M. van der Stoel
1oo jaar socialistische internationale
Deze maand hebben wij het 100-jarng bestaan van de Socialisti- sche Interilaltionale hemacht - in talloze artikelen, en met een grootse manifestatie in Brussel. Terecht is sterk de nadruk ge- legd op het vele dat in een eeuw ,tijds werd bereikt. Wat woeger utopie leek, wordt nu als vanzelfsprekendheid aanvaard. Eens kleine, machteloze, vaak vervolgde minderheden, hebben de so- cialistische partij·en IZioh in tal van landen ontwikke1d tot mach- tige organisaties, die in belangrijke mate hun stempel zetten op de ontwikkeling van staat en maatsdhappij. Versohiliende par- tijen hebben slechts betrekkelijk weinig jaren regeringsverant- woordelijkheid gedragen. Maar ook in de oppositie is hun hard- nekkig ijveren voor ingrijpende maatschappelijke hervormingen niet zonder succes gebleven. Zelfhandhaving dwong de burger- lijke partijen telkenmale datgene te verwezenlijken wat zij kort tevoren nog als een onaanvaardbaar brok socialisme van de hand hadden gewezen.
Begrijpelijkerwijze heeft de voldoening over het vele dat reeds werd bereikt hij de herdenking de boventoon gevoe11d. Maar wel is er reden om de vraag te stellen: herdenken wij niet veel- eer de successen van de [ndividuele socialistische partijen dan die van de Socialistische Intemationa1e? De betekenis van de Internationale mag zeker niet worden onderschat. De voortduren- de wederzijdse toetsing van meningen en ervaringen, de felle ideologische discussies - zij hebben ongetwijfeld een sterk sti- mulerend effect gehad, dat, achteraf bezien, waarschijnlijk be- langrijker is geweest dan de negatieve uitwerking van de ruzies en scheuringen waarvan de geschiedenis van de Internationale ook menig voorbeeld kent.
Maar evenzeer is het onmiskenbaar, dat, naarmate de socia- listische partijen een rol van betekenis gingen spelen in hun lan- den, de binding aan mttionale belangen en overwegingen sterker werd, dientengevolge de mogelijkheden om tot één gezamenlijke gedragslijn te geraken geringer. Men kan vergoelijk!end zeggen dat het socialisme, sterker geworden en daardoor geconfronteerd
585
met meer verantwoordelijkheden, onvermijdelijk tot de ontdak- lcing kwam dat de maatschappelijke realiteit gecompliceerder was dan de theorie had doen geloven. Of men kan bitter vaststellen, dat 'de best geslaagde nationalisatie die van de socialistische partijen is geweest.' Maar dan verliest men toch wel volkomen uit het oog, dat de socialistische partijen, meer dan enige andere politieke stroming, een sterk internationaal geridhte instelling hebben, die telkenmale weer naar voren treedt. Maar hoe ook het juiste oordeel moge luiden - in elk geval staat vast dat de Socialistische Internationale menigmaal niet 'in staat is gebleken t.a.v. grote wereldproblemen een gemeenschappelijke marsroute vast te stellen. Ten dele vloeit dit natuurlijk ook voort uit het democratisch karakter van onze internationale organisatie. De Socialistische Internationale is een orgaan van overleg. Geen so- cialistische partij gaat naar een bijeenkomst van de Internationa- le om daar zijn instructies te halen.
Het is nuttig dat het eeuwfeest van de Socialistische Internationale ons de gelegenheid heeft geboden een ogenblik S'til te staan en terug te blikken op de afgelegde weg. Maar nog belangrijker is het een blik vooruit te werpen in de toekomst. Wat kan de rol van de Internationale zijn in de komende jaren? Het is natuurlijk U!iter- mate nuttig om jaarlijks te congresseren en gedachten en erva- ringen uit te wisselen, maar voldoet dit aan de behoeften van het internationale socialisme in de tweede ihelft van de 20ste eeuw?
De ervaring leert:: bepaald niet. Het socialisme staat voor meuwe ta:ken, die ons ertoe noodzaken de Internationale meer armslag te geven dan ze thans bezit.
In de eerste plaats ziet het socialisme zich voor de taak gesteld om uit te groeien van overwegend Europese tot werkelijk wereld- omvattende beweging. De kansen daartoe zijn stellig aanwezig.
Op het congres van de Socialistische Internationale in Amster- dam in september 1962 bewees een sterke delegatie uit de Latijns- amerikaanse landen hoe sterk de belangstelling voor het socia- l!isme is in dit werelddeel - met name ook bij de zgn. popular parties, die in verschillende landen reeds een sterke invloed bezitten. In Afrika wo11den leidende figuren als Senghor en Nye- rere door het socialisme geïnspireerd. Bij de Afrikaanse studen- ten in Europa is een opvallend grote belangstelling voor socia- listische opvattingen en idealen. Hetzelfde geldt voor de talloze Aziaten die een uitweg zoeken uit het dilemma: militaire dicta·
586
tuur of communistisch regime. Met name in de Indiase congres- partij is een belangrijke stroming die sterk door sooialistisohe opvattingen worden beïnvloed.
Vóór alles hebben de met ons geestverwante stromingen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika behoefte aan concrete denkbeel- den en suggesties over de wijze waarop ze het centrale probleem moeten oplossen waarvoor ze zich gesteld! zien: de overwinning van de armoede. Waarom zou de Socialistische Internationale hun op dit punt geen hulp kunnen bieden? Aan deskundigen ont- breekt het in onze rijen bepaald niet. Maar ook aan de nuchtere taak van de organisatorische opbouw van de zusterpartijen bui- ten Europa kan het internationale socialisme een belangrijke bij- drage leveren. Een stuk of wat stencihnachines, een paar jeeps of Landrovers, een man die kans ziet om op niet-neerbuigende wijze een stuk scholing te geven over de meest efficiënte vormen van pUitijorganisatie - met dergelijke betrekkelijk geringe mid- delen kan men enorm veel doen om clie jonge socialistische be- wegingen in de onderontwikkelde gebieden een veel grotere wer- vingskracht te bezorgen.
587
Een tweede belangrijke taak die de Internationale op zich he:.
hoort te nemen, is de stichting van een bureau ter bestudering van internationale vraagshll<:ken, bemand met een aantal eerste·
klas medewerkers. Telkenmale wordt ieder van de socialistische partijen geconfronteerd met een stroom van belangrijke interna- tionale problemen, ten aanzien waarvan zij hun houding moeten bepalen. Wat voor betekenis moet worden gehecht aan de diesin- tegratieverschijnselen in het Oostblok? Zal de breuk tussen Moskou en Peking een blijvende zijn? Hoe kan Zuid-Afrika onder druk worden gezet om zijn apartheidspolitiek op te geven? Hoe kan het International Monetary Fund meer armslag worden ge- geven? Op welke wijze valt een vredesmacht van ·de VN te or·
ganiseren? Welke mogelijkheden zijn er om vorderingen te ma- ken în de richting van ontwapening en armscontrol? Voor welke consequenties stelt ons de bevolkingsexplosie in de wereld? In ieder van de socialistische partijen probeert een aantal, meestal overbelaste, buitenlandspecialisten een antwoord te vinden op de- ze vragen. Zij zouden hun taak beter en efficiënter kunnen ver- vullen wanneer zij zouden 'kunnen terugvallen op een goed-ge- outilleerd bureau dat analyses en rapporten over allerlei linter·
pationale problemen zou opstellen. De gezamenlijke inspanning van de socialistische partijen zou dit bureau tot iets kunnen maken dat in mankracht en betekenis ver uit zou kunnen steken boven de onvermijdelijk kleine bureaus die de partijen ieder af- zonderlijk voor hetzelfde d!oel in het leven kunnen roepen. De te maken studies zouden geen enkele partij behoeven te binden;
maar zij zouden het ieder van hen makkelijker maken ~eh snel te oriënteren en ·een slagvaardig buitenlands beleid te voeren.
En waarom zou het in de praktijk niet mogelijk zijn om in een aantal gevallen de studie-arbeid van het internationale bureau te gebruiken als grondslag van gemeenschappelijke actie? Is het b.v. zo utopisch te veronderstellen dat de socialistische par·
tijen het eens zouden 'kunnen worden over een gemeenschappelijk plan voor een vredesmacht van de VN?
Ten slotte zou de Socialistische Internationale er goed aan doen de consequenties te trekken uit het feit, dat het samengaan van landen in 'grote internationale verbanden voor haar bepaalde gevolgen heeft. Tussen de socialistische partijen van de EEG b.v. bestaat een bijzondere band, omdat zij alle betrokken zijn bij een integratieproces dat uniek is in de geschiedenis. De oprichting, in
1het kader van . de Internationale, van een verbin-
588
dingsbureau van de zes partijen uit de EEG-landen is een erken- ning van dit feit. Deze lijn zal verder moeten worden doorge- trokken. Zo [s het b.v. gewenst dat de socialistische partijen uit de NAVO-landen elkaar geregeld ontmoeten ter bespreking van NAVO-problemen. Tot dusver is dit nog slechts één keer ge- beurd, nl. vorig jaar aan de vooravond van het congres van de Internationale in Amsterdam. Verder voortdenkendi in dezelfde richting, lijkt het ook voor de hand liggend dat in de toekomst b.v.
de Zuidamerikaanse en de Afrikaanse socialistische partijen re- gionale bijeenkomsten organiseren ter bespreking van de specifie- ke problemen van hun werelddeel. Daarnaast zouden natuurlijk de jaarlijkse bijeenkomsten van alle socialistische partijen moe- ten worden gehandhaafd.
In de beginperiode van het socialisme heeft men de Socialistische Internationale wel eens gezien als een soort embryonale wereld- regering. De moderne socialist is wat nuchterder geworden. Maar ook voor hem kan de Socialistische Internationale nog veel be- tekenen. Haar taak is en blijft de socialistische partijen telken- male op te wekken en te inspireren tot nieuwe gemeenschappe- fijke acties in de strijd voor de vrede en tegen maatschappelijk onrecht. Een program voor de Internationale als hieiiboven uit- gestippeld lijkt rnissdhien wel wat erg nuchter en pragmatisch.
Maar zo het in praktijk zou worden gebracht, zou de stem van het internationale socialisme in de wereldpolitiek ongetwijfeld met veel meer gezag kunnen 'klinken dan thans het geval is.
589
1. Tinbergen
De toekomst van de internationale socialistische samenwerking
Als men de geschiedenis van de verschillende socialistische In·
tema1Jionales overziet, lijken mij een paar trekken duidelijk naar voren te springen. Een daarvan is dat het internationalisme - helaas - een beperkte kracht is geweest, niet bestand tegen de levensgevaarlijke nationale tegenstellingen rvan de afgelopen hon- derd jaar. Een andere is dat de democratische socialistische par·
tijen in hom;dzaak Europees ingesteld waren en zijn. Ten ,slotte hebben zij vooral de industriële arbeiders en employés vertegen·
woord~gd.
De beperkte internationale kracht hing o.m. samen met het overigens realistische inzicht, dat de werkelijke macht bij de na·
tionale regeringen lag en ligt en dat men zijn streven riahtre op lhet deelnemen aan die regeringen. Dat heeft er~oe geleid dat de programma's op nationale vraagstukken werden gericht en niet meer gelijkluidend zijn. In het beperkte gebied waar het demo·
orarHsclhe socialisme een zekere macht betekent - Noord-, West·
en Centraal-Europa - heeft men in de laatste tijd vooruitgang gemaakt met een herstel van het internationalisme. Dat is zeer gelukkig en is een tendentie die wij moeten 'versterken en uit- breiden.
Onze te Europese instelling heeft ons reeds vaak parten ge- spee1d. Wij hebben armoede vereenzelvigd met arbeiders 'en pas laat begrepen, dat er in de rest van de wereld veel meer arme boeren dan a:Vbeiders zijn. De agrarische problematiek is pas la-
ter tot ons bewustzijn doorgedrongen. We hebben ook in het kolo- male vraagstuk niet altijd de juiste aanpak geweten. Met name de Franse, maar ook wel enigszins de Nederlandse, partij
1heeft zich te veel vereem;elvigd met bepaalde Europese opvattingen.
Wil de sodaMstisdhe beweging invloed hebben op de vitale be- slissingen die !Ïn de komende twintig jaar zullen moeten worden genomen, dan zal zij zich moeten opwerken tot een werkelijk in·
tem:11tion:alisme. Op het ogenblik wordt het wereldbestel voor een groot deel bepaald door een dia:loog tussen een 1>ilberale en een communistische staat. Dit suggereert vaak alsof er slechts een
590
keuze bestaat tussen deze twee opvattingen. Het heeft zijn weer- spiegelingen in de dilemma's die vele buiten-Europese ontwikke- lingslanden zioh stellen. In een groot deel van Zuid-Amerika, Azië en Afrika wordt het zo gesteld. Niettemin is er onder de bes-
te en meest constructieve 'krachten van deze la:niden een zeer sterke behoofite 'a:an :iets an!ders - iets anders dat dioht ligt bij een demooratisdh ~socialisme, doch dan terdege aangepast aan de structuur van deze bnden. A1s wij een hrede 'Visie kunnen ont- wikkelen, 'zonder a'l 1te zeer vast .te houden a:an somm~ge Noord- West-Centraal-Europese denkbeelden, is er voor een Socialistische Internattonale van de toekomst een zeer grote ta;ak weggelegd.
De grote waagstukken die om een oplossing ~vragen zijn drieër- lei. In de eerste plaats het vOOl'komen van een grote ool'log. In de tweede plaats de verhoging van de welvaart van de onderont- wikkelde landen. In de derde plaats het perfectioneren van on- ze welva:art:sstaten.
Het eerste vraagstuk is het moeilijl}@t 'en de oplossing is nog maar 'VODr' een klein deel te zien. Die oplossing kan gunstig be- invloed worden door de oplossing van het tweede waagstuk Alle drie de vrraa:gstu.kken vereisen ontwikkeling ,van die andere maat- schappijvOI'Ill, d~e nooh kapitalisme noclh communisme is en waar nu juist onze denkbeelden !hun bijdrage kunnen verrichten.
üe Europese mtegrartie 1Ïs in zoverre een stap in deze richting, dat zij naast de twee grote partners in het wereldgesprek, de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie, een det,de van ongeveer de- zelfde ~grootte stelt, met een eigen socütal ,gezicht. Dodh dan ·zal dat EUTopa moeten weten wat het wil. En allereerst zullen de sociaclisten dat moeten weten. Een tweede eleJ.nent zie ik damum in een uniform en gemeenschappelijk socialistisch program voor internationale aangelegenheden. Dit program zal in de herfst be- sproken worden. De versteviging van de ontwikkelingspolitiek moet er een belangrijk onderdeel van zijn. Wij weten allen, hoe- veel voeten dat nog in aarde heeft. Wij zullen daarin aansluiting moeten zoeken bij de groep van 77 ontwikkelingslanden die zich tijdens de Were1dhandelsoonferentie van de Verenigde Naties te Genève heeft gevormd. Ook zullen wij, met name in handelsaan- gelegen!heden, OIJIS IJ!iet ·te sterk moeten vereenzelvigen met het EEG-standpunt, doch integendeel in de BEG een eigen stand- punt, vooral minder protectionistisch, moeten brengen - ook voor de olan!dbouwl
Terwij.J wij moeten shreven naar een uniform dnternationaal
591
program, zullen wij hij de SodalistiSCihe Intematioru:de aang~
sloten pamjm wellidht nog meer vrijheid moeten 1laten voor hun nationale programma's, a:l zijn daaraan natuurlijk tocih en.Dge grenzen te steHen .
.Ms !het intemamon:ale program wordt aanvaard, zullen wij con·
tadl: moeten zoeken met een groter aantal partijen in de onder- ontwikkelde continenten en hen uitnodigen lid van de Internatio- nale te worden. In elk geval zullen wij degenen die dat wensen meer invloed op de ·mternal!ion:ale activiteit van de socialistische beweging moeten toekennen. Een der moeilijke vraagstukken waaraan OII21e Interna:tiom1:le eveneens a:andacht za•l moeten ge- ven, is de verhouding tussen de Arabische landen en Israël. Om begrijpelijke redenen, die echter •vanuit o~ were1dverantw<JIOI'- delijk!heid geen voldoende excuus zijn, hebben wij ons re veella- ten voorlichten door Israëlisdhe zijde alleen.
Even moeilijk misschien, maar nog belangrijker, is de toekom- stige verhouding tot de oommunistische landen. Er zal meer in- houd moeten worden gegeven aan het begrip coëxistentie en wij zullen moeten bijdragen tot de positieve discussie daarvan. Zoals ik reeds zeide, is het niet zeker dat er hier al een oplossing aan te geven is; maar wij moeten wel beseffen, wat het betekent om dat te stellen. Er zijn enkele wegen open om lte komen tot een versterking van de intemationwle rechtsorde. De hetrekkelijk nog eenvoudige wegen liggen weer in het zuiver economische vlak. Er kan op het gebied van de planning en van de financiële en handelspolitiek het een en ander worden 'gedaan. Wij moeten proberen daarin ook ·aansluiting te vinden bij een aantal commu- nistisdhe landen. Zo is b.v. de planning die zij binnen hun blok toepassen in internationaal-politiek h1:rakter niet ·zo versohiliend van de soort van planning die voor de wereld als gelheel zou kunnen worden nagestreeM, behalve dat de mate van detail veel groter is. Hun interblokplanning is nl. slechts grondslag voor discussie en voor aanbevelingen aan Iele regerLngen, wier autono- mie erkend wordt.
Van veel indirect belang 'zuHen voortgezette discussies over de
optima~le sociale orde zijn. Zowel de maatschappijen van de com- munistische als die van onze landen zijn nog steeds in beweging en 'Zij vertonen ettelijke punten van toenadering. In de adviezen
aan ontwikkelingslanden komt dit oak ai vaak tot uitdrukking.
Dodh het moeilijkste punt, dat van de were1dveiligheid, is nog
592
zeer collllToversieel. Zelfs 'hier sdhijnen OV'erigens de aanknopings- punten zich, zij het heel langzaam, ·t!e vennemgvuldigen. Het is op dit gebied dat de democratische socialisten en Europa nau- welijks een 'eigen mogelijikiheid rot aotie thel)ben, omdat zij, in tee genstellillig trot de twee andere polen in het mtemationa!le leven, geen militaire macht bezitten. Misschien kan dat hun functie als bemiddelaars verstevigen, dodh dan :zullen er eigen ideeën moe- ten zijn. De sooiaJlistiSdhe beweging staat hier \'er achter bij be- paalde vooruitstrevende Amerikaanse krinlgen.
Het derde grote vraagstuk, dat van de verdere vervolmaking van de welvaar:tssta;ten van Nooll'dwest·Europa, ligt ons het meest. Het heeft een wijder belang dan da!t van dit kleine deel van de wereld •alleen, omdat on!ze samenlevilllgen enigszins als model !kunnen en zullen dienen voor de ontwi~kelingslanden. Op dit teJTein moeten we ons overigens rvoor een tzekere zelfvol- daanheid hoeden 'en evenrzem· voor een .te traditionele aanpak. Er zijn langzammfuand wel enige foutJen ·en marheden irl onze opvaJt·
ting~aan te wijzen, waarvoor we een open oog moeten htfuben en walîwoor wij remedies moeten 2lOOken. In sommige opzichten hmnen wij hier rvan de Amerikanen 1leren, 1irl a.n:dere opzidhten van de Russen en in weer andere zullen we onze eigen weg moe- ten vin!den. Van de Ameri!kanen kunnen wij leren :aJls het erom gaat produ~viteÎit en ~zelf~hulp' op te rvoeren, en als •er psycho- logisch inzidht WOII'dt vereiSit. Van de Russen zou ik :iets willen overnemen van hun scepsis over de automobiel en over sommi- gevormen vm moderne 'kunst'.
Overigens 1zou i!k :liever op ieder gebied zien, dat wij zelf 'OlliZe houding bepalen ten aanzien van enkele nieuwe problemen die in de laatste decennia de westerse mensheid zijn komen pla!gen.
Daaronder reken ik dan een zekere onrversohiiHgheid en gmnak- zuoht of een overdreven bewondering voor sommige nieuwe tech- nische ·hulpmiddelen en voor sommige nieuwe vannen van 'kunst'. Ik 'heb hell'haaldelijk 'te horen gekregen uilt de mOll'd van hen die in ontwikkelingslanden op ons 1hopen voor een program voor de toekomst, dat wij onvoldoende een eigen levensstijl heb- ben wet:en '!Je brengen. Dat behoeft niet nood:Z<'l'kelijk de AJC·stijl te zijn, maar iets van een ervenwidht:ig menselijk paJtroon, met zin voor wat werkelijk wawde ,heeft ·eil voor wat a:lleen maar mode is en enige leiiling daar1bij lijlkit mij beter dan eni:ge der extreme, niet-meer menselijke levensuitingen die 'ons heden bere&en.
Zulke ex:tremen 12lien wij in de moderne rverkeersrazernij, in eev
593
aanrta:l onmenselijke films, in een aantal sportpsychosen, ~et ja- gen naar !records, de .veel te hoge premie op het origin.ele aH.een en. <ik meen dat wij, evenaJls in OlliZJe sociale wetgeving tegen ex- cessen werd opgetreden, en~ge van deze andere excessen ook zul.
len moeten aangrijpen. Ik verheug me al op de kritiek die daar- op zal komen. In elk geval meen ik dat wij tegenover de pogin·
gen van de Russen om op deze gelbieden zekere grenzen te stel- len niet rm'n eenvoudig standpnnt !kunnen plaatsen ·als volledige wijheild van alle oogenaa:mde culrtuuruitingen..
Wil men enige concrete aanduidingen van maatregelen die zou- den :kunnen worden aanbevolen, dan denk ik naast onze reeds be- staande programpunten op het gebied van onderwijs en vermo- gensbelastingen bij wijze •van 'V'OOiibeeld a~n !beperking van het autovookeer in de centra der grote steden, een maximumsnel!heid op de grote wegen en een mede op opvoedkundige beginselen rustlende filmkeuring. Doch het is duidelijk dat op deze terreinen alleen maaltregelen niet 'V'OLdoende zijn. Het is de geest van de opvoeding en het voorbeeld van vele in hun kring leidende men·
sen dat geleidelijk aan het gezicht van een 'levenswijze hepa~alt.
Het wu te ver VOO!ren. in een korte sohets als hier gevraagd was op deze subtiele onderwerpen in te gaan; zij kunnen sledhts aan- geduid worden. Zou de socialistisdhe beweging op dit terrein iets kunnen bereiken, dan zou dat van grote betekenis •zijn voor de verdere maatsdhappelijke ontwikkeling. Want binnen onze ~gren
zen beginnen meds de economische problemoo te verflauwen tegenover de oulturele.
594
C.de Galan
Doelstellingen en middelen in het economische beleid
De regering heeft zich, na het bekendmaken van een program op een aantal punten, in juni tot de Sociaal-Economische Raad gewend met een 'adviesaanvrage inzake het sociaal-economisch beleid'. Er worden eigenlijk twee adviezen gevraagd: één over het gehele beleid op de korte termijn en één omtrent het inflatievraagstuk op langer zicht. 1
Deze beide vragen plaatsen (opnieuw) het gehele probleemcom- plex van doeleinden en middelen onzer economische politiek cen- traal. Er is alle reden dat te doen, ook op fundamenteler wijze dan in het verzoek aan de SER is gedaan. De doelstellingen van het beleid, de mate waarin deze zijn verwezenlijkt en de oorzaken van het - eventuele - te kort schieten verdienen een diepgaande behandeling. In dit artikel wordt aan deze vraagstukken beknopt aandacht besteed, meer om het probleem te stellen dan om uit- gewerkte oplossingen aan te bieden. In het bijzonder komt aan de orde de vraag van het huidige beleidsalternatief: opgeven van doelstellingen of wijziging van de economische orde waarin we in tiederland leven.
De centrale doelstellingen waarom het hier gaat, vallen in drie groepen uiteen: 11
le. de structurele doelstellingen: volledige werkgelegenheid en maximale produktie, c.q. groei van de produktie; in de termen van de adviesaanvrage: 'bevredigende groei en voldoende werkgelegen- heid op langere termijn';
2e. de evenwichtsdoeleinden: intern (monetair) en extern (be- talingsbalans-) evenwicht;
3e. redelijke inkomensverdeling.
1 Zoals bekend is omtrent de eerste vraag een voorlopig en verdeeld advies verschenen.
2 We zullen ons in dit artikel beperken tot de hoofddoeleinden van het sociaal-economisch beleid, die in Nederland algemeen geaccepteerd worden. Daarnaast leven bij bepaalde groepen en politieke stromingen
!vooral de socialistische) specifieke wensen, waarop hier niet nader be- hoeft te worden ingegaan. Evijmin zullen we ons bezighouden met neven- doelstellingen, zoals bedrijfstaksgewijze en regionale.
595
Geslaagd beleid?
Over de mate waarin we er in Nederland in zijn geslaagd de cen- trale economisch-politieke doelstellingen te realiseren, heerst vrij algemeen een duidelijk optimisme. J. H. Derksen concludeert in zijn in 1963 verschenen proefschrift,:! dat dit in Nederland goed is gelukt, beter dan in een aantal andere door hem geanalyseerde westelijke landen. En in de recente 'adviesaanvrage ,aan de SER staat te lezen: ~De regering is 'Van oordeel, dat de primaire doel- stellingen op langere termijn gezien de laatste 15 jaar voor het merendeel in redelijke mate 'Zijn verwezenlijkt.' Eén uitzondering wordt algemeen geconstateerd: het is niet gelukt de inflatie te be- teugelen {vandaar dan ook het lange-tmmijn-gedeelte van het ver- zoek aan de SER: 'hoe kan in het algemeen worden bereikt dat de inflatoire druk in de toekomst tot een meer incidenteel verschijn·
sel wordt teruggebracht, onder handhaving ~an de overige doel- stellingen van sociaal-economisch beleid.').
Is het heersende optimisme rond de economische politiek ge- rechtvaardigd? Dat lijkt mij slechts zeer ten dele het geval. Het is enigszins op zijn plaats voor wat betreft de structurele doeleinden.
Afgezien van enkele kleinere schommelingen is een volledige werk·
gelegenheid gehandhaafd. 4 De groei van de produktie is redelijk geweest, al neemt ons land in dit opzicht in Europa geen hoge positie in; wij behoren de laatste jaren tot de 'lower-middle-class' als de maatstaf produktie per hoofd van de bevolking wordt ge- nomen.r. Bovendien moet hierbij een drietal aantekeningen worden gemaakt, die de positieve beoordeling verder af<?Wakken.
a. Men kan zich afvragen in hoeverre een langdurig optredende overspanning op de arbeidsmarkt verenigbaar is met de doelstelling 'volledige werkgelegenheid' en ook of zij geen aantasting heeft be- tekend van de optimale groei.
. . b. Wezenlijker is, dat de economische groei wordt gemeten in de ·gebruikelij•ke zin, dat wil zeggen dat de waarde van alle pro- dukten wordt opgeteld, ongenormeerd; er wordt niet gewogen aan
3 'Nationale loonpolitiek; experiment of instrument?', 's-Hertogen- bosch, 1963.
4 Dat overigens 'kleinere schommelingen' toch een absoluut gezien groot produktieverlies tot gevolg hebben, is berekend in de WBS-brochure
~De les van dertig maanden', 1959.
5 Zie de cijfers van J. B. D, Derksen in Statistische en Econome- trische Onderzoekingen, 1963 III/IV, vooral blz. 120.
596
een (politieke) norm. Er is dan ook twijfel mogelijk aan het gekozen criterium, vooral op grond van de achterblijvende gemeenschaps- voorzieningen en gezien de grotendeels buiten de berekening blij- vende 'social casts' als v.•qter- en luchtverontreiniging, verkeers- problemen, lawaai. Deze la·Wek richt ,zich overigens meer tegen de gekozen doelstelling zelf dan tegen de mate rvan verwezen- lijking.
c. Het is waarschijnlijk, dat monopoloïde marktvormen en ruim- telijke concentratie een optimaal gebruik der middelen in de weg staan; de mate waarin dat het gerval is, kan echter moeilijk kwan- titatief worden gemeten. Het is bepaald geen nieuw probleem dat hier wordt aangesneden, doch het vcrdient in dit kader te worden gememoreerd, ter vermijding van een voorbarige zelfgenoegzaam- heid.
Deze drie aantekeningen geven aanleiding tot een voorzichtige fonnulering van het succes van het economisch beleid in structureel opzicht: binnen het kader van onze maátschappelijke orde en uit- gaande van de gebruikelijke maatstaven zijn de structurele doel- stellingen in redelijke mate bereikt.
Negatiever luidt de conclusie over het evenwicht. Noch intern, noch extern is het gelukt een evenwichtige ontwikkeling te reali- seren. Over het eerste heerst in brede kring overeenstemming: de inflatie is onmiskenbaar, zij, het niet ondraaglijk. Rond de betalings- balans bestaat meer verschil in opinie. In de eerste plaats is het niet zeker wat de externe evenwichtdoelstelling precies inhoudt;
zij wordt veelal vertaald als een streven naar trendmatig over- schot van 1 of z pct. van ons nationale inkomen. In de tweede plaats is verschil van mening mogelijk over de tolerantie van de afwijkingen, de marge der evenwichtsschommelingen.
Het lijkt mij gewenst als doelstelling het evenwicht in engere zin te blijven hanteren, in het bijzonder ge:zJien de internationale con- sequenties van een streven naar betalingsbalansoverschotten op langere termijn. Een betalingsbalansoverschot gaat ten koste van anderen, in het bijzonder van de ontwikkelingsgebieden. Een we- zenlijke positieverbetering daarvan is weliswaar niet in de centrale beleidsdoeleinden opgenomen, maar behoort toch tot de essentiële wensen te worden gerekend. Het doel van ·een overschot op de (lopende rekening van) de betalingsbalans, het kweken van deV>ie- zenreserves voor het voeren van een nationaal beleid in tijden van conjuncturele teruggang, heeft in dit tijdperk van in alle wes-
597
telijkc landen aanvaarde full-employmentspolitiek en groeiende in- ternationale verbondenheid een afnemende betekenis. Dit eigen nationale beleid is bovendien, gezien onze sterke internationale afhankelijkheid (waarover hieronder meer), nauwelijks te realiseren.
Hoe dit ook zij, in de afgelopen 15 jaar zijn op de lopende reke- ning der betalingsbalans aanzienlijke schommelingen opgetreden, in een omvang tussen -3 pct. en +5 pct. van het nationale in- komen; voor 1964 wordt een tekort van rond 2 pct. hiervan (f l mil- jard) verwacht. Op langere termijn is een aanzienlijk overschot te constateren. Zonder aan deze schommelingen en het structurele overschot al te zwaar te willen tillen, kan toch zeker niet van een vel'Wezenlijking van het externe evenwicht worden gesproken; de repercussies voor het (interne) monetaire evenwicht zijn ook dui- delijk geweest ('geïmporteerde inflatie') en vormen een reden te meer om het lange-termijn-streven naar overschotten kritisch te beoordelen.
Ten slotte de redelijke inkomensverdeling. Deze doelstelling mist duidelijk een vast criterium, waardoor zij een van de andere af- wijkend karakter heeft. De redelij,kheid van de inkomensverdeling zelf, zowel als de mate waarin men verbetel!ingen bereikt acht, is afhankelijk van subjectieve oordelen, die wel worden beïnvloed doch niet bepaald door economische ovel'Wegingen. Deze laatste staan bovendien niet vast: wij weten nog weinig van de gevolgen van verschuivingen in de inkomensverdeling. In feite is in de rela- tieve inkomensverdeling op lange temlÏjn gezien weinig veranderd (wel in het algemene inkomensniveau, maar dat is wat anders), af- gezien van een lichte tendentie tot egalisering in de laatste jarenY Absoluut gezien zijn de inkomensverschillen, door de groei van de algemene welvaart, aanzienlijk toegenomen. De verzorgings- staat heeft ons enkele correcties gebracht in de inkomensverdeling, uitkeringen op grond van sociale verzekeringen, pensioenen en dergelijke, doch zij heeft geen wijziging in het algemene patroon veroorzaakt. De correcties via de herverdeling worden bovendien mede en veelal zelfs disproportioneel (a.o.w.) betaald door lage- inkomens-trekkers.
De bestaande inkomensverdeling is voor socialisten niet redelijk, evenmin als zij dat vroeger was. In onze visie moet daarom ook deze doelstelling als niet bereikt worden beschouwd. Nog minder îs dat het geval ten aanzien van de vermogensverdeling, doch de
· 6 Vgl. het Centraal Economisch Plan 1964, blz. 50/51.
598
redelijkheid hiervan is niet in de algemeen aanvaarde beleidsdoelen opgenomen (hetgeen op zich zelf, gezien de stemmen voor bezits- spreiding of althans -vorming, enige verwondering kan wekken).
Ons oordeel kan, samenvattend, niet gunstig luiden. De structurele doelstellingen zijn, uitgaande van de gebruikelijke criteria, in be- vredigende mate bereikt, doch zil vertonen op zich zelf gebreken, van het evell!Wichtsstreven is weinig terechtgekomen en de inko- mensverdeling is niet redelijker geworden dan zij was. Welke oor- zaken zijn hiervoor aan te wijzen? In beginsel kunnen deze van drieërlei aard zijn: de doelstellingen zijn onvoldoende nagesh·eefd of het instrumentarium is gebleken niet toereikend te zijn of de doelstellingen zijn onderling tegenstrijding en dus niet simultaan te Ve!Wezenlijken. De eerste oorzaak zal vooral gelden ten aanzien van de redelijke inkomensverdeling en berust dan op politieke en sociale motieven, waarop hier niet nader wordt ingegaan. Te kort schieten van de middelen, 7 met eventuele tegenstrijdigheid der doelstellingen, heeft betrekking op een breder telTein. We zullen daaraan wel nadere aandacht schenken, met als hypothese, dat in de bestaande economische orde de verwezenlijking van een bevre- digende en evenwichtige economische ontwikkeling en een redelijke verdeling niet zijn te realiseren en zeker niet tegelijkertijd.
De economische orde als knelpunt
De economische orde, de organisatievorm van het economisch han- delen, heeft in Nederland een gemengd karakter van zeer complexe aard. 8 De beschikkings- en beslissingsmacht over produktie, con- sumptie, prijs- en inkomensvorming is sterk verspreid. De overheid heeft middels haar omvangrijke budget (dat circa 25 pct. van het nationale inkomen omvat) en via het economische en sociale beleid een duidelijke invloed. Niettemin overheerst de macht van parti- culieren en organisaties: de overheid corrigeert het economisch pro- ces zonder het te bepalen. De invloed van 'het buitenland' (op zich zelf een ingewikkelde grootheid) is bijzonder belangrijk: in- en uitvoer zijn in ons land zeer omvangrijk en benaderen te zamen in grootte het nationale inkomen.
7 Deze mogen bekend worden geacht: budgetbeleid, monetair beleid, loon- en prijspolitiek en diverse maatregelen op deelgebieden zoals land- bouw, bouwnijverheid, mededinging sociale verzekering, arbeidsmarkt.
8 Voor een helder en actueel overzicht onzer economische orde zie j. E. Andriessen, S. Miedema en C. J. Oort: 'De sociaal-economische be- sturing van Nederland', Groningen 1963.
599
: Het is ondoenlijk dit complexe machtspatroon in kwantitatieve verhoudingen uit te drukken. Enige indruk kan worden verkregen uit het ·aandeel dat overheid, buitenland en 'particulieren' leveren aan en hebben in de nationale middelen en bestedingen. De ver- houding daarvan is overheid : buitenland : rest = 1 : 2 : 3. Nu is het duidelijk, dat de overheid via haar beleid een grotere zeggen- schap heeft dan op grond van haar produktie-aandeel valt te be- rekenen. Anderzijds hebben bedrijven en organisaties via inko- mens- en prijsvorming een zeer duidelijke invloed op het over- heidsbudget (zo volgt de overheid in haar loonsverhogingen de tremlontwikkeling van het bedrijfsleven). Er is dan ook geen slui- tende redenering mogelijk, hoogstens een benaderende.
In het bijzonder op de terreinen van evenwicht en verdeling is de invloed van de beleidvoerende instantie gering, te gering al- thans om de realisering van doelstellingen te garanderen. Inkomens- vorming (prijsvorming daaronder begrepen) en -verdeling zijn het Werkterrein van particulieren, bedrijven, organisaties; ze zijn on- derhevig aan de wetmatigheden van het gecorrigeerd-kapitalisti- sche produktieproces.
In een door groei- en werkgelegenheidsbeleid geschapen 'sel- Iersmarket' zijn inflatoire vraag- en -aanbodspressies niet te be- sh·ijden, zeker niet nu de zeggenschap van de overheid is vermin- derd, vooral wat de loonvorming betreft. Over dit probleem, waar- van de bekende 'ongemakkelijke driehoek' van volledige-werkge- legenheidspolitiek, monetair evenwicht en vrije inkomensvorming een belangrijk onderdeel vormt, is al •zoveel, in feite uitzichtsloze, literatuur verschenen,u dat hierop niet meer nadrukkelijk behoeft te worden gewezen. De overheid kan trachten corrigerend op te treden, maar zij heeft de essentiële krachten niet in de hand. De correctie heeft bovendien structureel nadelige gevolgen. Doordat de overheid nominaal budgetteert en doordat zij haar eigen uit- gaven remt (zoals de huidige 'temporisering' ook laat zien), gaat de .inflatie ten koste van de gemeenschapsvoorzieningen. De extra budgetruimte van de overheid, die ontstaat door de combinatie van progressie-effect en inflatoire inkomensstijging, wordt niet benut (tenzij voor belastingverlaging!).
De invloed van de overheid op de inkomensverdeling is, afge- zien van herverdelingscorrecties, evenzeer gering. Belastingmaat-
9 In een indrukwekkend overzichtsartikel over inflatie in de American
·Economie Review van september 1963 wordt door Bronfenbrenner en Holzman een beperkte keuze van 183 titels gegeven.
600
regelen, cvoor zover al genomen, Q:Ïjn nauwelijks effectief. 10 Er is in wezen der zaak geen 'ruimte'. Prof. Pen heeft dat eens zo uitge- drukt: 'Het is goed te bedenken, dat het accres van het nationale inkomen niet "verdeeld wordt" door deze of gene instantie, maar dat de "verdeling"' primair tot stand komt als een soort van neven- produkt van de maatschappelijke voortbrenging'; en verder: 'vooral als er gediscussieerd wordt over de "ruimte" in de -inkomensver- deling krijgt men het gevoel, dat sommigen ergens een onverdeeld residu aanwezig achten, dat men slechts hoeft op te sporen om het te kunnen uitdelen. Zo is het niet. Het nationale inkomen wordt van ogenblik tot ogenblik gevormd en tevens "verdeeld". Wie de verdeling wil wijzigen, moet ingrijpen in de krachten die dit proces bepalen.' 11 Aan dit citaat hoeft niets te worden toegevoegd; het geeft tevens aan in welke richting we de oplossing moeten zoeken.
En dan nog het buitenland. Door de vaste wisselkoersen wordt het externe evenwicht (en via het inflatoire, resp. deflatoire effect van betalingsbalansoverschotten resp. tekorten, ook het interne evenwicht) grotendeels bepaald door internationale factoren; het is voor een belangrijk deel aan onze invloed onttrokken. Zoals eer- tijds door de gouden standaard, wordt nu door de vaste wissel- koers een zelfstandig monetair beleid ernstig bemoeilijkt; door al- lerlei internationale verdragen is de eigen zeggenschap nog sterker verminderd. Eén land, zeker met een zo open economie als Neder- land heeft, kan zich niet aan het internationale inflatieproces ont- trekken.
De conclusie moet, dacht ik, zijn, dat er onvoldoende instrumen- ten zijn om de doelstellingen te 'Verwezenlijken; beleid is gedoemd te mislukken als echte zeggenschap ontbreekt. Een oud adagium uit de bedrijfsorganisatie doet hier opgeld: verantwoordelijkheid eist bevoegdheden.
Produktienormering, evenwicht en verdeling onttrekken zich te zeer aan overheidsinvloed; door een gedeeltelijk geslaagde politiek (groei en werkgelegenheid) wordt het bereiken van andere doelein- den bemoeilijkt, waardoor een zekere tegenstrijdigheid ontstaat.
Alternatief
De keuze waarvoor het economische beleid thans staat, is duide-
10 Hierop is al vaak gewezen; recentelijk door Th. A. Stevers: 'Her- vorming van ons belastingstelsel', Deventer/ Antwerpen, 1964.
l l