• No results found

IFRS 2: Share-based Payment Impact op het resultaat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "IFRS 2: Share-based Payment Impact op het resultaat"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Impact op het resultaat

M.J.J Heeren

RijksUniversiteit Groningen

(2)

IFRS 2; “Share-based Payment”

Wat is de impact van de implementatie op het resultaat?

Amsterdam, december 2005 Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit der Economische Wetenschappen, afstudeerrichting Accountancy

Auteur: Maarten Jan Joost Heeren Studentnummer: 1197959

Begeleider universiteit: Dhr. H.T. Koetje RA

De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag; het auteursrecht van het afstudeerverslag berust bij de auteur.

(3)

Voorwoord

Met het schrijven van deze scriptie komt mijn studie economie tot zijn voltooiing. Ook mijn studentenleven komt echter met het schrijven van deze scriptie definitief ten einde. Ik kan terugkijken op een erg mooie tijd, die, net als de voltooiing van deze scriptie niet mogelijk was geweest zonder een groot aantal mensen. Ik wil dan ook graag dit voorwoord aangrijpen om hen te bedanken. In de eerste plaats mijn familie. Mijn ouders en mijn broer hebben mij altijd in voor-en tegvoor-enspoed gesteund. Ik wil hvoor-en hiervoor van harte bedankvoor-en.

Daarnaast natuurlijk mijn vrienden, van wie ik de meeste tijdens mijn studententijd ontmoet heb. Mijn (oud)huisgenoten, mijn clubgenoten en andere vrienden en kennissen hebben allen bijgedragen aan het geweldige studentenleven wat ik in Groningen heb gehad. Ik wil dan ook mijn vrienden en alle andere die op welke wijze dan ook hebben bijgedragen aan het plezier via deze weg van harte bedanken. Ik hoop hen, ondanks afnemende beschikbaarheid van tijd, nog vaak te zien.

Tevens wil ik PricewaterhouseCoopers en dan met name mijn mentor, Andries van Pijkeren en de mede scriptanten bedanken voor hun ondersteuning die zij mij in de periode van het scriptie schrijven hebben gegeven.

Afsluitend een woord van dank richting mijn afstudeerbegeleider, Erik Koetje. Onze samenwerking was resultaatgericht, dit heeft er toe geleid dat ik mijn scriptie binnen de gestelde planning heb kunnen afronden.

Tot slot hoop ik dat u het prettig zult vinden om mijn scriptie te lezen en dat deze uw wetenschappelijke interesse zal prikkelen.

(4)

Samenvatting

In deze scriptie wordt IFRS 2: “Share-based Payment” behandeld. Deze scriptie laat zien wat de impact van de implementatie van IFRS 2: “Share-based Payment” is op het resultaat na belastingen. Om deze impact te bepalen is een onderzoek verricht onder de entiteiten van de grootste beurzen van continentaal Europa. Dit onderzoek geeft een redelijk inzicht in de impact van de implementatie van IFRS 2: “Share-based Payment” op het resultaat na belastingen. De uiteindelijke impact komt voor dit onderzoek uit op 4%. De verstorende factor van het onderzoek is dat niet alle onderzochte entiteiten voldoende informatie verstrekken over IFRS 2: “Share-based Payment”. Wat de reden is dat niet alle entiteiten informatie verstrekken over IFRS 2: “Share-based Payment” is niet geheel duidelijk. De reden kan zijn dat het impact groter is dan men in eerste instantie verwachtte, disclosure zal dan een negatief effect hebben. De mate van disclosure die entiteiten hanteren verschilt aanzienlijk per beurs.

In het onderzoek is tevens een indeling gemaakt naar industrie, deze indeling bestaat uit drie sectoren. De sectoren bestaan uit CIPS, TICE en FS. IFRS 2: “Share-based Payment” heeft de grootste impact op het resultaat na belastingen van entiteiten die behoren tot de TICE sector. Met name entiteiten die behoren tot de FS sector geven weinig tot geen disclosure, dit kan zijn om dezelfde reden als eerder aangegeven. De verwachting is dat de impact van IFRS 2: “Share-based Payment” op het resultaat na belasting voor de entiteiten in de FS sector groter zal zijn dan uit het onderzoek naar voren komt.

Om een inzicht te krijgen in de werkelijke impact van IFRS 2: “Share-based Payment” op het resultaat na belastingen moet dit onderzoek opnieuw worden uitgevoerd over de jaarrapportage van 2005, deze rapportage moet namelijk verplicht conform het IFRS zijn.

(5)

Inhoudsopgave VOORWOORD ... 3 SAMENVATTING ... 4 HOOFDSTUK 1 INLEIDING ... 7 § 1.1. MOTIVERING ONDERWERPKEUZE... 7 § 1.2. ONDERZOEKSVRAAG... 8 § 1.3. OPZET... 8

HOOFDSTUK 2 WAT IS SHARE-BASED PAYMENT?... 10

HOOFDSTUK 3 SHARE-BASED PAYMENT ONDER DUTCH GAAP ... 11

§ 3.1. INLEIDING... 11

§ 3.2. DOEL... 12

§ 3.3. TOEPASSINGSGEBIED... 12

§ 3.4. OPNAME... 13

§ 3.5. CONCLUSIE... 14

HOOFDSTUK 4 INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARD 2... 15

§ 4.1.INLEIDING... 15

§ 4.2. DOEL ... 16

§ 4.3. TOEPASSINGSGEBIED ... 16

§ 4.4. OPNAME... 18

§ 4.5. EQUITY-SETTLED SHARE-BASED PAYMENT TRANSACTIONS... 19

§ 4.6. BEREKENING FAIR VALUE VAN AANDELENOPTIES... 21

§ 4.7. CASH-SETTLED SHARE-BASED PAYMENT TRANSACTIONS... 23

§ 4.8. SHARE-BASED PAYMENT TRANSACTIONS WITH CASH ALTERNATIVES... 24

§ 4.9. DISCLOSURE... 26

§ 4.10. INGANGSDATUM... 28

§ 4.11. CONCLUSIE... 29

HOOFDSTUK 5 REGELGEVING NATIONALE GAAP’S VS IFRS 2 ... 31

§ 5.1.INLEIDING... 31

§ 5.2.VERGELIJKING... 31

§ 5.3.CONCLUSIE... 34

HOOFDSTUK 6 EMPIRISCH ONDERZOEK ... 35

§ 6.1. INLEIDING... 35

§ 6.2. ONDERZOEKSMETHODE... 36

§ 6.3. ANALYSE ONDERZOEK PER BEURSINDEX... 39

§ 6.3.1. NEDERLAND (AEX)... 39

§ 6.3.2. NEDERLAND (AMX) ... 41

§ 6.3.3. BELGIË (BEL-20) ... 42

§ 6.3.4. FRANKRIJK (CAC-40) ... 43

§ 6.3.5. DUITSLAND (DAX XETRA)... 45

§ 6.4. ANALYSE GEHELE POPULATIE... 46

(6)

LITERATUUR ... 49

BIJLAGE 1: GERAADPLEEGDE JAARVERSLAGEN ... 53

BIJLAGE 2: EMPIRISCH ONDERZOEK AEX... 54

BIJLAGE 3: EMPIRISCH ONDERZOEK AMX... 55

BIJLAGE 4: EMPIRISCH ONDERZOEK BEL-20... 56

BIJLAGE 5: EMPIRISCH ONDERZOEK CAC-40 ... 57

(7)

Hoofdstuk 1 Inleiding

§ 1.1. Motivering onderwerpkeuze

Als onderwerp van mijn scriptie heb ik gekozen voor IFRS 2“ Share-based Payment”. Algemeen bekend is de euforie over de personeelsopties in de laatste jaren van de vorige eeuw. Deze optieregelingen werden massaal toegepast voor het belonen van met name topbestuurders. Doordat de aandelenkoersen in die tijd stevig stijgende waren werden ook de personeelsopties heel veel geld waard. Een bijkomend voordeel hierbij was dat de heffing over de personeelsopties fiscaal zeer aantrekkelijk was. De opties werden doorgaans belast bij toekenning (Grant date) of bij het onvoorwaardelijk worden (Vested date). De waarde van de optie is op dat tijdstip betrekkelijk laag. Als de optie bij een waardestijging op enig moment in de toekomst dan zou worden uitgeoefend deelt de fiscus daar niet in mee. Door deze voordelen werd eind vorige eeuw dan ook veel gebruik gemaakt van de personeelsopties als beloningsvorm. De fiscale aspecten laat ik hierna verder buiten beschouwing.

Bestuurdersbezoldigingen en in het bijzonder aandelenoptieregelingen staan onverminderd in de publieke belangstelling. Door personeelsopties kan het belang van werknemers worden gekoppeld aan het ondernemingsresultaat en de ontwikkeling daarvan, waardoor de werknemers gemotiveerd worden om de waarde van de ondernemingen te maximaliseren en te streven naar een maximale rentabiliteit. Aanvankelijk werden optiebeloningen niet als kosten verantwoord. Hierdoor hadden veel startende ondernemingen dan ook de mogelijkheid om hooggekwalificeerd personeel te lokken en aan te trekken door middel van beloning in opties. Voor ondernemingen is dat interessant vanwege het te publiceren resultaat (dat in het bijzonder bij startende ondernemingen gedrukt wordt door aanloopkosten). Vanuit politieke en maatschappelijke geledingen neemt de druk toe om met name ten aanzien van aandelenoptieregelingen meer verantwoording en transparantie te betrachten. Een deel van de huidige aandelenoptieregelingen zouden onethisch gedrag van managers in de hand werken en veel wantrouwen veroorzaken bij de aandeelhouders die de financiële gevolgen niet kunnen overzien. Het is dan ook niet vreemd dat er de laatste jaren steeds meer aandacht vanuit de regelgevende instanties uit gaat naar de problematiek rond waardering- en resulaatbepalingsvraagstukken. Een groot deel daarvan hangt samen met het gebrek aan verantwoording en besluitvorming. In de langlopende discussie over personeelsopties is het uitgangspunt van de regelgevers steeds geweest dat de waardering van personeelsopties gebaseerd moet zijn op de reële waarde (fair value). De discussie ging met name over de vraag wanneer en hoe de reële waarde van de personeelsopties precies moet worden bepaald. De

(8)

discussie werd over de hele wereld gevoerd en er werd naar gestreefd om tot een implementatie over te gaan van één wereldstandaard. Deze wereldstandaard is er niet gekomen, maar wel zijn er verscheidene standaarden geïmplementeerd die in essentie het zelfde zijn. In november 2002 ging de International Accounting Standards Board (IASB) over tot de implementatie van de ontwerpstandaard International Financial Reporting Standard 2 (IFRS 2); “Share-based Payment”. Ook de Financial Accounting Standard Board is onlangs overgegaan tot een herziening van de oude FAS 123; Stock-based compensation, dit heeft geresulteerd in FAS 123(R); Share-based Payment.

§ 1.2. Onderzoeksvraag

Er is al veel onderzoek gedaan naar de impact van IFRS. Hierbij komt naar voren dat van IFRS 2; “Share-based Payment” wordt verwacht dat zij na Goodwill en Pensioenen het grootste impact heeft op het resultaat van entiteiten. Wat deze impact is, is nog niet geheel duidelijk. Wel kan er al gekeken worden naar de reconciliatiegegevens met betrekking tot de IFRS conversie van entiteiten. De volgende vraag kan met behulp van deze gegevens beantwoord worden en zo kan er een beter inzicht worden gegeven in IFRS 2; “Share-based Payment” en zijn impact.

Onderzoeksvraag:

Wat is de impact van de implementatie van IFRS 2; “Share-based Payment” op het resultaat?

§ 1.3. Opzet

De opzet van deze scriptie is als volgt. In hoofdstuk 2 zal worden stilgestaan bij de vraag wat het begrip Share-based Payment is. Hoofdstukken 3 en 4 gaan vervolgens in op de regelgeving met betrekking tot Share-based Payment. Hierbij wordt in hoofdstuk 3 Share-based Payment besproken zoals het is vastgelegd in Dutch GAAP. Omdat Dutch GAAP een belangrijk element vormt van de onderzoekspopulatie wordt hier uitvoeriger op ingegaan. Hoofdstuk 4 gaat in op IFRS 2 “Share-based Payment”. Hierbij zal onder andere aandacht worden besteed aan het doel, toepassingsgebied en de opname zoals opgenomen in IFRS 2, tevens zullen de verschillende vormen van IFRS 2 “Share-based Payment” worden behandeld. Als afsluiting van het theoretisch kader wordt in hoofdstuk 5 de verschillenanalyse tussen de regelgeving uiteengezet. Omdat de onderzoekspopulatie de aan de Euronext (Nederland, België, Frankrijk) en DAX (Duitsland)

(9)

genoteerde fondsen behelst zal ook uitsluitend worden stil gestaan bij de regelgeving van Dutch GAAP, German GAAP, French GAAP en Belgian GAAP. Hoofdstuk 6 gaat vervolgens verder in op de geformuleerde onderzoeksvraag. Aan de hand van verschillende beschikbare informatie van verscheidene entiteiten zal er getracht worden een oordeel te geven over de impact van de implementatie van IFRS 2; “Share-based Payment” op het resultaat. De verdere uitwerking van het empirisch onderzoek is in hoofdstuk 6 uitgewerkt. Deze scriptie zal worden afgesloten met een conclusie in hoofdstuk 7.

(10)

Hoofdstuk 2 Wat is Share-based Payment?

Het begrip Share-based Payment wordt volgens IFRS 2 als volgt gedefinieerd:

Wanneer een entiteit goederen of diensten ontvangt en de entiteit de betaling van die goederen of diensten doet in de vorm van aandelen of aandelenopties, of een betaling waarbij de betaling gebaseerd is op de prijs van het aandeel.

Een veel voorkomende vorm van Share-based Payment zijn de personeelsbeloningen. Deze betaling kan dan gerelateerd worden aan het presteren van de werknemer of aan zijn dienstperiode. Een werknemer krijgt bijvoorbeeld pas recht op een aandeel als hij voor een bepaalde periode werkzaam blijft bij de entiteit. Een andere mogelijkheid kan zijn dat een werknemer pas recht krijgt op een aandeel als hij bepaalde vooraf vastgestelde doelen behaald heeft. IFRS 2 heeft een brede scope ten aanzien van transacties die als Share-based Payment moeten worden beschouwd. Betalingsvormen zijn bijvoorbeeld:

 betalingen in aandelen aan leveranciers voor de door hen geleverde goederen of diensten  Bonusaandelen bij oprichting

 Aandelen in ruil voor adviesdiensten

 Opties betaald in cash ( Share Appreciation Rights)

Share-based Payment is een uitvloeisel van de door het IASB geïntroduceerde IFRS 2 en het door de FASB geïntroduceerde FAS 123 (R). Hoe Share-based Payment in IFRS 2 precies moet worden beschreven wordt in hoofdstuk 4 verder uitgewerkt.

(11)

Hoofdstuk 3 Share-based Payment onder Dutch GAAP

§ 3.1. Inleiding

Onder de nationale GAAP’s is geen specifieke regelgeving voor Share-based Payment. Om toch een indruk te krijgen van hoe de situatie in de nationale GAAP’s is vastgelegd zal in dit hoofdstuk verder worden ingegaan op de Dutch GAAP. Er is voor een beschrijving van de Dutch GAAP gekozen omdat deze regelgeving van de geraadpleegde nationale GAAP’s de meeste invulling geeft aan Share-based Payment. Tevens zijn de meeste entiteiten van de populatie van het in hoofdstuk 6 verrichte empirische onderzoek aan de Nederlandse beurs genoteerd.

In de Nederlandse regelgeving is slechts bepaald dat de ontvangsten in geld of natura in ruil voor een verplichting tot het verstrekken van aandelen van de entiteit dienen te worden verantwoord in de reserves. Deze verantwoording is niet benodigd indien er voldaan moet worden aan de wettelijke stortingsplicht. Ontvangsten krachtens overeenkomst bestemd om door middel van verrekening te voldoen aan de wettelijke stortingsplicht bij het verstrekken van de aandelen, dienen afzonderlijk te worden verantwoord onder de overlopende passiva (RJ 240.210). Voorbeelden van dit soort verplichtingen zijn opties en warrants.

Indien is voldaan aan de verplichtingen kunnen de ontvangen bedragen die zijn verantwoord onder de reserves worden overgeboekt naar de agio. In de Nederlandse regelgeving gaat het dus alleen om de verwerking van aandelenoptieregelingen in ruil voor geleverde goederen en diensten. Deze verwerking komt in de volgende paragrafen verder aan de orde.

De specifieke regelgeving met betrekking tot personeelsbeloningen zijn in het Dutch Gaap vastgelegd in RJ 271. Deze richtlijn is in 2004 aangepast. De aangepaste richtlijn is van toepassing op verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2005. De paragrafen 2, 5, 6 en 7 worden in de aangepaste richtlijn geïntegreerd. Met name paragraaf 7 was van groot belang in het kader van Share-based Payment. Paragraaf 7 gaat over de aandelenoptieregelingen van het personeel. In deze paragraaf worden bepalingen gegeven voor de verwerking van aandelenoptieregelingen voor personeel in de winst- en verliesrekening. Tevens worden in deze paragraaf bepalingen gegeven voor de in de toelichting op te nemen informatie over aan bestuurders en overig personeel verstrekte aandelenoptieregelingen. Nederlandse entiteiten zijn niet alleen onderworden aan de regelgeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving maar ook aan het Burgerlijk Wetboek. BW 2, titel 9, afdeling 5 gaat in op de bijzondere voorschriften die in de toelichting op de jaarrekening moet worden opgenomen. In het kader van Share-based Payment is

(12)

artikel 383 van belang. Dit artikel geeft voorschriften over de betalingen aan bestuurders en commissarissen. Het artikel geeft een aantal vereisten voor de toelichting van de jaarrekening van Nederlandse Naamloze Vennootschappen.

De volgende vereisten moeten in de toelichting worden opgenomen:

 Vermelding gegevens met betrekking tot bestemming van het resultaat  Opgave van het bedrag van bezoldiging

 Opgave van de prijs van de uitgereikte aandelen  Opgave van het bedrag van de verstrekte leningen

Hieronder zal RJ 271 verder worden beschreven, waarbij hetzelfde stramien wordt gehanteerd wat ook door IFRS gebruikt wordt.

§ 3.2. Doel

Aandeelhouders en eventuele andere belanghebbenden in de rechtspersoon moeten zich een goed beeld kunnen vormen van de beloning van bestuurders en overig personeel (niet-bestuurders), zowel qua omvang als qua samenstelling van de verschillende componenten.

§ 3.3. Toepassingsgebied

Het toepassinggebied van RJ 271 gaat verder dan wat er in het kader van Share-based Payment van belang is. Voor de volledigheid wordt hier paragraaf 1 van RJ 271 behandeld.

RJ 271.102 beschrijft het algemene toepassingsgebied als volgt:

Personeelsbeloningen omvatten alle vormen van beloning van personeel tijdens en na afloop van het dienstverband:

– ongeacht of er sprake is van individuele arbeidsovereenkomsten, CAO's, wettelijke regelingen of afspraken, dan wel bestendig gevolgde gedragslijnen door de werkgever die leiden tot verplichtingen jegens het personeel;

– ongeacht of betaling door de werkgever plaatsvindt aan het personeel zelf of aan anderen zoals een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds; en

– ongeacht of er sprake is van een volledig dienstverband of deeltijdarbeid. Onder het begrip personeel vallen ook de bestuurders van de entiteit.

De verplichtingen van de rechtspersoon ter zake van personeelsbeloningen omvatten niet alleen de in rechte afdwingbare verplichtingen, maar ook die waarbij er sprake is van een situatie waarin de rechtspersoon geen ander reëel alternatief heeft dan het nakomen van die verplichting

(13)

(constructive obligation). Bij dergelijke verplichtingen kan worden gedacht aan verplichtingen die voortvloeien uit een bestendig toegepaste gedragslijn, uit de wens goede zakelijke verhoudingen te handhaven, of op een billijke wijze te handelen, alsmede aan gevallen waarin een wijziging in de gedragslijn van de rechtspersoon onaanvaardbare schade zou toebrengen aan de relatie met het personeel.

In RJ 271.103 wordt vervolgens een verder onderscheid gemaakt in het toepassingsgebied. De onderscheiden vormen van personeelsbeloningen zijn:

 periodiek betaalbare beloningen in de vorm van lonen en salarissen, premies uit hoofde van sociale verzekeringswetten, vakantiegeld, doorbetaling van loon bij ziekte, bonusbetalingen en tantièmes, beloningen in natura zoals huisvesting, enzovoort.

 beloningen in de vorm van uitkeringen na afloop van het dienstverband, zoals pensioenuitkeringen en dergelijke.

 beloningen betaalbaar op termijn (langer dan één jaar) op voorwaarde van de voortduring van het dienstverband, in de vorm van jubileumuitkeringen, extra doorbetaald verlof (de zogeheten sabbatical leave), arbeidsongeschiktheidsuitkeringen of aanvullingen daarop, enzovoort.

 beloningen in de vorm van uitkeringen bij ontslag

 beloningen in de vorm van aandelen of het recht aandelen te verwerven, inclusief uitkeringen waarvan het bedrag afhankelijk is van de toekomstige koers van de aandelen in het kapitaal van de rechtspersoon

Deze beloningsvormen gaan echter verder dan Share-based Payment alleen. Omdat in deze scriptie bij het empirisch onderzoek gekeken gaat worden naar de impact van Share-based Payment op het resultaat en naar de disclosure die entiteiten hierbij geven, zal in het kader van de RJ ook verder alleen worden gekeken naar de met Share-based Payment gerelateerde bepalingen.

§ 3.4. Opname

Zoals al eerder is aangegeven is paragraaf 7 in 2004 geïntegreerd. Om een beter inzicht te krijgen zal hier paragraaf 7 worden losgekoppeld. De vraag die met name van belang is in het kader van Share-based Payment is in hoeverre personeelsbeloningen moeten worden verwerkt in de winst-en verliesrekwinst-ening.

Algemeen wordt gezegd in RJ 271.104 dat de in de winst- en verliesrekening te verantwoorden lasten uit hoofde van personeelsbeloningen worden verwerkt als onderdeel van het bedrijfsresultaat. De lonen en sociale lasten, met afzonderlijke vermelding van de pensioenlasten,

(14)

moeten in de winst- en verliesrekening, dan wel in de toelichting afzonderlijk worden opgenomen of vermeld (artikel 2:377 lid 3, letters e en f BW respectievelijk artikel 2:382, laatste zin BW) In de RJ is in een tweetal situaties sprake van verwerking van de kosten van aandelenoptieregelingen via de winst- en verliesrekening.

De eerste situatie is vastgelegd in RJ 271.704, die stelt dat indien de uitoefenprijs per aandeel bij het toekennen van aandelenoptieregelingen aan personeel lager is dan de beurskoers per aandeel op dat moment (of de gemiddelde beurskoers per aandeel over een bepaalde, korte periode voor dat moment), het verschil in de verlies- en winstrekening als onderdeel van de personeelskosten dient te worden opgenomen.

De RJ gaat uit van de intrinsieke waarde van de toegekende aandelenoptie. Pas op het moment van het leveren van de prestatie stelt de RJ voor om over te gaan tot vermelding van de reële waarde van de transactie en deze te verwerken in de winst- en verliesrekening.

De tweede situatie is vastgelegd in RJ 271.707 en heeft betrekking op repricing. Repricing van opties houdt in dat de bestaande opties worden aangepast middels het verlagen van de uitoefenprijs of het verlengen van de looptijd. Vanaf het moment van wijzigen van de uitoefenprijs van de aandelenopties ontstaat er een verplichting voor de entiteit om jaarlijks aan het einde van de verslagperiode, het intrinsieke waardeverschil vast te stellen en de verandering daarvan in de winst- en verliesrekening te verwerken.

§ 3.5. Conclusie

Zoals uit de bespreking van RJ 271 blijkt gaat deze richtlijn alleen specifiek in op de personeelsbeloningen. Over hoe overige op aandelen gebaseerde betalingen verwerkt moeten worden wordt in de richtlijn niet gesproken. Zoals uit het volgende hoofdstuk zal blijken gaat het IFRS daarin veel verder. Een ander punt van verschil is dat RJ 271 een richtlijn is, terwijl IFRS 2 voor beursgenoteerde entiteiten een dwingend karakter heeft. Voor de andere in het empirisch onderzoek betrokken nationale GAAP’s is een verschillenanalyse opgenomen in hoofdstuk 5, waar de verschillen kort uiteengezet worden.

(15)

Hoofdstuk 4 International Financial Reporting Standard 2

§ 4.1.Inleiding

Entiteiten kopen soms goederen en/of diensten die zij betalen met eigen aandelen, of financiële instrumenten, zoals opties die zijn gebaseerd op eigen aandelen. Zoals uit het vorige hoofdstuk is gebleken was er voorheen geen regelgeving met betrekking tot het verantwoorden van de levering van goederen en diensten in ruil voor (opties op) eigen aandelen, aandelen(optie)regelingen. In tegenstelling tot een betaling in contanten ligt de waarde van een betaling in eigenvermogensinstrumenten niet altijd voor de hand. Wanneer een actief wordt verkregen kan vaak nog de waarde worden vastgesteld van dat actief. In andere gevallen, bijvoorbeeld bij een beloning in opties van het personeel is de bepaling van de waarde aanzienlijk ingewikkelder. Een bijkomende vraag is of deze betaling gezien moet worden als een kostenpost van de entiteit. Het verstrekken van eigen aandelen of personeelsopties zal niet leiden tot een uitstroom van middelen bij de entiteit. In november 2002 is er duidelijkheid geschept over de verwerking van deze transacties in de jaarrekening.

De International Accounting Standard Board heeft in november 2002 een ontwerpstandaard gepubliceerd waarin wordt voorgeschreven de kosten van de aandelenoptieregelingen te verwerken tegen reële waarde in de jaarrekening. De Europese Unie heeft besloten dat met ingang van 1 januari 2005 alle beursgenoteerde ondernemingen in Europa verplicht zijn hun financiële rapportages op te stellen conform de International Financial Reporting Standards (‘IFRS’), voorheen International Accounting Standards. Uiterlijk 2007 gelden de IFRS voor alle lidstaten. Echter hebben de meeste lidstaten IFRS al per 2005 voor beursgenoteerde ondernemingen verplicht gesteld. Om een goed en gedegen antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag zal het allereerst duidelijk moeten zijn wat IFRS 2 “Share-based Payment” inhoudt en wat men met deze standaard beoogd te bereiken. Hieronder zullen de belangrijkste bepalingen van IFRS 2 nader worden toegelicht.

(16)

§ 4.2. Doel 1

Het doel van deze IFRS is aan te geven hoe de financiële verslaggeving moet plaatsvinden indien een entiteit een op aandelen gebaseerde betalingstransactie uitvoert. De standaard schrijft met name voor dat een entiteit de gevolgen van een op aandelen gebaseerde betalingstransacties in de winst- en verliesrekening weergeeft, met inbegrip van de kosten verbonden aan transacties waarbij aandelenopties aan werknemers worden toegekend. Dit doel van IFRS 2 moet vervolgens aansluiten op het algemene doel van IFRS, namelijk het verkrijgen van een betere verantwoording en meer transparantie.

§ 4.3. Toepassingsgebied2

Bij aandelen(optie)regelingen wordt er meestal gedacht aan opties die worden gegeven aan het eigen personeel om aandelen van de vennootschap te verkrijgen. Ook betalingen aan leveranciers van goederen of diensten worden onder IFRS 2 verwerkt. Hoe het precies in IFRS 2 is vastgelegd wordt hieronder geciteerd.

Een entiteit dient deze IFRS toe te passen bij de administratieve verwerking van alle op aandelen gebaseerde betalingstransacties, waaronder:

(a) Equity-settled transactions; in eigenvermogensinstrumenten afgewikkelde, op aandelen gebaseerde betalingstransacties waarbij de entiteit goederen of diensten ontvangt tegen een vergoeding in eigenvermogensinstrumenten van de entiteit (met inbegrip van aandelen of aandelenopties);

(b) Cash-settled transactions; in geldmiddelen afgewikkelde, op aandelen gebaseerde betalingstransacties waarbij de entiteit goederen of diensten verwerft door verplichtingen aan te gaan jegens de leverancier van die goederen of diensten voor bedragen die zijn gebaseerd op de prijs (of waarde) van de aandelen of andere eigenvermogensinstrumenten van de entiteit; en

1

IFRS 2: Alinea 1; Objective 2

(17)

(c) Choice of equity-settled or cash-settled transactions; transacties waarbij de entiteit goederen of diensten ontvangt of verwerft en de bepalingen van de overeenkomst hetzij de entiteit of de leverancier van die goederen of diensten de keuze bieden om te bepalen of de entiteit de transactie afwikkelt in geldmiddelen (of andere activa) of door eigenvermogensinstrumenten uit te geven. Verderop in dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de drie alternatieven van Share-based Payment transacties.

De standaard is ook van toepassing op intercompany transacties. Bij de intercompany transacties vindt er een levering van goederen of diensten aan groepsmaatschappijen plaats in ruil voor aandelen(opties) in de moedermaatschappij. IFRS 2 gaat echter niet verder in op de verwerking van deze transacties in de jaarrekening van de groepsmaatschappij.

(18)

§ 4.4. Opname3

Een entiteit dient de goederen of diensten die bij een op aandelen gebaseerde betalingstransactie zijn ontvangen of verworven, op te nemen wanneer zij de goederen verkrijgt of naarmate de diensten worden verleend. De entiteit dient het eigen vermogen dienovereenkomstig op te boeken

indien de goederen of diensten zijn ontvangen in het kader van een in

eigenvermogensinstrumenten afgewikkelde, op aandelen gebaseerde betalingstransactie, of een verplichting op te nemen indien de goederen of diensten zijn verworven bij een in geldmiddelen afgewikkelde, op aandelen gebaseerde betalingstransactie.

Wanneer de goederen of diensten die bij een op aandelen gebaseerde betalingstransactie zijn ontvangen of verworven niet voor opname als activa in aanmerking komen, dan dienen deze als last te worden verwerkt. Dit is echter vreemd als we dit gaan vergelijken met de verwerking van het aangaan van een verplichting, het formeel uitbreiden van het aandelenkapitaal of het verstrekken van een aandelenoptie. De IASB geeft als verklaring voor deze verwerkingswijze dat volgens het ‘Conceptual Framework’ het eigen vermogen een afgeleide is van de bezittingen en schulden van de entiteit. Hieruit volgt dat indien de entiteit de beschikking krijgt over goederen of diensten zonder dat daartegenover een schuld ontstaat er sprake moet zijn van een toename van het eigen vermogen. Toegepast op personeelsopties als onderdeel van het beloningspakket van het personeel van de entiteit betekent dit dat indien zij een beloning ontvangen in de vorm van opties voor de door hen verleende diensten, het eigen vermogen van de entiteit toeneemt met de waarde van die verleende diensten. Het eigen vermogen neemt echter weer af doordat de bezoldiging als personeelskosten wordt geboekt en dus ten laste van het resultaat komt. In de volgende drie paragrafen wordt verder ingegaan op de drie vormen die IFRS 2 classificeert als Share-based Payment.

3

(19)

§ 4.5. Equity-settled Share-based Payment transactions4

Ten aanzien van in eigenvermogensinstrumenten afgewikkelde, op aandelen gebaseerde beloningstransacties dient de entiteit de ontvangen goederen en diensten, en de overeenkomstige opboeking van het eigen vermogen op directe wijze te bepalen op de reële waarde van de ontvangen goederen en diensten, tenzij de reële waarde niet betrouwbaar kan worden geschat. Indien de entiteit de reële waarde van de ontvangen goederen of diensten

niet betrouwbaar kan schatten, dient de entiteit de waarde hiervan, en de overeenkomstige opboeking van het eigen vermogen indirect te bepalen op basis van de reële waarde van

de toegekende eigenvermogensinstrumenten.

Schematisch kan de in eigenvermogensinstrumenten afgewikkelde, op aandelen gebaseerde betalingstransacties als volgt worden weergegeven:

Aanname Vereist

Als de reële waarde van de goederen of diensten niet betrouwbaar is te schatten

Als de reële waarde van de instrumenten niet betrouwbaar te schatten is

Figuur 1: Schema equity-settled Share-based Payment transactions uit “a practical guide to applying IFRS 2 by PricewaterhouseCoopers”

4

IFRS 2: Alinea 10-29; Equity-settled Share-based Payment transactions Transacties voldaan in eigenvermogensinstrumenten

Niet met Werknemers

Waardering tegen de reële waarde van de ontvangen goederen of

diensten

Met werknemers

Waardering tegen reële waarde van de

eigenvermogensinstrumenten

Waardering van de eigenvermogensinstrumenten tegen intrinsieke waarde en elke periode herberekenen

(20)

Opties zijn een van de meest toegepaste vormen van transacties voldaan in eigenvermogensinstrumenten en verdient daarom extra aandacht. Een hekel punt bij opties is de waardering tegen reële waarde van de optie. Het kan voorkomen dat de reële waarde op de dag van toekenning volledig wordt verwerkt, dit gebeurt indien de rechten op de optie onmiddellijk worden gevestigd. Ook is het mogelijk dat de rechten op de opties pas worden gevestigd indien er voldaan is aan bepaalde beperkende voorwaarden(periode, prestatie etc). De reële waarde van de opties worden dan verwerkt op het moment van het verrichten van die diensten. Indien er bijvoorbeeld een voorwaarde is dat de werknemer zijn optie pas na 2 jaar dienstverband mag uitoefenen, dan wordt dit verwerkt over de 2 jaar vestigingsperiode.

Ter verduidelijking van het bovenstaande kan het volgende voorbeeld worden gegeven:

Stel dat een entiteit haar 1000 werknemers ieder 100 opties toekent op het verkrijgen van eigen aandelen. Als voorwaarde stelt de entiteit daarbij dat de werknemer 3 jaar in dienst moet blijven. De reële waarde van de optie bedraagt op het moment van toekenning € 20,-. Op die dag schat de entiteit dat 100 van de 1000 werknemers niet 3 jaar in dienst blijven, ofwel dat er 900 optierechten gevestigd zullen worden. De jaarlijkse last bedraagt dan 900 * 100 * 20 * 1/3 = €600.000,-. Dit bedrag wordt tevens toegevoegd aan het eigen vermogen. Na de 3 jaar is in het totaal €1.800.000 verwerkt. Het kan echter zo zijn dat het feitelijke vertrek van het aantal werknemers afwijkt van het verwachte aantal. Aan het eind van elk jaar moet dit aantal worden bijgesteld. Door deze bijstelling verandert de last van dat jaar en de cumulatieve last. Stel dat het aantal blijvende werknemers de komende drie jaar als volgt is, 927, 930, en 936. Dit kan dan als volgt worden verwerkt:

Jaar Jaarlast Cumulatieve last

1 927 * 100 * 20 * 1/3 618.000 618.000

2 (930 * 100 * 20 * 2/3) – 618.000 622.000 1.240.000

3 (936 * 100 * 20)- 1.240.000 591.000 1.831.000

(21)

§ 4.6. Berekening fair value van aandelenopties

In beginsel wordt de reële waarde van een optie bepaald aan de hand van de marktprijs. Het probleem hiervan is dat de opties vaak dusdanige condities hebben dat het niet mogelijk is om de opties toe te schrijven aan een bepaalde marktprijs. Daarom wordt er voor de waardering van opties vaak waarderingsmodellen gehanteerd.

De volgende waarderingsmodellen worden vaak gebruikt:

a) Black & Scholes model

Het Black-Scholes waarderingsmodel is een wiskundige formule die gebruikt wordt voor het berekenen van de waarde van een Europese call optie. Dit wordt gebaseerd op de waarde van het onderliggende aandeel, uitoefenprijs, expiratiedatum, risk-free rate of return, en de standaarddeviatie (volatiliteit) van de verkregen aandelenprijs. Een Europese call optie kan alleen aan het einde van zijn looptijd worden uitgeoefend. Terwijl een Amerikaanse call optie gedurende de gehele looptijd kan worden uitgeoefend.

Het Black-Scholes model heeft een aantal beperkingen. Black-Scholes houdt geen rekening met gestelde prestatiecriteria en er wordt verondersteld dat de optie wordt uitgeoefend aan het einde van het vastgesteld termijn.

b) Monte-Carlo model

Het Monte-Carlo waarderingsmodel werkt met behulp van duizenden simulaties van toekomstige uitkomsten voor de aandelenprijs en andere variabelen. De waarde van de optie wordt berekend door voor elk scenario de betaling vast te stellen en de gemiddelde betaling vervolgens te disconteren.

Het Monte-Carlo model is het beste waarderingsmodel wat er tot op heden is. Het nadeel is de complexiteit van het model en de enorme rekenkracht wat vereist is voor het model.

(22)

c) Binomiale model

Het Binomiaal model is een uitbreiding van het Black-Scholes model. Het model houdt wel rekening met uitoefening van een optie gedurende de looptijd (Amerikaanse call optie). Het is een numerieke methode wat exact de zelfde resultaten geeft als het Black-Scholes model voor Europese call opties. Het Binomiaal model heeft een aantal beperkingen voor opties toegekend aan het bestuur. Het is moeilijk om rekening te houden met prestatiecriteria, en het model is niet geschikt voor opties die eerder worden uitgeoefend.

Wanneer er gebruik wordt gemaakt van een waarderingsmodel moet er tevens worden voldaan aan een bepaalde disclosure. Er wordt door IFRS niet aangegeven welke methode voor de waardering van de fair value van aandelenopties gehanteerd moet worden. Wel moet in de toelichting vermeld worden welke methode er is gebruikt voor de berekening van de fair value van aandelenopties. De disclosure vereisten worden verder behandeld in paragraaf 4.8.

(23)

§ 4.7. Cash-settled Share-based Payment transactions5

In geval van op aandelen gebaseerde betalingstransacties die in geldmiddelen worden afgewikkeld, dient de entiteit de verworven goederen of diensten en de aangegane verplichting te waarderen op de reële waarde van de verplichting. De entiteit dient tot het moment van afwikkeling van de verplichting op ieder verslagdatum en op de afwikkelingsdatum opnieuw de reële waarde van de verplichting te bepalen. Eventuele veranderingen in de reële waarde worden in de winst- en verliesrekening over de periode opgenomen. Hieronder is een schema opgenomen die de Cash-settled Share-based Payment transacties verder verduidelijkt.

Figuur 2: Schema cash-settled Share-based Payment transactions

5

IFRS 2: Alinea 30-33; Cash-settled Share-based Payment transactions Transacties voldaan in contanten

Niet met Werknemers

Waardering tegen de reële waarde van de aangegane verplichting, de ontvangen goederen of diensten Met werknemers

(24)

§ 4.8. Share-based Payment transactions with cash alternatives6

In geval van op aandelen gebaseerde betalingstransacties waarbij de bepalingen van de overeenkomst hetzij de entiteit of de tegenpartij de keuze geven om te bepalen of de entiteit de transactie afwikkelt in geldmiddelen of door eigenvermogensinstrumenten uit te geven. De entiteit dient deze transactie, of de componenten van de transactie, te verwerken als een in contanten (geldmiddelen) afgewikkelde, op aandelen gebaseerde betalingstransactie indien en voorzover de entiteit een verplichting is aangegaan tot afwikkeling in geldmiddelen of andere activa, of als een in eigenvermogensinstrumenten afgewikkelde, op aandelen gebaseerde betalingstransactie indien en voorzover een dergelijke verplichting niet is aangegaan. Op de volgende pagina is een schema opgenomen die de Share-based Payment transacties met cash alternatieven verder verduidelijkt.

6

(25)

cash vereffening in contanten eigen vermogens vereffening

Figuur 3: Schema Share-based Payment transactions with cash alternatives uit “a practical guide to applying IFRS 2 by PricewaterhouseCoopers”

Wie heeft de keuze van vereffening?

Entiteit

Welke vereffening heeft een hogere reële waarde?

Wederpartij

Welke vereffening is gekozen?

contanten eigenvermogens-instrumenten

contanten eigenvermogens-instrumenten

Een bedrag dat gelijk is aan de reële waarde van de eigenvermogensinstr

umenten die anders zou zijn uitgegeven, worden verwerkt in het eigen vermogen. Het overschot wordt

als kosten opgenomen.

De betaling vindt via het eigen vermogen

plaats

Geen verdere verrekening is vereist

Het overschot boven de reële waarde van

het uitgegeven eigenvermogens-instrumenten in plaats

van contanten die anders zou zijn uitgegeven, worden verwerkt als kosten

(26)

§ 4.9. Disclosure7

IFRS 2 “based Payment” is onderhevig aan een bepaalde mate van disclosure. Per Share-based Payment Transactie moet worden aangegeven of de tegenpartij het personeel is, welke rechten zijn toegekend, welke voorwaarden gelden, et cetera. Met betrekking tot Share-based Payment Transactie met het personeel moeten onder meer ook aangegeven worden het aantal en de groep van werknemers die in bepaalde aandelenoptieplannen deelnemen. Tevens moet een verloopstaat van de aantallen uitstaande, nieuw toegezegde, uitgeoefende en geëxpireerde opties per groep worden gegeven met vermelding van gemiddelde prijzen (IFRS 2.45).

De disclosure wordt behandeld in IFRS 2 paragraaf 44 t/m 52. Hierin zijn paragraaf 44, 46 en 50 de kapstokparagrafen. In de overige paragrafen worden de vereisten genoemd die nodig zijn om invulling te geven aan de kapstokparagrafen. De kapstokparagrafen luiden als volgt:

Paragraaf 44:

Een entiteit dient informatie te verstrekken die de gebruikers van de jaarrekening inzicht verschaft in de aard en omvang van op aandelen gebaseerde betalingsovereenkomsten die in de periode bestonden.

Paragraaf 46:

Een entiteit dient informatie te verstrekken om gebruikers van de jaarrekening inzicht te verschaffen in de wijze waarop de reële waarde van de in de periode ontvangen goederen en diensten, of de reële waarde van de in de periode toegekende eigenvermogensinstrumenten, is bepaald. Hierbij dienen de veronderstellingen te worden geëxpliciteerd en dient aangegeven te worden hoe verschillende aspecten zoals mogelijkheden tot ‘repricing’ en dergelijke in de waardebepaling zijn betrokken.

7

(27)

Paragraaf 50:

Een entiteit dient informatie in de toelichting op te nemen die gebruikers van de jaarrekening inzicht geeft in de gevolgen van op aandelen gebaseerde betalingstransacties voor de winst- en verliesrekening over de periode en voor de financiële positie. Hierbij moet worden aangegeven hoe de lasten die in de winst-en-verliesrekening worden verantwoord zijn berekend en toegerekend.

Om inzicht te krijgen in de impact van IFRS 2 op het resultaat moet voldaan zijn aan enige mate van disclosure. In het empirisch onderzoek zal duidelijk worden in hoeverre er voldoende disclosure wordt toegepast. Om namelijk de impact te beoordelen is wel een bepaalde mate van disclosure vereist.

(28)

§ 4.10. Ingangsdatum

De standaard moet retrospectief worden toegepast over boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2005, waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor toekenningen vóór 7 november 2002 en voor toekenningen die weliswaar na die datum zijn toegekend, maar ongewijzigd pas na het van kracht worden van IFRS 2 onherroepelijk (vested) zijn geworden. ‘Business Combinations’ die vallen onder IFRS 3 (IAS 22) vallen buiten de werkingssfeer van IFRS 2.

Wanneer IFRS 2 “Share-based Payment” toegepast moet worden staat in het onderstaande schema weergegeven.

7 Nov 2002 1 Jan 2004 1 Jan 2005

Voldaan in eigenvermogens-instrumenten

Voor 7 Nov 2002 Voldaan

toegekend Na 1 Jan 2005 gewijzigd Na 7 Nov 2002 Toegekend (1) Voldaan Na 7 Nov 2002 Toegekend (2) Voldaan Voldaan in contanten

Aangaan van schuld Voor 1 Jan 2005

Figuur 4: Schema van ingangsdatum IFRS 2 uit “a practical guide to applying IFRS 2 by PricewaterhouseCoopers”

Toegekend Toegekend Toegekend Toegekend Toegekend Aangepast

Toepassing van IFRS is niet vereist

Toepassing van IFRS 2 is vereist

(29)

§ 4.11. Conclusie

IFRS 2 vereist dat een entiteit in zijn winst- en verliesrekening en zijn financiële positie de effecten van Share-based Payment transacties weergeeft, dit is inclusief de kosten die gemaakt worden in het kader van aandelenopties toegekend aan personeel. Voor equity-settled Share-based Payment transacties met werknemers (of anderen die vergelijkbare diensten verlenen) is de waardering gebaseerd op de reële waarde van de toegekende eigenvermogensinstrumenten. De reële waarde hiervan wordt bepaald op het moment van toekenning. De waardering van deze instrumenten richt zich met name op de periode en de condities van de toegekende aandelen of aandelenopties aan het personeel. Condities voor toekenning worden op het moment van toekenning niet in acht genomen. Het aantal eigenvermogensinstrumenten (bijvoorbeeld aantal aandelen) dat bepalend is voor de waardering van de transacties is echter wel gevoelig voor wijzigingen.

Zoals eerder in dit hoofdstuk al is aangegeven zijn er voor de berekening van de reële waarde aandelenopties verschillende methoden en geeft IFRS 2 niet aan welke methode er gehanteerd moet worden. Echter vereisen al deze methoden zeer complexe berekeningen. Tevens vereisen al deze methoden voor de berekening een groot aantal aannames die gemaakt moeten worden. Dat er geen eenduidige methode voor de berekening van de reële waarde gehanteerd wordt en dat er verschillende aannames gemaakt moeten worden kan leiden tot jaarrekeningenbeleid. Het is dan ook de vraag of ondernemingen wel alle vereiste informatie over 2004 in hun jaarrekening hebben opgenomen. Dit zal blijken uit het empirisch onderzoek.

Het IFRS stelt bepaalde eisen voor periode en condities in het geval dat toegekende opties of aandelen worden gewijzigd, verwijderd, teruggekocht of vervangen door een ander toegekend eigenvermogensinstrument. IFRS 2 bevat ook vereisten voor equity-settled transacties met andere partijen.

Voor Cash-settled transacties worden de ontvangen goederen en diensten en de schuld die is ontstaan gewaardeerd tegen de reële waarde van de schuld. De reële waarde van de schuld wordt op ieder moment van rapportage en op het moment van toekenning opnieuw gewaardeerd. De veranderingen die hierbij optreden worden verwerkt in de winst- en verliesrekening.

IFRS 2 gaat in op de vereisten voor transacties waarbij de entiteit of de aanbieder van de goederen of diensten de keuze heeft tussen een betaling in cash dan wel een betaling in eigenvermogensinstrumenten.

IFRS 2 specificeert disclosure voor Share-based Payment transacties, maar gaat hier niet heel ver op in.

(30)

In het volgende hoofdstuk wordt vervolgens overgegaan tot de vergelijking van het IFRS 2 met de regelgeving van de landen waarvan in het empirisch onderzoek de beurzen geraadpleegd zijn.

(31)

Hoofdstuk 5 Regelgeving nationale GAAP’s vs IFRS 2

§ 5.1.Inleiding

Verscheidene onderzoeken zijn er verricht naar de overeenkomsten en verschillen tussen nationale GAAP’s en het IFRS. Een onderdeel wat daarbij vaak naar voren komt is Share-based Payment. Er is echter moeilijk een vergelijking te trekken tussen de 2 standaarden voor Share-based Payment. De moeilijkheid hierbij zit hem er in dat er in de nationale GAAP’s weinig tot niets is vastgelegd over het onderwerp Share-based Payment. Het IFRS vereist daarentegen een sterke mate van disclosure voor Share-based Payment. De belangrijkste elementen in het kader van de vergelijking tussen de nationale GAAP’s en IFRS 2 worden in de volgende paragraaf uiteengezet.

§ 5.2.Vergelijking8

Opname:

IFRS Vereist opname van de reële waarde van aandelen en opties die aan

werknemers tijdens de periode worden toegekend waarop de geleverde diensten van de werknemers betrekking hebben. De toekenning wordt verondersteld voor verleende diensten indien de toekenning onvoorwaardelijk zonder enige prestatiecriteria is.

Dutch GAAP De intrinsieke waarde van de opties (marktwaarde van de onderliggende aandelen op toekenningsdatum vermindert met de uitoefenprijs en eventuele werknemersbijdrage) wordt volledig toegerekend aan het resultaat. Als de uitoefenprijs en eventueel de werknemersbijdrage lager zijn dan de huidige marktwaarde (of de gemiddelde marktwaarde voor een specifieke korte periode vóór dat moment), moet het verschil in de winst- en verliesrekening worden verwerkt. Later worden de opties niet opnieuw gemeten tenzij aan de opties een andere prijs wordt gegeven. Wanneer de opties opnieuw geprijsd worden, worden alle veranderingen in de intrinsieke waarde gemeten en volledig op het moment van rapporteren verwerkt in het resultaat.

8

(32)

Belgian GAAP Niet behandeld. De IFRS accounting is strijdig met de algemeen aanvaarde accounting principes van België.

French GAAP Niet behandeld. Er is geen disclosure vereiste voor Share-based Payment.

German GAAP Vereist over het algemeen opname van de kosten van aandelen/opties die aan werknemers, al dan niet voorwaardelijk op basis van prestatiecriteria worden toegekend. De kosten worden genomen tijdens de periode waarop de verleende dienst van de werknemer betrekking heeft.

Een methode om de kosten aan een bepaalde periode toe te rekenen ontbreekt, in praktijk worden verschillende methodes gebruikt.

Meting:

IFRS De aandelen en de aandeelopties worden vaak verleend aan werknemers als

deel van hun vergoedingspakket, naast salaris en andere

werkgelegenheidsvoordelen. IFRS 2 vereist een entiteit om de reële waarde van de werknemersdiensten te meten. Deze meting wordt gedaan door te bepalen wat de reële waarde van de eigenvermogensinstrumenten bij toekenning is. Uitgebreide disclosure is vereist.

Dutch GAAP Wordt niet toegepast, omdat opname momenteel niet wordt vereist. Desondanks worden de lasten in de winst- en verliesrekening over uitvoeringsdatum gecrediteerd naar het eigen vermogen, in de vorm van een premie of een winstreserve. Het laatstgenoemde wordt geadviseerd.

Belgian GAAP Niet toepasbaar, omdat opname niet wordt toegestaan.

French GAAP Wordt niet toegepast omdat opname momenteel niet wordt vereist.

German GAAP In de praktijk, zijn de compensatiekosten het verschil tussen de nominale waarde van het aandeel en de prijs van de bijdrage die de werknemer levert. (uitoefenprijs)

(33)

De methode om deze kosten toe te wijzen aan een bepaalde periode van de dienstperiode is niet gespecificeerd. Verschillende methoden worden in de praktijk gebruikt.

Loonbelasting voor de werkgever bij uitoefening van de aandelenopties door werknemer:

IFRS De sociale voorzieningenaansprakelijkheid van de werkgevers voortkomend

uit Share-based Payment transacties moeten over de zelfde periode opgenomen worden als de Share-based Payment.

Dutch GAAP De loonbelasting wordt berekend door het bepaalde belastingstarief op het verkregen voordeel toe te passen. Waar de marktprijs van de aandelen beschikbaar is, zal het de basis voor de waardering vormen. In andere gevallen moet de geselecteerde basis worden goedgekeurd door de belastingdienst. Voor elke overweging tot afschrijving op winst of verlies moet een overeenkomst worden aangegaan met de belastingdienst.

Belgian GAAP Geen specifieke regelgeving.

French GAAP Geen specifieke regelgeving.

German GAAP Geen specifieke regelgeving.

Share-based Payment transacties van niet-werknemers:

IFRS Goederen of diensten verkregen tegen een Share-based Payment transactie

moeten opgenomen worden bij ontvangst. Uit Share-based Payment volgt een uitgave of activa. Aan de creditzijde zal een schuld worden opgenomen indien er voor de entiteit een verplichting ontstaat tot vestiging van de transactie in contanten. Nochtans, als er geen mogelijkheid is tot vestiging in contanten, en de overweging tot compensatie van de goederen of diensten bestaat uit uitgifte van eigenvermogensinstrumenten, dan is de creditboeking een toename van het eigen vermogen. IFRS 2 vereist de reële waarde van de goederen of

(34)

diensten verworven door de entiteit. Deze waarde wordt bepaald aan de hand van de waarde van de equity-settled Share-based Payment transacties.

Dutch GAAP Gebaseerd op wettelijke eisen, slechts goederen kunnen voor Share-based Payment toepasselijk zijn. Goederen die verworven zijn in het kader van een Share-based Payment transactie moeten opgenomen worden op het moment dat de goederen worden ontvangen. De creditzijde van de boeking geeft een verhoging van het eigen vermogen. De goederen worden gewaardeerd in overeenstemming met economische principes.

Belgian GAAP Geen specifieke regelgeving.

French GAAP Geen specifieke regelgeving.

German GAAP Geen specifieke regelgeving.

§ 5.3.Conclusie

Vóór de introductie van IFRS 2 bestond er over het algemeen geen specifieke regelgeving met betrekking tot Share-based Payment transacties. IFRS 2 moet een betere verantwoording en meer transparantie geven over Share-based Payment. Dit is met name belangrijk voor de aandelen(optie)regelingen, omdat dit door entiteiten de meest toegepaste vorm van Share-based Payment is. Omdat de verwerking van aandelen(optie)regelingen krachtens IFRS 2 nog in de kinderschoenen staat is het interessant om te kijken wat de gevolgen zijn van de implementatie van deze standaard op het resultaat en wat de mate van disclosure is die reeds door entiteiten gehanteerd wordt. In het volgende hoofdstuk wordt verder ingaan op de gevolgen van de implementatie en de mate van disclosure.

(35)

Hoofdstuk 6 Empirisch onderzoek

§ 6.1. Inleiding

Share-based Payment is niet alleen een onderwerp wat speelt onder het IFRS. Ook in de Verenigde Staten heeft er onlangs een herziening plaatsgevonden. Daar is men van FAS 123 Stock-based Compensation overgegaan naar FAS 123 (revised) Share-based Payment. Deze standaard is in essentie hetzelfde als Share-based Payment zoals dat geldt onder IFRS 2. FAS 123(R) vereist dat publieke entiteiten aan het begin van het derde kwartaal van 2005 de personeelsopties verantwoord als kosten.

Door Bear Stearns & CO is er in maart 2005 een onderzoek gedaan naar de impact van de implementatie van FAS 123(R). Daarbij is gekeken wat voor impact de verantwoording van opties als kosten zal hebben op de winst van 2005. Om deze impact te bepalen heeft men een samenstelling gemaakt van entiteiten uit de Standard & Poor 500 (S&P 500) en de NASDAQ 100 (technologie-index), daarvan zijn de meest recente 10k formulieren geraadpleegd. In de 10k formulieren zijn de reconciliatiegegevens van entiteiten verwerkt. Uit het onderzoek is gebleken dat het resultaat na belastingen voor de S&P 500 entiteiten is gereduceerd met 5 % en dat dit voor de NASDAQ 100 entiteiten gereduceerd is met 22 %.

Bear Stearns & Co heeft ook in de UK een zelfde onderzoek uitgevoerd. Hierbij ging het niet om de impact van FAS 123(R) maar om de impact van IFRS 2. Onder fondsen van de FTSE 100 is vervolgens een impact gemeten van gemiddeld 2%.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat implementatie van Share-based Payment een redelijke tot grote impact heeft op het resultaat. Tevens bleek uit het verrichte onderzoek dat de implementatie van FAS 123(R) het grootste impact heeft op de technologiesector.

In de inleiding van dit hoofdstuk is reeds aangegeven dat de essentie van FAS 123(R) en IFRS 2 hetzelfde is. In dit hoofdstuk wordt verder gegaan met het empirische onderzoek onder entiteiten van de grootste beurzen van continentaal Europa. Het onderzoek, waarvan de methode in de volgende paragraaf wordt besproken zal op de zelfde wijze plaatsvinden als het Amerikaanse en Britse onderzoek. Omdat de verschillen tussen de twee standaarden zo minimaal zijn kan er verwacht worden dat de uitkomsten van het hier verrichte onderzoek in de zelfde lijn zal liggen. Er kunnen dan ook op basis van het Amerikaanse en Britse onderzoek een aantal hypotheses geformuleerd worden. In de onderzoeksmethode komen de gestelde hypotheses verder aan de orde.

(36)

§ 6.2. Onderzoeksmethode

Om te onderzoeken wat de impact is van de implementatie van IFRS 2 op het resultaat na belasting moet eerst de benodigde gegevens worden verzameld. Om een goed en gedegen onderzoek te krijgen is het van belang dat de populatie van voldoende omvang is. Als populatie zijn de grootste beurzen van continentaal Europa gekozen. Tot deze beurzen behoren de Euronext (Nederland, België en Frankrijk) en de Duitse beurs DAX Xetra.

Voor alle geraadpleegde beurzen zijn de jaarverslagen van 2004 en de meest recente reconciliatiegegevens van de entiteiten geraadpleegd, een overzicht van deze entiteiten is in bijlage 1 opgenomen. Indien deze gegevens niet voldoende houvast bieden wordt er overgegaan tot het raadplegen van andere gegevens, zoals het kwartaal- of halfjaarverslag van 2005. Indien er geen informatie beschikbaar is over IFRS 2 “Share-based Payment” wordt er nagegaan of er een 20-f document beschikbaar is. Het 20-f document is een document dat moet worden opgesteld om aan de regelgeving van de Securities and Exchange Commission te voldoen. Feitelijk is dit geen IFRS informatie maar FAS informatie. Maar omdat zoals al eerder is gezegd de verschillen tussen FAS 123 (R) en IFRS 2 minimaal zijn is het toch nuttig zijn om de informatie uit een 20-f document te halen, om zo toch enige informatie voor handen te hebben.

Uit de jaarverslagen is het resultaat na belastingen over 2004 genomen. De kosten die de implementatie van IFRS 2 teweeg heeft gebracht is vaak gevonden in de gepubliceerde reconciliatiegegevens, maar komt ook vaak tot uitdrukking op een andere manier. Sommige entiteiten vermelden de reconciliatiegegevens in het jaarverslag. De Share-based Payment die zijn inbegrepen in de gerapporteerde winst na belasting over 2004 worden er weer bij opgeteld. De totale Share-based Payment na belasting worden vervolgens in mindering gebracht op het gerapporteerde resultaat over 2004, waardoor er een pro forma netto winst ontstaat. De pro forma netto winst wordt vervolgens vergeleken met de gerapporteerde netto winst. Hierdoor kan de procentuele verandering in de netto winst worden bepaald en kan ook geconcludeerd worden wat de impact van de implementatie van IFRS 2 op het resultaat is. De uiteindelijke resultaten van het onderzoek worden geanalyseerd in totaal en afzonderlijk per beurs.

Tevens is het interessant om in kaart te brengen wat de impact is van de implementatie van IFRS 2: “Share-based Payment” op bepaalde sectoren.

(37)

Er is gekozen om de entiteiten in te delen in drie sectoren. Deze sectoren kunnen als volgt omschreven worden:

TICE: Technology Information Communication Entertainment & media CIPS: Consumer and Industrial Products & Services

(38)

In de inleiding van dit hoofdstuk is gesproken over eerder verricht onderzoek door Bear Stearns & CO. Omdat dit onderzoek op dezelfde wijze te werk is gegaan als het onderzoek wat in dit hoofdstuk wordt uitgevoerd kan de uitkomst van het eerder verrichte onderzoek ook gebruikt worden bij het formuleren van de hypotheses.

De twee hypotheses luiden als volgt:

Hypothese 1: Implementatie van IFRS 2 heeft een gemiddelde impact van 4 % op het resultaat na belasting

Deze hypothese zal worden getoetst per beurs en over de gehele populatie.

Hypothese 2: Implementatie van IFRS 2 heeft de grootste impact op de TICE-sector

Deze hypothese zal worden getoetst aan de hand van de classificatie in eerder gemaakte verdeling. In de volgende paragraaf worden per beurs de hypotheses getoetst. In de conclusie worden vervolgens de hypotheses getoetst over de totale in het onderzoek geraadpleegde populatie.

(39)

§ 6.3. Analyse onderzoek per beursindex

§ 6.3.1. Nederland (AEX)

De AEX is de hoofdindex van Nederland en is aangesloten bij de Euronext. Aan de AEX zijn 23 entiteiten genoteerd, van deze 23 entiteiten zijn er 5 entiteiten waarvan de impact niet is te meten. Dat de impact van Share-based Payment op het resultaat niet te meten is heeft 2 oorzaken. De eerste oorzaak is dat er simpelweg geen informatie door de entiteit wordt verstrekt met betrekking tot Share based Payment. Een tweede oorzaak is dat een entiteit verlieslijdend is en er geen reëel beeld kan worden gevormd over de impact van Share-based Payment op het resultaat. De 5 entiteiten zijn verder buiten het onderzoek gelaten. De resultaten van de 18 overige entiteiten zijn opgenomen in bijlage 2. Wat het impact van IFRS 2: “Share-based Payment” is op het resultaat gespecificeerd per sector is hieronder grafisch weergegeven. In de tabel hieronder wordt uiteengezet voor welke entiteiten genoteerd aan de AEX de impact het grootste is.

Grafiek 1: Impact implementatie IFRS 2 op het resultaat van de AEX

Om een goed oordeel te kunnen vormen over de werkelijke impact moet echter ook gekeken worden naar het resultaat. In resultaat kunnen namelijk verscheidene factoren zitten die een grote invloed hebben op dit resultaat. Als deze factoren uit het resultaat gefilterd zou worden zou dat ook een verandering in de impact van Share-based Payment betekenen. Voor de 3 bovengenoemde entiteiten is dan ook verder gekeken in hoeverre het resultaat beïnvloed wordt door bijzondere factoren. Voor Reed Elsevier en VNU is er echter geen reden om het resultaat aan te passen voor bepaalde factoren, ook liggen de resultaten van deze 2 entiteiten in lijn met de resultaatontwikkeling. Voor Getronics daarentegen is de impact wel in belangrijke mate beïnvloed door het matige resultaat. Getronics verkeert in een moeilijke tijd, het concern maakt voor het eerst sinds jaren weer winst. De Share-based Payment is absoluut gezien niet hoog, maar op het

Entiteit Sector Impact

Reed Elsevier TICE -16%

VNU TICE -14%

Getronics TICE -9%

Impact implementatie IFRS 2 op het resultaat per sector van de AEX

-3% -9% -1% CIPS TICE FS

(40)

minimale resultaat van 2004 heeft dat wel een grote impact. De impact op de sectoren ligt in de lijn der verwachting, waardoor de hypothese hier kan worden aangenomen. De entiteiten in de FS sector geven geen van allen enige informatie over de impact van IFRS 2: “Share-based Payment”. In het jaarverslag van 2004 van deze entiteiten wordt wel aangegeven dat IFRS 2 geen materiële impact zal hebben op het resultaat. De informatie met betrekking tot deze sector is gevonden in de door hen gepubliceerde 20-f documenten. De gemiddelde impact van IFRS 2: “Share-based Payment” op het resultaat over de gele AEX populatie is 4%, dus de hypothese kan aangenomen worden.

(41)

§ 6.3.2. Nederland (AMX)

De AMX is de Nederlandse index waar de middelgrote fondsen aan genoteerd staan. Ook de AMX is onderdeel van de Euronext. Van de 24 AMX fondsen zijn er 10 entiteiten waarvan de impact niet te meten is. Ook hier is de reden van het niet meetbaar zijn gebrek aan informatie of verlieslijdendheid. Voor de 14 entiteiten zijn de resultaten van de impact van IFRS 2: “Share-based Payment” als volgt:

Grafiek 2: Impact implementatie IFRS 2 op het resultaat van de AMX

Een uitgebreid overzicht van de resultaten is weergegeven in bijlage 3. De gemiddelde impact is 5%, 1% hoger dan de gestelde hypothese. De impact op de sectoren komt wel overeen met de gestelde hypothese. Ook hier geven de entiteiten in de FS-sector weinig tot geen disclosure. Wessanen heeft zoals in de tabel hierboven te zien is de grootste impact. Absoluut gezien is de Share-based Payment van Wessanen eerder aan de lage kant dan aan de hoge kant. De grote impact komt dan ook door de lage winst over 2004. Als deze impact in 2001 of 2002 was genomen had dat voor die jaren een impact gehad van minder dan 1%. Voor Logica CMG en ASM International is het Share-based Payment bedrag in vergelijking met de ander AMX-fondsen ook absoluut een groot bedrag. Ook de winst van deze 2 entiteiten is in lijn met de resultaatontwikkeling en behoeft geen aanpassing. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat de impact van IFRS 2: “Share-based Payment” op deze 2 entiteiten geen getrouw beeld geeft.

Entiteit Sector Impact

Wessanen CIPS -28%

ASM International TICE -13%

Logica CMG TICE -13%

Impact implementatie IFRS 2 op het resultaat per sector van de AMX

-5% -16% -1% CIPS TICE FS

(42)

§ 6.3.3. België (BEL-20)

BEL-20 is de hoofdindex van België en tevens aangesloten bij de Euronext. Van de 19 entiteiten zijn er 9 om de zelfde reden als eerder aangegeven niet meetbaar. Van de 10 meetbare entiteiten zijn er 5 entiteiten waar een impact van 1% of meer is waargenomen. Deze populatie is dusdanig klein dat het moeilijk is om hier een weloverwogen oordeel over te geven. Voor de volledigheid is toch getracht om ook voor de Belgische beurs de resultaten uiteen te zetten. De resultaten die naar voren komen zijn hieronder weergegeven en het volledige overzicht is in bijlage 4 weergegeven.

Grafiek 3: Impact implementatie IFRS 2 op het resultaat van de BEL-20

Er zijn geen entiteiten die een dusdanige impact hebben dat het nog enige verduidelijking of aanpassing behoeft. Hierboven is een indeling gegeven van de impact op de 3 sectoren. Echter is zoals gezegd de populatie te klein, waardoor het ook lastig is om een verdeling te maken van de sectoren. Hoewel het lastig is om op basis van deze populatie de hypotheses te testen, zal dat voor de volledigheid van het onderzoek toch gedaan worden. De sectorhypothese kan geaccepteerd worden, en hypothese 1 moet verworpen worden. De gemiddelde impact is hier 1%, wat aanzienlijk lager is dan hypothese 1.

Entiteit Sector Impact

Delhaize CIPS -5%

Barco TICE -3%

Omega Pharma CIPS -1%

Impact implementatie IFRS 2 op het resultaat per sector van de BEL-20

-1% -2% -1% CIPS TICE FS

(43)

§ 6.3.4. Frankrijk (CAC-40)

CAC-40 is de hoofdindex van Frankrijk en aangesloten bij de Euronext. Aan de CAC-40 zijn 40 fondsen genoteerd. Van deze veertig fondsen zijn er 5 entiteiten waarvan de impact om de zelfde reden als eerder aangegeven niet te meten is. Omdat de CAC-40 een redelijke populatie heeft en deze populatie ook in een zekere mate verdeeld is over de verschillende sectoren geeft deze index een goed beeld van de Impact van IFRS 2: “Share-based Payment” op het resultaat. De resultaten van het Franse onderzoek zijn opgenomen in bijlage 5. De verdeling van de impact op de sectoren is in de onderstaande grafiek weergegeven. Deze verdeling komt overeen met de gestelde hypothese, waardoor deze kan worden aangenomen.

Grafiek 4: Impact implementatie IFRS 2 op het resultaat van de CAC-40

De bovenstaande tabel geeft de verdeling weer van de top drie van de Franse entiteiten genoteerd aan de CAC-40 waarop IFRS 2: “Share-based Payment” de grootste impact heeft gehad over 2004. Voor ST Electronics zijn de gegevens verkregen uit het door de entiteit opgestelde 20-f document. In dit document wordt niet gesproken over IFRS 2 maar over FAS 123, echter is zoals eerder aangegeven de essentie hiervan hetzelfde. Om te beoordelen of deze impact niet exorbitant hoog is zijn tevens de 20-f documenten van 2003 en 2002 ter vergelijking beoordeeld. Ook de impact van Share-based Payment in deze jaren is aanzienlijk, waardoor aangenomen kan worden dat de impact zoals die in 2004 een goed beeld geeft. Alcatel verkeert in een moeilijke tijd, de entiteit maakt al jaren aanzienlijke verliezen en maakt in 2004 voor het eerst weer wat winst. Share-based Payment voor Alcatel wijkt absoluut gezien niet significant af van de andere entiteiten uit de Franse populatie. Dat deze impact zo aanzienlijk is komt met name door het lage resultaat wat de entiteit over 2004 behaald heeft. Voor France Telecom is het resultaat in lijn met de resultaatontwikkeling. Absoluut is het bedrag van Share-based Payment extreem hoog, maar de

Entiteit Sector Impact

ST Microelec CIPS -28%

Alcatel TICE -21%

France Telecom TICE -12%

Impact implementatie IFRS 2 op het resultaat per sector van de CAC-40

-3% -9% -2% CIPS TICE FS

(44)

impact wordt gedrukt door het eveneens hoge resultaat over 2004. Over de hele Franse populatie is een impact van Share-based Payment op het resultaat van 4% waargenomen. Deze 4% komt overeen met de gestelde hypothese.

(45)

§ 6.3.5. Duitsland (Dax Xetra)

De DAX Xetra is na de Euronext de grootste beurs van continentaal Europa (Europa exclusief UK). Aan de DAX Xetra zijn 30 fondsen genoteerd. Van deze 30 fondsen zijn er 14 entiteiten waarvan om de eerder aangegeven reden geen impact van IFRS 2: “Share-based Payment” op het resultaat meetbaar is. De resultaten van de 16 meetbare entiteiten zijn hieronder op dezelfde manier weergegeven als de dat voor de overige onderzochte beurzen eerder gedaan is, een uitvoerig overzicht van de resultaten is weergegeven in bijlage 6.

Grafiek 5: Impact implementatie IFRS 2 op het resultaat van de Dax Xetra

De gemiddelde impact van IFRS 2: “Share-based Payment” op het resultaat is voor de Duitse populatie 6%, wat boven de gestelde hypothese ligt. De impact van Share-based Payment op het resultaat van 2004 van de Deutsche Bank, SAP en van Allianz is laag vergeleken met de jaren 2002 en 2003. Dat de impact op SAP groot is ligt in de lijn der verwachting, maar dat er 2 FS entiteiten in de top 3 staan is opvallend. De verdeling in sectoren geeft hier wel aan dat de gestelde hypothese kan worden aangenomen, hoewel dit wel komt omdat er maar 2 TICE entiteiten onder de populatie vallen. Echter is de grote impact op de FS sector opvallend. Het aantal entiteiten dat onder FS valt is 5 en er is 1 entiteit waar geen informatie van beschikbaar is. Er kan gezegd worden dat de waargenomen impact voor de FS sector een goed beeld geeft van deze sector. In hoeverre de Duitse FS sector representatief is voor de gehele populatie van dit onderzoek zal bij de analyse van de totale populatie verder aan de orde komen.

Entiteit Sector Impact

Deutsche Bank FS -22%

SAP TICE -14%

Allianz FS -12%

Impact implementatie IFRS 2 op het resultaat per sector van de Dax Xetra

-3% -11% -8% CIPS TICE FS

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Actief 2.146.802.416 1 juli 2003 Vredegerecht Fontaine-l'Evêque

Bij succes gaan we door met planten in de rest van Noord-Brabant.' De buurtboom werd gesponsord door JA,ZO Begrazing ’t Nabbegat, de gemeente Landerd, Werkend Landschap, Vermeulen

[r]

 verzorgen van de informatieflow van de eigen dienst naar de dienst communicatie (info voor website, infoblad, folders en brochures, pers).  redactie van

Actief 2.138.327.584 9 december 1903 Geen gegevens opgenomen

[r]

[r]