• No results found

Sfeerbeeld Wmo conferentie Asten en Someren 26 april 2011

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Sfeerbeeld Wmo conferentie Asten en Someren 26 april 2011"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sfeerbeeld Wmo conferentie - Asten – Someren 26 april 2011 1. Inleiding

Op 26 april 2011 heeft er een Wmo conferentie Asten en Someren plaats gevonden. Voor deze werkconferentie waren onder andere burgers, vrijwilligers, (welzijns)organisaties en de raadsleden uitgenodigd. De gezamenlijke conferentie was het moment van evalueren met (extern) betrokkenen, maar vooral ook gezamenlijk vooruit kijken naar de toekomst.

De inzet was dan ook input voor het komende Wmo beleidsplan 2012 – 2015 Asten en Someren.

Hieronder vindt u een koppeling van de input uit de conferentie aan de 4 hoofdlijnen uit de Kadervisie beleidsplan Wmo 2012 – 2015 Asten – Someren. Daarna volgt er per workshop een sfeerbeeld en een overzicht van de opmerkingen op de droom- en Klaagmuur.

2. De 4 hoofdlijnen in de conferentie

Opvallend is dat de 4 hoofdlijnen1 in meer of mindere mate in iedere workshop terugkwamen.

Wellicht het belangrijkste signaal wat uit de conferentie naar voren is gekomen is dat men het aanspreken van eigen kracht (en verantwoordelijkheid) onderschrijft, maar dat er grenzen zitten aan de eigen kracht en dat deze grenzen voor iedereen anders liggen.

Dit is gekoppeld aan een andere veel gehoorde opmerking: maatwerk! Alle burgers zijn verschillend en hebben dus ook verschillende behoeftes, hierbij moet onder andere gedacht worden aan de behoefte aan ondersteuning van gezinnen maar ook van mantelzorgers. Kijk naar wat de (optimale) zelfredzaamheid is per burger en wat er daarnaast nog nodig is aan ondersteuning.

De intentie (en behoefte) om van versnippering naar echte samenhang te gaan kwam duidelijk naar voren in meerdere workshops. Dit gold bijvoorbeeld voor leefbaarheid (clustering van functies en multifunctioneel gebruik), maar ook voor de inzet van vrijwilligers (waar liggen behoeftes, waar is overlapping en waar kunnen we samenwerken met professionals en verenigingen).

In het kader van samenhang werd veelal ook het verbeteren van de samenwerking benoemd. Hierin zag men duidelijk een regierol voor de gemeente. Daar waar dit niet lukt of niet gebeurd, dit de gemeente dit te stimuleren en desnoods af te dwingen. Op de droommuur werd ook aangegeven dat de initiatieven vanuit de burgers moeten komen en de gemeente hierin moet faciliteren en regisseren.

Het gaan van zorg naar meer preventief werken, zag men als een goede zaak. Zo werd in de workshop mantelzorgers en vrijwilligers aangehaald dat investeren in mantelzorgers preventief en kostenbesparend werkt.

(2)

Opvallend is daarnaast dat men leefbaarheid ervaart, niet zozeer als ruimtes (dus

stenen) maar meer als mogelijkheden tot ontmoeten. Of zoals het zeer mooi aangegeven werd binnen de workshop compensatiegericht denken: ‘Leefbaarheid is een van de basiscomponenten voor het slagen van de kanteling. Als de leefbaarheid toeneemt vergroot dit de mogelijkheden tot ontmoeten. Daardoor ontstaan informele verbanden, waar mogelijk spontaan een beroep op gedaan kan worden en waardoor zich eigen kracht ontwikkelt’.

Als laatste aandachtspunt werd de communicatie benoemd. Zowel communicatie over de wijzigingen in het beleid, maar ook om draagvlak te creëren. Communicatie kan ook ingezet worden als middel voor verwachtingsmanagement.

3. Sfeerbeeld per workshop

Workshop 1: Leefbaarheid in de kernen – prestatieveld 1

De voornaamste reactie op de presentatie betrof het nadrukkelijk wijzen op het facilitaire karakter van de gebouwen en het primaat van de gewenste en noodzakelijke activiteiten in het kader van leefbaarheid.

Er moet een bepaalde urgentie gevoeld worden in de gemeenschap en er moeten ‘actieve doeners’ opstaan, wil er een basis zijn en breder draagvlak gevonden kunnen worden voor het aanpakken van onderwerpen op het gebied van leefbaarheid.

De sociaal-maatschappelijke opgave per wijk en dorp is leidend, daarna komen de

‘bakstenen’. Het gaat als laatste om de gebouwen, het gaat vooral om de functies van de maatschappelijke voorzieningen. De spreiding van functies staat centraal en niet van accommodaties.

Clustering van functies en multifunctioneel gebruik wordt reeds als vanzelfsprekend ervaren. Men vindt het niet meer dan logisch dat hier vanuit inhoudelijk en financieel oogpunt naar wordt gestreefd, zowel op wijk- en dorps- als op gemeentelijk niveau.

Dit geldt in ieder geval voor nieuwe accommodaties, voor bestaande accommodaties worden kansen benut.

Workshop 2: Jeugd in de Wmo – prestatieveld 2

Binnen deze workshop is gewerkt met uitgangspunten, de reacties hierop staan kort weergegeven.

Daarnaast is gevraagd naar de rol van schoolmaatschappelijk werk (SMW) op

basisscholen. Door SMW wordt het ‘probleem’ uit de klas gehaald en kan de school bezig zijn met onderwijs. SMW kijkt verder dan de school ze kijken ook naar het systeem (omgeving).

(3)

‘De vraag staat centraal’

Zaken die goed gaan: goed contact (basis), respect, goed doorvragen, bevestig wat goed gaat, kijken naar mogelijkheden en niet naar problemen. Ruimte voor verbetering is er, namelijk: de rol van het kind in beeld brengen, kijken naar vragen vanuit de kinderen of omgeving, oplossingsgericht werken, niet alleen naar de problemen kijken maar afgaan op eigen kracht van cliënt, niet alleen zorgen of overnemen. Als verwachtingen zijn bij de gemeente de volgende zaken neergelegd: Organisaties moeten elkaar weten te vinden en iedereen moet het CJG weten te vinden, 1e lijns-professionals moeten meer

samenwerken (duidelijke weg), CJG medewerkers moeten breed opgeleid zijn en gemeenten moeten samenwerking afdwingen waar nodig.

‘Zorgdragen voor sluitende aanpak’

Als positieve punten worden hier genoemd: initiatief nemen naar andere instanties, overleg met andere instanties (in overleg met de cliënt) en warme overdracht. Zaken die beter zouden kunnen: de vraag moet reizen niet de klant (geen van kastje naar de muur-praktijken), normaliseren in plaats van problematiseren, school heeft een belangrijke signaalfunctie, instanties weten van elkaar wie wat doet, duidelijkheid hierover en insteken op eigen kracht van mensen (ook via sportclubs en welzijnswerk).

Indien organisaties niet hun eigen verantwoordelijkheid oppakken voor het zorgdragen van een sluitende aanpak, dient het CJG (cq de gemeente) dit op te pakken

‘Eigen kracht’

Uitgaan van eigen kracht is het wezenlijke van het welzijnswerk, hierbij wordt verwacht dat welzijnswerk nieuw stijl daaraan positief zal bijdragen. Als mogelijkheden voor verbeteringen zijn genoemd: Eigen kracht conferenties en de omgeving erbij betrekken, signaalfunctie school versterken (richting zorgteam en CJG), terug naar eigen kracht, niet eindeloos doorverwijzen, zorgen dat de cliënt op de goede plek komt, één contactpersoon en monitoring.

Opgemerkt werd dat uitgaan van eigen kracht niet gezien moet worden als

bezuinigingsmaatregel, omdat het tijd kost om eigen kracht bij mensen in te zetten.

‘Zo-zo-zo beleid’

Men vindt dit een goed uitgangspunt, ook financieel. Het zo-zo-zo beleid gaat uit van kortdurende hulp en dit is niet in alle situaties mogelijk, dus alleen als het kan.

Daarnaast moet er per situatie gekeken worden welke hulp noodzakelijk is. Men moet kijken wat past en zorgen dat de hulp in balans is. Er wordt van de gemeente verwacht dat er niet doorgeslagen wordt in 1 uitgangspunt (bijvoorbeeld Zo-zo-zo beleid of Eigen kracht).

Workshop 3: Mantelzorgers en vrijwilligers – prestatieveld 4

In de workshop mantelzorgers en vrijwilligers gingen, na een korte inleiding, alle deelnemers hard aan de slag. Aan de ene kant van het lokaal verzamelden zich betrokkenen rondom het onderwerp vrijwilligers. Aan de andere kant stond het thema mantelzorgers centraal. Elke groep kreeg de opdracht om met gekleurde stiften aan te geven, wat goed was en wat behouden moest worden (groen), wat weg kan (rood),

(4)

welke nieuwe ideeën er zijn (blauw) of wat een zorg is (zwart) . Doel van de workshop was om een beeld te krijgen wat er zeker in het nieuwe Wmo-beleidsplan terug moet komen. Er zijn heel veel (verschillende) aandachtspunten genoemd. Een centraal onderwerp bleek wel ‘maatwerk’ te zijn. Zowel bij vrijwilligers als mantelzorgers is het belangrijk om uit te gaan van de wens/ situatie van de mantelzorger/ vrijwilliger. Bij mantelzorg werd daarbij nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de verschillen tussen mantelzorgers. Denk hierbij aan leeftijden, wel of niet werken maar ook aan degene voor wie gezorgd wordt (partner, ouders, kinderen). Ook werd het belang van respijtzorg (dagbesteding, logeren, zorgboerderijen) diverse malen genoemd. Mantelzorgers kunnen de zorg volhouden doordat ze af en toe ook eens ‘zorgvrij’ zijn. Zeker gelet op de

bezuinigingen is het van belang dat met dit aspect rekening wordt gehouden. Investeren in mantelzorg werkt preventief en kostenbesparend. Als alle zorg die mantelzorgers voor hun rekening nemen wegvalt en door professionals overgenomen moet worden zijn de kosten niet meer te overzien. Voor vrijwilligerswerk geldt aanvullend dat men ziet dat er steeds meer op vrijwilligers afkomt en dat er nog veel kansen liggen m.b.t.

samenwerking. Zowel beroepsorganisaties als verenigingen kunnen verbindingen leggen die kansen bieden voor duurzaamheid. Men kan van elkaar leren, men kan samenwerken op bestuursniveau, men vist in dezelfde vijver maar is bereid die vijver goed te

onderzoeken.

Workshop 4: Compensatiegericht denken – prestatieveld 3, 5 en 6

Het thema binnen de workshop spitste zich toe op de kanteling “van het denken vanuit voorzieningen naar het denken vanuit oplossingen”, waarbij het inzetten van eigen kracht en eigen netwerk de basis is. In de workshop werden de factoren eigen kracht, wederkerigheid en sociale infrastructuur als belangrijke pijlers van de kanteling nader toegelicht. Uit de discussie in de workshop kwam op hoofdlijnen het volgende naar voren:

- “Wat je zelf kunt moet je zelf doen” werd breed onderschreven. Eigen kracht en eigen netwerk is echter niet onuitputtelijk.

- Aandacht vanuit de gemeente voor de burgers die geen zorg vragen of niet in staat zijn om hun zorgvraag te formuleren. Hoe zorgen we dat deze burgers in beeld komen. Zorg voor goede signalering via bestaande structuren (hulp bij het huishouden, zorg, verenigingen zoals KBO) en zorg ervoor dat signalen ergens

terecht komen en opgepakt worden. Belangrijk: laat de signaleerder weten dat er iets wordt gedaan met het signaal (zonder inbreuk op privacy van klant). Dat wordt nu gemist.

- Goede communicatie/PR (met gebruik ICT/nieuwe media) is essentieel om de burgers voor te bereiden op de kanteling en hiervoor ook draagvlak te creëren (managen van verwachtingen).

- Wederkerigheid mag nooit verplichtend zijn en mag ook niet als “chantage” middel gebruikt worden (mensen moet willen). Goede communicatie is hierbij essentieel ( en bijv. gefaseerd brengen).

- Het gesprek moet gevoerd worden door medewerkers die hiervoor geschoold moeten zijn. Communicatie en inlevingsvermogen zijn heel belangrijk.

(5)

- Het gesprek moet ook gevoerd worden met de mantelzorger(s) en niet alleen met de aanvrager. Voorkom dat mensen niet ronduit kunnen spreken omdat ze elkaar niet willen kwetsen.

- Beroep doen op eigen netwerk wordt steeds moeilijker in de huidige tijdsgeest

(mensen werken langer en meer werken en hebben het druk met hun gezin, kinderen wonen op grotere afstand). Belangrijk om hier rekening mee te houden.

- Goede balans tussen informele zorg en voorzieningen is belangrijk.

- Leefbaarheid is een van de basiscomponenten voor het slagen van de kanteling.

(mogelijkheden om te ontmoeten, ruimte voor ontstaan informele verbanden ontwikkeling eigen kracht).

Workshop 5: Prestatievelden 789

De opzet van de workshops was om eerst gezamenlijk even terug te kijken naar de voorliggende periode en vervolgens aan de hand van een praktijkvoorbeeld in Someren (De Ontmoeting) te kijken naar wat prestatievelden 7, 8 en 9 nu betekent in Someren en Asten.

De beide workshops waren qua sfeer direct anders. Bij de eerste workshop werd er in eerste instantie veel gediscussieerd over de kadervisie voor het nieuwe Wmo beleidsplan.

Hieruit kwam naar voren dat het belangrijk is dat het kennisniveau van de consulenten toereikend moet zijn voor de vragen aan het lokaal (en met name bij indicaties). Ook werd aangegeven dat er wel aandacht moet zijn voor de grenzen van de eigen

verantwoordelijkheid. Wat haalbaar is, is per burger verschillend. In het tweede gedeelte van de workshop is meer stil gestaan bij een concreet voorbeeld van prestatievelden 7, 8 en 9 namelijk ‘De ontmoeting’ van de Boei in Someren. Opvallend is dat maar 6 van de in totaal 22 deelnemers bekend waren met ‘De ontmoeting’. Hierdoor is het in de eerste workshop vooral over de inhoudelijke kant van ‘De ontmoeting’ gegaan (wie is de doelgroep, hoe komen mensen daar, etc.). In de tweede workshop is het meer gegaan over de doelgroep zelf. Wat hebben zij nodig? Willen zij voorzieningen in eigen gemeente (dichtbij) of juist liever in andere gemeente (privacy/ anonimiteit)? Hoe ga je om met het concept eigen verantwoordelijkheid binnen deze doelgroep? Het maken van eigen keuzes is goed, maar wat als dit negatieve gevolgen heeft voor de (directe) omgeving? Wat betekenen de veranderingen in de AWBZ voor deze doelgroep en wat kan je daarin betekenen als gemeente? Hoe wil je de rol als regiogemeente in vullen? Concrete oplossingen werden niet direct benoemd, maar het inzicht dat er voor deze doelgroep aandacht moet blijven (zeker met de AWBZ-veranderingen) is duidelijk naar voren gekomen.

4. Droom- en Klaagmuur

Op de droommuur werden de volgende opmerkingen gemaakt ten aanzien van de Wmo:

- Geluk + gelukkig zijn, stelt de vraag naar meer uit

- Laat initiatieven komen vanuit de burger. Gemeente faciliterend en regie - Leefbaarheid is ontmoeten, zich veilig voelen en zich thuis voelen. Leefbaarheid

loskoppelen van stenen. Zorgen voor kleine voorzieningen om het ontmoeten te stimuleren. Meedoen verhoogt de leefbaarheid.

(6)

- Dat “mantelzorgers” weer “naasten” worden.

- Dat onze dementerende medemens geen ondergeschoven “kindje” wordt.

- Structureel sociale vaardigheidstraining voor jongeren”

- WMO-beleid dat samenwerking tussen partijen stimuleert ten behoeve van de burgers in plaats van concurrentie ten koste van de burgers.

- Op maat de vraag oppakken met burgers.

- Preventief blijven werken.

- Dromen over sneller indiceren.

- Ik heb de mooie droom dat we als Zorgboog in 2012 weer huishoudelijke zorg leveren in veel huishoudens in Asten en Someren.

- Van “ieder kind heeft recht op zorg” naar “ieder kind heeft recht op een opvoeding” en “it takes a village to raise a child”.

- Dat er meetbare resultaten en maatschappelijke effecten benoemd worden.

- Jullie zijn nog niet van ons af, Jeannette en Jan.

En op de Klaagmuur:

- Te veel bureaucratie.

- Mis meetbare resultaten (met 0-meting).

- Marktwerking maakt veel kapot in de zorg. Het is een belemmering voor goede samenwerking en efficiëntere aanpak.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deurne, Asten en Someren hebben gekozen voor de re- kenkamerfunctie in de vorm van een rekenkamercommissie: de leden van deze commissie zijn rekenkamer voor deze gemeenten?.

Doelstelling van het project: Door het organiseren van zorg- en welzijnsvoorzieningen wordt er voor gezorgd dat meer mogelijkheden worden gecreëerd zodat iedereen in Lierop mee

tussenkomst van re-integratiebureau’s: Onis Welzijn verzorgt de functionele begeleiding van de klanten (op tijd aanwezig zijn, werknemersvaardigheden, etc.) en Atlant Groep zorgt

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten d.d. De

- de gemeenteraden van Asten op 5 juli 2010 en Someren op 21 juli 2010 hebben besloten in te stemmen met de notitie “Asten en Someren, samen over de brug” waarin voorstellen

1 Someren: In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste

Door het creëren van algemene voorzieningen in de Wmo bij de basisvoorziening Asten- Someren, worden er (waar mogelijk) middelen gegenereerd die ingezet kunnen worden voor

Een voor de burger zorgvuldige transitie van de verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugdigen, provinciale jeugdzorg, jeugd-LVB en jeugd-GGZ, naar de gemeenten Asten en