beurtenis, als een schakel in de ontwikkeling naar de constitutio-nele democratie. Hij ruilt daar-mee Marx in voor Alexis de Toc-queville, een belangrijke stap op de weg terug naar de politiek. Furet sluit aan bij de ideeen van de door Lefebvre ooit zo gewraakte Amerikaanse historicus R.R. Pal-mer die de Franse Revolutie zag als een onderdeel van een grote 'democratische' revolutionaire beweging die vele Ianden in Eu-ropa (zoals de Patriottenbeweging in de Nederlanden) en Noord-Amerika beroerde.
Carel Peeters noemt Politicide in zijn recensie in Vrij Nederland een hoek dat wei erg goed in de tijd past: 'het is zeitaemiiss: toon en ar-gument van zijn betoog worden bepaald door het nu gunstige
kli-Drees
en
de
partij
Henny Buiting bespreekt: Maarten Brinkman, Willem Drees, de
s DA P en de PvdA, Amsterdam: Stichting beheer IISG, 1998.
\
)
Elke poging het lange Ieven van Willem Drees (1886-1988) te be-schrijven, moet wei de gedaante aannemen van een uitputtingsslag. Deze constatering geldt ook de hier besproken dissertatie van Maarten Brinkman, ofschoon deze zich beperkt 'tot een be-schrijving van Drees' plaats in, en zijn verhouding tot, de [sociaal-democratische] partij'. Het bio-grafische aspect wordt dus groten-deels buitengesloten, maar het
s &..o 3 2ooo
BOEKEN
maat voor een no-nonsense-in-stelling ten aanzien van ideeen.' Van Middelaar zoekt inderdaad nauw aansluiting bij de realistische politieke benadering - de aan-dacht voor mensenrechten om-schrijft hij uitdagend als een 'on-beduidende gril' - en Claude Le-forts 'democratie als lege plek' heeft iets steriels. Politiek is in de praktijk nu eenmaal meer dan het koeltjes afwegen van belangen.Leforts definitie van democratie sluit politieke hartstocht en ideo-logische bevlogenheid buiten. Net als in het neokantiaanse denken is er bij Lefort/Van Middelaar on-voldoende ruimte voor de emo-tionele kronkelingen van het poli
-tiekespel.
Oat neemt niet weg dat ik grote waardering heb voor dit hoek. In
J'Opium des intellectuels (19H)
resterende terrein garandeert toch de presentatie van een over-vloed aan belangwekkende histo-rische gegevens. Als theoretisch Leitmotiv van de studie fungeert de tweeslag in Drees' Ieven tussen diens 'verbondenheid met de so-cialistische beweging en het socia-listische gedachtegoed enerzijds en anderzijds zijn rol van praktisch ingesteld bestuurder en van [ ... ] 'constructeur van de samenwer-king' met andere politieke par-tijen'.
Hoewel de auteur geen uitsluit-sel geeft over de (politiek-ideolo-gische) uitgangspunten van zijn studie, hebben we allerminst van doen met een neutrale beschou-wer, maar veeleer met iemand die
haalt Raymond Aron iemand Qohn Bowie) aan met een raak oordeel over het Franse intellec-tuele Ieven: 'Het is een van de meest deprimerende aspecten van de briljante Franse cultuur dat op-vattingen die evidente flauwekul zijn zoveel gezag krijgen.' Hetis de grote verdienste van Luuk van Middelaar dat hij hiervoor in Poli-ticide een verklaring heeft we ten te geven.
AART AARSBERGEN Historicus
1. Ik verwijs hierbij naar het interessante boek van Sunil Khilnani, ArauinB Revolution, The lntellectuol Lqi in
Postwar France, vooral het hoofdstuk
'The Revolution is Over: Frantyois Furet and the Historians Challenge' (Yale University Press: New Haven en
Londen, 1993).
de sociaal-democratische voor-man en zijn beweging een warm hart toedraagt. Daar is op zich niets rnis mee, ware het niet dat dit impliciete uitgangspunt een kritische distantie belemmert. Dit geldt bijvoorbeeld de verhande-ling over de politieke jongeverhande-lings- jongelings-jaren van Drees, die als achttienja-rige toetreedt tot een SDAP, die verscheurd wordt door een felle ideologische en machtspolitieke strijd over de partijkoers. Brink-man bestempelt zonder eigenlijke argurnentatie de linkse marxisten die in 1907 het oppositieblad De
Tribune oprichten, als schuldigen aan de partijstrijd en het partij-schisma van 1909. Ditondankshet feit, dat Drees zelf een enigszins
aarzelende positie moet hebben
ingenomen. Hij leest De Nieuwe
Tijd, tot I 907 orgaan van de ge-hele linkse oppositie, noemt het gedachtegoed van de met het maandblad verbonden marxisten ook 'eerlijk, zuiver en schoon', maar typeert de opstelling ervan
toch als 'onpraktisch. Drees
steunt tenslotte de opheffing van
De Tribune, maar wijst het
roye-ment van de Tribune-groep zelf af, waar het in wezen nu juist om draaide.
De chronologische weergave van Drees' partijcarriere start
fei-telijk in I 9 I I , wanneer deze
afde-lingsvoorzitter en voorzitter van
diverse afdelingscommissies
wordt, om twee jaar later boven
-dien deel te gaan uitmaken van de Haagse Gemeenteraad. 'De weg omhoog' blijkt ingeslagen door een man, wiens oer-Hollandse de-gelijkheid elke illusie over het re-volutionaire karakter der
Neder-landse sociaal-democratie bij
voorbaat ontkracht. Men schrikt
op bij de tijding dat Drees zijn Marx en andere
sociaal-demo-cratische klassieken beheerst,
maar haalt opgelucht adem als
blijkt dat hij in I 9 I 3 het door
Vliegen, Schaper en tenslotte Troelstra bepleite toetreden van de SOAP tot een burgerlijke rege-ring steunt. Opvallend aan Brink-mans verhandeling over deze en andere episodes is het beschrij-vende en weinig kritische karakter ervan. Geen moment wordt ' I 9 I 3' in het historiserende kader van het 'ministerialisme' ge-plaatst, dat door de Tweede Inter-nationale, maar ook door de SOAP, bij herhaling als principe was afgewezen. De bronnen waarop Brinkman steunt dienen
s &...n 3 2ooo
BO
EKEN
evenmin een meer kritische inter-pretatie en men kan het sympto-matisch noemen, dat Sam de Wolffs Voor bet land van belcfte, met een fraaie en interpretatieve be-schrijving van deze periode, niet op de literatuurlijst prijkt.
Riformist pur sana
In I9I4 wijstDreesdedoorTroel-stra geproclameerde steun aan mobilisatie en godsvrede af, om zich naderhand evenwel verre te houden van de opposanten die zich hiertegen keren. Als raadslid is Drees 'vooral praktisch inge-steld', wat inderdaad blijkt, wan-neer hij bij de Haagse
voedselrel-letjes van I 9 I 8 begrip opbrengt
voor politie en militairen die, hoe
-wei 'hier en daar [ ... ] onnoodig kras' opgetreden, een taakhebben die 'buitengewoon zwaar, pijnlijk en verantwoordelijk' is. Het is dit soort stellingname, dat typerend is voor Drees' 'socialisme': er wordt gewikt en gerefereerd aan internationalistische principes of de klassenstrijd, maar doorslagge-vend is uiteindelijk de (kritische)
aanpassing aan de vigerende orde.
Drees lijkt de volmaakte personi-fiering van de geschiedenis der sociaal-democratie zelf, immers ook gekenmerkt door schone so-cialistische idealen temidden van een voortschrijdend integratie-proces. Daarom ook faalt de door Brinkman gememoreerde
'twee-slag' tussen Drees' functioneren
als bestuurder enerzijds en diens socialisme anderzijds als dragend kader van de studie zo overduide-lijk. Drees' socialisme reikt niet verder dan diens bestuurlijke ho-rizon en houdt de emancipatie der arbeiders in, i.e. hun integratie binnen een sociaal kapitalisme dat
we vandaag de dag in voile luister aanschouwen.
Nadat Drees zich geschokt
be-toont door Troelstra's 'vergis
-sing', diens zogenaamde greep naar de macht van november
I 9 I 8, wordt hij in I 9 I 9 tot lid verkozen van de Provinciale Sta-ten van Zuid-Holland en tot Haags
wethouder van Sociale Aangele
-genheden. Brinkman besteedt te-recht veel aandacht aan Drees'
wethouderschap, waarbij de
grondpolitiek en de verhouding tot de overige partijen de revue
passeren. In I 9 2 7 treedt Drees toe
tot het partijbestuur en begint in
I933 een loopbaan als Kamerlid. Hij wil niets weten van de linkse
opposanten, die zich in I 9 3 2 van
de SOAP afsplitsen en hij betoont zich voorstander van wat als 'ver-nieuwing van de partij' wordt
om-schreven. Geduid wordt op de
ac-ceptatie van de monarchie, het
nieuwe beginselprogram van
I 9 3 7 en de omvorming van arbei
-ders- tot volkspartij. Aan de voor
-avond van de Tweede Wereldoor
-log is ook de nationale defensie ac-ceptabel en wordt het parlement opgewaardeerd tot de belangrijk-ste democratische institutie. Sym-bolisch voor het nieuwe klimaat is de opmerking van Drees dat, wil de SOAP normaal worden behan-deld, 'partijgenoten niet kunnen doorgaan met het weigeren van
lintjes'. In I939 treden twee
SOAP-ministers toe tot het kabi-net-De Geer en Drees promo-veert tot aanvoerder van de parle-mentsfractie.
Ook wat betreft de weergave van dit 'vernieuwingsproces', overstijgt de studie slechts zelden het beschrijvende niveau en wordt een meer interpretatieve aanpak
node gemist. Jammer is ook dat de concentratie op de partijelite het zicht op de rol van de achterban ontneemt, terwijl de belangrijke partijorganisatorische
machtsme-chanismen niet nader zijn
onder-zocht.
Politionele acties
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Drees betrokken bij de
discus-sies over de toekomst der
sociaal-democratie, onder meer in
Buchenwald en Sint-Michielsges-tel waar hij enige tijd als gijzelaar is gemterneerd. Dan en later fun-geert hij als eerste man van de
SDAP en speelt na de oorlog een
belangrijke rol bij de omvorming
van SDAP tot PvdA, die infebruari
I 946 haar beslag krijgt. Deze
na-oorlogse periode is ongetwijfeld het culminatiepunt van Drees'
carriere, die als minister van
So-dale Zaken en als premier aan de wieg staat van de
verzorgings-maatschappij en die de definitieve
acceptatie van de
sociaal-demo-cratie symboliseert. Deze accep-tatie heeft echter ook een
keer-zijde, die op navrante wijze naar
voren komt bij de twee
'politio-nele acties' tegen het Indische
on-afhankelijkheidsstreven.
In de nacht van 2 o op 2 I juli
I 94 7 begint de eerste 'politionele
actie', het eufemisme voor een
koloniale oorlog die gepaard gaat
met oorlogsmisdaden. Drees is dan minister van Sociale Zaken,
vice-premier en eerste man van de Kamerfractie der PvdA.
Brink-s &_o 3 2ooo
BOEKEN
man beperkt zich bij deze, als eenafzonderlijk intermezzo
gepre-senteerde, episode tot 'het
optre-den van Drees in de diverse
orga-nen van de PvdA' en verwijst voor een meer algemene analyse naar de studie van Jan Bank uit I988,
die kennelijk eeuwigheidswaarde
bezit. Drees verdedigt zijn optre-den bij de eerste politionele actie met het argument, dat regerings-deelname van de PvdA absolute
prioriteit bezit en dat een kabi-netscrisis zou aantonen, dat de partij 'op een uiterst belangrijk onderwerp in haar beleid heeft
ge-faald'. Eenzelfde povere logica be-heerst zijn optreden tijdens de
tweede politionele actie, die in de nacht van I 8 op I 9 december
I 948 begint en, tegen wil en dank, uitmondt in de
soevereiniteits-overdracht van 2 7 december I 949· Drees draagt dan als minis-ter-president de voile verant-woordelijkheid voor de ontspo-ringen, die met de militaire acties
gepaard gaan. AI kent zijn optre-den een zekere bureaucratische logica en houdt het verband met de zucht hoe dan ook '
regerings-verantwoordelijkheid te dragen', toch wekt het verbazing dat hij en zijn partij ertoe hebben kunnen
overgaan. Brinkman evenwel pro-blematiseert het optreden niet wezenlijk en concludeert met kennelijke tevredenheid, dat de kwestie de leidende positie van
Drees niet aantastte.
Wanneer in I 9!; 8 een kabinets-crisis uitbreekt, neemt Drees
af-scheid van de partijpolitiek. De
dankbare PvdA benoemt hem een
jaar later tot 'lid-voor-het-leven
vanhetpartijbestuur' (26!;), maar moet in I 97 I met lede ogen
aan-zien, dat hij uit onvrede over het
optreden van 'Nieuw Links' uit de partij stapt. Hij sympathiseert sindsdien met D s' 7 o, de rechtse
afsplitsing van de partij aange-voerd door zijn zoon Willem,
maar wordt er nooit lid van. Deze studie verdient lof wat be-treft de conscientieuze weergave van het partijpolitieke functione-ren van Willem Drees, terwijl de beschouwingen over de hogere partijgremia, hun onderlinge fric-ties en de verhoudingen en con -flicten tussen de !eden ervan
nieuwe gegevens en inzichten
op-leveren. Anderzijds verleent deze
concentratie op partijorganisato -rische verhoudingen en partijpoli-tieke elites het hoek 66k een zel-den doorbroken vlakheid en ze werkt de negatie van de rol van het
'gewone partijlid' en van de
'brede middenstof' in de hand. De
compositie van het hoek tenslotte - een historische chronologie,
on-derbroken door thematische
stuk-ken - is weinig opzienbarend en
de poging de studie te
structure-ren door het onderscheid tussen Drees als 'bestuurder' enerzijds en 'socialist' anderzijds, is weinig overtuigend.
HENNY BUITING
is als historicus verbonden aan de