• No results found

Transparantie van kredietrisico’s in financiële verslaggeving van de bancaire sector

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Transparantie van kredietrisico’s in financiële verslaggeving van de bancaire sector"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Transparantie van

kredietrisico’s in financiële

verslaggeving van

de bancaire sector

Lydianne Blom

Groningen, 2008

Rijksuniversiteit Groningen

Studentennummer: 1453092

(2)

2

Voorwoord

Dit afstudeerwerkstuk gaat over transparantie van kredietrisico’s in financiële verslaggeving van Nederlandse banken; een actueel thema tijdens het uitvoeren van het onderzoek en het schrijven van dit verslag. Tijdens de afronding van dit onderzoeksverslag lijkt het einde van de kredietcrisis nog niet in zicht en ook Nederland ondervindt er hinder van. Onlangs (29 september 2008) maakte Fortis bekend dat Nederland, België en Luxemburg gezamenlijk 11,2 miljard Euro in Fortis investeren om de bank staande te houden. Ook in de Verenigde Staten neemt de overheid maatregelen in de financiële markt als poging om een wereldwijde recessie te voorkomen.

Uit dit afstudeeronderzoek blijkt dat banken in hun jaarverslagen 2006 en 2007 niet heel transparant zijn met betrekking tot kredietrisico’s. Dit is iets wat u als lezer wellicht niet zal verbazen met het oog op de huidige problemen in de financiële wereld. Graag bedank ik drs. J. Westra-de Jong voor haar begeleiding tijdens het schrijven van dit afstudeerwerkstuk. Ik wens de lezer veel plezier met het lezen van het resultaat.

(3)

Samenvatting

Door de huidige kredietcrisis staan banken wereldwijd volop in de belangstelling. Deze kredietcrisis in de Verenigde Staten en in andere landen op de wereld is in eerste instantie veroorzaakt doordat kredietrisico’s door banken onjuist waren geschat. Hierdoor werden leningen verstrekt waarbij de kans groot was dat de tegenpartij in de toekomst niet aan haar contractuele verplichtingen zou kunnen voldoen. Door de kredietcrisis is het dus heel duidelijk geworden dat het zorgvuldig bepalen van kredietrisico’s van primair belang is voor banken.

Met het oog op de economische rol die banken vervullen is het belangrijk dat banken transparant zijn naar de buitenwereld over financiële resultaten en (krediet)risicobeheer. Bovendien is uit diverse onderzoeken gebleken dat transparantie kan leiden tot toegenomen efficiëntie in de markt (zie o.a. Tomljanovich, 2007). Jaarverslagen zijn belangrijke externe verslaggevingdocumenten voor de verschaffing van informatie aan belanghebbenden. Op basis van jaarverslagen worden diverse economische beslissingen gemaakt.

Het belang van transparantie van risico’s van banken is binnen Europa al jaren geleden (vóór het uitbreken van de kredietcrisis) erkend. De Basle Committee on Banking Supervision heeft in 2004 het Basel II Kapitaalakkoord uitgebracht. Dit akkoord trad op 1 januari 2008 in Nederland in werking. Het kapitaalakkoord bestaat uit drie pijlers, waarbij de derde pijler betrekking heeft op externe verslaggeving. Pijler 3 omvat de publicatieverplichtingen voor banken over het risicoprofiel en de aangehouden kapitaalbuffer. Onderdeel van het risicoprofiel zijn kredietrisico’s en pijler 3 bevat dan ook externe verslaggevingeisen met betrekking tot transparantie van kredietrisico’s.

In het kader van dit onderzoek is onderzocht in welke mate Nederlandse banken in hun jaarverslagen 2006 en 2007 al voldoen aan algemene verslaggevingeisen betreffende kredietrisico’s uit het Basel II Kapitaalakkoord en is onderzocht in welke mate jaarverslagen hierdoor transparant zijn te noemen met betrekking tot kredietrisico’s. Hieruit blijkt dat banken matig tot redelijk (afhankelijk van het transparantieniveau) transparant zijn in de informatie die zij publiceren in hun jaarverslagen over kredietrisico’s. Banken blijken vooral algemene kwalitatieve informatie en in mindere mate specifieke gedetailleerde informatie te publiceren. Daarnaast is de onderlinge vergelijkbaarheid tussen de jaarverslagen matig, doordat banken sterk uiteenlopende benaderingen hanteren voor het meten en inzichtelijk maken van kredietrisico’s.

(4)

4

Lijst van afkortingen

BNP Banque de Paris et des Pays-Bas CICA Chartered Accountants of Canada

CSFI Centre for the study of Financial Innovation

DNB De Nederlandse Bank

ECB Europese Centrale Bank

EVA Economic Value Added

FASB Financial Accounting Standards Board FIRB Foundation Internal Ratings-Based

Fed Federal reserve

IASB International Accounting Standards Board

IKB Industriekredietbank

IRB Internal ratings-based

PwC PricewaterhouseCoopers

RAROC Risk Adjusted Return on Capital

RBS Royal Bank of Scotland

RvB Raad van Bestuur

(5)

Inhoudsopgave

1. Inleiding………...6

2. Probleemstelling, onderzoeksopzet en –methode ……….9

2.1 Probleemstelling ……….9

2.2 Onderzoeksopzet ………10

2.3 Onderzoeksraamwerk voor het empirisch onderzoek………10

3. Literatuurbespreking ……….12

3.1 Kwaliteit van informatie ……….12

3.2 Transparantie in financiële verslaggeving………12

3.3 Kredietrisico’s………14

4. Wet- en regelgeving in de bancaire sector ………15

4.1 Basel Kapitaalakkoord……….15

4.2 Transparantie van kredietrisico’s als gevolg van Basel II ……….18

5. Resultaten empirisch onderzoek………20

5.1 Transparantie van transacties/gebeurtenissen ………….………20

5.2 Transparantie van gekozen waarderingsmethoden………34

5.3 Transparantie van gemaakte schattingen ………37

6. Analyse van resultaten en conclusie……….42

6.1 Analyse van resultaten: transparantie van transacties/gebeurtenissen ….…42 6.2 Analyse van resultaten: transparantie van gekozen waarderingsmethoden..43

6.3 Analyse van resultaten: transparantie van gemaakte schattingen…………...44

6.4 Conclusie………45

Literatuurlijst ………48

Bijlage 1: Model van financiële verslaggevingtransparantie ………50

Bijlage 2: Basel II Kapitaalakkoord (2004): “General disclosure requirements”…...51

Bijlage 3: Onderzoeksraamwerk voor transparantie van kredietrisico’s in financiële verslaggeving………52

(6)

6

1. Inleiding

Gedurende 2007 is er in de financiële wereld in de Verenigde Staten onrust uitgebroken. Deze onrust is tevens overgeslagen op andere landen van de wereld. In het NRC Handelsblad van 18 augustus 2007 is te lezen dat banken elkaar uit angst geen geld meer wilden lenen. Banken wisten niet meer wie kredietwaardig was en wie niet. Uiteindelijk moesten de Europese Centrale Bank (ECB) en de Federal Reserve (Fed), het federale stelsel van Amerikaanse banken, miljarden in de geldmarkt ‘pompen’.

De angst van banken om geld uit te lenen was onder andere het gevolg van een daling van de prijzen op de Amerikaanse huizenmarkt. Hierdoor kwamen problemen aan het licht op de subprime-markt. Subprime-hypotheken zijn leningen aan minder kredietwaardige mensen die niet in aanmerking komen voor een 'normale' of prime-hypotheek (De Accountant, 23 febr. 2008). Subprime-leningen werden verstrekt aan huizenkopers zonder een vast inkomen of eigen inleg. Het is dan ook niet verwonderlijk dat binnen deze categorie leningen als eerste problemen opdoken toen de huizenprijzen in de Verenigde Staten gingen dalen. Banken die de subprime-leningen verstrekten dachten dat het risico van het verstrekken van deze leningen gering was, omdat de huizenprijzen al jaren een stijgende lijn vertoonden. Bovendien hielden de banken de leningen niet vast, aldus het NRC Handelsblad (18 aug. 2007). De leningen werden gebundeld en verkocht aan derden als hypotheekobligaties. Hierdoor werd het risico van de leningen verspreid onder beleggers. Gebundelde leningen kregen een AAA-status, hetgeen wil zeggen dat deze de hoogste kredietstatus kregen en dus als weinig risicovol werden beschouwd. Ook subprime-leningen werden verpakt in pakketten met een AAA-status (De Accountant, 23 febr. 2008). Dit was alleen mogelijk omdat eventuele verliezen als gevolg van wanbetalingen door huizenkopers eerst afgewenteld zouden worden op de investeerders van subprime-leningen met een lagere rating. Naar nu blijkt zijn de (verwachte) wanbetalingen zo groot dat ook AAA-obligaties wel degelijk een groot risico met zich meebrengen. Zowel banken als beleggers ondervonden dus een groot nadeel van de negatieve ontwikkelingen op de huizenmarkt en van het afgenomen consumentenvertrouwen. Vooral de drie banken Bear Stearns in de Verenigde Staten, IKB in Duitsland en BNP Paribas in Frankrijk hebben in 2007 de markten angst aangejaagd, aldus het NRC Handelsblad (18 aug. 2007). Ook in 2008 hielden problemen op de kredietmarkt aan. Wereldwijd hebben banken in totaal ruim 260 miljard euro moeten afschrijven op slechte leningen. Grote banken als Citigroup, UBS en HSBC maken al kwartalen achter elkaar winstverlagingen of zelf verliezen bekend, aldus het Reformatorisch Dagblad (9 aug. 2008).

Uit onderzoek door het Centre for the study of Financial Innovation (CSFI) in samenwerking met PricewaterhouseCoopers (PwC) is gebleken dat de huidige marktsituatie het risicolandschap van banken compleet heeft veranderd (De Accountant, 8 mei 2008). Resultaten van dit onderzoek geven aan dat de belangrijkste risico’s van banken in 2008 liquiditeiten, kredietrisico’s en credit spreads zijn. Twee van de belangrijkste drie risico's - liquiditeit en credit spreads - komen in 2008 voor het eerst voor in de lijst. Dit geeft aan hoe ingrijpend het risicolandschap als gevolg van de kredietcrisis is veranderd.

(7)

De kredietcrisis in de Verenigde Staten en in andere landen op de wereld is in eerste instantie veroorzaakt doordat kredietrisico’s door banken onjuist waren geschat. Hierdoor werden leningen verstrekt waarbij de kans groot was dat de tegenpartij in de toekomst niet aan haar contractuele verplichtingen zou kunnen voldoen. Door de kredietcrisis is de maatschappelijke en economische rol die banken vervullen nog eens extra duidelijk geworden, evenals het belang van het zorgvuldig bepalen van kredietrisico’s. Het is belangrijk dat banken transparant zijn in de informatie die zijn aan de buitenwereld verstrekken over kredietrisico’s. Met behulp van deze informatie kunnen belanghebbenden van banken (onder ander spaarders en beleggers) betere beslissingen maken, waardoor zij niet voor vervelende verrassingen komen te staan. In algemeen opzicht is het voor externe belanghebbenden goed om inzicht te hebben in de situaties waarin banken verkeren; niet alleen op economisch niveau maar ook op overige terreinen (bijvoorbeeld risicomanagement). Externen kunnen dit inzicht hoofdzakelijk halen uit de jaarverslagen die banken ieder jaar publiceren. Transparantie van informatie in financiële verslaggeving van de bancaire sector is dus heel belangrijk, omdat externe partijen aangewezen zijn op de informatie die gepubliceerd wordt. Op basis van deze informatie maken zij beslissingen: denk aan het aan- of verkopen van aandelen, of spaargeld op een bankrekening zetten. Bovendien is uit diverse onderzoeken gebleken dat transparantie kan leiden tot toegenomen efficiëntie in de markt (zie o.a. Tomljanovich, 2007).

Kredietrisico is volgens De Nederlandse Bank ‘het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan beperkingen onderhevig zijn van buitenlandse betalingen’. Al jaren geleden is binnen Europa erkend dat kredietrisico’s van banken speciale aandacht vereisen. Door publicatie van het Basel Kapitaalakkoord in 1988 werden minimumkapitaaleisen gesteld voor banken. Deze eisen waren bijna volledig gericht op kredietrisico’s. Basel II (2004) is de opvolger van het Basel I kapitaalakkoord van 1998. Deze stelt aanvullende en nieuwe eisen waar banken aan moeten voldoen. Deze eisen hebben betrekking op drie onderwerpen (pijlers), namelijk solvabilitseit, toezicht op risicomanagement en transparantie (marktdiscipline). In de nieuwe publicatie wordt door pijler 3 dus tevens het belang van transparantie erkend. In Nederland is het Basel Kapitaalakkoord van 2004 met betrekking tot de eisen die verband houden met toezicht op banken geïntegreerd in de Wet op het Financieel Toezicht (Wft) en in lagere regelgeving. Vanaf 1 januari 2008 treedt Basel II in werking. Vóór deze datum geldt de publicatie van Basel II van 2004 meer als richtlijn. Banken kunnen in de periode van publicatie (2004) tot in werking treden (2008) inspelen op toekomstige veranderingen die het Basel II Kapitaalakkoord met zicht meebrengt

Volgens het Basel II Kapitaalakkoord (2004) mogen banken verschillende methoden gebruiken voor het schatten en wegen van kredietrisico’s. Banken mogen ervoor kiezen om een gestandaardiseerde methode te gebruiken, maar mogen ook hun interne wegingbenadering (internal ratings-based approach: IRB approach) voor risico’s gebruiken. Dit afstudeerwerkstuk gaat over transparantie van kredietrisico’s in de financiële verslaggeving van banken. Er is onderzocht in welke mate banken in 2006 en 2007 (de jaren voorafgaand aan het in werking treden van Basel II) reeds voldoen aan de eisen met betrekking tot transparantie van kredietrisico’s (onderdeel van pijler 3: marktdiscipline/transparantie). Deze eisen/indicatoren zijn in een model voor financiële

(8)

8 In hoofdstuk 2 komen allereerst de probleemstelling, onderzoeksopzet en onderzoeksmethoden aan de orde. In hoofdstuk 3 wordt aandacht geschonken aan bestaande literatuur over transparantie in financiële verslaggeving en kredietrisico’s. In hoofdstuk 4 wordt het Basel II Kapitaalakkoord behandeld, waarna in hoofdstuk 5 resultaten van het onderzoek gepresenteerd zullen worden. Tot slot worden in hoofdstuk 6 de resultaten geanalyseerd en wordt antwoord op de hoofdvraag van het onderzoek gegeven.

(9)

2. Probleemstelling, onderzoeksopzet en -methode

Voor het onderzoek naar transparantie van kredietrisico’s is allereerst onderzocht wat transparantie in financiële verslaggeving inhoudt. Hiervoor is een literatuurstudie uitgevoerd (zie hoofdstuk 3). Ook is onderzocht wat Basel II precies is en wat er in het rapport van de commissie Basel te vinden is over transparantie van kredietrisico’s (zie hoofdstuk 4 en bijlage 2). Op basis van deze informatie is een raamwerk voor transparantie van kredietrisico’s opgesteld (zie bijlage 3). Dit raamwerk is gebruikt om een empirisch onderzoek uit te voeren op de jaarverslagen 2006 en 2007 van Nederlandse banken. In dit hoofdstuk worden de probleemstelling, de onderzoeksopzet en methode van het onderzoek weergegeven. Hierbij ligt de nadruk op het onderzoeksraamwerk die is samengesteld om het empirisch onderzoek te kunnen uitvoeren.

2.1 Probleemstelling

Doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de mate waarin het Basel II Kapitaalakkoord in de periode vlak vóór in werking treden van het akkoord al zorgt voor transparantie in financiële verslaggeving met betrekking tot kredietrisico’s die Nederlandse banken lopen. Dit is belangrijk omdat hierdoor duidelijk wordt hoe noodzakelijk het is dat Basel II verplicht wordt voor banken en omdat hierdoor tevens duidelijk wordt in welke mate de jaarverslagen door Basel II werkelijk transparanter met betrekking tot kredietrisico’s worden. Transparantie is nodig omdat gebruikers van de jaarverslagen hierdoor beter onderbouwde economische beslissingen kunnen nemen. Daarnaast zorgt heldere en duidelijke informatie voor een beter vertrouwen en dit is met het oog op de huidige kredietcrisis zeker van belang.

De hoofdvraag van dit onderzoek is:

In welke mate voldoen Nederlandse banken in hun jaarverslagen aan algemene verslaggevingeisen betreffende kredietrisico’s uit het Basel II Kapitaalakkoord en in welke mate zijn jaarverslagen hierdoor transparant te noemen?

Om de hoofdvraag van dit onderzoek te kunnen beantwoorden zal in dit onderzoeksverslag achtereenvolgens antwoord worden gegeven op de volgende deelvragen:

 Wat houdt transparantie in financiële verslaggeving in en waarom is transparantie van kredietrisico’s belangrijk?

 Wat houden het Basel II Kapitaalakkoord en de algemene verslaggevingeisen betreffende kredietrisico’s uit dit kapitaalakkoord in?

 Wat is in de jaarverslagen 2006 en 2007 van Nederlandse banken terug te vinden van de algemene indicatoren die Basel II stelt met betrekking tot kredietrisico’s?

Het Basel II Kapitaalakkoord is in 2004 gepubliceerd en is op 1 januari 2008 in werking getreden. Binnen deze periode onderzoeken we de jaarverslagen 2006 en 2007 van Nederlandse banken. De reden hiervoor is dat banken bij de publicatie van deze jaarverslagen al enige tijd hebben gehad er

(10)

10

2.2 Onderzoeksopzet

De opzet van het onderzoek is gebaseerd op de verschillende deelvragen die in paragraaf 2.1 uiteengezet zijn. Om antwoord te kunnen geven op de vraag wat transparantie in financiële verslaggeving inhoudt en waarom transparantie van kredietrisico’s zo belangrijk is, zal onderzocht worden wat er in bestaande literatuur over dit onderwerp te vinden is. Deze theorie vormt de basis voor het verdere onderzoek. Deze literatuurstudie wordt in hoofdstuk 3 beschreven.

Ten tweede dienen we te weten te komen wat Basel II inhoudt en wat er in het rapport van de commissie Basel (Basel Kapitaalakkoord, 2004) over kredietrisico’s staat. Onderzocht zal worden wat het rapport inhoudt en wat de algemene verslaggevingeisen met betrekking to kredietrisico’s zijn. Basel II wordt in hoofdstuk 4 beschreven.

Vervolgens zal een empirisch onderzoek worden uitgevoerd aan de hand van de jaarverslagen 2006 en 2007 van Nederlandse grote banken. Om dit te kunnen uitvoeren is een onderzoeksraamwerk opgesteld. Dit onderzoeksraamwerk is weergegeven in bijlage 3 van dit onderzoeksverslag en wordt nader toegelicht in paragraaf 2.3 (onderzoeksraamwerk voor het empirisch onderzoek). Zie onderstaande figuur 1 voor een overzicht van de steekproefpopulatie die voor het empirisch onderzoek geselecteerd is. Dit is een selectie uit de grote Nederlandse banken.

Figuur 1: Steekproefpopulatie  ABN AMRO  DSB Bank  ING Bank  Fortis  Rabobank  KAS Bank  Van Lanschot  NIBC

In 2007 nam een Consortium van RBS, Santander en Fortis de ABN AMRO bank over. De ABN AMRO bracht echter in 2007 nog wel een volledig eigen jaarverslag uit, welke we voor het onderzoek kunnen gebruiken. De selectie uit figuur 1 is een selectie van Nederlandse grote banken. Kleinere banken maken hun uitgebreide jaarverslagen niet openbaar via internet en zijn dus niet beschikbaar voor dit onderzoek. Derhalve beperkt de steekproef zich tot bovenstaande banken.

2.3 Onderzoeksraamwerk voor het empirisch onderzoek

Transparantie is de mate waarin financiële rapporten de onderliggende financiële situatie van een entiteit onthullen, op een manier die redelijk begrijpelijk is voor degenen die de financiële rapporten gebruiken (Barth e.a. 2008). Om deze definitie meetbaar te maken, maken we gebruik van het conceptueel raamwerk van Mensah e.a. (2006) en van het rapport van de commissie Basel (2004).

(11)

Het transparantiemodel van Mensah e.a. (2006) beschrijft transparantie aan de hand van zes verschillende transparantieniveaus: transparantie van transacties/gebeurtenissen, transparantie van gekozen waarderingsmethoden, transparantie van gemaakte schattingen, transparantie van economische werkelijkheid, voorspelbaarheidtransparantie en integratietransparantie. Zie bijlage 1 en paragraaf 3.2 (blz.10) voor het model van financiële verslaggeving transparantie welke ontworpen is door Mensah (2006). Dit model vormt de basis voor het onderzoeksraamwerk van bijlage 3. Er is voor gekozen om het transparantiemodel van Mensah e.a. (2006) te hanteren, omdat deze het mogelijk maakt om transparantie te herleiden naar meetbare indicatoren. Overige (wetenschappelijke) literatuur slaagt hier veelal niet in.

Voor het meten van transparantie van kredietrisico’s zullen we ons, zoals te zien is het onderzoeksraamwerk van bijlage 3, beperken tot de eerste drie transparantieniveaus van het model van Mensah e.a. (2006). In artikel 824 en 825 van het Basel Kapitaalakkoord (2004) staan algemene kwalitatieve en kwantitatieve verslaggevingeisen met betrekking tot transparantie van kredietrisico’s. Deze verslaggevingeisen zijn stuk voor stuk te plaatsen onder één van de eerste drie transparantieniveaus zoals ontworpen door Mensah e.a. (2006). Daarom reikt het onderzoeksraamwerk maar tot transparantieniveau 3. Dit wil indirect zeggen dat de algemene verslaggevingeisen met betrekking tot kredietrisico’s uit het Basel II Kapitaalakkoord kunnen zorgen voor transparantie van kredietrisico’s tot en met transparantieniveau 3. Indicatoren met betrekking tot economische werkelijkheid, voorspelbaarheidtransparantie en integratietransparantie zijn niet in de genoemde algemene verslaggevingeisen terug te vinden. Dit heeft sterk te maken met het feit dat indicatoren met betrekking tot deze laatste drie transparantieniveaus (niveaus 4, 5 en 6) een steeds subjectiever karakter krijgen.

Aan de hand van de indicatoren in het onderzoeksraamwerk die is weergegeven in bijlage 3, zullen we onderzoeken in welke mate Nederlandse banken in hun jaarverslag voldoen aan de eisen van Basel II met betrekking tot kredietrisico’s. Tevens kan aan de hand van dit raamwerk worden onderzocht in welke mate jaarverslagen van Nederlandse banken uit de steekproef transparant te noemen zijn, omdat de verslaggevingeisen van het Basel Kapitaalakkoord in het onderzoeksraamwerk reeds geplaatst zijn onder één van de transparantieniveaus. Bij de uitvoering van het onderzoek zal per algemene disclore eis met betrekking tot transparantie van kredietrisico’s onderzocht worden of hieraan in de jaarverslagen voldaan wordt. In hoofdstuk 4 volgt een nadere toelichting op de verschillende verslaggevingeisen die het Basel II Kapitaalakkoord stelt. Allereerst volgt in het volgende hoofdstuk een literatuurbespreking.

(12)

12

3. Literatuurbespreking

In dit hoofdstuk wordt de literatuur besproken die relevant is voor het empirisch onderzoek naar de mate van transparantie van kredietrisico’s in financiële verslaggeving van Nederlandse banken.

3. 1 Kwaliteit van informatie

Financiële verslaggeving heeft als doel om informatie te verstrekken aan belanghebbenden. Uiteraard is het belangrijk dat de informatie die verstrekt wordt van voldoende kwaliteit is. Bij de kwaliteit van informatie gaat het om “een geheel van eigenschappen en kenmerken, dat moet voldoen aan de gestelde eisen van het beoogde gebruikers- en verstrekkersprofiel” (Starreveld e.a., 2002). Kwaliteit van informatie bestaat dus uit meerdere eigenschappen en kenmerken. Voorbeelden hiervan zijn tijdigheid, relevantie en betrouwbaarheid van informatie. Starreveld e.a. (2002) weergeven in hun theorie een kwaliteitsprofiel, zoals gepubliceerd door het FASB in 1980. Volgens dit model zijn relevantie en betrouwbaarheid de belangrijkste kenmerken van kwalitatief goede informatie. De laatste jaren zijn de eisen die gesteld worden aan financiële verslaggeving echter toegenomen. Tegenwoordig moet informatie in financiële verslaggeving ook ´transparant´ zijn, is uit diverse onderzoeken gebleken (o.a. Tomljanovich (2007) en Barth e.a (2008)).

3.2 Transparantie van financiële verslaggeving

Volgens de Europese Centrale Bank (ECB) betekent transparantie dat de centrale bank tijdig, en op open en duidelijke wijze, het algemene publiek en de markten alle relevante informatie geeft met betrekking tot haar strategie, beoordelingen en beleidsbeslissingen, en haar procedures.

Tomljanovich (2007) heeft de gevolgen van transparantie van centrale banken onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat transparantie de werking van financiële markten positief beïnvloedt.

Volgens Barth e.a. (2008) is er inmiddels veel geschreven over transparantie en komt het er op neer dat transparantie als een positief kenmerk benaderd wordt. Echter is er geen eenduidige definitie van wat dit woord nu precies inhoudt. In een puur fysieke omschrijving is transparantie het doorlaten van licht, waardoor voorwerpen gezien kunnen worden. Dit idee duidt op zichtbaarheid, een open manier van communiceren en betrouwbaarheid. Barth e.a. (2008) stellen een definitie van transparantie in de context van financiële verslaggeving voor: “transparantie is de mate waarin financiële rapporten de onderliggende financiële situatie van een entiteit onthullen, op een manier die redelijk begrijpelijk is voor degenen die de financiële rapporten gebruiken”.

Vanuit een financieel verslaggevingperspectief bestaat de onderliggende financiële situatie van een entiteit uit zijn activa, claims op deze activa (eigen vermogen en schulden), veranderingen in activa en claims en uit kasstromen (Barth e.a., 2008). Deze situatie wordt respectievelijk in de balans, resultatenrekening en het kasstroomoverzicht weergegeven. Barth e.a. (2008) stellen dat de financiële situatie waarin een entiteit zich bevindt ook bestaat uit de risico’s die een entiteit loopt en uit hoe deze entiteit met risico’s omgaat.

(13)

Volgens Barth e.a. (2008) is de definitie van transparantie in financiële verslaggeving die zij voorstellen consistent met de conceptuele framewerken van zowel de IASB en de FASB. Een nadeel van de definitie is dat het lastig is vast te stellen wat ‘redelijk begrijpelijk’ is. Wat begrijpelijk is hangt af van financiële verslaggevingdeskundigheid van de gebruiker, kennis van de transacties waarover gerapporteerd wordt en van vaardigheden om financiële gegevens te kunnen analyseren. Barth e.a. (2008) geven dan ook geen eenduidige maatstaf voor transparantie. Volgens hen zou een dergelijke maatstaf vereisen dat ‘de onderliggende financiële situatie’ en ‘redelijk begrijpelijk’ in de maatstaf worden opgenomen en dit zien zij voorlopig als praktisch niet mogelijk.

Mensah e.a. (2006) hebben echter wel een onderzoeksmodel ontworpen om transparantie in financiële verslaggeving meetbaar te maken. Ook zij geven aan dat transparantie vanuit een gebruikersperspectief wenselijk is. Transparantie wordt in dit onderzoek benaderd als een begrip dat uit meerdere niveaus bestaat; namelijk uit: 1) transparantie van transacties/gebeurtenissen, 2) transparantie van waarderingsmethodes, 3) transparantie van gemaakte schattingen, 4) transparantie van economische wezenlijkheid, 5) voorspelbaarheidtransparantie en 6) integratietransparantie. Zie bijlage 1 voor het model van financiële verslaggevingtransparantie van Mensah e.a. (2006). Dit model vormt een basis voor het onderzoeksraamwerk die voor het empirisch onderzoek gehanteerd is (zie bijlage 3). In het model van financiële verslaggevingtransparantie wordt een zekere hiërarchie bedoeld met de verschillende niveaus. Voor de kwaliteit van transparantie van het jaardocument is het minder erg als niet voldaan wordt aan niveau 6 dan aan bijvoorbeeld (onderdelen van) niveau 2.

Bij transparantieniveau 1 (transacties en gebeurtenissen) gaat het er om dat het jaarverslag alle transacties en gebeurtenissen omvat die werkelijk de financiële positie en prestaties van de entiteit beïnvloeden. Transacties en gebeurtenissen die dat niet doen moeten buiten het jaarverslag gehouden worden. Dit is het meest kritieke transparantieniveau, want iedere belangrijke niet-weergegeven transactie/gebeurtenis op dit niveau zal leiden tot een onjuist beeld van de werkelijkheid, ongeacht de transparantie op andere niveaus. Opnemen van frauduleuze transacties en gebeurtenissen, misclassificaties en dergelijke zal leiden tot afsluitingen/onthoudingen binnen de andere niveaus van het transparantiemodel.

Transparantieniveau 2 (waardering/verslaggevingmethoden) weergeeft de mate waarin voldoende informatie wordt gegeven over verslaggevingprincipes die gebruikt zijn in het identificeren en meetbaar maken van de economische invloed van transacties en gebeurtenissen. Transparantie op dit niveau zorgt ervoor dat de analist kan beoordelen of de gebruikte waardering/verslaggevingmethoden acceptabel en vergelijkbaar met andere entiteiten zijn. Dit individuele oordeel is vaak nuttig, ook al is de externe accountant tevreden met de waarderingsmethoden die gebruikt zijn. Informatie over waarderingmethoden zorgt voor een grotere mate van verifieerbaarheid (controleerbaarheid) van cijfers in jaarverslagen. Het verbetert ook de vergelijkbaarheid van jaarverslagen.

Transparantieniveau 3 (gemaakte schattingen) zorgt voor een dieper niveau van transparantie. De toepassing van waardering/verslaggevingmethoden vereist vaak dat het management van een entiteit schattingen maakt en moet oordelen over hoeveelheden, tijd en onzekerheden over de economische invloeden van transacties en gebeurtenissen. Transparantie over waarderingmethoden moet daarom

(14)

14 zorgen dat de analist beter kan oordelen over transparantieniveau 4 (economische werkelijkheid). De analist kan dan voor iedere maatstaf individueel de mate bepalen waarin deze de economische werkelijkheid weerspiegelt en op basis hiervan juiste oordelen maken. Ook is de analist in staat om vergelijkingen te maken met soortgelijke bedrijven in de bedrijfstak. Informatie over economische werkelijkheid houdt sterk verband met een getrouwe weergave. Zodra een analist overtuigd is van een getrouwe weergave, probeert deze trends en relaties tussen periodes te ontdekken om uiteindelijk voorspellingen over te toekomst te kunnen doen. Hierdoor komen we uit bij transparantieniveau 5: voorspelbaarheid.

Tot slot gaat het bij transparantieniveau 6 (toegankelijkheid en integratie) om de organisatie van gegevens in het jaarverslag. De informatie voortkomend uit transparantieniveau 1 t/m 5 moet toegankelijk zijn en er moet een soort index zijn waardoor de analist gemakkelijk belangrijke items in het jaarverslag zal vinden. Door transparantieniveau 6 worden jaarverslagen gebruiksvriendelijker, doordat met elkaar verband houdende informatie wordt gegroepeerd en doordat er gebruik wordt gemaakt van samenvattende tabellen, (kruislingse) verwijzingen en een heldere weergave van elkaar opvolgende onderwerpen en schema’s.

3.3 Kredietrisico’s

Risico is volgens het van Dale Groot woordenboek (editie 14) “een gevaar voor schade of verlies, de gevaarlijke of kwade kans of kansen die zich bij iets voordoen”. COSO (Enterprise risk management, 2004) hanteert een benadering vanuit gebeurtenissen. Gebeurtenissen kunnen een negatieve of positieve impact hebben, of allebei. Gebeurtenissen met negatieve impact zijn risico’s. Door het lopen van risico’s loopt een bedrijf de kans dat het creëren van waarde belemmerd zal worden, of dat bestaande waarde vernietigd wordt. Echter kunnen gebeurtenissen ook positieve gevolgen hebben die opwegen tegen de negatieve, of zelfs kansen bieden. Een kans is de mogelijkheid dat een gebeurtenis zich zal voordoen die positief het bereiken van bepaalde doelen beïnvloedt, waardoor waarde gecreëerd of behouden wordt.

Hieronder volgen enkele definities die Nederlandse banken hanteren voor de term kredietrisico: “Kredietrisico is het risico met betrekking tot het resultaat of eigen vermogen dat optreedt als een schuldenaar niet in staat is aan zijn contractuele verplichtingen te voldoen of niet kan handelen zoals overeengekomen” (Fortis, jaarverslag 2007).

“Kredietrisico is het risico dat verliezen ontstaan omdat een tegenpartij of uitgevende instelling zijn verplichtingen tegenover de bank niet nakomt” (ABN AMRO, jaarverslag 2007).

“Kredietrisico is het risico van verlies door het in gebreke blijven van een debiteur (inclusief emittenten van obligaties) of tegenpartij van ING” (ING, jaarverslag 2007).

De definities liggen dicht bij elkaar in de buurt. Het komt er op neer dat banken risico lopen over het vermogen dat zij uit hebben staan bij tegenpartijen, doordat zij geld uitlenen. De tegenpartijen betalen een bepaalde vergoeding omdat zij van het geld gebruik mogen maken (rente). Doordat de spaarrente die banken zelf als vergoedingen moeten betalen normaal gesproken lager zijn dan de vergoedingen

(15)

die zij ontvangen van geldleners, verdient een bank geld. Echter wanneer de tegenpartij in gebreke blijft met het betalen van rente en aflossingen en/of niet aan overige contractuele verplichtingen voldoet, loopt de betreffende bank waar geld van is geleend de kans dat deze het geld helemaal niet meer terugkrijgt. Dit is de basis van kredietrisico’s van banken. Banken maken gebruik van risicoanalysesystemen, waarmee voorafgaand aan het aangaan van contractuele overeenkomsten met betrekking tot het uitlenen van geld inschattingen gemaakt worden van de kansen dat bepaalde positieve of negatieve gebeurtenissen zich voordoen en wat de mogelijke impact van een dergelijke gebeurtenis zal zijn. Afhankelijk van de uitkomsten van risicoanalyses worden beslissingen genomen. Vaak worden kredietlimieten ingesteld welke, afhankelijk van interne en externe omstandigheden, wel of geen toestemming geven aan medewerkers van een bank om geld uit te lenen aan een bepaalde tegenpartij.

(16)

16

4. Basel Kapitaalakkoord

In dit hoofdstuk worden het Basel Kapitaalakkoord beschreven die van toepassing is op Nederlandse banken. Ook komt aan de orde wat voor gevolgen dit akkoord heeft voor de transparantie van kredietrisico’s.

4.1 Basel Kapitaalakkoord

In Juli 1988 is door de Basel Commissie voor Banktoezicht (Basle Committee on Banking Supervision) een eerste kapitaalakkoord bereikt in de Europese bancaire sector. Dit is een akkoord tussen de G-10 centrale banken (waaronder de Nederlandse Centrale Bank) met minimum kapitaalstandaarden voor de bancaire sector. Deze standaarden moesten voor het einde van 1992 bereikt zijn. De minimumkapitaaleisen in het Basel I Kapitaalakkoord waren bijna volledig gericht op kredietrisico. Dit wordt door de Basel Commissie voor Banktoezicht dan ook het belangrijkste risico van banken genoemd. Het kapitaalakkoord bestaat uit twee belangrijke onderdelen, namelijk één over de definitie van kapitaal en één over de wegingstructuur van risico’s (Basle Committee on Banking Supervision, 1988).

Basel II is de opvolger van het Basel I kapitaalakkoord van 1998. Deze stelt aanvullende en nieuwe eisen waar banken aan moeten voldoen. Deze eisen hebben betrekking op drie onderwerpen (pijlers), namelijk solvabiliteit, risicomanagement en transparantie.

Met het nieuwe Basel II raamwerk is beoogd om minimum kapitaaleisen beter in lijn te brengen met inherente risico’s van de bancaire sector. Het raamwerk is bedoeld om een vooruitziende blik op kapitaaltoezicht te creëren; één die banken aanmoedigt om risico’s te identificeren die zij vandaag en mogelijk in de toekomst zullen lopen en die banken aanmoedigt om manieren te vinden om deze risico’s te managen. Het Basel II Kapitaalakkoord zou flexibeler zijn dan het vorige akkoord en tevens beter ingericht zijn op risicomanagement. Zie onderstaande figuur 2 voor het raamwerk van het Basel II Kapitaalakkoord (Basle Committe on Banking Supervision, 2004). Hierin zijn de verschillende pijlers van het kapitaalakkoord zichtbaar.

(17)

Figuur 2: Basel II Kapitaalakkoord

Solvabiliteitseis Risk Management Transparantie

Bron: Basle Committee on Banking Supervision, 2004

Pijler 1, ‘Minimum Capital Requirements’, bestaat uit de minimum kapitaaleisen die banken moeten naleven. Dit wordt de solvabiliteitseis genoemd. Banken zijn gebonden aan regels bij de bepaling van hun kapitaalbuffers. Er moet een kapitaalbeslag worden bepaald voor zowel het kredietrisico, marktrisico als voor operationele risico’s van de bank. Kredietrisico (credit risk) gaat over de kredietwaardigheid van uitstaande kredieten. Kredietrisico’s mogen volgens het kapitaalakkoord benaderd worden volgens een gestandaardiseerde benadering (standardised approach) of volgens een interne beoordelingsmethode (internal ratings-based approach). Operationeel risico (operational risk) is het risico dat interne processen niet effectief of efficiënt werken. Marktrisico is een gevolg van veranderende marktprijzen (o.a. interestvoet, deviezen, commodities).

Pijler 2 heet “Supervisory Review Process”. Deze pijler schrijft voor hoe het toezicht op de bancaire sector door centrale nationale banken geregeld moet worden. De nadruk ligt hierbij op toezicht op risicomanagement door banken en op transparantie en betrouwbaarheid van banken.

Dit gedeelte van het Basel II Kapitaalakkoord is in Nederland verwerkt in de Wet op het Financieel Toezicht. De toezichthouders worden als gevolg van het Basel II Kapitaalakkoord verantwoordelijk gesteld voor de inventarisatie en evaluatie van risicomanagement bij banken. Centrale nationale banken dienen risicoprofielen van banken in relatie tot hun minimum vereiste kapitaalbuffers te beordelen en in te grijpen indien nodig.

Pijler 3 heeft betrekking op externe verslaggeving en omvat de publicatieverplichtingen voor banken omtrent het risicoprofiel en de aangehouden kapitaalbuffer. Dit is nodig zodat externe partijen de kwaliteit van risicobeheersing bij banken kunnen beoordelen (Gieskens, 2005). In het raamwerk wordt deze pijler ‘Market discipline’ genoemd. In de volgende paragraaf zal dieper worden ingegaan op de derde pijler van het raamwerk en op de gevolgen van deze pijler voor transparantie van kredietrisico’s. Deze pijler vormt een tweede basis voor het onderzoeksraamwerk (zie bijlage 3) die gehanteerd is voor de uitvoering van het empirisch onderzoek.

Basel II Kapitaalakkoord Minimum kapitaaleisen Inschatting noodzakelijke regels Weging door toezichthouder

Interne inschatting van de bank

Marktdiscipline

Inschatting door de markt

Kapitaalbeslag voor: - kredietrisico - marktrisico - operationeel risico Beoordeling toezichthouder op alle

vormen van risico

Verslaggevingseisen en aanbevelingen

(18)

18

4.2 Transparantie van kredietrisico’s als gevolg van Basel II

Met de derde pijler van het Basel II Kapitaalakkoord wordt ernaar gestreefd banken aan te moedigen om bepaalde informatie te publiceren, aldus paragraaf 809 van dit akkoord. Het doel van pijler 3 is om de minimumkapitaaleisen (pijler 1) en het toezichthoudend proces (pijler 2) te vervolledigen (Basle Commission on Banking Supervision, 2004). De commissie streeft naar marktdiscipline door middel van een verzameling verslaggevingeisen. Deze eisen maken het deelnemers op de financiële markt mogelijk om informatie te verzamelen over kapitaal, risico’s, het proces tot het vaststellen van risico’s en de kapitaalbekwaamheid van een bank. De commissie vindt dat transparantie van deze informatie relevant is. Banken kunnen bij het rapporteren over kredietrisico’s kiezen voor een gestandaardiseerde methode of voor interne ratingmethoden als basis voor externe verslaggeving over dit onderwerp.

Volgens paragraaf 817 van het kapitaalakkoord mag een bank zelf op basis van materialiteit beslissen welke informatie relevant is voor externe verslaggeving. Informatie wordt volgens de commissie als materieel beschouwd als het niet of onjuist weergeven van deze informatie de economische beslissing van de gebruiker van deze informatie verandert of beïnvloedt. Deze definitie is consistent met IAS en vele nationale verslaggevingraamwerken. De commissie geeft dus geen specifieke drempels voor verslaggeving. Dit doet zij niet omdat deze drempels gevoelig zijn voor manipulatie en bovendien moeilijk zijn om vast te stellen, aldus het rapport van de commissie Basel.

Relevante informatie om te publiceren (bijvoorbeeld over producten of systemen) bevat ook gevoelige informatie, aldus paragraaf 819 van het kapitaalakkoord. Als deze informatie met concurrenten gedeeld wordt zullen investeringen van banken in systemen of producten minder waardevol blijken, waardoor de concurrentieposities van banken verslechteren. Ook informatie over klanten is vaak vertrouwelijk in de zin van dat deze gegeven is onder strikte contractuele voorwaarden. Dit heeft allemaal invloed op wat banken voor informatie kunnen geven met betrekking tot hun klanten en overige afspraken (bijvoorbeeld methoden of parameter schattingen en data die gebruikt worden). De commissie Basel gelooft echter dat het raamwerk dat zij hebben uitgegeven een goede balans biedt tussen de behoefte aan de publicatie van relevante informatie en de bescherming van vertrouwelijke informatie. In uitzonderlijke gevallen hoeven banken bepaalde informatie die volgens het raamwerk gepubliceerd dient te worden niet weer te geven in externe verslaggeving, omdat deze weergave een sterke negatieve impact zal hebben op de concurrentiepositie van een bank. Dit staat in paragraaf 819 van het kapitaalakkoord. De bank mag dan volstaan met algemenere informatie over het betreffende onderwerp en de reden waarom specifieke items van informatie niet gepubliceerd zijn. Deze beperkte ‘vrijstelling’ is volgens de commissie niet tegenstrijdig met de publicatie-eisen onder algemene verslaggevingstandaarden (Basle Commission on Banking Supervision, 2004).

Volgens het raamwerk van de commissie Basel zouden banken een formele procedure moeten hebben waarin de benadering staat hoe bepaald wordt wat extern gepubliceerd wordt en hoe de interne beheersing met betrekking tot dit proces verloopt. Deze procedure zou geautoriseerd moeten zijn door de raad van Bestuur. Ook zouden banken in navolging hierop een proces moeten implementeren voor het bepalen van de geschiktheid van externe publicaties.

(19)

Pijler 3 is van toepassing op de geconsolideerde jaarrekening van een bankgroep. Publicaties die verband houden met individuele banken binnen de groep hoeven in het algemeen niet te voldoen aan de verslaggevingzeisen die in het raamwerk worden genoemd.

Gebruikers van informatie voor het maken van economische beslissingen vinden risico’s die banken lopen en de technieken die zij gebruiken om risico’s te identificeren, meten, bewaken en beheersen belangrijke factoren. Het rapport van de commissie Basel (2004) behandelt in het hoofdstuk over pijler 3 achtereenvolgens kredietrisico, marktrisico, interestrisico en operationeel risico. Ook komt in dit rapport kredietrisico mitigatie en activasecuritisatie aan de orde, omdat hierdoor het risicoprofiel van een entiteit verandert. Wij beperken ons in dit onderzoek tot de algemene verslaggevingeisen met betrekking tot kredietrisico’s, omdat aan de hand van deze indicatoren een goed algemeen beeld kan worden gevormd over de transparantie van kredietrisico’s. Deze indicatoren zijn weergegeven in paragraaf 824 en 825 (tabel 4) van het Basel II Kapitaalakkoord uit 2004 (zie bijlage 2). In paragraaf 825 wordt met betrekking tot kredietrisico’s hetzelfde onderscheid gemaakt in verschillende ratingbenaderingen als bij de omschrijving in het rapport over pijler 1 (minimum kapitaaleisen) met betrekking tot kredietrisico’s. Er wordt onderscheid gemaakt in de standaard ratingbenadering, de basis interne ratingbenadering en de geavanceerde interne ratingbenadering voor het meten van kredietrisico’s. In het kader van dit afstudeerwerkstuk wordt niet nader ingegaan op de precieze inhoud van de verschillende benaderingen. De benaderingen lopen namelijk erg uiteen, zijn complex en de inhoudelijke methoden zijn niet relevant om het onderzoek goed te kunnen uitvoeren aan de hand van het ontworpen onderzoeksraamwerk (zie bijlage 3).

In paragraaf 824 van het Basel II Kapitaalakkoord (2004) staan algemene kwalitatieve verslaggevingeisen die op alle soorten risico’s die in het kapitaalakkoord behandeld worden van toepassing zijn. De indicatoren betreffen informatie over strategieën en processen, de structuur en organisatie van de risicomanagementfunctie, het bereik en de aard van risicorapportages en/of metingsystemen, alsmede methoden voor het hedgen en/of mitigeren van risico’s en strategieën en processen voor het bewaken van de continue effectiviteit van hedges/mitigerende maatregelen. Volgens paragraaf 825 van het Basel II Kapitaalakkoord geven algemene verslaggevingseisen over kredietrisico’s die banken lopen gebruikers van de jaarverslagen waardevolle informatie. In de betreffende paragraaf wordt in tabel 4 van het akkoord een opsomming gegeven van kwalitatieve en kwantitatieve verslaggevingeisen met betrekking tot kredietrisico’s. Deze indicatoren/ verslaggevingeisen zijn samen met de algemene verslaggevingeisen uit paragraaf 824 (zie vorige alinea) van het Basel II Kapitaalakkoord in bijlage 3 van dit onderzoeksverslag geplaatst in een onderzoeksraamwerk voor transparantie van kredietrisico’s in financiële verslaggeving. Dit raamwerk is, zoals eerder in dit verslag omschreven, mede gebaseerd op een publicatie over transparantie van financiële verslaggeving van Mensah e.a. (2006). In het volgende hoofdstuk worden de resultaten van het empirisch onderzoek gepresenteerd.

(20)

20

5. Resultaten empirisch onderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het empirisch onderzoek weergegeven. In iedere paragraaf komt een transparantieniveau aan de orde. Per transparantieniveau wordt aangegeven in welke mate de onderzochte jaarverslagen van banken rapporteren over bepaalde onderwerpen, ook wel indicatoren genoemd. In bijlage 4 van dit onderzoeksverslag is een totaaloverzicht van de resultaten weergegeven. Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk transparantie van transacties/gebeurtenissen (niveau 1), transparantie van gekozen waarderingsgrondslagen (niveau 2) en transparantie van gemaakte schattingen over kredietrisico’s (niveau 3) aan de orde. Bij ieder transparantieniveau is onderscheid gemaakt in kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren van het betreffende transparantieniveau. De informatie die weergegeven wordt kan namelijk zowel kwalitatief als kwantitatief van aard zijn. Dit onderscheid wordt ook in het Basel II kapitaalakkoord (2004) gemaakt.

5.1 Transparantie van transacties/gebeurtenissen

Bij transparantieniveau 1 (transacties en gebeurtenissen) gaat het er om dat het jaarverslag alle transacties en gebeurtenissen omvat die werkelijk de financiële positie en prestaties van de entiteit beïnvloeden. Dit is het meest kritieke transparantieniveau, want iedere belangrijke niet weergegeven transactie/gebeurtenis op dit niveau zal leiden tot een onjuist beeld van de werkelijkheid, ongeacht de transparantie op andere niveaus.

Met betrekking tot kredietrisico’s gaat het bij deze vorm van transparantie om het feit of er informatie in het jaarverslag wordt gegeven over transacties en gebeurtenissen die van invloed zijn geweest en/of zullen zijn op de kredietrisico’s die een bank loopt. Hieronder volgt per indicator van transparantie van transacties/gebeurtenissen een uiteenzetting van hetgeen in de onderzochte jaarverslagen 2006 en 2007 wordt weergegeven. Allereerst komen kwalitatieve indicatoren aan bod en vervolgens worden in subparagraaf 5.1.2 kwantitatieve indicatoren besproken.

5.1.1 Kwalitatieve indicatoren voor transparantie van transacties/gebeurtenissen (transparantie-niveau 1)

Zie bijlage 4 voor een overzicht van de resultaten met betrekking tot transparantie van transacties/gebeurtenissen. In bijlage 4 staan tevens de indicatoren weergegeven die gehanteerd zijn voor de uitvoering van het empirisch onderzoek. In onderstaande figuur 3 is een kort overzicht weergegeven van de kwalitatieve indicatoren voor transparantie van transacties/gebeurtenissen.

(21)

Figuur 3: Kwalitatieve indicatoren voor transparantie van transacties/gebeurtenissen  Informatie over de structuur en de organisatie van de risicomanagementfunctie  Informatie van strategieën/processen van kredietrisicomanagement

 Informatie over procedures voor het afdekken en/of mitigeren van kredietrisico’s

 Informatie over het bewaken van continue effectiviteit van risicomitigerende maatregelen  Definitieomschrijving van ‘past due’

 Definitieomschrijving van ‘impairment’

 Discussie over het beleid van kredietrisicomanagement

 Voor banken die gedeeltelijk de IRB-benadering hebben geïmplementeerd:

- beschrijving van de aard van de risico’s binnen iedere portfolio onderworpen aan de 1) standaard, 2) foundation IRB en 3) advanced IRB

- beschrijving van planning en timing van management om een volledige toepasselijke benadering (standaard/IRB) te implementeren

Informatie over de structuur en de organisatie van de risicomanagementfunctie

Nederlandse banken geven in hun jaarverslag informatie over de structuur en de organisatie van de risicomanagementfunctie (zij tevens bijlage 4). Alleen in het onderzochte jaarverslag 2006 van DSB Bank is geen informatie over dit onderwerp te vinden.

ABN AMRO beschrijft met betrekking tot kredietrisico’s enkel dat het senior management van de groep verantwoordelijk is voor het vaststellen van het kredietbeleid en de mechanismen, organisatie en procedures die noodzakelijk zijn om het kredietrisico te analyseren, te beheren en te beheersen. Op de precieze inhoud van deze risicomanagementfunctie wordt niet verder ingegaan.

DSB Bank geeft in het jaarverslag 2006 geen informatie over de structuur en de organisatie van de risicomanagementfunctie. Er wordt alleen aangegeven hoe de infectiepercentages gewijzigd zijn en dat de hypothecaire en consumptieve kredietportefeuilles samen meer dan 95% van het totaal uitstaand saldo vormen. In het jaarverslag 2007 van DSB Bank wordt meer informatie over risicomanagement gegeven dan in het jaarverslag 2006. Er wordt hierin beschreven wat de taak van de Raad van Bestuur betreffende het beheer van financiële risico’s is en wat het uitgangspunt hierbij is. Tevens wordt geschreven over een afdeling risicomanagement en over commissies die zijn opgericht ten behoeve van bewaking en monitoring van financiële risico’s.

Fortis maakt in haar jaarverslagen onderscheid in operationeel risico, financieel risico en verzekeringstechnisch risico. Kredietrisico valt binnen deze verdeling van risico’s onder financieel risico, samen met marktrisico en liquiditeitsrisico. Fortis heeft een overkoepelend wereldwijd risicobeheerkader ontwikkeld, dat wordt ondersteund door centrale commissies. In de jaarverslagen 2006 en 2007 wordt een uitgebreide omschrijving gegeven van de algemene

(22)

22 In de jaarverslagen wordt door middel van een organogram duidelijk gemaakt hoe de verschillende risicocommissies passen binnen het risicomanagement beheersingssysteem. De positie van de CPC (Credit Policy Committiee; verantwoordelijk voor kredietrisico’s) komt binnen dit organogram duidelijk naar voren.

ING schrijft in haar jaarverslagen 2006 en 2007 over een ‘deputy chief risk officer’. Deze persoon is verantwoordelijk voor risicobeheer en de eindcontrole op geconsolideerd niveau. Onder de betreffende officer valt onder andere de afdeling ‘Corporate Credit Risk Management’, verantwoordelijk voor het beheer van kredietrisico’s.

Bij KAS Bank worden beleidsvragen en -besluiten op het gebied van risicobeheersing genomen door de Risicobeheercommissie, bestaande uit de leden van de Raad van Bestuur en het hoofd van de afdeling risicomanagement. De afdeling Risicomanagement is in het bijzonder belast met de analyse, beleidsvoorbereiding en coördinatie van de beheersing van de operationele, krediet-, markt- en liquiditeitsrisico’s van de bank.

Bij NIBC is de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor de risicomanagement- en beheersingssystemen. Onder de Raad van Bestuur staat een ‘Risk Policy Committee’ en hieronder een ‘Risk Management Committee’. Tevens is er een commissie voor kredietrisicomanagement. Binnen de Rabobank Groep vindt het risicobeheer plaats op diverse niveaus; onder andere op niveau van de RvB en de RvC. Risicobeheer binnen de Rabobank Groep vindt met name plaats binnen Group Risk Management en Kredietrisicomanagement. Kredietrisicomanagement is verantwoordelijk voor het acceptatiebeleid van kredietrisico’s op postniveau.

Van Lanschot evalueert de RvC regelmatig de risico’s die verbonden zijn aan de activiteiten en portefeuille van de bank. Naast de Audit- en Compliancecommissie bestaat een Krediet- en Risicocommissie. De Raad van Bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid voor het risico- en kapitaalmanagement.

Samenvattend wordt er in de onderzochte jaarverslagen dus redelijk veel informatie gegeven over de structuur en organisatie van de risicomanagementfunctie. Hoofdzakelijk wordt aangegeven wie verantwoordelijk is/zijn voor het managen van risico’s en hoe deze verantwoordelijkheden/functies binnen de organisatie passen.

Informatie over de strategieën/processen van kredietrisicomanagement

Evenals met betrekking tot informatie over de risicomanagementfunctie wordt met betrekking tot dit onderwerp door alle banken informatie gegeven, behalve in het jaarverslag 2006 van DSB Bank. Het jaarverslag 2006 van DSB Bank geeft een zeer magere hoeveelheid aan informatie over kredietrisico’s die de bank loopt en over het proces dat hier mee te maken heeft.

In het jaarverslag 2006 van ABN AMRO wordt niet weergegeven wat de strategie is van de bank met betrekking tot kredietrisicomanagement. Alleen de algemene strategie (namelijk een groeistrategie) van de bank wordt beschreven. Wel wordt het risico- en kapitaalraamwerk uitgebreid omschreven, hetgeen in hoofdlijnen een omschrijving is van het proces dat toegepast wordt voor

(23)

kredietrisicomanagement. In het jaarverslag van ABN AMRO over verslagjaar 2007 worden wel de strategische doelstellingen omtrent risicomanagement weergegeven, alsmede een beschrijving van het risico- en kapitaalraamwerk.

DSB Bank weergeeft in het jaarverslag 2006 geen informatie over de strategieën en processen van kredietrisicomanagement, hetgeen in het jaarverslag 2007 van DSB Bank wel wordt weergegeven. DSB Bank wil kredietrisico’s van de balans laten verdwijnen door middel van securitisatie. Het proces van kredietrisicomanagement wordt beheerst door een gedetailleerde verzameling van acceptatierichtlijnen per soort krediet en verstrekking.

Kredietrisico wordt door Fortis in het jaarverslag 2006 gedefinieerd als het risico met betrekking tot het resultaat of eigen vermogen dat optreedt als een schuldenaar niet in staat is aan zijn contractuele verplichtingen te voldoen of niet kan handelen zoals overeengekomen. Een paragraaf is in dit jaarverslag gewijd aan kredietrisicobeheer. In deze paragraaf worden de strategieën en processen van kredietrisicomanagement behandeld aan de hand van vier onderdelen: uitgangspunten en kader, businessoverschrijdend beleid, businessspecifiek beleid en instructies. In het jaarverslag 2006 wordt per onderdeel weergegeven wat het precies inhoudt. Ook wordt in een paragraaf over de kredietlevenscyclus informatie gegeven over strategieën en processen met betrekking tot kredietrisicomanagement. Het jaarverslag 2007 van Fortis geeft veelal dezelfde informatie over strategieën en processen als het jaarverslag 2006, met hier en daar wat additionele informatie. Beleid en processen met betrekking tot kredietrisico moeten bij Fortis worden goedgekeurd door de Credit Policy Committiee.

Het kredietbeleid van ING is gericht op het aanhouden van een internationaal gediversifieerde kredietportefeuille waarbij grote risicoconcentraties worden vermeden, aldus de jaarverslagen 2006 en 2007 van de ING Groep. Het accent ligt op het beheren van de activiteiten binnen de divisies door middel van ‘topdown’ concentratielimieten voor landen, individuele leningnemers en groepen van leningnemers.

In het jaarverslag 2006 van KAS Bank is te lezen dat kredietverlening in het algemeen plaats vindt tegen onderpand van effecten. In het jaarverslag 2007 van KAS Bank is iets meer informatie gegeven over strategieën en processen dan in het jaarverslag 2006. Een van de kritische succesfactoren van KAS Bank is volgens dit jaarverslag het nastreven van een laag risicoprofiel. Het beleid ten aanzien van dit profiel heeft als doel de risico’s waarmee KAS Bank zich geconfronteerd ziet in kaart te brengen en te analyseren, passende risicolimieten en -controles te bepalen en de risico’s en naleving van limieten te bewaken.

De belangrijkste taken van de commissie voor kredietrisicomanagement van de NIBC zijn de autorisatie van kredietrisico exposures, systematische risicoanalyses en de uitvoering van onderzoeken door onafhankelijke experts. De NIBC bank heeft een risico managementraamwerk ontwikkeld, welke in lijn is gebracht met IFRS vereisten en welke tevens bedoeld is tegemoet te komen aan de vereisten van het Basel II Kapitaalakkoord.

(24)

24 Van Lanschot geeft in haar jaarverslagen aan al vele jaren een conservatief kredietacceptatiebeleid gevoerd te hebben. Het kredietrisicobeleid bij deze bank richt zich in de eerste plaats op de tegenpartijrisico’s die samenhangen met de kredietverlening aan haar private banking-, business banking- en gezondheidszorgrelaties. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de tegenpartijrisico’s die samenhangen met haar beleggingsactiviteiten, internationale betalingsverkeer, liquiditeitsbeheer etc.

Informatie over procedures voor het afdekken en/of mitigeren van kredietrisico’s

Alle onderzochte jaarverslagen 2006 en 2007 van Nederlandse banken weergeven informatie over procedures voor het afdekken en/of mitigeren van kredietrisico’s, met uitzondering van het jaarverslag 2006 van DSB Bank.

ABN AMRO beschrijft in het jaarverslag over 2006 dat er om de risicoconcentratie te beheersen limieten en/of controlepunten vastgesteld worden voor de maximale omvang van economisch kapitaal waarop de betreffende landen, sectorclusters of productsegmenten beslag mogen leggen voor kredietrisico’s en risico’s uit landspecifieke gebeurtenissen. Tevens wordt gebruik gemaakt van derivaten voor hedging-doeleinden. Ook in het jaarverslag 2007 van ABN AMRO wordt deze beschrijving gegeven.

DSB Bank beschrijft in het jaarverslag 2007 dat er een gedetailleerde verzameling van acceptatierichtlijnen per soort krediet en verstrekking is. In het jaarverslag 2006 is geen informatie te vinden over procedures voor het mitigeren van kredietrisico’s.

In de jaarverslagen 2006 en 2007 van Fortis staat dat de Credit Policy Committee verantwoordelijk is voor het bepalen van contractlimieten. Ook moet deze commissie akkoord geven voor nieuwe kredietproducten en bewaakt het de kwaliteit van de kredietportefeuille en delegatielimieten. Tegenpartij acceptatiecriteria zijn de voorwaarden die Fortis toepast op de acceptatie van klanten aan wie krediet wordt verleend. Een ander soort maatregel van Fortis om kredietrisico’s te mitigeren is de overdracht van dit risico door middel van kredietderivaten met kapitaaldekking naar met een speciaal doel opgerichte ondernemingen (‘special purpose entities’ of SPE’s). Deze SPE’s geven vervolgens effecten uit ten behoeve van investeerders, waardoor het kredietrisico van Fortis overgedragen wordt naar de betreffende investeerders.

ING beschrijft in haar jaarverslagen 2006en 2007 de volgende risicomitigerende maatregelen met betrekking tot kredietrisico’s: concentratielimieten voor landen, kredietrisicolimieten voor bank- en verzekeringsbedrijf, derivaten en hedge accounting.

In de onderzochte jaarverslagen van KAS Bank wordt beschreven dat indien kredietverlening niet of niet geheel tegen onderpand plaatsvindt, er een limietenstelsel wordt gehanteerd. KAS Bank maakt gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten) om onder andere valuta-, krediet- en renterisico’s af te dekken die voortvloeien uit bedrijfs-, financierings- en investeringsactiviteiten.

(25)

NIBC heeft kredietlimieten ingevoerd per land of industrie en per individuele tegenpartij. Ook wordt er gebruik gemaakt van hedging (d.m.v. ‘credit default swaps’) om kredietrisico’s te mitigeren. Ook bij de Rabobank wordt er gebruik gemaakt van limieten en derivaten.

Bij Van Lanschot is de bevoegdheid om kredieten en kredietrevisies goed te keuren in maar in zeer beperkte mate aan kantoordirecties gedelegeerd. In de meeste gevallen is goedkeuring door de afdeling Credit Risk Management vereist. De fiatteringsbevoegdheid voor kredieten groter dan €3 miljoen berust bij de Kredietcommissie. Ook maakt Van Lanschot ter afdekking van risico’s gebruik van derivaten.

Informatie over het bewaken van continue effectiviteit van risicomitigerende maatregelen In alle jaarverslagen, behalve in het jaarverslag 2006 van DSB Bank en de jaarverslagen 2006 en 2007 van de Rabobank, wordt informatie gegeven over het bewaken van continue effectiviteit van risicomitigerende maatregelen (zie tevens bijlage 4).

ABN AMRO schrijft zowel in het jaarverslag 2006 als 2007 dat er diverse programma’s zijn om operationele risico’s te onderkennen en te analyseren, risicobeperkende maatregelen in te voeren en de effectiviteit van dergelijke maatregelen te bepalen. In de jaarverslagen volgt een toelichting op de betreffende programma’s. Tevens is er een Audit Commissie binnen de organisatie, die onder andere werkzaamheden uitvoert om het risicoprofiel van ABN AMRO goed te kunnen beoordelen.

In het jaarverslag 2007 van DBS Bank is te lezen dat kredietrisico’s bewaakt worden door middel van periodieke rapportages betreffende de verstrekking per productsoort, achterstandsontwikkeling en – verwachtingen, evenals door middel van ontwikkelde kredietrisicomodellen. Mede naar aanleiding van deze rapportages en analyses worden de acceptatierichtlijnen periodiek door de Raad van Bestuur in overleg met de directeur acceptatie geëvalueerd en eventueel aangepast.

In de jaarverslagen 2006 en 2007 van Fortis wordt beschreven dat een Audit Commissie zich namens de RvB minstens één maal per jaar buigt over de kwaliteit en effectiviteit van de procedures en structuren waarmee de risico’s binnen Fortis worden beheerd, de waarderingsregels met betrekking tot de risico’s, de procedures voor kapitaalbeoordeling en het functioneren van het interne controlesysteem.

ING Bank zegt in haar jaarverslagen 2006 en 2007 met betrekking tot derivaten en hedge accounting de effectiviteit van de afdekkingstransacties te beoordelen. Tevens ziet de Raad van Bestuur onder meer toe op de effectiviteit van de interne risicobeheer- en controlesystemen. De interne Audit Committee geeft hiertoe ook een bijdrage.

Monitoring van aspecten van risicobeheersing vindt bij KAS Bank dagelijks en structureel onder meer plaats door de afdeling Risicomanagement. Ook is er een Audit Commissie.

(26)

26 drempel”. Ook is er een Audit en Compliance Committee die zich bezig houdt met de effectiviteit van risicomitigerende maatregelen met betrekking tot kredietrisico’s.

Bij de Rabobank bewaakt de afdeling kredietrisicomanagement de effectiviteit van risicomitigerende maatregelen met betrekking tot kredietrisico’s. Bij Van Lanschot is er een soortgelijke commissie voor kredietrisico’s. Ook is er een audit commissie die op gestructureerde wijze de effectiviteit van beheersingsmaatregelen beoordeelt.

Definitieomschrijving van 'past due'

Met ‘past due’ wordt bedoeld: overtijd of achterstallig (Terminologie financieel management, 2001). Het Basel II Kapitaalakkoord vraagt in paragraaf 825 om verslaggevingdoeleinden een definitieomschrijving van deze term. Banken kunnen immers verschillend omgaan met de termijnen en bedragen vanaf wanneer een lening als overtijd/achterstallig wordt aangemerkt en vanaf wanneer hier voorzieningen voor worden gevormd. Zoals te zien is in bijlage 4 wordt niet in alle jaarverslagen van Nederlandse banken aan deze eis van het Basel II Kapitaalakkoord voldaan. In de onderzochte jaarverslagen van DSB Bank en KAS Bank is geen definitieomschrijving te vinden, evenals in het jaarverslag 2006 van NIBC.

ABN AMRO geeft in haar jaarverslag 2006 in de toelichting op de voorzieningen particulier krediet een omschrijving van non-performing leningen. Deze leningen kunnen als ‘past due’ kunnen worden aangemerkt: leningen waarvan de rente of hoofdsom op een particulier krediet 90 dagen of langer achterstallig is. In het jaarverslag 2007 van ABN AMRO staat een meer volledige omschrijving. “Kredieten worden als dubieus aangemerkt indien er twijfel bestaat over het vermogen van de debiteur om aan zijn betalingsverplichtingen jegens ABN AMRO te voldoen in overeenstemming met de oorspronkelijke contractvoorwaarden. Indien dit noodzakelijk wordt geacht, wordt een voorziening voor bijzondere waardevermindering bepaald op individuele basis of op portefeuillebasis. Kredieten waarop een bijzondere waardevermindering op de kasstromen uit hoofdsom en/of rente is toegepast, worden als non-performing aangemerkt”.

DSB Bank geeft zowel in het jaarverslag 2006 als 2007 geen informatie over de definitie van ‘past due’ leningen.

Fortis omschrijft dergelijke ‘past due’ leningen als probleemleningen. Probleemleningen zijn volgens de definitie van Fortis “uitstaande posities waarvan de tegenpartij een bijzondere waardevermindering heeft geleden, maar zijn ook uitstaande posities waarvan er signalen worden opgevangen dat de tegenpartij een bijzondere waardevermindering zou kunnen lijden in de toekomst”.

ING beschouwd een betalingsverplichting in het algemeen achterstallig indien een betaling van rente of aflossing meer dan 1 dag te laat is. In de praktijk worden de eerste 5-7 dagen nadat een betalingsverplichting achterstallig wordt, beschouwd als operationeel risico, aldus de jaarverslagen 2006 en 2007 van de ING Groep.

In het jaarverslag 2007 van NIBC is te lezen dat bankleningen als ‘past due’ beschouwd worden als een tegenpartij meer dan 90 dagen achterloopt met het voldoen aan contractuele verplichtingen.

(27)

Bij de Rabobank worden ‘past due’ leningen onvolwaardige kredieten genoemd. “Leningen worden als onvolwaardig aangemerkt als het waarschijnlijk is dat de debiteur niet in staat is om alle verschuldigde bedragen aan de bank te voldoen in overeenstemming met de contractuele voorwaarden”.

Bij Van Lanschot worden ‘past due’ leningen ‘non performing loans’ genoemd. De definitie hiervan is in de jaarverslagen 2006 en 2007 van de bank als volgt: “Kredieten waarvan de rente- en/of aflossingsverplichtingen meer dan 90 dagen niet zijn voldaan en waarvoor onvoldoende zekerheid in de vorm van onderpand aanwezig is.”

Zoals blijkt uit bovenstaande omschrijvingen van hetgeen banken over ‘past due’ leningen in hun jaarverslag presenteren, is de onderlinge vergelijkbaarheid tussen de banken niet makkelijk. Er worden immers veel verschillende definities en termen voor dit soort leningen gebruikt, waardoor het lastig te bepalen is of banken nu hetzelfde bedoelen met bepaalde definitieomschrijvingen.

Definitieomschrijving van ‘impairment’

Een ‘impairment’ is een bijzondere waardevermindering van activa of een aantasting van de waarde van activa (Terminologie financieel management, 2001). ‘Impairments’ hebben sterk te maken met de hiervoor omschreven ‘past due’ leningen. Alle onderzochte jaarverslagen geven een definitieomschrijving van ‘impariment’, behalve de jaarverslagen van DSB Bank en KAS Bank.

ABN AMRO beschrijft in het jaarverslag 2006 het volgende over wanneer een actief voor een bijzondere waardevermindering in aanmerking komt: “Een financieel actief of een groep financiële activa heeft een bijzondere waardevermindering ondergaan indien er objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere waardevermindering als gevolg van een of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van het actief en vóór de balansdatum (een ‘tot verlies leidende gebeurtenis’) en een dergelijke gebeurtenis een nadelig effect heeft op de geschatte toekomstige kasstromen uit het financieel actief of de groep financiële activa. Uitsluitend als en voor zover dit het geval is, wordt er een bijzonder waardeverminderingverlies opgenomen”. Ook in het jaarverslag 2007 wordt een definitie van bijzondere waardeverminderingen gegeven.

DSB Bank weergeeft, zoals bovenstaand reeds is vermeld, zowel in het jaarverslag 2006 als 2007 geen definitieomschrijving van ‘impariment’/bijzondere waardeverminderingen.

Fortis schrijft dat een actief een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan wanneer zijn boekwaarde hoger is dan zijn realiseerbare waarde. Een financieel actief (of een groep van financiële activa) heeft een bijzondere waardevermindering ondergaan als er objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere waardeverminderingen als gevolg van een of meer gebeurtenissen na de eerste opname van het actief. Tot slot schrijft Fortis over bestaande maar nog niet gerapporteerde waardeverminderingen (‘incurred but not reported’, oftewel IBNR). Deze waardeverminderingen omvatten verliezen die aanwezig zijn in de onderdelen van de portefeuille van uitstaande leningen,

(28)

28 ING Groep beschrijft in haar jaarverslagen 2006 en 2007 dat als een betalingsachterstand na 90 dagen nog steeds bestaat, de verplichting in het algemeen wordt beschouwd als bijzondere waardevermindering. Deze leningen worden gewoonlijk overgedragen aan de afdeling ‘probleemleningen’. Er worden voorzieningen gevormd voor dubieuze debiteuren/bijzondere waardeverminderingen op basis van een ‘incurred loss model’. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening voor dubieuze debiteuren (bijzondere waardevermindering) “wordt gebruik gemaakt van de nodige schattingen gebaseerd op beoordelingen van het management van het risico in de portefeuille, huidige economische omstandigheden, geleden verliezen in de laatste jaren en trends in krediet, bedrijfstak en geografische concentraties”.

NIBC beschrijft dat bijzondere waardeverminderingen op activa worden toegepast als bepaalde omstandigheden erop wijzen dat de boekwaarde van een actief niet meer terug te krijgen is op de markt.

Als het waarschijnlijk is dat de debiteur niet in staat is om alle verschuldigde bedragen aan de Rabobank Groep te voldoen in overeenstemming met de contractuele voorwaarden is er sprake van impairment en wordt ten laste van het resultaat een voorziening getroffen, aldus de jaarverslagen 2006 en 2007 van de Rabobank.

In een begrippenlijst achterin de jaarverslagen 2006 en 2007 van Van Lanschot worden bijzondere waardeverminderingen gedefinieerd als het bedrag dat ten laste van het resultaat wordt gebracht om mogelijke verliezen op dubieuze of oninbare kredieten af te dekken.

Ook uit bovenstaande omschrijvingen blijkt dat, evenals met betrekking tot ‘past due’ leningen, sterk uiteenlopende definities worden gehanteerd.

Discussie over het beleid van kredietrisicomanagement

In tabel 4 van paragraaf 825 uit het Basel II Kapitaalakkoord (zie bijlage 2) wordt gevraagd om een discussie over het beleid van kredietrisicomanagement. Wat hier precies mee bedoeld wordt, wordt niet nader toegelicht. Derhalve is deze indicator sterk aan eigen interpretaties onderhevig. Volgens het Van Dale Groot woordenboek (editie 14) betekent een discussie een gedachtewisseling, redetwist, bespreking of beraadslaging. Wij hebben een discussie over het beleid van kredietrisicomanagement derhalve opgevat als een bespreking van de structuur en organisatie en strategieën en processen; immers vormen deze factoren de basis voor het kredietrisicomanagementbeleid dat gevoerd wordt. In alle jaarverslagen 2006 en 2007 van de onderzochte Nederlandse banken wordt een discussie gegeven over het beleid van kredietrisicomanagement, behalve in het jaarverslag 2006 van DSB Bank. In dit betreffende jaarverslag van DSB Bank wordt met betrekking tot kredietrisico’s enkel informatie gegeven over wijzigingen van infectiepercentages en over de samenstelling van het totaal uitstaand saldo van DSB Bank. Een discussie over het beleid komt in dit jaarverslag dus niet voor.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat er ontzettend veel gedragsrichtlijnen zijn voor ondernemingen die betrekking kunnen hebben op MVO, is het onhaalbaar om deze allemaal te bespreken in dit onderzoek.. Daarom

Tach moet het mogelijk zijn om ook daar meer krilisch begrip te wekken voor het inzicht, dat de waardigheid van de mens en het grondrecht van menings- uiting en

in de partij door de instelling van het leden- college. Terwijl de adviesgroep haar voor- stellen mede heeft willen baseren op de stel- ling dat de lijn van basis/kader van de partij

In het voorwetenschappolijk denken is men er dan ook van uitgegaan dat, met name in de sociaal lagere milieus, vele talenten onvoldoende woPden benut.

duidelijk werkterrein, ook is een goed contact, met alle commissies en met districtsbesturen gewaarborgd. Elke commissie en elk districtsbe- stuur heeft één

gen, omdat de ambtenaren, uit vrees voor verantwoordelijkheid, niet: tot een conclusie kunnen komen. Maar beide verhalen wijzen er toch op, dat bij de toegenomen

Een voorbeeld daarvan is dat in 2008 de Rotterdam- se wethouder Geluk terecht de lage kwaliteit van de islamitische Ibn Galhoun school hekelde en Rotterdamse ouders

• Indien in het voor – traject dilemma’s van groot belang gesignaleerd worden, worden die vooraf (voor concept – bp) aan de commissie voorgelegd voor richting gevende