• No results found

Samenvatting Nederlands woordsoorten h1 tm 6 H1 Persoonlijk, bezittelijk en wederkerend voornaamwoord

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Samenvatting Nederlands woordsoorten h1 tm 6 H1 Persoonlijk, bezittelijk en wederkerend voornaamwoord"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samenvatting Nederlands woordsoorten h1 tm 6 H1

Persoonlijk, bezittelijk en wederkerend voornaamwoord

 Als je een woord door hij of hem kan vervangen is het een persoonlijk voornaamwoord

 Als je een woord door zijn kan vervangen is het een bezittelijk voornaamwoord

 Als je een woord door zich kan vervangen is het een wederkerend voornaamwoord

H2

Voegwoord  Voegwoorden verbinden woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar

 Voegwoorden die woorden, woordgroepen en hoofdzinnen verbinden zijn: dus, en, maar, of & want

 Voegwoorden die hoofdzinnen en bijzinnen verbinden zijn:

Aangezien, als, dat doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat & zodra

 Niet alle bijzinnen beginnen met een voegwoord. Het kan ook beginnen met een vragend voornaamwoord, een bijwoord of een voorzetsel

H3

Werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen

 Met dit stappenplan kun je te weten komen hoe of een werkwoord een koppelwerkwoord, een zelfstandig werkwoord of een

hulpwerkwoord is:

Stap 1: splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen

Stap 2: zoek van elke enkelvoudige zin de persoonsvorm en stel het gezegde vast: WG of NG

stap 3 : Pas daarna per zin de volgende stappen bij langs gaan:

Een werkwoordelijk gezegde bevat altijd 1 werkwoord met een duidelijke betekenis, het zelfstandig werkwoord (zww). Als er meer werkwoorden zijn, dan staat het zelfstandig werkwoord ergens achter in de zin en zijn de overige werkwoorden allemaal hulpwerkwoord (hww).

Als er geen zelfstandig werkwoord is, dan moet er een koppelwerkwoord zijn en heeft de zin een naamwoordelijk gezegde. Zo’n naamwoordelijk gezegde bevat altijd 1 koppelwerkwoord (kww)(zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen). Als er meer werkwoorden zijn, dan staat het koppelwerkwoord ergens achter in de zin en zijn de overige werkwoorden allemaal hulpwerkwoord (hww).

Een hulpwerkwoord helpt mee het gezegde te vormen; het is vaak

persoonsvorm naast een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord, dat achter in de zin staat

H4

Betrekkelijk voornaamwoord

 Bijvoeglijke bijzinnen beginnen vaak met een betrekkelijk

voornaamwoord (betr. vnw). Een betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord dat eerder genoemd is, het antecedent

 Vb:

De beslissing(bijv.bijzindie het bestuur moet nemen), is bijzonder lastig.

Het mooiste boek(bijv.bijzindat ik ooit heb gelezen), is ‘Lord of the Rings’.

(2)

 De bekendste betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die, dat, wie &

wat

 Als je wie of wat kunt vervangen door degene of datgene noem je dat een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent

(betr.vnw m.i.a)

 Vb: wie (degene die) dit leest, is gek.

 Met het betrekkelijk voornaamwoord die verwijs je naar de-woorden, met dat naar het-woorden. Als je die en/of dat kunt vervangen in deze of dit is het een aanwijzend voornaamwoord

 Het betrekkelijk voornaamwoord wat gebruik je om te verwijzen naar:

een overtreffende trap, een onbepaald voornaamwoord of een hele zin

H5

Tussenwerpsel Voorbeelden van tussenwerpsels zijn: hé, oef, shit / klats, bim bam

 Je kunt tussenwerpsels naar de betekenis indelen in woorden:

o Van bevestiging en ontkenning: ja, jawel, nee;

o Van emotie (verbazing, schrik, pijn): au, ach, hoera, bah, foei;

o Van sociaal contact: hoi, houdoe, goedenavond, halt, pardon;

o Van klangnabootsing: miauw, waf, brr, tok, plof, tuut

 Tussenwerpsels zijn uitroepen en klangnabootsingen en staan meestal aan het eind of aan het begin van een zijn, vaak gescheiden door een komma

H6

Woordgroepen  In zinsdelen heb je geleerd dat je zinnen kunt verdelen in woordgroepen

 Elke woordgroep bevat een kern die je niet weg kunt laten

o Soms horen bij die kern bepalingen die je vaak weg kunt laten o Een bepaling is zelf ook weer 1 woord of een woordgroep o Voor de kern staat een voorbepaling en na een kern een

nabepaling

 Woordgroepen worden genoemd naar de woordsoort van de kern

 Binnen een naamwoordgroep staat op de eerste plaats vaak een determinator (det)

o Een determinator is in het enkelvoud meestal niet weglaatbaar

o Vb: Hetdet leukevoorbep huiskern op de prairienabep

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De man ging snel naar de winkel, maar hij zag de auto niet aankomen.. Die auto reed te snel zodat de voetganger niet tijdig

De werkwoorden πιερώλοκαη (betaald worden), αγοράδοκαη (gekocht worden), αγαπηέκαη (bemind worden), θοηκάκαη (slapen), δηεγούκαη

 Het verzwegen onderwerp van een beknopte bijzin moet echter wel hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin.  Als het verzwegen onderwerp van de beknopte bijzin niet

Teken een vlakke figuur met dezelfde omtrek, maar met een andere oppervlakte?.  Teken een vlakke figuur met een oppervlakte heeft van

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?. ​Geheel of gedeeltelijk ​ontblote lichamen zijn op de heilige plaats niet

Spanjaarden zochten naar goud en zilver, dit zware werk werd gedaan door de indianen maar die konden het werk niet aan en werden er slaven ingezet voor dit klusje.. De slaven kwamen

Ø Bij een omgekeerd evenredig verband is het product van de getallen die boven elkaar staan in de tabel steeds gelijk.. De grafiek is

Taal actief • visuele leerlijn spelling werkwoorden • groep 6 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 1f stam van het 4. werkwoord 1f zelfde