• No results found

Werkwoorden. Spelling: werkwoorden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Werkwoorden. Spelling: werkwoorden"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Spelling: werkwoorden

Werkwoorden

(2)

➢ Schrijf de juiste vorm én onderwerp.

1. de hij-vorm in de t.t. van vertellen = hij vertelt

2. de wij-vorm in de v.t. van knutselen = wij knutselden 3. de jij-vorm in de t.t. van kleden = jij kleedt

4. de jullie-vorm in de v.t. van pesten = jullie pestten 5. de ik-vorm in de v.t. van scheuren = ik scheurde 6. de hij-vorm in de t.t. van verdraaien = hij verdraait 7. de jij-vorm in de t.t. van schudden = jij schudt 8. de wij-vorm in de v.t. van vechten = wij vochten 9. de stam van werken = (ik) werk

10. de hij-vorm in de v.t. van broeden = hij broedde 11. de jij-vorm in de t.t. van tieren = jij tiert

12. de wij-vorm in de v.t. van klussen = wij klusten 13. de ik-vorm in de v.t. van snoeien = ik snoeide 14. de hij-vorm in de t.t. van helpen = hij helpt 15. de jij-vorm in de v.t. van posten = jij postte

16. de jullie vorm in de v.t. van roddelen = jullie roddelden 17. de ik-vorm in de t.t. van vergeven = ik vergeef

18. de stam van doorgronden = (ik) doorgrond

19. de wij-vorm in de v.t. van sprinten = wij sprintten 20. de jij-vorm in de t.t. van verbreden = jij verbreedt

➢ Schrijf de juiste vorm van het werkwoord.

1. graven Het diertje graaft een gang onder de grond.

2. verbieden Hij verbiedt ons binnen te komen.

3. sluiten Ik sloot mij vorige vrijdag op in mijn kamer.

4. schillen Mijn zus schilde gisteren een appel voor ons.

5. vergissen Vergis jij je nooit?

6. vermelden De krant vermeldde vorige week mijn naam.

7. schenken Julie schonken gisteren veel geld voor het goede doel.

8. rijden Ik rijd aan de verkeerde kant.

(3)

Wiskunde: Breuken bol 1-3

Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken en de uitkomst herleiden tot de eenvoudigste vorm

Los de bewerkingen op. Kleur de hoeveelheid blokjes!

=

4

6

+

1

3

=

𝟒

𝟔

+

𝟐

𝟔

=

𝟔

𝟔

= 1 =

3

4

+

1

8

=

𝟔

𝟖

+

𝟏

𝟖

=

𝟕

𝟖

=

1

3

1

4

=

𝟒

𝟏𝟐

𝟑

𝟏𝟐

=

𝟏

𝟏𝟐

=

7

9

1

3

=

𝟕

𝟗

𝟑

𝟗

=

𝟒

𝟗

Los de bewerkingen op.

2 8+ 1

4 = 𝟐

𝟖 + 𝟐

𝟖 = 𝟒

𝟖 = 𝟏

𝟐

3

5+ 1 = 𝟑

𝟓 + 𝟓

𝟓 = 𝟖

𝟓 4

7+ 3

4 = 𝟏𝟔

𝟐𝟖 + 𝟐𝟏

𝟐𝟖 = 𝟑𝟕

𝟐𝟖 = 𝟏 +𝟏𝟕

𝟐𝟖 2

6+ 3

4 = 𝟒

𝟏𝟐 + 𝟗

𝟏𝟐 = 𝟏𝟑

𝟏𝟐 = 𝟏 + 𝟏

𝟏𝟐 11

123

4 = 𝟏𝟏

𝟏𝟐𝟗

𝟏𝟐 = 𝟐

𝟏𝟐 = 𝟏

𝟔 4

52

3 = 𝟏𝟐

𝟏𝟓𝟏𝟎

𝟏𝟓 = 𝟐

𝟏𝟓 12

1415

21 = 𝟔

𝟕𝟓

𝟕 = 𝟏

𝟕 6

82

3 = 𝟏𝟖

𝟐𝟒𝟏𝟔

𝟐𝟒 = 𝟐

𝟐𝟒 = 𝟏

𝟏𝟐

(4)

Vraagstukken met breuken oplossen

Lees de volgende vragen en los op.

Wout heeft 3 dozen met legoblokken. Uit de eerste doos haalt hij 1

4 , uit de tweede doos haalt hij 3

8 en uit de derde doos 1

16 . Hoeveel delen heeft hij uiteindelijk uit de dozen gehaald?

Bewerking: 𝟏

𝟒

+

𝟑

𝟖

+

𝟏

𝟏𝟔

=

𝟒

𝟏𝟔

+

𝟔

𝟏𝟔

+

𝟏

𝟏𝟔

=

𝟏𝟏

𝟏𝟔 Antwoord: Hij heeft 11 delen uit de dozen gehaald.

Sara wil van 2 taarten een stuk. Van de eerste taart neemt ze 1

5 , van de tweede taart neemt ze 1

6. Hoeveel delen heeft zij uiteindelijk gegeten?

Bewerking: 𝟏 𝟓

+

𝟏

𝟔

=

𝟔

𝟑𝟎

+

𝟓

𝟑𝟎

=

𝟏𝟏

𝟑𝟎 Antwoord: Ze heeft 11 delen gegeten.

Deel van een geheel als percentage uitdrukken, percentage van een getal of grootheid berekenen

Bereken de exacte hoeveelheid

20% van 400 = 𝟐𝟎

𝟏𝟎𝟎 of 𝟐 𝟏𝟎 of 𝟏

𝟓 van 400 = 80 50% van 200 = 𝟓𝟎

𝟏𝟎𝟎 of 𝟓 𝟏𝟎 of 𝟏

𝟐 van 200 = 100

23% van 400 = 𝟐𝟑

𝟏𝟎𝟎van 400 = 92 41% van 200 = 𝟒𝟏

𝟏𝟎𝟎van 200 = 82

Zet de volgende verhoudingen telkens om naar een percentage.

Gebruik de verhoudingstabel.

Ongeveer 3 op 20 mensen zijn linkshandig. Dat is 15 %

Ongeveer 9 op 30 kinderen hebben een hond als huisdier. Dat is 30 %

x 5

3 15

20 100

: 3 x 10

9 3 30

30 10 100

x 5 : 3 x 10

(5)

Los de volgende vraagstukken op.

Maak gebruik van de verhoudingstabel.

35% van de leerlingen eet boterhammen. Dat komt overeen met 105 lln.

Hoeveel leerlingen telt de school?

: 7 x 20

percentage

35% 5% 100%

aantal leerlingen

105 15 300

: 7 x 20

Antwoord: De school telt 300 leerlingen.

In onze straat hebben 3 op 5 mensen een huisdier. Dat zijn 90 mensen.

Hoeveel mensen wonen er in onze straat?

x 30

x 30

Antwoord: Er wonen 150 mensen in onze straat.

Een deel van de woonkamer krijgt een nieuw kleurtje.

Na afloop is 65% van de verfpot, dat overeenkomt met 3250ml opgebruikt.

Hoeveel milliliter zat er in de verfpot?

x 100 : 2

x 100 : 2

Antwoord: Er zat 5000 milliliter (of 5 liter) verf in de verfpot.

Aantal mensen met

een huisdier

3 90

Aantal mensen

5 150

De opgebruikte verf

65 6500 3250 ml

De totale hoeveelheid verf

100 10 000 5000

(6)

Liene is dol op spelen met parels. Mama heeft een zak met 80 parels voor haar gekocht.

Hoeveel zit er van elke kleur in de zak?

15% van de parels zijn rood. Dat zijn er 12.

Bewerking: 𝟏𝟓

𝟏𝟎𝟎 van 80 = 0,8 x 15 = 12

35% van de parels zijn blauw. Dat zijn er 28.

Bewerking: 𝟑𝟓

𝟏𝟎𝟎 van 80 = 0,8 x 35 = 28

30% van de parels zijn geel. Dat zijn er 24.

Bewerking: 𝟑𝟎

𝟏𝟎𝟎 van 80 = 0,8 x 30 = 24

20% van de parels zijn groen. Dat zijn er 16.

Bewerking: 𝟐𝟎

𝟏𝟎𝟎 of 𝟐 𝟏𝟎 of 𝟏

𝟓 van 80 = 0,8 x 20 = 16

CONTROLE: 12 + 28 + 24 + 16 = 80

(7)

Taal : Signaalwoorden

➢ Duid alle signaalwoorden aan met fluostift.

De man ging snel naar de winkel, maar hij zag de auto niet aankomen.

Die auto reed te snel zodat de voetganger niet tijdig kon wegspringen.

Gelukkig riep iemand naar hem, waardoor hij niet langer in gevaar was.

De man kon er echter niet om lachen, want hij was erg geschrokken.

Hij wou de nummerplaat opschrijven, maar hij was niet snel genoeg om het te zien.

➢ Vul een gepast signaalwoord in.

Kies uit: waardoor, toen, maar, want, en.

Jan Jansen wou naar zijn werk vertrekken toen er iemand aan de

deur belde. Hij opende de deur en een gemaskerde man duwde de deur verder open.

De deur raakte zijn hele lichaam, waardoor hij achterover viel.

De overvaller vroeg de sleutels van de wagen, maar de man had ze niet bij zich.

De misdadiger werd ontzettend boos, want hij wou de sleutels onmiddellijk hebben.

(8)

➢ Vul een gepast signaalwoord in.

Kies uit: eerst, zoals, dan, omdat, terwijl, dus, als

Bij die familie wordt een heerlijke taart gebakken omdat Helena jarig is.

Eneas danst terwijl Helena en Fernando op hun viool spelen.

Als jij de afwas doet, zal ik stofzuigen.

Met aardappelen kan je veel dingen maken, zoals frietjes, puree en chips.

Mijn bus is te laat, dus moet ik wachten op de volgende.

Eerst kam ik mijn haren en dan poets ik mijn tanden.

➢ Vul de zinnen aan met een juist signaalwoord.

Ik oefen veel op Bingel omdat ik goede punten wil halen.

Ik heb teveel gesnoept dus heb ik nu buikpijn.

Met aardappelen kan je veel dingen maken zoals frietjes, puree en chips.

In de vakantie mocht ik laat opblijven, maar dat mag nu niet meer.

Ik moet eerst groenten kuisen en dan moet ik ze in stukjes snijden.

Als jij de afwas doet, zal ik stofzuigen.

Ik eet graag desserten zoals ijs, pannenkoeken en wafels.

Sofie heeft heel wat belangrijke lessen gemist omdat ze vaak ziek is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zolang de rente laag blijft en de ratingbureaus België niet in het vizier nemen, kan de politieke elite volhouden dat een federale regering geen grote bezorgdheid waard is.. In

Taal actief • visuele leerlijn spelling werkwoorden • groep 6 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 1f stam van het 4. werkwoord 1f zelfde

[r]

Taal actief • visuele leerlijn spelling • groep 8 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 1f bijvoeglijk gebruikt 2. voltooid deelwoord 1f voltooid deelwoord

Teken een vlakke figuur met dezelfde omtrek, maar met een andere oppervlakte?.  Teken een vlakke figuur met een oppervlakte heeft van

De werkwoorden πιερώλοκαη (betaald worden), αγοράδοκαη (gekocht worden), αγαπηέκαη (bemind worden), θοηκάκαη (slapen), δηεγούκαη

[r]

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?. ​Geheel of gedeeltelijk ​ontblote lichamen zijn op de heilige plaats niet