• No results found

Game Over Werkwoorden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Game Over Werkwoorden"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

   

NAAM 

__________________ 

       

 

Game Over   Werkwoorden 

 

 

oefenen werkwoorden groep 7  

(2)

   

REEKS 1 

Hij ____________________ (wensen, vt) zijn vriend veel succes met de wedstrijd. 

De soldaat ____________________(graven) een diepe kuil voor de sergeant. 

Dominic ____________________(kneuzen, vt) zijn pols tijdens de gymles. 

Mijn kleuterjuf ____________________(herinneren,vt) zich mij nog wel. 

De pasgeboren baby heeft de hele dag ____________________(huilen). 

Tim en Julia ____________________(fietsen,vt) door het park. 

Moeder ____________________(braden, tt) het vlees in de pan. 

Ik ____________________(hopen,vt) op een mooie zonnige dag. 

---game over---  REEKS 2 game over 

Het ingestorte gebouw ____________________(worden) volgend jaar opgeruimd. 

Hij ____________________(kneden,vt) het deeg voor de appeltaart zorgvuldig  De boer heeft vorige week de aardappels ____________________(rooien). 

Mijn vriendinnen hebben mij de ruzie ____________________(vergeven). 

De kinderen van groep 8 ____________________(leren,vt) de topo van Amerika. 

---game over---  REEKS 3 game over again 

De storm ____________________(razen,vt) over het land en liet een ravage achter. 

De oudjes ____________________(wandelen,vt) gezellig over het strand. 

Joep ____________________(begrijpen,tt) de sommen nog niet helemaal. 

Oma ____________________(beantwoorden,tt) de lastige vragen. 

De vis ____________________(spartelen,vt) in het net. 

---GAME OVER - ​markeer het lijdend voorwerp in de zin--- 

(3)

 

   

© 2021 TvBroekhoven 

(4)

REEKS 1 

Het paard heeft water ____________________ (drinken). 

De man ____________________(lijden,tt) aan een zeldzame ziekte. 

De reclame ____________________(misleiden,tt) de koopzieke dames. 

Jouw uitspraak ____________________(snijden,tt) geen hout! 

De fietser ____________________(belanden,vt) in de sloot. 

De kinderen ____________________(vertellen,vt) een spannend verhaal. 

Heb jij de taart al bij de bakker ____________________(ophalen)? 

Help! ____________________(redden,tt) mij. 

---game over---  REEKS 2 game over 

Job ____________________(hangen,tt) zijn rode jas aan de kapstok. 

De koopman ____________________(schreeuwen,vt) over de markt. 

De drenkeling ____________________(spartelen,vt) in het water. 

De buren ____________________(bellen,vt) hun vrienden in Oosterhout. 

De auto ____________________(stoppen,tt) voor het verkeerslicht. 

---game over---  REEKS 3 game over again 

De postbode ____________________(brengen,tt) ons een dikke brief. 

Het meisje ____________________(vragen,tt) de meester uitleg. 

Ik ____________________(geven,vt) de jonge poes magere melk. 

Mijn opa ____________________(geven,tt) mij een cadeautje. 

Wie ____________________(vertellen,tt) het geheim aan hem? 

--GAME OVER - ​markeer het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp in de zin-- 

(5)

   

© 2021 TvBroekhoven 

(6)

   

REEKS 1 

Gisteren ___________________(regenen) het de hele dag. 

De boer ___________________(verzorgen,vt) zijn zieke koeien. 

De drenkeling ___________________(spartelen,vt) in het koude water. 

Al zingend ___________________(huppelen,tt) het meisje naar de gymzaal. 

Opa ___________________(verzamelen,tt) postzegels. 

De fotografen ___________________(bestormen,vt) het veld na de wedstrijd. 

Vorige week ___________________(lusten,vt) jij die radijsjes niet. 

De baby ___________________(houden,tt) niet op met huilen. 

---game over---  REEKS 2 game over 

Ik ___________________(haasten,vt) me om op tijd te komen. 

Een pinguïn ___________________(broeden,vt) het enige ei ook uit. 

Heeft de koekoek zijn eigen ei ook al ___________________(uitbroeden)? 

Die jas ___________________(deugen,tt) van geen kanten. 

Oma ___________________(plooien,tt) de sjaal om haar hals. 

---game over---  REEKS 3 game over again 

De koks ___________________(braden,vt) de kippetjes bruin. 

De eend ___________________ (broeden,tt) de eieren uit. 

De waterijsjes ___________________(invriezen,tt) mijn oma morgen in. 

De twee kinderen ___________________(bereiken,vt) de finish net op tijd. 

De tandarts ___________________(verdoven,vt) mijn kaak met een spuit. 

---GAME OVER - ​markeer het lijdend voorwerp in de zin--- 

(7)

 

   

© 2021 TvBroekhoven 

(8)

 

REEKS 1 

Mijn zus ___________________(relaxen,tt) het liefst met thee en een koekje. 

De eigenaar ___________________ ________(vasthouden,tt) aan de traditie. 

De schipper ___________________(laden,vt) zijn schip aan de kade. 

We hebben een mooie kop ___________________(kleien) bij Tehatex. 

Al vroeg in de ochtend ___________________(misten,vt) het erg. 

Jeroen ___________________(beschrijven,tt) precies wat er gebeurd is. 

De kinderen in de klas hebben al flink ___________________(rekenen). 

Een aardbeving ___________________(verwoesten,tt) de hele stad. 

---game over---  Reeks 2 game over 

De man ___________________(verwaarlozen,tt) zijn huisdieren. 

De meester ___________________(bedenken,vt) een nieuw leuk spel. 

Hij ___________________(vertellen,tt) een spannend verhaal aan zijn zusje. 

De leerkracht ___________________(uitleggen,tt) de opdracht uit. 

De archeoloog ___________________(opgraven,tt) de oude potten op. 

---GAME OVER - ​markeer het lijdend voorwerp in de zin---  REEKS 3 game over again 

___________________(vinden,tt) je oma rood een mooie kleur? 

Ik ___________________(wachten,vt) dagen op een pakketje. 

___________________(verzorgen,vt) jij vroeger de plantjes in de klas? 

Kim ___________________(bezorgen,vt) de pizza bij de buurvrouw. 

De deelnemer ___________________(bieden,tt) vijftien euro. 

---GAME OVER - ​markeer het lijdend voorwerp in de zin--- 

(9)

 

   

© 2021 TvBroekhoven 

(10)

REEKS 1 

De mol _________________(misleiden,tt) de andere deelnemers. 

De klanten _________________(graaien,vt) de goedkoopste artikelen uit de bak. 

De legers _________________(bevrijden,vt) ons van de onderdrukkers. 

De onderdaan _________________(lijden,tt) enorm onder de tiran. 

De juf _________________(afschermen,vt) de antwoorden af op het bord. 

Dit bord _________________(verwijzen,tt) naar een andere boerderij. 

Hij _________________(verwijten,tt) mij grote fouten. 

Heb je goed voor het proefwerk _________________(leren)? 

---game over---  Reeks 2 game over 

Hij _________________(afhouden,tt) de boot af! 

De visser _________________(redden,tt) de vis van de verdrinkingsdood. 

Het zand _________________(schudden,tt) de jongen van zijn kleren. 

De slager _________________(snijden,tt) het vlees in kleine stukjes. 

De minister _________________(rechten,vt) zijn rug en liep naar voren. 

---GAME OVER - ​markeer het lijdend voorwerp in de zin---  REEKS 3 game over again 

De topsporter _________________(roeien,vt) de boot naar de kant. 

Elke speler _________________(onthouden,tt) de regels van het spel. 

Geen haan _________________(broeden,tt) de eieren uit. 

De schildpad _________________(begraven,tt) zijn eieren in de grond. 

De ruiter _________________(beteugelen,vt) het paard bij de wedstrijd. 

---GAME OVER - ​markeer het lijdend voorwerp in de zin--- 

   

(11)

                                                               

   

© 2021 TvBroekhoven 

(12)

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Hoe ​haal​ je het in je hoofd?

B. ​Geheel of gedeeltelijk ​ontblote lichamen zijn op de heilige plaats niet toegestaan.

C. ​Na het graven ​zeefde​ we het zand.

D. ​We ​zwaaiden​ oma uit, toen ze op vakantie ging.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Probeerden jullie gisteren in de camper uit te ​rusten​?

B. ​Hij ​lachtte ​iedereen uit.

C. ​Op ​onverwachte​ momenten duiken ze op.

D. ​Zijn deze appeltjes ​gestoofd​?

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Wetent​ dat het niet mag, pakt hij toch een zuurstok.

B. ​Ben je al ​ingelogd​?

C. ​Dat ​bedorven​ stuk fruit hoef ik niet meer.

D. ​Ik ​eiste​ uitleg van de wethouder.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Blijf​ daar van af!

B. ​Je bent ​verandert​ sinds ik je voor het laatst zag.

C. ​Volgens mij ​ademt​ de verongelukte kater nog.

D. ​Dat idee ​juichten​ zij van harte toe.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Het heeft hier flink ​geregend​.

B. ​Wat ​word​ jij later?

C. ​Zouden die wagens veel geld ​kostten​?

D. ​Bind​ dat dikke touw goed vast!

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Zanik​ toch niet zo!

B. ​Lopende​ het onderzoek doet de politie geen mededelingen.

C. ​Dus jij ​wondt​ de draad om de klos?

D. ​De ​verbrande​ piepers heb ik maar snel weggegooid.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Sprintte​ hij het warenhuis uit?

B. ​Ze ​wasten​ zich extra goed, nadat ze de sloot uitgebaggerd hadden.

C. ​Gedupeerde klanten moeten zich vóór 5 juni bij ons ​meldden​.

D. ​Je ​beweert​ nu het tegendeel van wat je gisteren zei.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Wat kan jou dat ​schelen​?

B. ​Het ​tochte​ verschrikkelijk in de gang.

C. ​Ik ​geloofde​ het al niet.

D. ​Laat het toch ​wegroesten​, man!

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Doorkruiste​ de weg de heide destijds?

B. ​Hij ​redt​ je, als je in nood verkeert.

C. ​Steeds vaker ​verongelukt​ op deze oversteekplaats een fietser.

D. ​Rijdt​ door, kleintje!

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Veel ​opgepakten​ misdadigers hebben een stoornis.

B. ​Ik heb last van ​tintelende​ vingers.

C. ​Op één van die ​vergeelde​ foto's staat mijn overgrootmoeder nog.

D. ​Esther ​verwachtte​ teveel van haar echtgenoot.

(13)

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Ze ​mistte​ haar vader en moeder al.

B. ​Printte​ Yvonne het hele boek?

C. ​Mijn collega ​administreert​ alles wat er aan post binnen komt.

D. ​Het bedrijf ​loosde​ het afvalwater in een rivier.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Suzie ​raadt​ je aan om wat rustiger aan te doen.

B. ​De paramilitaire eenheid ​gijzelde​ drie artsen.

C. ​Langzaam ​ebte​ het geluid weg.

D. ​Ze ​lachte​ hem vierkant uit.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Vatte​ hij dat goed samen?

B. ​We ​praatten​ tot we in slaap vielen.

C. ​Ik ​wachte ​tot ze me kwamen halen.

D. ​Verzette​ jij het uur gisteren al?

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Wat ​murmel​ je?

B. ​Je ​gedraagt​ je wel hoor op dat feest!

C. ​Regent​ het nu al weer?

D. ​Gisteren ​mopperde​ jullie ook al over het zakgeld.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Het paard ​galoppeert​ door het duingebied.

B. ​Gniffelt​ hij altijd zo?

C. ​Uiteindelijk ​zwichten​ ze allebei voor het geld.

D. ​Dus jij ​wedt​ op het bruine paard?

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Hak​ je niet teveel boompjes om?

B. ​De artsen ​hechtte​ de wond.

C. ​Wend​ je dit middel vaker aan?

D. ​Door die hobbel ​verzwikt​ straks iemand zijn enkel!

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Zij ​wijzigden​ het beleid.

B. ​Volgens mij ​gloeit​ het nog steeds.

C. ​Jij ​discrimineert​!

D. ​Ik ​brande​ mijn vingers aan de hete pan.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Hij ​tartte​ haar net zo lang, tot ze ging huilen.

B. ​Hans en Nicole ​draafde​ wel erg lang door.

C. ​Fleur ​prutste​ zelf iets in elkaar.

D. ​Waarover ​pieker​ je zo?

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​De schapen ​graasten​ in het veld.

B. ​Pakte​ jij iets van zijn bord?

C. ​Ze ​knikte​ en liep door.

D. ​Ik ​wenste​ hem het allerbeste.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Lastte​ de klusjesman de pijpen?

B. ​Telden ​de extra sommen ook mee voor de score?

C. ​Begeleid​ jij oma naar het kerkhof?

D. ​Als jij het zegt, ​gelooft​ niemand het.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​De burgemeester ​hieft​ het verbod op.

B. ​Mijn zus ​genoot​ van de voorstelling.

C. ​Oma ​klinkt​ een beetje hees.

D. ​Ze ​hees​ de vlag op.

© 2021 TvBroekhoven 

(14)

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Ik ​vergat​ het licht uit te doen.

B. ​Ik ​gleed​ langs de leuning omlaag.

C. ​De leeuw ​verslondt​ zijn prooi.

D. ​Ze ​vindt ​het oneerlijk.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Geldt​ deze aanbieding morgen nog?

B. ​Wonderwel ​genas​ ze van haar ziekte.

C. ​Geniet​ je nog een beetje?

D. ​Glomden​ de sieraden in het zonlicht?

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Kreeg​ je daar geen last mee?

B. ​Verdwijn​ je haas in de hoge hoed?

C. ​Hij ​voer​ door heel Europa.

D. ​De broek ​kromp​ in de hete was.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Noord-Korea ​schendt​ de afspraken.

B. ​Karin ​steelt​ wel eens een appel.

C. ​Hij ​stooft​ naar voren.

D. ​De coach ​prees​ zijn pupillen.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Met snorkel en al ​duikt​ hij in het water.

B. ​Ze ​wring​ haar badlaken uit.

C. ​Wie ​zond​ jou naar Den Haag toe?

D. ​Hij ​ging​ er plotseling van door.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?I

A. ​Ik ​deed​ wat ik kon, maar uiteindelijk was hij slimmer.

B. ​Hij ​streedt​ een lange tijd tegen zijn ziekte.

C. ​Ik ​vergeet​ vaak mijn tas.

D. ​Kluift​ je hond op de oude slof?

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Hij ​boodt ​tien euro voor mijn schilderij.

B. ​Zolang als ik hem ken, ​zwerft​ hij al over straat.

C. ​Zwol​ haar enkel op na haar val?

D. ​Ze ​geeft​ haar zoon een scooter cadeau.

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Hij ​vergeleekt​ de prijzen met elkaar.

B. ​Die wesp ​steekt​ venijnig.

C. ​Vind​ je zelf een oplossing?

D. ​Verzint​ ze dit of is het echt gebeurd?

In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?

A. ​Ik ​drong​ voor, want het duurde me te lang.

B. ​Wie ​drinkt​ er een glaasje mee?

C. ​Het ​vroor​ wel tien graden!

D. ​Hij ​lijt​ al weken pijn.

 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Te denken valt aan het afschaffen van de huursubsidie waardoor mensen minder snel afgeremd worden aan het werk te gaan doordat het verdiende inkomen niet meer leidt tot het

Te denken valt aan de noodzaak tot vergroting van de beroepsbevolking gezien de krapte op de arbeidsmarkt, gekoppeld aan de naar verhouding geringere stijging van de

Beide maatregelen passen bij het profiel uit tabel 3 waaruit blijkt dat het kansrijk extra arbeidsaanbod met name bestaat uit vrouwen met kind(eren) die op zoek zijn naar

(geheel of gedeeltelijk) voorwaardelijke sancties. Sancties politie b Sancties OM c Sancties

Lees de zin ervoor of erna of probeer te raden waarmee het woord te maken heeft..

Lees de zin ervoor of erna of probeer te raden waarmee het woord te maken heeft..

Vraag wie het werkwoord, de zelfstandige naamwoorden en het bijvoeglijk naamwoord in deze zin kan aanwijzen en schrijf deze woorden apart op.. Elke zin heeft

Begrijp je de tekst ook zonder dat je de betekenis van het woord weet?.