen in de open teelt sectoren"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uit de mest- en mineralenprogramma's

wageningen ur

Stikstofoverschotten op bedrijven en percelen

in de open teelt sectoren

Inleiding

De mest- en mineralenprogramma's hebben onder meer ten doel om geschikte indicatoren vast te stellen voor de emissies van mineralen vanuit de landbouw. Eén van de projecten die daartoe worden uitgevoerd, is onder andere gericht op de vraag: hoe vertaalt zich een toelaatbaar overschot (MINAS verliesnorm) aan stikstof (N) en fosfor (P) naar werkelijke overschotten op de bodembalans van het bedrijf en van de individuele percelen? En hoe groot zijn de verschillen in perceelsoverschotten binnen bedrijven en in bedrijfsoverschotten binnen en tussen de verschillende open teelt sectoren?

Onder 'overschot' wordt verstaan: het verschil tussen de totale aanvoer van mineralen en de afvoer in de vorm van geoogste produkten.

De verdeling van het bedrijfsoverschot over de percelen is van belang omdat deze verdeling bepaalt hoe groot het areaal bouwland is waarop werkelijk een overschot-norm wordt overschreden. Bovendien staat nog niet vast of de relatie tussen overschot en milieubelasting lineair is, in systemen met steeds wisselende positieve en negatieve perceelsoverschotten, vanwege gewasrotaties.

Dit infoblad belicht deze vragen met behulp van gemeten gegevens uit praktijkbedrijven voor de sectoren akkerbouw, bloembollen- en

vollegrondsgroenteteelt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van gegevens van Telen met Toekomst (TmT) uit de jaren 2000 en 2001, met 5-6 bollenbedrijven, 9 vollegrondsgroentebedrijven en 14 akkerbouwbedrijven.

Er worden twee aspecten behandeld:

• de variatie in gemeten perceelsoverschotten ten opzichte van de gemeten bedrijfsoverschotten

• de relatie tussen MINAS-N-overschot en gemeten-N-overschot (op perceelsnivo) De werkelijke emissies naar het milieu blijven hier buiten beschouwing en worden in een volgend infoblad behandeld.

Variatie in gemeten perceelsoverschotten ten opzichte van de

gemeten bedrijfsoverschotten

Onderstaande tabel laat zien dat bedrijfsoverschotten en de variatie in

perceelsoverschotten daarbinnen niet zozeer verschilden naar sector (akkerbouw, vollegrondsgroente en bollen) als wel naar groepen die een sector binnen een regio vertegenwoordigen (regio*sector).

Gemiddelde bedrijfsoverschotten verschillen significant tussen de sector*regio groepen, met de grootste N-overschotten in VG-MB en BOL-NWN, gevolgd door de AK*ZWN, en met de laagste overschotten in AK-NON.

De verschillen tussen gemiddeld minimum en gemiddeld maximum van

perceelsoverschotten binnen één groep bedrijven was groter (200 - 600 kg N / ha) dan de verschillen tussen de bedrijfsoverschotten binnen één groep (60 - 220 kg N / ha).

(2)

Relatie Gemeten N overschot met MINAS N overschot

Figuur 1a-1c, waarin per sector de MINAS-overschotten en de gemeten N-overschot-ten tegen elkaar zijn uitgezet, geeft aan dat MINAS-overschotN-overschot-ten over het algemeen een stuk lager liggen dan de gemeten overschotten in alle bedrijven. Zowel intercepts als hellingen van de trendlijnen verschillen significant van de 1:1 lijn tussen Gemeten-en MINAS overschottGemeten-en. In de vollegrondsgroGemeten-ente- Gemeten-en bollGemeten-enteelt neemt het verschil tussen MINAS-overschotten en Gemeten-overschotten bovendien toe met toenemend overschot. Die verschillen kunnen gedeeltelijk verklaard worden uit N-depositie in neer-slag (30-50 kg N ha-1), die wel in de Gemeten-overschotten wordt meegerekend en

niet in de MINAS-overschotten. Een ander deel van de verklaring ligt in het verschil tussen de standaard forfaitaire afvoer van 165 kg N ha-1per geoogst gewas (of 200

kg N ha-1bij een dubbelteelt) in de MINAS-overschotten en de kleinere werkelijke

afvoer van stikstof met het gewas in de Gemeten-overschotten. Vooral de stikstofaf-voer in veel vollegronds-groenten en bloembollen is veel kleiner dan de forfaitaire afvoer van 165 kg N ha-1. Bij bollen is bovendien de aanvoer van stro (hyacint en

nar-cis) en het gebruik van buiten MINAS vallende meststoffen de oorzaak voor de extre-men waarin het MINAS N-overschot meer dan 250 kg N ha-1(tot 600 kg N ha-1!!) lager

is dan het gemeten N-overschot.

Aangezien de relaties tussen MINAS-overschot en Gemeten-overschot duidelijk ver-schillen tussen de sectoren, zou één empirische relatie tussen MINAS-overschot en milieubelasting de werkelijke milieubelasting in bepaalde sectoren onderschatten (vol-legrondsgroente en bloembollen) en in andere mogelijk overschatten (akkerbouw).

Conclusie

Variatie in perceelsoverschotten binnen bedrijven is groter dan de variatie in bedrijfsoverschotten binnen sector* regio groepen.

MINAS-N-overschot onderschat het werkelijk gemeten-N-overschot in alle hier geanalyseerde open teelt-sectoren.

Voor meer informatie:

Dr. ir. S (Simone) Radersma Dr. ir. H.F.M. (Hein) ten Berge Informatieblad 398.30 Juni 2003

PPO-AGV e-mail: hein.tenberge@wur.nl

Postbus 430, 8200 AK Lelystad Mest- en Mineralenprogramma's 398-I, 398-II, 398-III

Tel. 0320-291352 Ir. S. (Susan) van 't Riet Gefinancieerd door het ministerie van LNV

e-mail: simone.radersma@wur.nl e-mail:susan.vantriet@wur.nl www.mestenmineralen.nl

1a Akkerbouw (perceel) y = 0,99x - 72 R2 = 0,79 -200 0 200 400 600 800 -200 0 200 400 600 800

Gemeten overschot (kg N / ha)

MINAS-overschot (kg N / ha) 1b Vollegrondsgroente (perceel) y = 0,86x - 110 R2 = 0,88 -200 0 200 400 600 800 -200 0 200 400 600 800

Gemeten overschot (kg N / ha)

MINAS-overschot (kg N / ha) 1c Bloembollen (perceel) y = 0,64x - 91 R2 = 0,51 -200 0 200 400 600 800 -200 0 200 400 600 800

Gemeten overschot (kg N / ha)

MINAS-overschot (kg N / ha)

Gemiddelde gemeten bedrijfsoverschotten, gemiddelde minimum en maximum

perceelsoverschotten minimale en maximale bedrijfsoverschotten per regio*sector in kg N ha-1

bedrijfsoverschot percelen bedrijven

sector*regio gemiddeld percmin percmax bedrmin bedrmax

AK*NON 83 a -17 220 60 125 AK*ZON 121 b 26 218 89 166 AK*ZWN 171 c 5 490 145 222 VG*ZON 157 bc 48 264 26 249 VG*MB 288 d 82 670 231 412 BOL*NWN 273 d 91 455 221 309

NON - Noord Oost Nederland, ZON - Zuid Oost Nederland, NWN - Noord West Nederland, ZWN - Zuid West Nederland, MB - Midden Brabant, AK - Akkerbouw, VG - Vollegrondsgroenteteelt, BOL - Bloembollenteelt. Percmin is berekend door eerst het minimum perceelsoverschot per bedrijf vast te stellen en vervolgens van deze minima een gemiddelde te nemen over alle bedrijven in de betreffende sector*regio groep. Percmax is op dezelfde wijze berekend als percmin. Bedrmin - minimum bedrijfsoverschot, Bedrmax - maximum bedrijfsoverschot. Variantie analyse (REML) en t-toets leidden tot de codes a t/m d. Bij verschillende letter-code is het verschil significant.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gezien de lage prevalentie van psychopathie in ‘normale’ populaties werd niet verwacht dat in het huidig onderzoek subtypen onderscheiden konden worden die getypeerd werden door

The study also deliberated on various laws and statutes on labour laws that give effect to the constitutional right to equality , that is section 9 of the

Hypothese 2 (indien de lessor voorafgaande aan de relatie reeds bekend was aan de lessee is het ver­ trouwen in de relatie in sterkere mate op reputatie gebaseerd

In hierdie reeks word gekyk na die veldblomme w at in die Vrystaat aangetref word en wat met groot sukses in tuine aangeplant kan word.. Dit is dus van pas om

Immers, NGK-KO 1962 artikel 66 praat op dieselfde manier oor die steun van die NG Kerk aan “maatskaplike organisasies” wat op ’n “positief Christelike basis” georganiseer word

The giraffe (also the D u tch and Germ an nam e for this animal) is an even-toed ungulate which carries horns and is consequently not related to the horses but belongs

The final sample of this study constituted of Mathematics teachers in schools in the Western Cape Province and comprised: (i) a total of 167 schools presenting Mathematics in

wibhout the fibre compaction flw term are very similar. It would be advisable, in.. to ignore the fibre compaction flux term and model the process quasi- static. as done in all