• No results found

van de Europese conventie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "van de Europese conventie"

Copied!
108
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

^F*

I 7ir. ■p o l i t i e k W E T E N S C H A P E S S A Y

van de

Europese

conventie

20 03

...

WniiiiJ l'|i'iiiiiii'"‘«|

Plus:

w at de PvdA te doen staat

(met het gelijkheidsbegrip

en partijvernieuwing)

(2)

SÖ^D

S O C I A L I S M E & D E M O C R A T I E

Maandblad uan de Wiardi Beekman Stichting, wetenschappelijk bureau uan de Partij uan de Arbeid

J A A R G A N G 6 0 N U M M E R 7 / 8 2 0 0 3

René Cuperus (eindredacteur) Mieke Groen (medewerker) Maarten Hajer

Paul Kalma (secretaris) Marijke Linthorst Margo Trappenburg Bart Tromp R E D A C T I E R A A D Thijs Wöltgens (uoorzitter) Broer Akkerboom Greetje van den Bergh Jet Bussemaker Jacobus Delwaide Hugo Keuzenkamp Frans Leijnse Willem Witteveen U I T G E V E R Uitgeverij Boom Prinsengracht 747-751 1017 jx Amsterdam www.uitgeverijboom.nl A B O N N E M E N T E N

Bel (0522) 237 555 of mail bdc@)bdc.boom.nl voor een abonnement of kennismakingsnummer.

De abonnementsprijs bedraagt € 6 6 ,- per jaar. Instellingen en buitenlandse abonnementen: € 1 2 1 ,-. Studenten/ aio/oio of js-abonnement: € 38,50. Losse nummers €8 ,25.

Een abonnement kan op elk gewenst moment ingaan. Opzeggen kan tot één maand voor het einde van de jaargang.

R E D A C T I E A D R E S W iardi Beekman Stichting Postbus 1310 1000 BH Amsterdam telefoon (0 2 0 )5 5 12 15 5 telefax (020) 551 22 50 e-mail s8td(a)pvda.nl internet www.wbs.nl De redactie verwelkomt bijdragen ter beoordeling. Kopij graag toezenden per e-m ail n a ars& d@ pvda.nl (als bijlage in Word).

Administratie Boom Distributiecentrum Postbus 400 7940 A K Meppel telefoon (0 5 2 2)2 3755 5 telefax (0522) 253 864 Vormgeuing

Jos B. Koene (lay-out)

René van der Vooren (omslag & basisontwerp)

U i t g e v e r s v e r b o n d

Groep uitgevers voor vak en wetenschap

© 20 0 3 uitgeverij Boom, Amsterdam IS S N 0 0 37-8 135

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

(3)

C O L U M N

De boze dromen van Europa

Trots als een pauw was ik toen ik door een Ameri­ kaans tijdschrift gevraagd werd een artikel te schrijven over de achtergronden van het Fortuyn populisme. Ik noemde in dat stuk het begrip crisisverschijnselen. Dat werd door een Ameri­ kaanse redacteur zo gretig geredigeerd tot ‘the crisis of Europe’, dat ik niet alleen moest beken­ nen dat het zo stelliger geformuleerd was, maar dat het ook precies weergeeft wat ik eigenlijk niet durfde opschrijven.

De opzienbarende opkomst van het (rechts-) populisme in Europa heeft, om te beginnen, aan het licht gebracht dat de cliché-begrippen waar we het zo vaak overhadden — individualisering, ont­ zuiling en ontideologisering — harde sociologi­ sche en electorale werkelijkheid zijn geworden. Met name de oude, vertrouwde volkspartijen van christen-democratie en sociaal-democratie — de pijlers onder zowel de Europese verzorgingsstaat als de Europese partijendemocratie — dreigen ‘volkspartijen zonder volk’ te worden in een poli­ tiek representatie-vacuüm. Het staat lang niet vast dat nieuwe generaties als vanzelf dit soort in- stimties nieuw leven gaan inblazen.

Een ander crisisverschijnsel waar het rechts- populisme de vinger op heeft gelegd, is de on­ macht van Europa om met etnische diversiteit om te gaan. Met mijn transatlantische redacteur heb ik dat ‘the paradox of the Holocaust trauma’ genoemd. In begrijpelijke reactie op de Tweede Wereldoorlog is een doorgeslagen politieke cor­ rectheid ontstaan, blind voor de fricties en scha­ duwzijden van het ‘multicultureel’ worden van samenlevingen. Dit heeft op zijn beurt, ook nier onbegrijpelijk, een doorgeslagen populistisch- xenofobe reactie uitgelokt.

Het derde crisisverschijnsel betreft het altijd aanwezige ongemak met het Europese integratie­ proces. Wat als een ongeëvenaarde prestatie van

kosmopolitische samenwerking tussen natiesta­ ten erkend zou moeten worden, wordt in plaats daarvan steeds heftiger ervaren als een bron van onzekerheid en nationale vervreemding.

Zo’n diagnose van een drievoudige Europese crisis is snel gemaakt, maar uiteraard niet met de bedoeling om bij de pakken neer te zitten. Dat be­ gint met een kritisch zelfbeeld van ons continent. Te weinig willen we onder ogen zien dat Europa zich nog altijd aan het herstellen is van haar litte­ kens, opgedaan in de Burgeroorlog van Verdun, Auschwitz en Stalingrad. De historicus John Kee- gan spreekt in zijn standaardpil over de Eerste Wereldoorlog — het vakantieboek waarop deze tropische zomer mijn meeste zweet is gevallen — over een raadsel: ‘Waarom riskeerde een wel­ varend continent — op het toppunt van zijn suc­ ces, zijn wereldwijde rijkdom, zijn wereldwijde macht, op de toppen van zijn geestelijke en culm- rele verworvenheden — alles wat het de wereld had te bieden in de loterij van een boosaardig, moorddadig conflict?’. Keegan concludeert dat de tragedie van Eerste en Tweede Wereldoorlog ‘de weldadige, optimistische cultuur van het Euro­ pese continent heeft vernietigd’ en ‘blijvende schade heeft toegebracht aan de rationele en libe­ rale beschaving van de Europese verlichting’. Grote woorden, maar geheel naar de maat van de

Europese ervaring. Het is dan niet zo gek dat de 3

bezweringsformules van Europese eenwording en Alle menschen werden Brüder niet tot instant-voor­ uitgangsoptimisme hebben geleid. Laat Europa vooral weer een vitaal continent proberen te wor­ den. Dat nier alleen over vergrijzing en pensioe­ nen zeurt en zich niet langer met gefrustreerde jaloezie tot Amerika verhoudt. Als dat zou kunnen.

R E N É C U P E R U S

Eindredacteur s & D

(4)

I N T E R V E N T I E

Moet de PudA de nieuiue

Europese grondwet

steunen?

De discussie over de uitkomst van de Europese Conventie en de Europese Grondwet dreigt zich voornamelijk afte gaan spelen op de opiniepagi­

na’s van de kwaliteitskranten en in erkende discus­ siecentra als Instituut Clingendael, Felix Meritus en De Balie. Als het daartoe beperkt blijft, zou dat wel eens kunnen leiden tot een grote deceptie bij een nationaal referendum. Politieke partijen moeten daarom met open vizier de strijd aan gaan en het referendum over de Europese grondwet politiseren. Dat betekent dat burgers heldere keuzes voorge­ legd moeten krijgen en dat is als het om Europa gaat geen gemakkelijke opgave. Vooral de voor­ standers moeten zich dit aantrekken en niet bang zijn om klare wijn te schenken. Het gaat om niets minder dan de invloed van de Nederlandse burger in Europa en dat raakt de kern van de democratie. Dat is een brede maatschappelijke discussie waard. Een discussie die vooral (nog) gevoerd moet wor­ den binnen de PvdA.

De PvdA is een partij die zich traditioneel be­ roept op een pro-Europese houding. Dat is naar mijn mening zeer terecht. Een verenigd Europa en een sterke unie, waar zoveel mogelijk landen lid 4 van zijn, zijn de beste garantie op vrede, veiligheid,

welvaart en stabiliteit. Daarom ben ik altijd een voorstander geweest van de Europese uitbreiding en heb ik altijd gevonden dat juist sociaal-demo- craten solidair moeten zijn met de landen in Eu­ ropa die het minder goed hebben. De PvdA is daarom altijd bereid geweest te investeren in de Europese instituties vanuit een soms wat naïef ver­ trouwen dat in de instituties de kern van de Euro­ pese gedachte lag. Dat is lang goed gegaan, maar in een tijd waarin het wantrouwen tegen de over­

heid en anonieme bovennationale structuren toe­ neemt, niet meer voldoende. Europa is niet herken- baarvoorde Nederlandse burgers.

In igg6 was ik secretaris van een commissie, die zich bezighield met de visie van de PvdA op buiten­ lands beleid en op Europa. Deze commissie stond onder leiding van Maarten van Traa en onder an­ dere Max van den Bergen de onlangs overleden Piet Dankert maakten er deel van uit. Een groot di­ lemma voor de commissie was het gebrek aan de­ mocratie in Europa. Over het algemeen is de PvdA voorstander van de uitbreidingvan bevoegdheden van de Europese instituties als de Europese Com­ missie en het Europese Parlement. Dat was ook de lijn van het rapport Van Traa, dat niet voor niets de titel ‘Voorbij de Waterlinie’ meekreeg. Tegelijkertijd, constateerde de commissie, zou deze uitbreiding van bevoegdheden leiden tot een toename van het democratische gat: ‘bovennationale instituties ont­ beren voldoende democratische controle en legiti­ miteit.’ Dat, vond de commissie, moesten we op de koop toenemen om Europa als geheel vooruitte helpen: ‘Gesteld voorde keuze: eerst meer demo­ cratie of eerst meer beleid in Europa, kiezen wij voor het laatste. Dat is een praktische keuze.’ De kritiek op deze stellingname was op het PvdA- congres in februari iggy enorm. Het kon toch niet zo zijn dat de burger minder invloed kreeg en maar moest vertrouwen op de grillen van zijn bestuurders?

(5)

I N T E R V E N T I E

Europese Conventie, Frans Timmermans. Om deel te nemen aan de discussie in bijvoorbeeld de Ad­ vies Commissie Europese Politiek (ACEP) is een universitaire opleiding nog een minimale voor­ waarde. Als de burger het niet snapte, dan ‘moes­ ten we het gewoon nog beter uitleggen...’ was de heersende opinie. De omslag kwam echter snel na­ derbij. De invloed van Frits Bolkestein en de For- tuyn revolutie misten hun effect op het Neder­ landse beleid aangaande Europa niet. Plotseling sloeg één van de zes oprichters van de EU aan het puberen. Eiet tweede Paarse kabinet (PvdA, W D en D66) trok succesvol ten strijde om meergeld uit Eu­ ropa (terug) te halen en bijna blokkeerde Balke­ nende 1 de uitbreiding van de EU. Een meerderheid in het parlement lijkt nu voor een referendum over de Europese grondwet te zijn en de nettobetalers positie van Nederland wordt wederom sterk bekriti­ seerd. Onze EU-partners kijken verwonderd toe. Wat doet de PvdA?

Onlangs deed Wouter Bos in een interview met Vrij Nederland de volgende uitspraak: ‘De Partij die de volgende verkiezingen gaat winnen, is de Partij die het beste begrijpt waar Pim Fortuyn uit is voort­ gekomen. En die dat nu niet weer laat liggen.’ Als we deze uitspraak toepassen op het Europese be­ leid zou ikvrij naarVan Traa de volgende stelling willen poneren: ‘Gesteld voorde keuze: eerst meer democratie of eerst meer beleid in Europa, kiezen wij voor het eerste. Dat is een principiële keuze.’ Laten we de uitkomst van de Europese Conventie vanuit deze stelling bespreken. Laten we de ko­ mende maanden daarom pleiten voor een grotere directe invloed van de burger in Europa. Waarom mogen burgers de Nederlandse Europees Commis­ saris niet zelf kiezen en waarom zijn wij voorstander van het kwijtraken van een commissaris met stem­ recht? Waarom kan het Europees parlement nog steeds geen individuele commissarissen wegstem­ men? Waarom krijgen burgers geen directe invloed op de keuze voor de voorzitter van de Europese Commissie en de Europese raad?

Dat discussieproces moet beginnen in onze ei­ gen partij. Daarbij hoort mijns inziens ook dat onze eigen leden meer invloed krijgen op het partij­ standpunt in deze. Dat zal de discussie over Europa

een nieuwe impuls geven. Ik pleit daarom voor een ledenreferendum over de vraag: ‘moet de PvdA de nieuwe Europese grondwet steunen?’

A R J E N B E R K V E N S

Directeur Alfred Mozer Stichting, de Oost-Europa stichting uan de PudA

Participatie

Participatie! Als ik de kranten mag geloven moet dat volgens Wouter Bos het nieuwe toverwoord voor de Partij van de Arbeid worden. Weg met ge­ lijkheid, gelijkwaardigheid; verouderde begrippen uit een voorbije tijd. Over wat die participatie dan moet voorstellen, hoor ik niks.

Want participatie waarin? Participatie in een samenleving waar geen plaats is voor dingen die geen onmiddellijk nut hebben, waarvrijheid en be­ zinning zelfs in de instituties die daarvoor bedoeld zijn nauwelijks meer bestaan (of zwaar bevochten moeten worden, waar elk stukje natuur vogelvrij is geworden voor meer asfalt, meer verkeer, meer wo­ ningbouw, waar ‘de markt’ ongestoord het kwets­ bare en weerloze kan vernietigen, waar alles een prijs heeft en geen waarde? Participatie met de al­ lesoverheersende jacht op meergeld, meerspul­ len, meer idiotie, omdat dat in onze maatschappij die hoge status oplevert waarzonder het leven geen waarde schijnt te hebben?

Participatie? waar haalt Bos het vandaan? Het antwoord is waarschijnlijk heel simpel: uit allerlei beleidsnota’s: van jeugdbeleid tot ouderenbeleid, van minderhedenbeleid tot cultuur- en zorgbeleid,

van sociale vernieuwing tot het grote-steden-be- 5

leid. De term participatie is sinds het derde kabinet Lubbers in dat soort nota’s voortdurend dé doel­ stelling van het beleid. Een mooie, technocratisch, tamelijk nietszeggende en daardoor ongevaarlijke doelstelling, zoals de ambtelijke top dat graag ziet in officiële beleidsnota’s.

Wat is ervan onze eens zo trotse sociaal-demo- cratie en van de analyses waarop ze haar politieke doelstellingen baseerde geworden? Nemen we nu kreten over uit het ambtenarencircuit en hangen

(6)

I N T E R V E N T l E

we daaraan onze politieke overtuigingen op? O f is het maar een beetje uitproberen en wordt overeen tijdje met veel bombarie door ‘de partijleider’ een nieuwe kreet gelanceerd? Het hanteren van het be­ grip participatie door Bos laat in ieder geval zijn huidige (beperkte) referentiekader zien. • G R E E T J E T R O M P

Sociologe, uerbonden aan de faculteit der rechts­ geleerdheid in Groningen

Verbrokkeld somen-

leoen?

De afgelopen decennia heeft de bevolkingssamen­ stelling in de grootstedelijke gebieden een drasti­ sche wijziging ondergaan. Circa 45 procent van de inwoners van Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht is van allochtone aficomst. De omvang van deze groep stijgt gestaag. Het aandeel allochtone jongeren neemt toe, in Rotterdam zelfs sterker dan in de drie andere genoemde steden. Het electoraat in de grote steden zal binnen afzienbare tijd in meerderheid bestaan uit (jeugdige) allochtonen. We weten bitterweinig welke consequenties deze ontwikkelingen zullen hebben op de toekomst van politieke partijen, politieke participatie en onze po­ litieke democratie.

Indien de opkomst bij de gemeenteraadsverkie­ zingen als graadmeter voor de mate van politieke belangstelling van etnische groepen in Nederland geldt dan is er sprake van een fors probleem. Tij­ dens de lokale verkiezingen van 1994 en 1998 werd

6 geconstateerd dat de opkomst in de vijfgrootste

steden, met name in Amsterdam en Rotterdam, was gedaald. Het Rotterdamse Centrum voor Onderzoek en Statistiek stelde na de gemeente- raads-verkiezingen van maart 2002 vast dat het aandeel jonge allochtone kiezers (18-21-jarigen) achterbleef bij die van de autochtone groep.

In interviews met jonge allochtone niet-stem- mers komen hun frustraties naar voren. Behalve de geijkte klachten die ook Nederlandse jongeren over politiek en democratie hebben, is de alloch­

tone jeugd vooral het gezeur over integratie zat. ‘jullie willen het meest tolerante land terwereld zijn... Eenmaal in Nederland sterven deze groepen (de immigranten, tw) een sociale dood. Jullie Nederlanders kijken niet meer naarze om’. Een an­ der zegt, dat hij nooit gaat stemmen ‘want het land is toch van jullie’. Nederland heeft een schijntole- rantie. Een Marokkaanse jongen geeft te kennen nooit in Nederland te zullen gaan stemmen. Neder­ land is naar zijn oordeel een politiestaat, een schijndemocratie waarde kleine man niets heeft te vertellen. Democratie is voor hem een middel om het volk rustigte houden: een kattenbrokje.’Een kat geefje een brokje als ze begintte miauwen. Het is een zoethoudertje waar het volk vier jaarvan kan genieten en na die vierjaar krijgt het weereen kat- tenbrokje’. (SCP-rapport, Niet-stemmen, p. 106-107)

Ondanks de invoering van het kiesrecht voor buitenlanders bij lokale verkiezingen sedert 1985 moet worden vastgesteld dat de politieke emanci­ patie van allochtonen geen enorme sprong voor­ waarts heeft gemaakt. Etnische minderheden zijn in de gemeenteraden verhoudingsgewijs sterk ondervertegenwoordigd, ook in de verstedelijkte gebieden. Allochtone jongeren lijken zich in ster­ kere mate afzijdigte houden van de politiek. Het kiesstelsel geeft gelegenheid op gemeentelijk ni­ veau te wedijveren met de gevestigde politieke par­ tijen. Toch gebeurt dit nauwelijks! ( Zie; j. Tiilie e.a.,

De etnische stem. Opkomst en stemgedrag uan migranten tijdensgemeenteraadsuerkiezingen, 1986-1998, Forum,

Utrecht, 2000, p. 83-92).

Voor allochtonen geldt sowieso dat zij hun poli­ tieke rechten, waaronder het kiesrecht, niet heb­ ben opgeëist. In de discussies in de jaren ’yoover de toekenningvan deze rechten speelden zij zelf bijna geen rol. Het waren voornamelijk de progres­ sieve politieke partijen die zich hier hard voor maakten. Het verzoek kwam dus niet vanuit de doelgroep zelf, maar werd min ofmeervan bovenaf geregisseerd. De behoefte van de allochtonen om zich te organiseren in zelfstandige politieke par­ tijen was daarom niet groot. Dit was natuurlijk ook niet de bedoelingvan de gevestigde politieke orde. Een beperkt aantal allochtonen kon desgewenst een plekje krijgen binnen de door autochtonen

(7)

I N T E R V E N T I E

domineerde bestaande partijen. Wie zijn ogen en oren de kost geeft moet vaststellen dat de werving van allochtone kandidaten voor politiek-bestuur- lijke functies verre van optimaal is. Allochtonen worden te zeer benaderd in de hoedanigheid van

vertegenwoordiger van een etnische minderheid en

niet om hun specifieke deskundigheid op een be­ paald beleidsterrein. Bovendien blijken er in selec­ tie- en kandidaatstellingscommissies zelden al­ lochtonen te zitten.

Niet mag uit het oog worden verloren dat er sprake is van ‘gemankeerd’ ofwel ‘onvolledig’ bur­ gerschap. Delen van de allochtone bevolking be­ schikken wel over passief en actief kiesrecht op lo­ kaal niveau maar mogen niet stemmen bij Tweede- Kamerverkiezingen, terwijl juist in Den Haag poli­ tieke beslissingen worden genomen die hen direct raken. Deze allochtonen tellen maar half mee.

Tot op heden is de identificatie met de ge­ vestigde politieker gesettelde politieke partijen niet bijster groot. Verwonderlijk is dit niet, want identiteit hangt ten nauwste samen met sociale contacten en binding. Allochtone jongeren identifi­ ceren zich nog altijd primair behorend tot de eigen etnische groep. Dit is het sterkst het geval bij de eerste-en tweede-generatieTurken en Marokkanen uit de concentratiewijken in de grote steden, die in dit opzicht nauwelijks onderdoen voor hun ouders. Allochtonen herkennen zich cultureel nauwelijks in de handel en wandel van de Nederlandse partijor- ganisaties. Er is daar weinig van hun gading.

Met de komst van de jeugdige Belgische islami­ tische leider Abujahjah en de oprichtingvan de Arabische-Europese Liga (AEL) lijken delen van de allochtone, met name Marokkaanse, jeugd uit haar politieke lethargie te worden wakker geschud. Het ziet ernaar uit dat de moslimjeugd, vooral de beter opgeleide tweede-en derdegeneratie jongeren, nu misschien gaan beschikken overeen klankbord om een eigen geluid te laten horen. Op zich hoeft dit niet te verbazen, want het land van herkomst speelt een blijvende rol in het toekomstige leven van (jonge) allochtonen. Het heersende idee dat de in Nederland geboren en getogen etnische jeugdigen in het belangvan de integratie hun aficomst van lie­ verlee moeten vergeten, is ronduit ridicuul. Zij zul­

len de komende decennia direct of indirect contact blijven onderhouden met het land waar hun ouders en grootouders wonen en/of vandaan kwamen. Uit de vervlechtingtussen ‘bieren daar’ ontstaat een transnationaal gemeenschapsdenken, een andere opvatting over wat een democratie behoort te zijn. Mogelijkerwijs is de AEL hier een eerste uiting van. In hoeverre hierdoorde politieke belangstellingen het democratisch burgerschap zullen worden be­ vorderd is en blijft een vraag. Hoe men ook tegen deze ontwikkeling aankijkt, op zichzelf is het een uiting van politieke betrokkenheid. De AEL vervult vooreen beperkte jeugdige doelgroep een functie die de gevestigde Nederlandse politieke partijen hebben laten liggen of onvoldoende hebben benut.

Hoe dan ook, politieke participatie en democra­ tisch burgerschap staan met name in de grote

multi-etnische steden onderdruk. Politieke partijen dienen zich meer dan tot nu toe het geval is geweest hiervan rekenschap te geven. Het kiezerspotentieel in de grote steden zal in de komende decennia gro­ tendeels gaan bestaan uit mensen met een van ori­ gine niet-Nederlandse aficomst. Willen de traditio­ nele politieke partijen nog enig bestaanrecht heb­ ben, dan dienen zij het ‘gemankeerd burgerschap’ te vuur en te zwaard te bestrijden door: zich meerte

richten op jongeren; ondanks grondwettelijke ob­ stakels zich in te zetten voor uitbreiding van het kiesrecht voor niet-Nederlanders; selectie- en kan- didaatstellingsprocedures te wijzigen; zich te oriën­ teren op het transnationale denken en handelen van menigjeugdig allochtoon; te streven naar een

grotere culturele diversiteit binnen de eigen partij-

organisaties. Zo niet, dan zullen of allochtonen hun eigen weggaan zoeken en het samenleven zal ver­

brokkelen of de politiek-maatschappelijke betrok- 7

kenheid zal voor grote groepen Nederlanders dus­ danig afnemen dat de democratie een letterlijk leeg begrip wordt. In het somberste scenario wordt het ‘pompen of verzuipen’.

T O B Y W I T T E

o.a. onderzoeker bij de Kenniskring ‘Opgroeien in de Stad’

(Hogeschool Rotterdam) en teuens fractieuoorzitter uan de PudA in de gemeente Spijkenisse

(8)

De ins and outs van de

Europese Conventie

Als vertegenwoordiger van de Nederlandse Tweede Kamer in de Europese

Conventie heeft Frans Timmermans dicht bij het vuur gezeten. Onderzijn

ogen kwam het ontwerp voorde nieuwe Europese Grondwet tot stand.

Hij analyseert in deze bijdrage het moeizame onderhandelingsproces,

inclusief de strijd achter de schermen. Hij ventileert harde kritiek op de

positie van de Nederlandse regeringen komt tot een weging van de plussen

en minnen van de Europese Conventie.

F R A N S T I M M E R M A N S

(9)

Frans Timmermans De ins en outs uan de Europese Conuentie Op 1 o juli heeft de Europese Conventie haar

werkzaamheden afgesloten. Drie weken eerder had de Europese Raad van Thessaloniki het ont­ werp voor een nieuwe Europese Grondwet al po­ sitief ontvangen. Alleen aartsoptimisten hadden de verwachting dat een dergelijk resultaat moge­ lijk was, toen de Conventie in februari 2002 on­ der leiding van Giscard d’Estaing begon. Gedu­ rende de afgelopen twaalf jaar heeft de Europese Raad drie keer zelf geprobeerd de Europese over­ heid op een andere en betere manier in te kle­ den. In Maastricht en Amsterdam zagen we nog enige vooruitgang, Nice was een mislukking. Met als gevolg dat een overheid, bedoeld voor zes landen, piepend en krakend probeert ook vijf­ tien landen te bedienen. Vanaf 1 mei volgend jaar heeft de Europese Unie 25 lidstaten en zal de boel vastlopen, als we de overheid niet beter toe­ rusten om met meer landen ook nog eens meer taken op haar schouders te nemen. De Conventie heeft niet weer een volgende aanvulling op be­ staande verdragen gemaakt, maar een voorstel voor een Europese Grondwet.

De nieuwe grondwet vervangt het woud aan verdragen dat Europa in meer dan vijftig jaar heeft vergaard. In de zestig goed leesbare artike­ len van het eerste deel wordt de Europese over­ heid neergezet. Zoals bij iedere grondwet wor­ den de gedeelde waarden opgesomd, de doelstel­ lingen geformuleerd en de macht verdeeld ms- sen de nationale en de Europese overheden. Er staat ook hoe de Europese overheid eruit komt te zien, hoe het allemaal betaald wordt en hoe je er lid van kan worden. In het tweede deel staan de rechten van de burgers vermeld. De Europese overheid biedt straks de meest complete be­ scherming van de burgerrechten tot nu toe in de geschiedenis. In deel III staat welk beleid de Eu­ ropese overheid mag voeren. Deel IV bevat de al-Over de auteur Frans Timmermans was de uertegen-

woordiger uan de Tweede Kamer in de Europese Conuentie en is Tweede Kamerlid uoor de PudA

Foto De uoorzitter uan de Europese Conuentie, Valery

Giscard d’Estaing, arriueert op het Binnenhof uoor een

Luerklunch met minister-president Balkenende.

gemene en slotbepalingen, met name de regels die gelden om lid te worden van de Unie of om dat lidmaatschap weer op te zeggen.

E E N O V E R H E I D DI E N I E T R E P R E S E N T E E R T , P R E S T E E R T Z E K E R N I E T

Er zijn twee redenen waarom dit allemaal nodig is. De Europese overheid is nu nog onvoldoende in staat te presteren. Sommige vraagstukken kunnen niet meer door de landen alleen worden aangepakt. Iedereen begrijpt dat we op het wereldtoneel alleen nog iets kunnen betekenen, als we het als Europeanen samen doen. We we­ ten ook allemaal dat we de criminaliteit niet meer in ons eentje kunnen aanpakken, het asiel- probleem alleen Europees kunnen oplossen en de economische concurrentie met de rest van de wereld alleen maar aankunnen als we ons op Eu­ ropese schaal organiseren. Daar is een slag­ vaardige Europese overheid voor nodig. Zoals die overheid nu is georganiseerd, is zij volstrekt niet in staat slagvaardig te opereren, zeker niet met 25 of meer lidstaten. Maar om te kunnen preste­ ren moet die overheid ook het vertrouwen van haar burgers genieten.

Waar nationale overheden er al nauwelijks in slagen in de ogen van de burgers voldoende legi­ timiteit op de bouwen, is het probleem op Euro­ pees niveau nog ernstiger. Daarom moet duide­ lijk worden wie wat doet in Europa. Wat pakt de Europese overheid aan en wat gaan we gewoon zelf doen in Nederland. Want er is geen enkele reden iets Europees aan te pakken als we het nog gewoon in eigen land voor onze burgers kunnen

regelen. Het moet dus gaan om vraagsmkken die 9

(10)

Frans Timmermans De ins en outs uan de Europese Conuentie zit of in het eigen land, kan het vertrouwen in de overheid weer groeien.

G I S C A R D S R E V O L U T I E W E R D R E F O R M A T I E

Is deze grondwet nu het ideale antwoord op deze uitdagingen? Nee, ideale antwoorden bestaan niet in Europa. Bij onderhandelingen met deel­ nemers uit 28 verschillende landen, die allemaal hun eigen achtergrond hebben en verschillende belangen verdedigen, ontkom je niet aan com­ promissen. Evenmin kan je revolutionaire ver­ anderingen verwachten, dat past niet bij het ge­ leidelijk naar elkaar toe groeien dat sinds het be­ gin van de Europese samenwerking haar we­ zenskenmerk is. Giscard d’Estaing zag dit lange tijd anders. Hij was van oordeel dat Europa toe was aan shocktherapie en wilde een meer funda­ mentele herziening van de Europese overheid. Lang hield hij vast aan zijn radicale ideeën, ook toen bleek dat sommige daarvan op geen enkele steun binnen de Conventie konden rekenen, zoals het voorstel om een Volkscongres in te stellen.

Dit orgaan, dat in Giscards ogen vooral door nationale parlementariërs zou worden bevolkt, zou in jaarlijkse vergaderingen de hoofdlijnen van het Europese beleid moeten bespreken en zou ook verantwoordelijk moeten worden voor de verkiezing van de voorzitters van Raad en Commissie. Bijna de hele Conventie was van oor­ deel dat het onmogelijk zou zijn het toch al inge­ wikkelde evenwicht tussen de Europese instel­ lingen te handhaven als er zo’n Volkscongres naar Chinees of Sovjetmodel zou komen. Giscard 10 liet zij n radicalisme varen, toen hij in de loop van

juni 2003 in de gaten kreeg dat zijn opstelling tot falen van de Conventie zou leiden en dat anderen een compromis zouden uitdokteren, waar zijn naam niet aan verbonden zou zijn. Door zelf met een compromis te komen, heeft hij zijn plaats in de geschiedenisboekjes verzekerd, maar dit neemt niet weg dat het uiteindelijke resultaat in zijn ogen teleurstellend is, want niet revolutio­ nair genoeg.

Men zou Giscard onrecht doen dit als ge­

sneefde megalomanie af te doen. Meer dan vele anderen voelde hij aan in welke crisis het Euro­ pese project is beland en hoe belangrijk het is de boel met een stroomstoot nieuw leven in te bla­ zen. Zeker op de buitenwacht zou een besmur- lijke revolutie meer indruk hebben gemaakt dan de reformistische benadering die nu toch de overhand heeft gekregen. Maar het was duidelijk dat de geesten niet rijp waren voor nog meer ra­ dicalisme. Dat de Conventie toch meer bereikt heeft dan door velen, zeker in Nederland, voor mogelijk was gehouden, komt ook door het besef van de deelnemers dat iedereen water bij de wijn moest doen. De Grondwet vormt een samenhan­ gend en helder geheel. De rechten van de burgers zijn beter dan ooit vastgelegd. De belangen van grote en kleine lidstaten zijn in evenwicht. Ook is de bevoegdheidsverdeling tussen de Europese en nationale overheden helder gemaakt, zonder dat het systeem zo star is, dat er niet kan worden ingespeeld op nieuwe uitdagingen als dat in de toekomst nodig is.

C O N V E N T I E BETER D A N IGC, M A A R O O K N I E T P E R F E C T

Laten we een aantal onderwerpen eens onder de loep leggen. In de eerste plaats de Conventieme- thode als alternatief voor een klassieke Intergou­ vernementele Conferentie (loc). De Conventie, een vergadering met 105 leden en bijna evenveel plaatsvervangers, bestond uit verschillende com­ ponenten. Iedere (kandidaat) lidstaat had drie af­ gevaardigden, één namens de regering en twee namens het parlement. Tevens was het Europese parlement met zestien leden vertegenwoordigd, de Commissie met twee en de Raad met drie. Het bereikte compromis is méér dan de kleinst ge­ mene deler van de wensen van de lidstaten. Een

I C C is een vergadering tussen soevereine staten

volgens de regels van de Weense verdragen uit de negentiende eeuw. De staatssoevereiniteit geldt daarbij als absoluut, waardoor in een igc de raison d’état per definitie prevaleert en een lid­ staat een ‘njet’ nooit hoeft te motiveren.

De Conventie is een geheel ander instmment;

(11)

Frans Timmermans De ins en outs uan de Europese Conuentie de regeringen vormen slechts één samenstellend deel van de vergadering en hebben rekening te houden met andere partijen. Dit droeg bij aan een sfeer waarin open onderhandeling konden plaatsvinden. Het was boeiend te zien dat verre­ weg de meeste deelnemers gericht waren op het elkaar overmigen met inhoudelijke argumenten. De openbaarheid van de beraadslagingen speelde hierbij een sleutelrol: geen van de deel­ nemers zat te wachten op een imago van botte hond in de pers. In een i g c wordt de vraag ‘waarom?’ niet zelden wordt beantwoord met ‘daarom!’. Nu moesten argumenten worden ge­ bruikt en dat bracht het onderhandelingsproces op een andere manier op gang. In een i gcwor­

den tot vervelens toe posities herhaald, vervol­ gens wordt een onaf product naar de Europese Raad gesmurd, die dan in een nacht van de lange messen via veel handjeklap van regeringsleiders tot een voor iedereen net aanvaardbaar compro­ mis komt. Nu werden er al veel eerder over een groot aantal onderwerpen echte onderhandelin- gen gevoerd en compromissen bereikt. Met als enige uitzondering de verdeling van de macht tussen de instellingen, een onderwerp dat pas erg laat aan de orde is gesteld. Het nadeel van een

IG c is bovendien dat er geen parlementaire di­ mensie aan zit. Zeker, de deelnemende regerin­ gen worden geacht regelmatig aan hun nationale parlementen te rapporteren over de voortgang, maar dat is in de praktijk niet meer dan het tel­ kens herhalen van het eigen standpunt. Pas als de onderhandelingen zijn afgerond en er een eindresultaat ligt, komen de parlementen in beeld. Met als enige mogelijkheid ‘take it orleave it’, waardoor de parlementaire invloed wederom bijna nihil is.

Meer dan anderen hebben de Britten vanaf de eerste dag het mogelijke belang van de Conven­ tie ingezien. De Britse regeringsvertegenwoordi­ ger, Peter Hain, was bij nagenoeg alle vergaderin­ gen aanwezig en las niet gewoon een standpunt op, maar trad echt in discussie. Dat stond in schril contrast met bijvoorbeeld de Belgen, die met uitzondering van europarlementariër Anne van Lancker, niet of nauwelijks aan de Conventie

hebben deelgenomen. Door vanaf het begin een leidend politicus te benoemen, die trouwens in de loop van de Conventie steeds promotie maakte in de regering Blair, gaven de Britten aan de Conventie bepaald niet als praatclub te zien. Het leidt geen twijfel dat deze opstelling er in be­ langrijke mate toe heeft bijgedragen dat de grote landen uiteindelijk allemaal hun Minister van Buitenlandse Zaken tot regeringsvertegenwoor­ diger hebben benoemd.

Buitengewoon slim was ook de Britse zet om Sir John Kerr, oud-ambassadeurbij de e u, tot se- cretaris-generaal van de Conventie te laten benoe­ men. Hij was niet alleen de rechterhand van Gis- card, maar heeft ook de hand gehad in de opstel­ ling van alle teksten die de Conventie onder ogen kreeg. Naast Giscard en diens vice-voorzitters, was Kerr de machtigste man van de Conventie. Tot slot hebben de Britten ook handig het Lager­ huislid Gisela Smart in het Presidium weten te krijgen, waarover later meer. In het uiteindelijke Conventieresultaat wordt nadmkkelijk rekening gehouden met Britse wensen, waar andere grote landen achter het net vissen. Dat is geen toeval, maar het resultaat van een voortreffelijke diplo­ matieke strategie. De Britten hebben de Conven­ tie van binnen uit beïnvloed, bij de Fransen en Duitsers ging dat van buiten af Zij deden geza­ menlijke voorstellen buiten de Conventie, die ver­ volgens wel de discussie in de Conventie gingen beheersen, maar die doordat zij van buiten kwa­ men vaak meer weerstand bij de Conventieleden opriepen dan de voorstellen verdienden.

Met name bij de vertegenwoordigers van de toekomstige lidstaten had de Britse benadering

meer succes dan die van de Fransen en de Duit- 11

sers. Zeker toen de crisis rond Irak in alle hevig­ heid losbarstte, werd ook in de Conventie de tegenstelling mssen Rumsfelds ‘oude’ en ‘nieuwe’ Europa voelbaar. De Britten speelden daar handig op in, door in de Conventie nu niet alleen de eurosceptische Zweden en Denen aan hun zijde te krijgen, maar ook bijna alle Ooste- uropeanen, de invloedrijke Polen voorop. Zij de­ den dit door heel sterk te benadrukken dat de voorstellen van Giscard wel eens zouden kunnen

(12)

Frans Timmermans De ins en outs uan de Europese Conuentie leiden tot een verder verlies aan soevereiniteit. Dat raakt een gevoelige snaar bij landen die nog geen anderhalf decennium geleden zuchtten on­ der buitenlandse overheersing. Door Brussel als het nieuwe Moskou af te schilderen, kan je in Oost Europa nogal wat paniek veroorzaken, zo bleek. De felle kritiek van de Franse president Chirac op de pro Amerikaanse opstelling van de toekomstige lidstaten, maakte het alleen maar erger. Zo konden de Britten één van hun hoofd­ doelstellingen voor de Conventie realiseren: dat er geen verdergaande communautarisering van het buitenlands beleid zou plaatsvinden.

Hoe aardig de Conventiemethode ook is, het was geen succes geworden als het eindresultaat had bestaan uit meerdere opties in plaats van de integrale oplossing die nu op tafel is gelegd. Een integraal voorstel, waar voor iedereen positieve en minder positieve elementen in zitten, laat

weinig manoeuvreerruimte over voor de ig c .

We onderhandelen immers met minstens vijf­ entwintig landen. Als die allemaal de zaken die hen niet bevallen opnieuw ter discussie gaan stellen, ontstaat er een totaal aan wensen dat van het integrale voorstel niet veel meer over zal la­ ten. Het Conventieresultaat raakt dan ontrafeld en de landen kunnen weer, buiten het zicht van de openbaarheid, hun oude stokpaardjes gaan berijden. Zestien maanden werk is dan tenietge­ daan. Nu ligt er een voorstel op tafel waar ieder­ een mee heeft ingestemd, ook de regeringsverte­ genwoordigers, waarvan er velen zeer dicht staan bij de regeringsleiders, die het in de ig c voor het zeggen hebben. Gaat het nu nog mis, schaadt dat ook het prestige van deze regerings-

12 vertegenwoordigers. Bovendien is de Conventie­

methode waarschijnlijk de enige manier waarop ook in de toekomst verdragswij zigingen met meer transparantie en legitimiteit kunnen wor­ den voorbereid. Het resultaat nu onderuit halen en de Conventie alsnog laten mislukken, zou er­ toe leiden dat we in de toekomst tot ig c ’s veroor­ deeld zouden zijn.

Hiermee is niet gezegd dat de methode geen nadelen kent. Met name de wijze waarop het Pre­ sidium opereerde verdient kritiek. Dit uit der­

tien leden bestaande orgaan, waarin de tekst­ voorstellen werden geformuleerd, was allesbe­ halve transparant. Op papier zag het er nog rede­ lijk uit. Voorzitter Giscard d’Estaing werd bijge­ staan door twee plaatsvervangers, de oud-pre- miers Dehaene en Amato, en verder door tien vertegenwoordigers van de verschillende samenstellende delen van de Conventie: drie na­ mens de regeringen (de troikauit de Raad); twee leden van de Commissie, twee van het Europese Parlement en tot slot drie van de nationale parle­ menten (waarvan er één uit een kandidaat-lid- staat). In de praktijk bleek echter dat de leden van het presidium helemaal niet optraden na­ mens de samenstellende delen die zij vertegen­ woordigden.

Met uitzondering van de voorzitter en zijn plaatsvervangers en van de Spaanse christen-de-

mocraat Mendez de Vigo namens het ep, zaten

de presidiumleden er toch vooral om het stand­ punt van hun regering te verdedigen. Het meest schaamteloos hierin waren twee vertegenwoor­ digers van de nationale parlementariërs, de Britse Gisela Smart (Labour) en de Ier John Bru- ton (christendemocraat en oud-premier). Op hoofdpunten namen zij steeds een andere posi­ tie in dan de overgrote meerderheid van de par­ lementariërs die zij geacht werden te vertegen­ woordigen, met als gevolg dat Giscard en zijn plaatsvervangers gedurende vele maanden een geheel verkeerde indruk hadden van hetgeen on­ der de parlementariërs leefde. Pas toen Giscard zelf in de groep van nationale parlementariërs poolshoogte kwam nemen, werd hem duidelijk dat hier de compromisbereidheid en pro-Euro- pese gestemdheid veel groter was dan hij aan­ vankelijk dacht. Het is niet toevallig dat Giscard aan het slot van de Conventie, in een gesprek met mij waar ook de Nederlandse regeringsver­ tegenwoordiger Gijs de Vries bij aanwezig was, verzuchtte dat de nationale parlementariërs niet in het presidium vertegenwoordigd waren. Hij betreurde het dat de Nederlandse regering zich niet had willen inzetten voor de benoeming van een Nederlandse parlementariër in het presidium.

(13)

Frans Timmermans De ins en outs uan de Europese Conuentie

P O L I T I E K E F A M I L I E S EF F E C T I EF , M A A R M E T M A T E

Niet alleen de groep van nationale parlementari­ ërs was bij tijd en wijle in staat ‘massa’ te creëren om het besluitvormingsproces in het Presidium te beïnvloeden. Ook de drie georganiseerde poli­ tieke families in de Conventie bleken hiertoe re­ gelmatig in staat. In de marge van iedere Con- ventievergadering kwamen de politieke families bijeen om te bezien of op onderdelen gemeen­ schappelijke standpunten konden worden uitge­ dragen. Dat wilde regelmatig wel lukken, waar­ bij steeds de op verdergaande integratie inge­ stelde politici in de drie families de overhand hadden. Binnen de socialistische familie, het zo­ genaamde PES - verband, heeft dat zeker discipli­

nerend gewerkt op Britten, Zweden en Denen, die eerder geneigd waren afhoudende posities in te nemen. Ook groeide langzaam de praktijk dat er namens de politieke families door één woord­ voerder in de Conventie werd gesproken. De for­ mule die ik hiervoor bedacht in samenspraak met mijn Luxemburgse collega Ben Fayot, kwam erop neer dat wij onze twee of drie minuten spreektijd ‘poule-den’, waardoor eerst hij en later ik langer konden spreken, maar dan namens de PES. Dit werd door de christen- democraten van de E V P overgenomen, die echter steeds met de­

zelfde woordvoerder kwamen, hun ‘chef de fa­ milie’ de Duitse europarlementariër Elmar Brok. Deze tentoon met het uiterlijk van de Noorse oorlogsgod Thor en bijbehorend verbaal optre­ den, wist regelmatig de nodige scherpte in het debat te krijgen, maar schoot ook wel eens zijn doel voorbij door extreem felle kritiek op het Pre­ sidium, kritiek die hij dan later weer moest in- treklcen. De liberalen hadden een voortreffelijke voorman in de Brit Andrew Duff, die ondanks een spraakgebrek met brille en vooral veel hu­ mor de discussie wist te stimuleren. In de strijd met het Presidium sprak zijn verfijnde hanteren van de floret mij meer aan dan het hamerslinge- ren van Brok. De p es - vergaderingen werden

voorgezeten door Giuliano Amato. Hij had de strijd om het voorzitterschap gewonnen van de

Duitse europarlementariër Klaus Hansch, die hierover in het begin nogal verbitterd was. Amato deed het voortreffelijk, maar had één han­ dicap. Omdat hij tevens vice-voorzitter van het Presidium was, kon hij lastig namens de p es naar

buiten toe heel kritisch zijn over datzelfde Presi­

dium. Daarmee werd de p e sin de discussie min­

der herkenbaar dan mogelijk en wenselijk. Het zou de waarheid geweld aandoen als er alleen po­ sitieve noten klonken over de partijpolitieke samenwerking. Nationale posities en banden tussen nationale politici, over de partijgrenzen heen, hebben het vaak gewonnen van de partij­ politieke solidariteit, waardoor er regelmatig binnen één familie tegenstrijdige en dus onbete­ kenende standpunten werden ingenomen.

DE P O S I T I E V A N DE N E D E R L A N D S E R E G E R I N G

Dat Nederland niet in het Presidium vertegen­ woordigd was, heeft ons gedurende de hele Con­ ventie parten gespeeld. We konden alleen maar reageren op plannen van anderen. De Neder­ landse regering had, met een geringe inzet, er­ voor kunnen zorgen dat hetzij René van der Lin­ den, hetzij ikzelf in het presidium was benoemd. Naar verluidt weigerde Minister Van Aartsen zich hiervoor in te zetten. Dat het presidium uit­ eindelijk in het gareel is gebracht door het ple­ num van de Conventie, is het gevolg van subtiel opereren van de voorzitter en zijn plaatsvervan­ gers, in samenspel met de leiders van de grote politieke families, met steun van een groepje na­ tionale en Europese parlementariërs.

Vanaf het begin van de Conventie is door de

andere deelnemers met grote verbazing naar het 13

opereren van de Nederlandse regering gekeken. Voor een deel kwam dit door externe omstandig­ heden. Gedurende de zestien maanden van het hele proces kende Nederland drie verschillende kabinetten en vier verkiezingen, waarvan twee landelijk. Driekwart van deze periode was het ka­ binet demissionair. Balkenende had de steun van de oppositie nodig voor zijn Europabeleid, omdat twee van de drie coalitiepartijen een euroscepti­ sche lijn kozen. Geheel in lijn met de Van

(14)

Frans Timmermans De ins en outs uan de Europese Conuentie doctrine, die wilde dat de Conventie een vrijblij­ vende praatclub was, waar niet aan politiek werd gedaan, benoemde het kabinet Kok een regerings­ vertegenwoordiger die vond dat hij als Jreischwe-

bende Imelligenz zich niet (echt) diende te houden

aan de instructies van zijn opdrachtgevers. Zeker na de verkiezingen van is mei, droeg Hans van Mierlo dit ook actief uit binnen de Conventie: hij zei letterlijk tegen collega’s dat hij niet onder instructie van Den Haag stond. Wat natuurlijk bij de andere regeringsvertegenwoor­ digers meteen de vraag opriep wat dan de positie van de Nederlandse regering was. Hoe interes­ sant de persoonlijke overwegingen van Van Mierlo ook werden gevonden, zijn collega’s wa­ ren toch vooral geïnteresseerd in de opvattingen van de regering, die immers het Conventieresul- taat in een ig c zou moeten beoordelen. In deze periode werd mij door een aantal regeringsverte­ genwoordigers bijna wekelijks de vraag gesteld: ‘Wat vindt Nederland?’. Alleen al het feit dat deze vraag werd gesteld, toont aan dat Nederland niet echt meedeed in de Conventie.

De verwarring over de Nederlandse positie werd ook gevoed door de vele tegenstrijdigheden in de opstelling. De amendementen die werden ingediend door de opvolger van Van Mierlo, Gijs de Vries, stonden niet zelden haaks op eerder door het kabinet ingenomen standpunten en door Nederland gemaakte afspraken met andere Eu-partners. Zo staat in het Beneluxmemoran- dum, dat mede diende als uitgangspunt voor de Nederlandse positie in de Conventie, dat Neder­ land voorstander is van ‘Uitbreiding van de com­ munautaire methode tot de goedkeuring van

14 wetgeving inzake criminaliteitsbestrijding. Vol­

ledige toepassing van de communautaire me­ thode op de wetgeving met betrekking tot asiel, migratie en gerechtelijke samenwerking in ci­ viele zaken.’

De amendementen die de Nederlandse rege­ ring heeft ingediend zijn in totale tegenspraak met deze lijn. Met verbazing hebben de andere Nederlandse vertegenwoordigers in de Conven­ tie hiervan kennis genomen. In de plenaire ver­ gadering hebben wij ons hier dan ook van ge­

distantieerd, waarmee wij een Nederlandse ver­ deeldheid aan het licht brachten, die onze positie bepaald niet heeft versterkt. Wrijving is er ook ontstaan met de Beneluxpartners en Duitsland over de onduidelijke Nederlandse positie rond het Handvest Grondrechten. Een overgrote meerderheid van de Conventie en, trouwens, van de Tweede Kamer, was voorstander van integrale opneming in de grondwet. Zo niet de Neder­ landse regering, die samen met de Britten en de Zweden een voorstel indiende om de grondrech­ ten maar buiten het verdrag te laten.

Bij de negatieve houding over het handvest en over de strafrechtelijke samenwerking, speelden de persoonlijke overmigingen van Minister Donner een grote rol. Hij vreesde dat het hand­ vest zou leiden tot rechtstreeks inroepbare rech­ ten, zoals gratis onderwijs, die grote financiële gevolgen voor de Rijksbegroting zouden hebben. Een glashelder standpunt van de meest vooraan­ staande rechtsgeleerden over de horizontale werking van het Handvest, waarmee de vrees van Donner ongegrond bleek, vermocht hem niet te overtuigen. Verder zit er op z’n zachtst ge­ zegd enige spanning tussen de verkrampte terughoudendheid van Donner jegens de Euro­ pese strafrechtelijke samenwerking en het speelse gemak waarmee deze minister tegemoet komt aan de meest verregaande eisen van de Amerikanen op dit vlak. H et afwij zen van het handvest was een inhoudelijk zeer betwistbaar standpunt dat bovendien volstrekt onhaalbaar bleek, waardoor het ook in politieke zin beter was geweest het kruit droog te houden.

Op deze en een aantal andere punten blies de regering hoog van de toren, maar haalde niets binnen. Dat Nederland desondanks tevreden kan zijn over het eigen optreden in de slotfase komt door twee keuzes die goed uitpakten: die voor Gijs de Vries als regeringsvertegenwoordi­ ger en die voor de Benelux als samenwerkings­ verband. En misschien ook wel door het optre­ den van de Nederlandse parlementariërs.

(15)

Frans Timmermans De insen outs uan de Europese Conuentie

DE M A C H T S V R A A G

De Conventie is bijna gestruikeld over de machtsvraag. Dat is niet verwonderlijk, want hierin schuilt de kern van de afspraken die over de Europese overheid van de toekomst moeten worden gemaakt. Wel verbazingwekkend was de discussie die zich ontspon, in en buiten de Con­ ventie, over een confrontatie tussen grote en kleine lidstaten. Het is logisch dat de verhoudin­ gen veranderen. De Unie heeft nu vij ftien lidsta­ ten, vijfgrote en tien kleine, een verhouding van één tot twee. Vanaf i mei 2004 verandert dit, er komen immers negen kleine landen bij en maar één grote lidstaat: Polen. De verhouding is dan één tot ruim vier. Dan moeten de regels worden aangepast aan de nieuwe verhoudingen. In de praktijk leidt dit tot een relatief zwaardere posi­ tie van de grote landen. Dat maakt het nodig de instellingen aan te passen om een evenwichtige situatie tot stand te brengen, zodat de groten niet in hun eentje de dienst kunnen uitmaken en de kleintjes niet in staat zijn de groten te overstem­ men. De Unie moet immers werken met een dubbele legitimatie: het is een Unie van staten en van burgers.

De staten hebben ieder een gelijkwaardige stem, maar tegelijkertijd moeten bevolkingsaan­ tallen ook bepalend zijn voor het gewicht, zodat de tweede legitimatiegrond, de burger, vol­ doende aan bod komt. Het mooist komt dit even­ wicht tot uiting in de nieuwe regels voor stem­ men met gewogen meerderheid in de Raad van Ministers. Om straks aan een meerderheid te ko­ men is het nodig zowel meer dan de helft van de landen vóór te laten stemmen als ook minstens 6 o % van de bevolking van de Unie. Tot zover leek het allemaal goed te gaan. Maar er ontstond com­ motie door een verkeerd begrepen gelijkheid van lidstaten.

Door vele kleine landen werd die gelijkheid zo begrepen, dan men altijd op een gelijke ma­ nier in de instellingen vertegenwoordigd moet zijn. Dit spitste zich toe op de vraag of iedere lid­ staat onder alle omstandigheden een gelijk­ waardige commissaris moet kunnen leveren. Op

het eerste oog lijkt dat logisch, maar er moet wel bij worden verteld dat er voor de huidige 20 com­ missarissen al onvoldoende werk is, laat staan als er straks 25 of meer zijn. De helft van de commis­ sarissen heeft dan niets te doen en de andere helft maakt ruzie over de portefeuilleverdeling. Het is daarom juist in het belang van de kleinere landen dat de Commissie 'lean and mean’ wordt. Het in de afgelopen j aren verloren terrein kan zo weer worden teruggewonnen. Overigens staat of valt alles bij de keuze van de nieuwe Commissie­ voorzitter.

Omdat er vele nieuwe lidstaten zijn is het goed als alle landen een eigen vrouw of man in de top van de Commissie houden. Bovendien wij st de praktijk uit dat er in de lidstaten veel be­ hoefte bestaat om optimaal op de hoogte te blij­ ven van wat er in de Commissie gebeurt en dat kan alleen als je ook in de top van de organisatie zit. In de voorstellen van de Conventie houden alle landen iemand in de top van de Commissie, terwijl er toch enige hiërarchie wordt aange­ bracht doordat er 15 commissarissen met stem­ recht komen en verder gedelegeerde commissa­ rissen zonder stemrecht, een soort staatssecreta­ rissen. Of deze oplossing de IG c zal overleven is

zeer de vraag. Niets is makkelijker voor de grote lidstaten dan, als concessie aan de kleintjes, in de

IG c in te stemmen met één gelijkwaardige com­ missaris per lidstaat. De hete aardappel wordt dan op het bordje van de nieuwe commissievoor­ zitter gelegd. Hij of zij mag dan het probleem op­ lossen van te veel mensen voor te weinig werk. Dit zal absoluut tot wrijving binnen de Commis­ sie en derhalve ook met de lidstaten leiden. De

voorzitter die hiermee vanaf 2009 aan de slag 15

moet, zou je een makkelijkere start toewensen. Het zou bovendien een Pyrrhus overwinning voor de kleine lidstaten zijn, want een zwakke Commissie maakt de Raad nog sterker.

'g e z i c h t v a n e u r o p a’

De machtsvraag leidde, twee weken voor het einde van de Conventie, tot een impasse mssen de regeringsvertegenwoordigers. Door een zeer

(16)

Frans Timmermans De ins en outs uan de Europese Conuentie

i6

intensieve lobby, mede op initiatief van de Nederlandse kamerleden, wisten de nationale parlementariërs het eens te worden over een aantal belangrijke punten, met name de nood­ zaak het evenwicht tussen de instellingen in het voordeel van de Europese Commissie bij te stel­ len en de wenselijldieid van terugdringing van het veto of, anders gezegd, de uitbreiding van het stemmen met gewogen meerderheid in de Raad van Ministers. Hierdoor werd de Conventie op een cruciaal moment over het dode punt heen geholpen. Giscard d’Estaing gebruikte de consen­ sus onder de volksvertegenwoordigers om de re­ geringen met succes onder drukte zetten.

Het uiteindelijke compromis was er niet ge­ komen zonder het voorstel van de Benelux voor een kleinere Commissie, waarin door een gelijk­ waardige roulatie de gelijldheid van alle lidstaten is gewaarborgd. Het is mede de verdienste van Gijs de Vries dat de Nederlandse regering voor deze lijn koos en niet de heilloze weg bleef vol­ gen zich op te werpen als leider van de kleine landen die niet aan de eigen commissaris wilden tornen. Dit voorstel, dat door Nederland is be­ dacht, kon op het cruciale moment niet worden gesteund door de Nederlandse regeringsverte­ genwoordiger, omdat een meerderheid van de Tweede Kamer zich ertegen verzette. Onbegrij­ pelijk, zeker voor onze Benelux partners. Waar de regeringsvertegenwoordiger toen moest pas­ sen, hebben de kamerleden het voorstel volop gesteund en daar ook de steun van de grote meerderheid van de collega parlementariërs voor geworven. Vervolgens is onder druk van na­ tionale en europarlementariërs en onder impuls van de Benelux de rol van de nieuwe voorzitter van de Europese Raad ingeperkt en die van de voorzitter van de Europese Commissie versterkt. Daarmee was de impasse doorbroken.

De Raad zal worden versterkt door de twee nieuwe figuren die door de Conventie in het le­ ven zijn geroepen: de vaste voorzitter van de Europese Raad en de Minister van Buitenlandse Zaken. Als eersten lanceerden Blair en Aznar het voorstel voor een fulltime voorzitter van de Eu­ ropese Raad. Zij zagen in deze figuur een echte

President van de Unie, die de e uin het buiten­

land zou vertegenwoordigen en die de verper­ soonlijking van het politieke leiderschap van Eu­ ropa zou worden. Het idee voor een Minister van Buitenlandse Zaken was afkomstig van Joschka Fischer, die zichzelf naar verluidt geknipt acht voor deze functie. Een Europese president naar Brits en Spaans model kon op enige sympathie in Frankrijk rekenen — de gelijkenis met de Presi­ dent in de Vijfde Republiek zal hieraan niet vreemd zijn — maar werd door zeer veel ande­ ren, de Commissie, het Europese Parlement en de meeste kleine lidstaten voorop, resoluut van de hand gewezen. Giscard had er zelf veel sympa­ thie voor en probeerde het ook in de Conventie erdoor te druklcen, maar zwichtte uiteindelijk voor de massieve tegenstand. Uiteindelijk komt er nu een vaste voorzitter van de Europese Raad met een veel beperkter mandaat.

Hoewel het goed is dat er meer continuïteit komt bij het voorzitterschap (wat hebben de lid­ staten er straks aan eens in de vijftien jaar een halijaar voorzitter te mogen zijn), blijft deze vaste voorzitter een problematisch figuur. Hij zal de concurrentie aangaan met de voorzitter van de Commissie om de positie van ‘gezicht van Eu­ ropa’. Dit kan leiden tot verzwakking van de Commissie, zeker in de periode tussen ongeveer 2006 en 2009, waarbij er wel een vaste Raads­ voorzitter is, maar nog geen versterkte Commis­ sievoorzitter. Met name het feit dat de Europese Raadsvoorzitter ook een rol krijgt in het buiten­ lands beleid, naast de Commissievoorzitter en de nieuwe Minister van Buitenlandse Zaken, zal on- vermij delijk tot competentieconflicten leiden. Het zal dan van de persoonlijlcheden afhangen wie hierbij het duidelijkste profiel krijgt. De toe­ komstige machtsverhoudingen tussen de instel­ lingen wordt zo afhankelijk gemaakt van de eerstkomende verkiezingen en/of benoemingen van deze drie functionarissen. Dat is griezelig en legt een behoorlijke hypotheek op het Conven- tieresultaat.

De integratie van het buitenlands optreden van Raad en Commissie, in de nieuwe figuur van een Minister van Buitenlandse Zaken die tevens

(17)

Frans Timmermans De ins en outs uan de Europese Conuentie vice-voorzitter van de Commissie is, moet wor­ den toegejuicht. Zeker, het risico bestaat dat dit een koekoeksjong is dat door de Raad in het Commissienest is gelegd, waardoor de positie van de Commissie kan worden verzwakt. Maar er moest meer coherentie worden gebracht in het buitenlands optreden van de Unie en dat op­ treden is een mengeling van communautair en intergouvernementeel. Dus meer coherentie be­ tekent dat er een link tussen Raad en Commissie moet worden gelegd. Dat de nieuwe Minister van Buitenlandse Zaken ondersteund zal worden door een buitenlandse dienst die toch vooral on­ der de Commissie zal vallen — door een last mi- nute amendement van de Conventie op het aan­ vankelijke voorstel om de dienst buiten de Com­ missie te houden — geeft enige aanleiding voor optimisme over de rol van de Commissie.

De Commissie komt er veel beter vanaf dan vooraf werd gevreesd. Op een enkele te betreu­ ren uitzondering na, krijgt de Commissie het ex­ clusieve initiatiefrecht. In combinatie met de zeer behoorlijke uitbreiding van de besluitvor­ ming met gekwalificeerde meerderheid, bete­ kent dit een versterking van de positie van de Commissie. Immers, de Raad kan alleen met unanimiteit afwijken van een voorstel van de Commissie. Bovendien betekent deze wijze van besluiten ook dat het Europese Parlement als medewetgever het volle pond krijgt. Een grote stap vooruit is de versterking van de positie van het Europese Parlement bij de meerjarige begro­ ting van de Unie. De Nederlandse regering had hier graag vastgehouden aan unanimiteit, met als argument dat wij als grote nettobetalers een veto moeten kunnen uitspreken als de Unie te­ veel dreigt uit te geven. Maar de praktijk toont aan dat het veto vooral door netto ontvangers wordt gebruikt om extra concessies los te peute­ ren. Een andere grote nettobetaler, Duitsland, is dan ook tot de conclusie gekomen dat meerder­ heidsbesluitvorming juist in het voordeel van de betalers is. Het zou goed zijn als ook de Neder­ landse regering tot dit inzicht kwam.

P L U S S E N EN M I N N E N

Positief is dat de e urechtspersoonlijkheid zal

krijgen. Hiermee wordt het veel makkelijker internationaal coherent op te treden, zodat niet meer bij afzonderlijke onderwerpen op basis van verschillende verdragen en dus verschillende be­ voegdheidsverdelingen moet worden opgetre­ den. Bovendien kan de Unie hierdoor toetreden tot het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (e v r m). In combinatie met het in de grondwet opgenomen Handvest Grondrechten, zorgt het e v r m lidmaatschap ervoor dat er geen

gaten meer zitten in de bescherming van de grondrechten van de Europese burgers. Ook valt toe te juichen dat de in Maastricht ingevoerde pijlerstrucmur wordt afgeschaft. Er komt een vereenvoudigde ordening van bevoegdheden: onderscheid zal worden gemaakt mssen exclu­ sieve bevoegdheden van de Unie; bevoegdheden die worden gedeeld met de lidstaten en aanvul­ lende maatregelen die de Unie kan nemen ter ondersteuning van het beleid van de lidstaten. De Unie krijgt meer bevoegdheden op het vlak van justitie en binnenlandse zaken, hetgeen een absolute voorwaarde is om de grensoverschrij­ dende criminaliteit aan te pakken en te komen tot een Europees asielbeleid.

De vereenvoudiging en beperking van het aantal besluitvormings- en wetgevingsinstru- menten valt zeer toe te juichen. Van de meer dan dertig, blijven er nog vier over: wet, kaderwet, verordening en besluit. Dit sluit nauw aan bij de praktijk in de meeste lidstaten en komt daarmee de transparantie van het Unie optreden zeer ten goede. Bijzondere vermelding verdient de toege­ nomen rol van nationale parlementen. Het jaar­ lijkse werkprogramma van de Commissie zal in het vervolg worden besproken door de nationale parlementen, om te bepalen of de Commissie zich bij het doen van voorstellen wel houdt aan de bevoegdheidsverdeling mssen Unie en lidsta­ ten. Als een derde of meer van de nationale parle­ menten bij deze zogenaamde subsidiari- teitstoets van oordeel is dat de Unie haar be­ voegdheden overschrijdt, moet de Commissie

17

(18)

Frans Timmermans De ins en outs van de Europese Conuentie haar voorstel opnieuw bezien. Is een parlement aan het einde van het wetgevingsproces van oor­ deel dat de Unie in strijd met de subsidiariteit heeft gehandeld, staat de gang naar het Hof van Justitie open.

De praktijk zal moeten uitwijzen of dit systeem een succes wordt. In ieder geval wordt het voor nationale parlementen moeilijker hun verantwoordelijkheid te ontlopen, zoals zij nu steeds doen. Wellicht kan de betreurens­ waardige situatie worden doorbroken, waarbij nationale parlementen zoals het Nederlandse achteraf zeuren over het negatieve beleid dat uit Europa komt, zonder erbij te vermelden dat zij zelf hebben nagelaten zich ermee te bemoeien, terwijl zij wel degelijk in staat waren het beleid te beïnvloeden. Een grotere rol van de nationale parlementen zal deze dwingen hun werkwijze meer af te stemmen op de werkwijze van de Eu­ ropese overheid en zich nadrukkelijker met de formulering van het beleid bezig te houden. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de ver­ innerlijking van de Europese overheid als ook ‘onze’ overheid en kan worden voorkomen dar Europa zich werpt op onderwerpen waar zij niets mee te maken hoeft te hebben, omdat het natio­ nale niveau het zelf wel aankan.

Er zijn ook tegenvallers. Het veto blijft be­ staan bij het buitenlands beleid en dat is één van de grootste minpunten van de Conventie. Op dit terrein is maar zeer beperkt van vooruitgang sprake, hetgeen kan leiden tot frustratie van de Europeanen over de machteloosheid van de Unie. Een paar pluspuntjes, zoals versterking van de Petersbergtaken, de creatie van een Bewape- ningsagentschap en de verplichting tot onder­ linge bijstand bij terroristische aanvallen en na- murrampen, kunnen het algemene negatieve oor­ deel niet wegnemen. Negatief is ook het besluit, na een Frans-Duitse deal aan het slot van de Con­ ventie, om over delen van de handelspolitiek (au­ diovisuele media en culturele goederen) weer met unanimiteit te besluiten. Dit kan de toch al moei­

zame w t o onderhandelingen gaan belasten.

Zeer te betreuren is het, dat toekomstige ver­ dragswijzigingen met unanimiteit zullen moe­

ten geschieden. Dat is volstrekt logisch voor de eerste twee delen van de Grondwet, die immers gaan over de bevoegdheden van de verschillende overheden en de rechten van de burgers, hetgeen constitutioneel in klassieke zin is. Maar dat is on­ logisch voor het derde deel van de Grondwet, dat over beleid gaat. Er is geen reden hier vast te hou­ den aan eenstemmigheid. Een gewogen stem­ ming, bijvoorbeeld door een zeer ruime meerder­ heid van lidstaten en tweederde van het Europese Parlement, kan voorkomen dat de uitgebreide Unie het nooit eens zal worden over nieuw be­ leid, omdat één lidstaat dwars blijft liggen.

G E E N P U B L I E K D E B A T

De Conventie heeft niet geleid tot een breed pu­ bliek debat over de toekomst van Europa. Zeker, de Conventie is een baken van transparantie en openheid in vergelijking met de klassieke rege­ ringsconferenties die vroeger nieuwe verdragen uitwerkten. Het is vanaf de eerste dag een door politici en vooral ook volksvertegenwoordigers aangestuurd proces geweest en niet een door ambtenaren gedomineerde negentiende eeuwse diplomatieke onderhandeling. Maar de ambitie was ook het publiek rechtstreeks bij de discussie te betrekken en dat is niet gelukt. De sessies waarvoor maatschappelijke organisaties waren uitgenodigd leidden toch vooral tot een einde­ loze opsomming van vaak identieke standpun­ ten die de Conventieleden allang bekend waren: het is het verhaal waarmee dezelfde Europese organisaties al jaren dezelfde Europese politici bestoken.

De jongerenconventie was een aardige bijeen­ komst, omdat bleek dat die jongeren elkaar bij de onderhandelingen nog erger naar het leven staan dan wij 'ouderen’. Overigens stond het re­ sultaat van deze vergadering niet ver af van het uiteindelijke Conventieresultaat, hetgeen ook iets zegt over het revolutionaire élan van de jon­ geren. Het is duidelijk: het Europese debat heeft zijn eigen regels en zijn eigen deelnemers, die erg ver af staan van de spreekwoordelijke ‘men­ sen in het land’. Er is geen Europese ‘demos’,

(19)

Frans Timmermans De ins en outs van de Europese Conuentie dat er geen Europese pers is, geen Europese pu­ blieke opinie, geen Europese politieke partijen, kortom, geen Europese publieke ruimte. Het de­ bat over Europa moet vooral nationaal worden gevoerd. Maar wat kan het de burger schelen hoe de verhoudingen zijn tussen de instellingen, hoeveel leden de Commissie heeft en wat het Eu­ ropese Parlement precies te vertellen krijgt? Even veel of weinig als de vraag hoe de grondwet op het nationale niveau in elkaar zit, dus dat is geen Europees probleem.

Het probleem van de Europese overheid is in essentie hetzelfde als dat van de nationale over­ heid, maar dan erger, door een gebrek aan een Europese publieke ruimte. Hoewel iedere Euro­ peaan begrijpt dat sommige problemen alleen maar op Europees niveau kunnen worden aange­ pakt, is er zeer groot wantrouwen jegens de Eu­ ropese overheid. Wie moet dat wantrouwen wegnemen? Dat kan niet worden gedaan door Europese politici, want die kent niemand. Dus dat zullen nationale politici moeten doen. Ter­ wijl op dit moment in heel Europa het wantrou­ wen jegens nationale politici zeer groot is. Een nationaal politicus die Europa verdedigt, wordt zo in de ogen van de burgers al gauw een vos die de passie preekt. 'Europa is niet te vertrouwen, omdat er dingen gebeuren waarop wij geen in­ vloed hebben’, is toch het dominante gevoel bij de meeste mensen.

Het begint allemaal met herstel van vertrou­ wen in de nationale politiek. Politici die het ver­ trouwen van de burger genieten, krijgen ook de ruimte van die burger voor maatregelen die ver­ der gaan dan de kortst mogelijke termijn. Er is in heel Europa behoefte aan leiderschap, integriteit en eerlijkheid. Daar moeten politieke partijen invulling aan geven, om zo het wantrouwen af te breken. Maar dat is een proces van lange adem en vraagt meer tijd dan een uitbreidende en voor

grote uitdagingen staande Unie ter beschikking heeft. Om er toch voor te zorgen dat de burgers nu al onderdeel worden van het grondwettelijke proces, zou het goed zijn als de Europese grond­ wet per referendum aan de Europeanen zou wor­ den voorgelegd. Dat is noodgedwongen een na­ tionaal proces, waar bovendien ook alle nadelen aan kleven die referenda kenmerken, maar het is de enige manier om in deze tijd het gevoelen te doorbreken dat het onmogelijk is op Europa in­ vloed uit te oefenen. Hiermee helpen wij het her­ stelproces van de politiek en als de nationale po­ litiek zich herstelt, kan het met Europa goed ko­ men. Het is een illusie te denken datje de men­ sen enthousiast krijgt over Europa, als je niet eerst thuis de zaak op orde brengt.

Dit is de grote politieke uitdaging waarvoor wij in Europa staan. Door de grotere openheid, door een tekstvoorstel waar de relatie russen de burger en de Europese overheid als nooit tevoren een prominente plaats heeft gekregen, door dui­ delijk te maken wat Europa in de toekomst moet gaan doen, maar ook wat Europa niet (meer) moet doen en door een inkleding van de over­ heid die de herkenbaarheid kan vergroten, heeft de Conventie nuttig voorwerk verricht waardoor de politiek in de lidstaten die uitdaging beter aankan. Het zal geen product zijn dat vijftig jaar ongewijzigd zal blijven, zoals Giscard d’Estaing denkt, daarvoor is het voorstel niet vergaand ge­ noeg. In de komende decennia zal Europa voor steeds nieuwe uitdagingen komen te staan die aanpassingen in de grondwet zullen vergen. Dat dit proces leidt tot verdergaande federalisering is bepaald geen natuurwet, maar lijkt mij wel het

logische gevolg van de Europese zoektocht naar 19

een schaal voor effectief overheidsoptreden in een wereld waar schaalvoordelen zullen bepalen welk maatschappelijk model de toekomst heeft.

(20)

2 0

W at de PvdA

te doen staat

Wouter Bos’ pleidooi voor een tweepartijenstelsel op

termijn, zijn pleidooi voor het verruilen van het klassieke

sociaal-democratische gelijkheidsbegrip door de notie

van participatie, zijn voorkeur voor directe verkiezing

van politici: ze stuiten op bijval en kritiek. Ook in dit

zomernummer van S&D. Paul Kalma verkent het

sociaal-democratisch gelijkheidsdenken om tot de

slotsom te komen dat dit relevanter is dan ooit.

Peter van Walsum daarentegen betoogt dat een

doorgeschoten gelijkheidsideaal Nederland en het

imago van Nederland veel schade heeft berokkend. Ook

voor niet-PvdA’ers is daarom de vernieuwing van Wouter

Bos van groot belang. Albert Jan Kruiter reageert op de

vernieuwingsstrategieën van Wouter Bos op basis van

zijn analyse van een representatiecrisis. Alvaro Pinto

onderstreept het belang van een progressieve

internationale dialoog in de strijd tegen ongelijkheid.

Hans Anker & Erik van Bruggen doen een gewaagd

voorstel voor directe verkiezing van kandidaat-PvdA-

kamerleden, terwijl Willem Minderhout ‘zes afspraken

voor een vernieuwde PvdA’ wil maken.

(21)

' V 'V*' ' 1 , {;. ■ -'.'-.,1*' .V

(22)

War

de PvdA te doen staat (i)

Over gelijkheid

PAUL KALM A

Wouter Bos heeft er geen gras over laten groeien. Na zeer succesvolle verkiezingen (die van de PvdA tveer bijna de grootste partij maakten) en frustrerende coalitiebesprekingen (die de PvdA in de oppositie deden belanden) kondigde hij meteen een Grote Vernieuwing van de Neder­ landse sociaal-democratie aan. De PvdA, aldus Bos op een partijbijeenkomst in Arnhem, heeft de komende tijd meer te doen dan in de Tweede Kamer oppositie te voeren. Ze moet onder de Haagse kaasstolp uit en het land in; en ze moet zich, misschien wel in de eerste plaats, inhoude­ lijk en ideologisch vernieuwen. ‘Slagen we daar niet in, dan kunnen we de rest wel laten.’

In twee opzichten heeft Bos een krachtig voorschot op de inhoudelijke discussie in de PvdA genomen. Hij pleitte enerzijds (o.a. in Vrij

Nederland en Ebevier') voor een radicale verande­

ring van het democratisch systeem in ons land, in de richting van een kiesstelsel naar Brits dan wel Amerikaans model; en anderzijds (en daar concentreer ik me hier op) voor relativering van het ‘klassieke sociaal-democratische gelijkheids­ ideaal’. Te vaak hebben we ons in het verleden la­ ten verleiden om die gelijkheid ‘als gelijke uit-

22 komsten in plaats van als gelijkwaardigheid te

interpreteren’. Dat streven naar gelijke uitkom­ sten is in een open society als de onze niet alleen steeds moeilijker geworden, maar volgens Bos ook principieel verwerpelijk. ‘Ik wil dat type ge­ lijkheid helemaal niet.’

‘Het past’, zo lichtte hij zijn aversie in Arnhem

Over de auteur Paul Kalma is directeur uan de Wiardi

Beckmon Stichting; redacteur uan S&D

Noten Zie pagina 34

toe, ‘niet bij mijn visie op mondige en geëmanci­ peerde burgers die eigen ruimte willen om eigen wegen te kiezen. Het past niet bij mijn visie op de publieke sector waarbij een grotere nadruk op decentralisatie en ruimte voor de uitvoerings­ praktijk, onvermij delijk zal leiden tot een gro­ tere ongelijkheid. Het past ook niet bij mijn visie op de solidariteit waarbij je, om de welvarende middenklasse aan de collectieve sector verbon­ den te houden, ruimte moet maken voor meer keuzevrijheden en kleine ongelijkheden zal moeten accepteren om grotere ongelijkheden en een totale tweedeling te voorkomen. En het past ook niet bij de toenemende diversiteit in onze samenleving, waardoor one-size-fits-all steeds minder acceptabel en steeds minder betaalbaar wordt.’ De titel van zijn toespraak: ‘Gelijkheid moet een stap terug ten faveure van participatie’.^

Voor zijn stellingname verdient Bos op zich­ zelf waardering. Hij snijdt, om te beginnen, een belangrijk maatschappelijk en politiek vraagstuk aan, dat ook elders in Europese sociaal-democra­ tie besproken wordt. Verder neemt hij, anders dan zijn voorgangers Kok en Melkert, eindelijk eens het voortouw in het interne debat in de PvdA; een debat dat, op straffe van een nieuw electoraal en politiek échec, dringend gewenst is en waarop al jarenlang (ook door ondergete­ kende) wordt aangedrongen. En dan maakt hij en passant, door het gelijkheidsbeginsel ter dis­ cussie te stellen, ook nog eens duidelijk hoe be­ langrijk een beginselprogramma is, waarover in de PvdA al jarenlang in een landerige sfeer van gedachten gewisseld wordt.

Maar mijn kritiek wint het toch van deze

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat deze impact (mede) beïnvloed is door de mate waarin de on- derzochte ondernemingen gebruik hebben gemaakt van de

Doordat zijn brieven aan zijn rentmeester bewaard zijn gebleven, krij- gen we een beeld van de manier waarop hij zich voortdurend met gebouwen en tuin bezighield als hij in zijn

In Europa werd hennep, zodra de wereldmarkt weer toegankelijk werd, opnieuw door andere vooral goedkope vezels (zoals katoen) verdrongen.. De verdere opmars van synthetische

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

Voor wat betreft het belang van de intensiteit van de concurrentie op de productmarkt van de efficiëntie van het aanbod kan ook nog gewezen worden op de studie van het McKinsey

Het snijzaal practicum is voor de meeste studenten een zeer bijzondere emotionele en more- le ervaring omdat het dode lichaam dat ontleed (of bekeken) wordt niet alleen een

De resultaten van de beoordeling zullen worden weergegeven als potentiële Europese verspreidingskaarten van indicatorsoorten onder welbepaalde beleidsscenario’s, maar ook als

South African elites; ranging from academia, economic, political and social; from both sides – the one being the white minority ruling the other, black majority – meeting to