NAAM
__________________
Game Over Werkwoorden
oefenen werkwoorden groep 7
REEKS 1
Hij ____________________ (wensen, vt) zijn vriend veel succes met de wedstrijd.
De soldaat ____________________(graven) een diepe kuil voor de sergeant.
Dominic ____________________(kneuzen, vt) zijn pols tijdens de gymles.
Mijn kleuterjuf ____________________(herinneren,vt) zich mij nog wel.
De pasgeboren baby heeft de hele dag ____________________(huilen).
Tim en Julia ____________________(fietsen,vt) door het park.
Moeder ____________________(braden, tt) het vlees in de pan.
Ik ____________________(hopen,vt) op een mooie zonnige dag.
---game over--- REEKS 2 game over
Het ingestorte gebouw ____________________(worden) volgend jaar opgeruimd.
Hij ____________________(kneden,vt) het deeg voor de appeltaart zorgvuldig De boer heeft vorige week de aardappels ____________________(rooien).
Mijn vriendinnen hebben mij de ruzie ____________________(vergeven).
De kinderen van groep 8 ____________________(leren,vt) de topo van Amerika.
---game over--- REEKS 3 game over again
De storm ____________________(razen,vt) over het land en liet een ravage achter.
De oudjes ____________________(wandelen,vt) gezellig over het strand.
Joep ____________________(begrijpen,tt) de sommen nog niet helemaal.
Oma ____________________(beantwoorden,tt) de lastige vragen.
De vis ____________________(spartelen,vt) in het net.
---GAME OVER - markeer het lijdend voorwerp in de zin---
© 2021 TvBroekhoven
REEKS 1
Het paard heeft water ____________________ (drinken).
De man ____________________(lijden,tt) aan een zeldzame ziekte.
De reclame ____________________(misleiden,tt) de koopzieke dames.
Jouw uitspraak ____________________(snijden,tt) geen hout!
De fietser ____________________(belanden,vt) in de sloot.
De kinderen ____________________(vertellen,vt) een spannend verhaal.
Heb jij de taart al bij de bakker ____________________(ophalen)?
Help! ____________________(redden,tt) mij.
---game over--- REEKS 2 game over
Job ____________________(hangen,tt) zijn rode jas aan de kapstok.
De koopman ____________________(schreeuwen,vt) over de markt.
De drenkeling ____________________(spartelen,vt) in het water.
De buren ____________________(bellen,vt) hun vrienden in Oosterhout.
De auto ____________________(stoppen,tt) voor het verkeerslicht.
---game over--- REEKS 3 game over again
De postbode ____________________(brengen,tt) ons een dikke brief.
Het meisje ____________________(vragen,tt) de meester uitleg.
Ik ____________________(geven,vt) de jonge poes magere melk.
Mijn opa ____________________(geven,tt) mij een cadeautje.
Wie ____________________(vertellen,tt) het geheim aan hem?
--GAME OVER - markeer het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp in de zin--
© 2021 TvBroekhoven
REEKS 1
Gisteren ___________________(regenen) het de hele dag.
De boer ___________________(verzorgen,vt) zijn zieke koeien.
De drenkeling ___________________(spartelen,vt) in het koude water.
Al zingend ___________________(huppelen,tt) het meisje naar de gymzaal.
Opa ___________________(verzamelen,tt) postzegels.
De fotografen ___________________(bestormen,vt) het veld na de wedstrijd.
Vorige week ___________________(lusten,vt) jij die radijsjes niet.
De baby ___________________(houden,tt) niet op met huilen.
---game over--- REEKS 2 game over
Ik ___________________(haasten,vt) me om op tijd te komen.
Een pinguïn ___________________(broeden,vt) het enige ei ook uit.
Heeft de koekoek zijn eigen ei ook al ___________________(uitbroeden)?
Die jas ___________________(deugen,tt) van geen kanten.
Oma ___________________(plooien,tt) de sjaal om haar hals.
---game over--- REEKS 3 game over again
De koks ___________________(braden,vt) de kippetjes bruin.
De eend ___________________ (broeden,tt) de eieren uit.
De waterijsjes ___________________(invriezen,tt) mijn oma morgen in.
De twee kinderen ___________________(bereiken,vt) de finish net op tijd.
De tandarts ___________________(verdoven,vt) mijn kaak met een spuit.
---GAME OVER - markeer het lijdend voorwerp in de zin---
© 2021 TvBroekhoven
REEKS 1
Mijn zus ___________________(relaxen,tt) het liefst met thee en een koekje.
De eigenaar ___________________ ________(vasthouden,tt) aan de traditie.
De schipper ___________________(laden,vt) zijn schip aan de kade.
We hebben een mooie kop ___________________(kleien) bij Tehatex.
Al vroeg in de ochtend ___________________(misten,vt) het erg.
Jeroen ___________________(beschrijven,tt) precies wat er gebeurd is.
De kinderen in de klas hebben al flink ___________________(rekenen).
Een aardbeving ___________________(verwoesten,tt) de hele stad.
---game over--- Reeks 2 game over
De man ___________________(verwaarlozen,tt) zijn huisdieren.
De meester ___________________(bedenken,vt) een nieuw leuk spel.
Hij ___________________(vertellen,tt) een spannend verhaal aan zijn zusje.
De leerkracht ___________________(uitleggen,tt) de opdracht uit.
De archeoloog ___________________(opgraven,tt) de oude potten op.
---GAME OVER - markeer het lijdend voorwerp in de zin--- REEKS 3 game over again
___________________(vinden,tt) je oma rood een mooie kleur?
Ik ___________________(wachten,vt) dagen op een pakketje.
___________________(verzorgen,vt) jij vroeger de plantjes in de klas?
Kim ___________________(bezorgen,vt) de pizza bij de buurvrouw.
De deelnemer ___________________(bieden,tt) vijftien euro.
---GAME OVER - markeer het lijdend voorwerp in de zin---
© 2021 TvBroekhoven
REEKS 1
De mol _________________(misleiden,tt) de andere deelnemers.
De klanten _________________(graaien,vt) de goedkoopste artikelen uit de bak.
De legers _________________(bevrijden,vt) ons van de onderdrukkers.
De onderdaan _________________(lijden,tt) enorm onder de tiran.
De juf _________________(afschermen,vt) de antwoorden af op het bord.
Dit bord _________________(verwijzen,tt) naar een andere boerderij.
Hij _________________(verwijten,tt) mij grote fouten.
Heb je goed voor het proefwerk _________________(leren)?
---game over--- Reeks 2 game over
Hij _________________(afhouden,tt) de boot af!
De visser _________________(redden,tt) de vis van de verdrinkingsdood.
Het zand _________________(schudden,tt) de jongen van zijn kleren.
De slager _________________(snijden,tt) het vlees in kleine stukjes.
De minister _________________(rechten,vt) zijn rug en liep naar voren.
---GAME OVER - markeer het lijdend voorwerp in de zin--- REEKS 3 game over again
De topsporter _________________(roeien,vt) de boot naar de kant.
Elke speler _________________(onthouden,tt) de regels van het spel.
Geen haan _________________(broeden,tt) de eieren uit.
De schildpad _________________(begraven,tt) zijn eieren in de grond.
De ruiter _________________(beteugelen,vt) het paard bij de wedstrijd.
---GAME OVER - markeer het lijdend voorwerp in de zin---
© 2021 TvBroekhoven
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Hoe haal je het in je hoofd?
B. Geheel of gedeeltelijk ontblote lichamen zijn op de heilige plaats niet toegestaan.
C. Na het graven zeefde we het zand.
D. We zwaaiden oma uit, toen ze op vakantie ging.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Probeerden jullie gisteren in de camper uit te rusten?
B. Hij lachtte iedereen uit.
C. Op onverwachte momenten duiken ze op.
D. Zijn deze appeltjes gestoofd?
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Wetent dat het niet mag, pakt hij toch een zuurstok.
B. Ben je al ingelogd?
C. Dat bedorven stuk fruit hoef ik niet meer.
D. Ik eiste uitleg van de wethouder.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Blijf daar van af!
B. Je bent verandert sinds ik je voor het laatst zag.
C. Volgens mij ademt de verongelukte kater nog.
D. Dat idee juichten zij van harte toe.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Het heeft hier flink geregend.
B. Wat word jij later?
C. Zouden die wagens veel geld kostten?
D. Bind dat dikke touw goed vast!
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Zanik toch niet zo!
B. Lopende het onderzoek doet de politie geen mededelingen.
C. Dus jij wondt de draad om de klos?
D. De verbrande piepers heb ik maar snel weggegooid.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Sprintte hij het warenhuis uit?
B. Ze wasten zich extra goed, nadat ze de sloot uitgebaggerd hadden.
C. Gedupeerde klanten moeten zich vóór 5 juni bij ons meldden.
D. Je beweert nu het tegendeel van wat je gisteren zei.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Wat kan jou dat schelen?
B. Het tochte verschrikkelijk in de gang.
C. Ik geloofde het al niet.
D. Laat het toch wegroesten, man!
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Doorkruiste de weg de heide destijds?
B. Hij redt je, als je in nood verkeert.
C. Steeds vaker verongelukt op deze oversteekplaats een fietser.
D. Rijdt door, kleintje!
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Veel opgepakten misdadigers hebben een stoornis.
B. Ik heb last van tintelende vingers.
C. Op één van die vergeelde foto's staat mijn overgrootmoeder nog.
D. Esther verwachtte teveel van haar echtgenoot.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Ze mistte haar vader en moeder al.
B. Printte Yvonne het hele boek?
C. Mijn collega administreert alles wat er aan post binnen komt.
D. Het bedrijf loosde het afvalwater in een rivier.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Suzie raadt je aan om wat rustiger aan te doen.
B. De paramilitaire eenheid gijzelde drie artsen.
C. Langzaam ebte het geluid weg.
D. Ze lachte hem vierkant uit.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Vatte hij dat goed samen?
B. We praatten tot we in slaap vielen.
C. Ik wachte tot ze me kwamen halen.
D. Verzette jij het uur gisteren al?
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Wat murmel je?
B. Je gedraagt je wel hoor op dat feest!
C. Regent het nu al weer?
D. Gisteren mopperde jullie ook al over het zakgeld.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Het paard galoppeert door het duingebied.
B. Gniffelt hij altijd zo?
C. Uiteindelijk zwichten ze allebei voor het geld.
D. Dus jij wedt op het bruine paard?
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Hak je niet teveel boompjes om?
B. De artsen hechtte de wond.
C. Wend je dit middel vaker aan?
D. Door die hobbel verzwikt straks iemand zijn enkel!
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Zij wijzigden het beleid.
B. Volgens mij gloeit het nog steeds.
C. Jij discrimineert!
D. Ik brande mijn vingers aan de hete pan.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Hij tartte haar net zo lang, tot ze ging huilen.
B. Hans en Nicole draafde wel erg lang door.
C. Fleur prutste zelf iets in elkaar.
D. Waarover pieker je zo?
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. De schapen graasten in het veld.
B. Pakte jij iets van zijn bord?
C. Ze knikte en liep door.
D. Ik wenste hem het allerbeste.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Lastte de klusjesman de pijpen?
B. Telden de extra sommen ook mee voor de score?
C. Begeleid jij oma naar het kerkhof?
D. Als jij het zegt, gelooft niemand het.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. De burgemeester hieft het verbod op.
B. Mijn zus genoot van de voorstelling.
C. Oma klinkt een beetje hees.
D. Ze hees de vlag op.
© 2021 TvBroekhoven
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Ik vergat het licht uit te doen.
B. Ik gleed langs de leuning omlaag.
C. De leeuw verslondt zijn prooi.
D. Ze vindt het oneerlijk.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Geldt deze aanbieding morgen nog?
B. Wonderwel genas ze van haar ziekte.
C. Geniet je nog een beetje?
D. Glomden de sieraden in het zonlicht?
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Kreeg je daar geen last mee?
B. Verdwijn je haas in de hoge hoed?
C. Hij voer door heel Europa.
D. De broek kromp in de hete was.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Noord-Korea schendt de afspraken.
B. Karin steelt wel eens een appel.
C. Hij stooft naar voren.
D. De coach prees zijn pupillen.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Met snorkel en al duikt hij in het water.
B. Ze wring haar badlaken uit.
C. Wie zond jou naar Den Haag toe?
D. Hij ging er plotseling van door.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?I
A. Ik deed wat ik kon, maar uiteindelijk was hij slimmer.
B. Hij streedt een lange tijd tegen zijn ziekte.
C. Ik vergeet vaak mijn tas.
D. Kluift je hond op de oude slof?
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Hij boodt tien euro voor mijn schilderij.
B. Zolang als ik hem ken, zwerft hij al over straat.
C. Zwol haar enkel op na haar val?
D. Ze geeft haar zoon een scooter cadeau.
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Hij vergeleekt de prijzen met elkaar.
B. Die wesp steekt venijnig.
C. Vind je zelf een oplossing?
D. Verzint ze dit of is het echt gebeurd?
In welke zin is het dik gedrukte woord fout gespeld?
A. Ik drong voor, want het duurde me te lang.
B. Wie drinkt er een glaasje mee?
C. Het vroor wel tien graden!
D. Hij lijt al weken pijn.