• No results found

Master Health Care & Social Work Saxion Hogeschool Enschede. Enschede, 5 maart Emely Bolscher. Richard Evering

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Master Health Care & Social Work Saxion Hogeschool Enschede. Enschede, 5 maart Emely Bolscher. Richard Evering"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Telehealth in de palliatieve

terminale zorg

Onderzoek naar de benodigdheden om videocommunicatie tussen

zorgverleners van verschillende organisaties in te zetten in de eerstelijnszorg

Master Health Care & Social Work 2019 – 2021

Saxion Hogeschool Enschede

Enschede, 5 maart 2021

Emely Bolscher

Richard Evering

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 3

1.1 Palliatieve zorg ... 3

1.2 Palliatieve zorg in Nederland ... 4

1.3 Samenwerking in de palliatieve terminale zorg ... 4

1.4 Knelpunten rondom de samenwerking ... 5

1.5 Telehealth in de palliatieve terminale zorg ... 6

1.6 Meetinstrument MIDI ... 7

1.7 Probleem- en doelstelling ... 8

1.8 Vraagstelling ... 8

2. Methode ... 9

2.1 Onderzoeksstrategie ... 9

2.2 Onderzoekspopulatie ... 9

2.3 Onderzoeksprocedure ... 10

2.4 Meetinstrument ... 11

2.5 Analyse ... 11

2.7 Methodologische kwaliteit ... 12

2.8 Ethische verantwoording ... 12

3. Literatuur ... 14

4. Bijlagen ... 17

Bijlage 1: Meetinstrument ... 17

Bijlage 2: Informatiebrief ... 19

Bijlage 3: Toestemmingsformulier ... 20

Bijlage 4: Planning ... 21

(3)

3

1. Inleiding

1.1 Palliatieve zorg

Jaarlijks overlijden ongeveer 153.000 mensen in Nederland. 70% van deze sterfgevallen wordt door de arts als niet-onverwacht beschouwd. Dit zijn ongeveer 107.000 mensen per jaar (Kennisplein Zorg voor Beter, 2020). Deze groep patiënten heeft volgens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) recht op palliatieve zorg (IKNL & Palliactief, 2017b). Patiënten binnen de palliatieve zorg bevinden zich in hun laatste levensfase, waarin zij professionele zorg behoeven om in hun dagelijkse levensverrichtingen te voorzien. Genezing is bij deze patiënten niet meer mogelijk, waardoor het doel van de behandeling behoud of verbetering van de kwaliteit van leven is (Netwerk palliatieve zorg, 2017).

De patiënten in de palliatieve levensfase kunnen nog jaren leven wanneer zij goede zorg krijgen, die hun klachten onder controle houdt (Wanrooij & Distelmans, 2017). Deze klachten zijn zowel fysiek als psychisch. Pijn, benauwdheid en obstipatie zijn veel voorkomende fysieke klachten. Angst en depressie zijn veel voorkomende psychische klachten (De Veer, Dieteren en Francke, 2017).

Binnen de palliatieve zorg bestaan verschillende fasen (IKNL, 2018). Onderstaand figuur laat deze fasen zien, met een verschuiving van de ziektegerichte naar de symptoomgerichte fase.

Figuur 1 - Fasen palliatieve zorg (IKNL, 2018)

Binnen de ziektegerichte fase wordt de ziekte nog behandeld om de kwaliteit van leven te bevorderen, door bijvoorbeeld chemotherapie met levensverlenging als insteek. Binnen de symptoomgerichte fase ligt de focus op de kwaliteit van leven en kunnen de symptomen met bijvoorbeeld accurate pijnstilling behandeld worden. Wanneer de verwachting is dat iemand binnen drie maanden overlijdt verschuift de symptoomgerichte fase naar de palliatie in de stervensfase. Dit noemt men de terminale fase (Netwerk palliatieve zorg, 2017).

(4)

4

1.2 Palliatieve zorg in Nederland

Palliatieve en terminale zorg hebben de laatste jaren meer aandacht gekregen in de Nederlandse samenleving. Het Ministerie van VWS heeft in 2016 de doelstelling gesteld dat iedere burger in Nederland in 2020 verzekerd is van goede palliatieve zorg op het juiste moment, de juiste plek en door de juiste zorgverleners (IKNL & Palliactief, 2017b). Onder goede palliatieve zorg wordt kwaliteit van zorg verstaan.

Kenmerken van kwaliteit van zorg in de palliatieve fase zijn continuïteit van zorg, open communicatie en nauw overleg en interactie. Continuïteit van zorg betekent het leveren van dezelfde zorg door verschillende zorgverleners. Open communicatie, nauw overleg en interactie houden onder andere het bespreken van alle behandelingsmogelijkheden met de patiënt in (IKNL, 2020). Om deze kwaliteit van zorg te waarborgen heeft het VWS in samenwerking met verschillende wetenschappelijke organisaties een kwaliteitskader opgesteld (IKNL & Palliactief, 2020). In dit kwaliteitskader worden handvatten voor zorgverleners gegeven, gebaseerd op de belangrijkste elementen volgens patiënten in de palliatieve fase.

Dit kwaliteitskader wordt sinds 2017 door regionale netwerken overgebracht naar de zorgverleners die werkzaam zijn in de praktijk. Deze landelijke organisatie van netwerken heet: ‘Netwerk Palliatieve Zorg’.

Het doel van deze organisatie is het versterken van de onderlinge samenwerking tussen de zorgorganisaties bij palliatieve zorg, waarmee de zorg voor de patiënt zo goed mogelijk georganiseerd wordt op regionaal niveau. Binnen deze netwerken hebben zorgverleners van verschillende organisaties overleg met elkaar over de organisatie van het totale zorgaanbod om de kwaliteit van palliatieve zorg te verbeteren binnen hun regio. De richtlijn die Netwerken Palliatieve Zorg hanteert is het eerder genoemde kwaliteitskader (Netwerk Palliatieve Zorg, 2020). Een terugkomend thema in dit kwaliteitskader is de rol van de zorgverleners (IKNL & Kwaliteitskader, 2020).

1.3 Samenwerking in de palliatieve terminale zorg

Binnen de palliatieve terminale zorg in de eerstelijnszorg werken verschillende zorgverleners zoals huisartsen, praktijkondersteuners, verpleegkundigen, verzorgenden en vrijwilligers samen. De eerstelijnszorg omvat de zorg waar iedere Nederlandse burger gebruik van kan maken zonder

verwijzing, bijvoorbeeld een huisarts bezoek (VWS, 2020). Het centrale belang van deze zorgverleners is de kwaliteit van leven van de patiënt. Om dit belang te bewerkstelligen is veel overleg en

nauwkeurigheid tussen de zorgverleners noodzakelijk, samenwerking tussen de zorgverleners is daarom van belang (Ebbelaar, 2019). Gezamenlijke besluitvorming is een belangrijk onderdeel van de samenwerking in de palliatieve terminale zorg. Gezamenlijke besluitvorming is het proces tussen patiënt, naasten en zorgverleners waarin zij besluiten nemen die passen bij de wensen en behoeften van de patiënt in de fase van zijn leven (Wanrooij & Distelmans, 2017). In de palliatieve terminale zorg kan deze besluitvorming gaan over veranderingen van de toestand van de patiënt, zoals conditionele

(5)

5

achteruitgang of bewustzijnsdaling. Bij dergelijke verandering moet besluitvorming tussen de zorgverleners plaatvinden, zodat de zorg naar de behoefte van de patiënt kan worden aangepast (Ebbelaar, 2019). Rondom de besluitvorming binnen de palliatieve terminale zorg werken de huisartsen en verpleegkundigen veel samen. Beiden werken zij voor verschillende organisaties. Dit betekent dat zij met een ander zorgsysteem werken, waardoor informatie van elkaar niet makkelijk toegankelijk is. Het contact is hierom vaak telefonisch of via e-mail (IKNL & Palliactief, 2017a). Beide zorgverleners

vervullen eigen taken. Huisartsen hebben een beslissende taak, zij hebben invloed op het voorschrijven van medicatie en maken vervolgstappen in de behandeling. Verpleegkundigen hebben een uitvoerende taak, zij dienen de medicatie toe en observeren de zorgbehoeften van de patiënt, aangezien zij de patiënt vaak dagelijks zien. Zodra de verpleegkundige signaleert dat de zorgbehoefte niet toereikend is, vindt overleg met de huisarts plaats, om zo nodig de zorgbehoefte aan te passen naar de wens van de patiënt. Het overleg met de huisarts wordt vaak door een HBO-verpleegkundige gevoerd, omdat gespreksvoering en coördineren van zorg binnen hun opleiding veel aandacht krijgt en binnen de taken van de HBO-verpleegkundige valt (Adriaansen, 2020).

1.4 Knelpunten rondom de samenwerking

Aangezien huisartsen en verpleegkundigen voor andere organisaties werken, kan gezamenlijke besluitvorming in de palliatieve terminale fase bemoeilijkt worden (Kouwert & Keizer, 2015).

Verpleegkundigen ervaren dat contact leggen met de huisarts moeilijk kan zijn, doordat ze het gevoel krijgen geen gelijke partners te zijn in de zorgsituatie van de patiënt. Ze krijgen onvoldoende erkenning voor hun kennis en expertise van de huisarts (Horbach, 2017). Huisartsen geven aan dat zij kunnen ervaren dat niet iedere verpleegkundige een duidelijke situatieschets kan geven van de toestand van de patiënt (Kouwert & Keizer, 2015). Daarnaast wordt door beide zorgverleners ervaren dat het werken met uitvoeringsverzoeken moeilijk is. Uitvoeringsverzoeken zijn formulieren waarmee de huisarts akkoord geeft aan de verpleegkundige van het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen, zoals blaaskatheteriseren of het toedienen van morfine middels een pomp. Doordat het werken met uitvoeringsverzoeken veel tijd en moeite kost, kan het resulteren in situaties dat een patiënt onnodig moet wachten voordat hij adequate pijnstilling toegediend krijgt. De huisarts kost het veel administratiewerk en verpleegkundigen kunnen niet direct handelen bij de patiënt. Naast dat deze knelpunten zorgen voor wrijving tussen de zorgverleners, kan het ook leiden tot een onjuiste behandeling van de patiënt. De vertrouwensband tussen patiënten en verpleegkundigen speelt hierbij ook een rol. Patiënten geven de verpleegkundigen vaak andere informatie, omdat de patiënten hen vaker zien en hierdoor een band opbouwen met de verpleegkundige (Heinen et al., 2019). Het komt dan geregeld voor dat patiënten in het bijzijn van de huisarts zich beter voor doen dan dat ze zich werkelijk

(6)

6

voelen, waardoor een ontoereikende behandeling wordt ingezet (Evering, Makonga-Braaksma, Uitdehaag, & den Ouden, 2020).

1.5 Telehealth in de palliatieve terminale zorg

In het onderzoek van Evering, Makonga-Braaksma, Uitdehaag, en den Ouden (2020) gaven zorgverleners in de palliatieve terminale zorg aan dat telehealth een hulpmiddel zou kunnen zijn bij het bevorderen van de samenwerking tussen de huisartsen en verpleegkundigen. Telehealth is het toepassen van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld door het inzetten van videocommunicatie. Videocommunicatie is een beeld en audio verbinding. Deze toepassing maakt zorg op afstand mogelijk, waardoor patiënten in de thuissituatie gezien kunnen worden door een huisarts vanuit zijn praktijk (Vilans, 2016).

Volgens het onderzoek van van Gurp & Dees (2017) bestaat de behoefte om videocommunicatie in te zetten in de eerstelijnszorg. Volgens onderstaand figuur kan als een patiënt conditioneel achteruit gaat een situatie gecreëerd worden, waardoor de toestand van de patiënt duidelijk geschetst wordt en nauw overleg plaats kan vinden tussen de huisarts en verpleegkundige, waarbij de aandacht op de patiënt gericht is als videocommunicatie wordt toegepast (van Gurp & Dees, 2017). Hiermee kunnen de eerder genoemde knelpunten ondervangen worden, doordat de verpleegkundige aanwezig is bij de patiënt en de huisarts vanuit zijn praktijk contact legt middels videocommunicatie.

Figuur 2 - Samenwerking en telehealth (van Gurp & Dees, 2017)

(In dit figuur gaat het om een situatie met een specialist, huisarts en patiënt. In een situatie in de palliatieve terminale zorg zou de verpleegkundige zich kunnen aansluiten bij de patiënt en heeft de huisarts de rol van de specialist palliatieve zorg.)

Daarnaast is videocommunicatie volgens het onderzoek van Rush, Howlett, Munro en Burton (2018) ook efficiënter dan telefoneren. In dit onderzoek kwam naar voren dat videocommunicatie voordelig kan zijn doordat minder medicatiefouten gemaakt worden, grotere diagnostische nauwkeurigheid en verbeterde besluitvormingsnauwkeurigheid plaatsvindt in vergelijking met de telefoon. Daarbij eist

(7)

7

videocommunicatie juist aandacht voor de ander, ze vraagt ons gericht te kijken en te luisteren (van Gurp & Dees, 2017). Videocommunicatie lijkt dus voordelig te kunnen zijn in situaties waar besluiten moeten worden genomen (Vilans, 2016). Echter is nog onduidelijk wat huisartsen en verpleegkundigen nodig hebben om videocommunicatie in de eerstelijnszorg in te kunnen zetten. Hierbij spelen

belemmerende en bevorderende factoren een rol.

1.6 Meetinstrument MIDI

Het Meetinstrument Determinanten van Innovaties (MIDI) geeft een overzicht van deze factoren, welke het inzetten van telehealth kunnen beïnvloeden. Dit meetinstrument is opgesteld op basis van empirisch onderzoek, waar aan de hand van analyses een lijst werd op gesteld met 29 determinanten. Deze zijn onderverdeeld in vier categorieën: determinanten met betrekking tot de innovatie, de zorgprofessional, de organisatie en de omgeving (Fleuren et al., 2012). Binnen dit onderzoek ligt de focus op de determinanten met betrekking tot de innovatie en de zorgprofessional, omdat op deze manier achterhaald kan worden wat huisartsen en verpleegkundigen van elkaar en van de innovatie nodig hebben, om videocommunicatie in te kunnen zetten bij palliatieve terminale zorg. De determinanten met betrekking tot de organisatie en sociale/politieke context worden buiten beschouwing gelaten, dit vraagt om een ander onderzoek.

Determinanten m.b.t. de innovatie

Procedure helderheid Duidelijke werkafspraken, zodat het voor de zorgverleners duidelijk is wie welke taken heeft (Adriaansen, 2019).

Juistheid Uit onderzoek, zoals eerder aangegeven, blijkt dat voordeel gezien wordt in het toepassen van videocommunicatie ten opzichte van telefoneren (Rush, Howlett, Munro, & Burton, 2018).

Compleetheid Informatie kan makkelijker gedeeld worden tussen huisartsen en verpleegkundigen (Rush, Howlett, Munro, & Burton, 2018).

Complexiteit De juiste werkafspraken en middelen moeten beschikbaar zijn, zodat het werkbaar is voor de zorgverleners (Adriaansen, 2019).

Congruentie huidige werkwijze Het inzetten van videocommunicatie kan bijdragen aan de huidige werkwijze, omdat het voor duidelijkheid bij de zorgverleners kan zorgen (Rush, Howlett, Munro, & Burton, 2018).

Zichtbaarheid uitkomsten Directere toegang tot de gegevens van de patiënt, doordat samenwerking soepeler verloopt (van Gurp & Dees, 2017).

Relevantie patiënt Kwaliteit van zorg kan verbeteren, doordat de zorg sneller en passender ingezet kan worden (Kwaliteitskader, 2020).

Determinanten m.b.t. de gebruiker

Persoonlijk voordeel Het is tijdbesparend, daarnaast kan wrijving tussen de zorgverleners voorkomen worden (Heinen et al., 2019).

Uitkomstverwachting Het voornaamste doel is om kwaliteit van zorg te bieden door de samenwerking te verbeteren. Met behulp van videocommunicatie zou dit bereikt kunnen worden (IKNL & Palliactief, 2017b).

Taakopvatting Duidelijke taakverdeling van iedere zorgverlener (Adriaansen, 2019).

Tevredenheid patiënt Zorg kan passender en sneller ingezet worden, waardoor de tevredenheid van de patiënt zal toenemen (IKNL & Palliactief, 2017a).

(8)

8

Medewerking patiënt Het inzetten van zorg kan sneller verlopen, wat prettig is voor de patiënt. Medewerking van de patiënt zal na duidelijke informatie en instructies hierom sneller zijn (IKNL & Palliactief, 2017a.

Sociale steun Verwachtingen van huisartsen en van verpleegkundigen moeten duidelijk zijn voor elkaar, waardoor meer steun door elkaar wordt ervaren (Adriaansen, 2019).

Descriptieve norm Collega’s enthousiasmeren door uitleg te geven door bijvoorbeeld scholingsdagen aan te bieden. Videocommunicatie zal dan sneller worden ingezet, zodra mensen gewend raken aan het idee (Wamel, 2020).

Subjectieve norm In de Nederlandse zorgmaatschappij wordt de inzet van telehealth steeds belangrijker om het doel kwaliteit van zorg te handhaven, mede doordat zorgverzekeringen dit eisen (Boeije, 2019).

Eigen-effectiviteitsverwachting Zorgverleners moeten het vertrouwen hebben dat ze videocommunicatie in de praktijk daadwerkelijk kunnen inzetten, hierom is scholing van belang (Wamel, 2020).

Kennis Kennis over het gebruik van videocommunicatie moet worden verbreed bij alle zorgverleners (Wamel, 2020).

Informatieverwerking Regelmatig inzetten van evaluatiemomenten, om te beoordelen of het gebruik van videocommunicatie moet worden aangepast (Wamel, 2020).

Tabel 1: Meetinstrument MIDI met betrekking tot videocommunicatie in de palliatieve terminale zorg

1.7 Probleem- en doelstelling

Videocommunicatie lijkt een positieve invloed te kunnen hebben op de genoemde knelpunten van de samenwerking tussen de huisartsen en de verpleegkundigen. Het is echter nog onduidelijk wat de zorgverleners in de eerstelijnszorg nodig hebben van elkaar en van de innovatie om videocommunicatie in te kunnen zetten.

Het doel van het onderzoek is om aan de hand van het meetinstrument MIDI te achterhalen wat huisartsen en verpleegkundigen nodig hebben om videocommunicatie in te kunnen zetten in de eerstelijnszorg. Op deze manier kunnen aanbevelingen worden gedaan, waardoor de samenwerking tussen huisartsen en verpleegkundigen verbeterd kan worden in de palliatieve terminale zorg. Hiermee kan de kwaliteit van zorg voor de patiënt verbeterd worden.

1.8 Vraagstelling

Wat hebben huisartsen en verpleegkundigen in de eerstelijnszorg, werkzaam bij verschillende organisaties, nodig om telehealth in de vorm van videocommunicatie in te kunnen zetten bij palliatieve terminale zorg?

- Welke bevorderende en belemmerende factoren spelen een rol bij het inzetten van videocommunicatie volgens de zorgverleners?

- Welke samenwerkingsafspraken vinden de zorgverleners belangrijk bij het inzetten van videocommunicatie?

(9)

9

- Welke middelen en vaardigheden hebben de zorgverleners nodig om videocommunicatie in te zetten in de palliatieve terminale zorg?

2. Methode

2.1 Onderzoeksstrategie

Binnen dit onderzoek is gekozen voor een kwalitatief verkennende studie. Om individuele ervaringen en waarnemingen van de zorgverleners te achterhalen is kwalitatief verkennend een passend onderzoeksdesign (Bryman, 2016). Door middel van semi-gestructureerde interviews, die zijn opgesteld aan de hand van de topics uit de literatuurstudie, kan dieper worden ingegaan op relevante vraagstukken en kan achterhaald worden wat zorgverleners nodig hebben om videocommunicatie in te zetten in de palliatieve zorg in de eerstelijnszorg. De onderzoeksvraag kan door het interviewen van deze zorgverleners beantwoordt worden, omdat de praktijkervaringen van de zorgverleners een belangrijke rol spelen bij toepassen van videocommunicatie (Jansen & Jansen, 2016). Er wordt gestreefd om 10 semi- gestructureerde interviews af te nemen, vijf met huisartsen en vijf met verpleegkundigen binnen de eerstelijnszorg. Of meer zorgverleners nodig zijn, hangt af van de saturatie van de interviews en of redundantie plaatsvindt. Saturatie betekent het bereiken van inhoudelijke verzadiging en redundantie betekent het herhalen van informatie. Het gehele onderzoeksproces is iteratief: data verzamelen en analyseren wisselen elkaar en bouwen op elkaar voort (Bryman,2016).

2.2 Onderzoekspopulatie

Onder de onderzoekspopulatie vallen de respondenten. Dit zijn in dit onderzoek de zorgverleners waar de semi-gestructureerde interviews mee worden afgenomen (Bryman, 2016). Dit gaat om een heterogene groep, omdat het om zorgverleners met verschillende functies gaat (Bryman, 2016). De zorgverleners bestaan uit huisartsen en verpleegkundigen in de eerstelijnszorg, omdat tussen hen nauwe samenwerking plaatsvindt. Deze zorgverleners werken binnen de eerstelijnszorg voor verschillende organisaties.

Door de onderzoeker wordt gekeken naar de diversiteit van de zorgverleners. Verschil tussen geslacht is voor dit onderzoek niet van belang. Het opleidingsniveau van de huisartsen is allen WO. Het opleidingsniveau van de verpleegkundigen is HBO, omdat zij een functie betreden waar vooral besluitvorming en samenwerking met de huisartsen plaatsvindt. De voorkeur gaat uit naar verschillen in leeftijd van de zorgverleners. Jonge zorgverleners zijn opgegroeid met technologie. Bij oudere zorgverleners is de verwachting dat zij minder gewend zijn aan technologie. Dit kan invloed hebben op de bereidheid om met technologie te willen en kunnen werken (Gorski, Bram, Sutermaster, Eckman, &

(10)

10

Mehta, 2016). Onderzoek wijst uit dat zorgverleners in stedelijke gebieden verschillende taken kunnen hebben ten opzichte van zorgverleners in kleinere gemeenschappen, hierom gaat de voorkeur uit naar interviews met zorgverleners die werkzaam zijn in beide gebieden (Plat et al., 2018).

De inclusiecriteria voor de interviews zijn:

- Gemêleerde groep zorgverleners; werkzaam in landelijke en stedelijke gebieden.

- Gemêleerde groep van jonge en oudere zorgverleners.

- De zorgverleners moeten beschikbaar zijn voor een interview van een uur/anderhalf uur in de periode van februari 2021 tot en met april 2021.

- De zorgverleners staan open voor een gesprek over het inzetten van telehealth in de palliatieve terminale zorg.

- De zorgverlener moet minimaal een jaar ervaring hebben in de eerstelijnszorg en te maken hebben met palliatieve zorg.

2.3 Onderzoeksprocedure

Binnen het onderzoek is een gehele doelgroep benadering. Er worden niet binnen één organisatie respondenten geworven, maar van verschillende organisaties.

De verpleegkundigen die worden benaderd zijn allen werkzaam in de eerstelijnszorg. De verpleegkundigen zijn bekend in het netwerk van de onderzoeker en worden middels email of telefonisch contact benaderd om een afspraak te plannen om het interview af te nemen.

Om de huisartsen te benaderen wordt contact gezocht met de coördinatoren van ‘Netwerk Palliatieve Zorg Twente’. Zij hebben nauw contact met enkele huisartsen in de regio Twente. De opdrachtgever neemt contact op binnen zijn netwerk, om respondenten aan te dragen aan de onderzoeker. Ook worden verschillende huisartsenpraktijken telefonisch benaderd in de regio Twente door de onderzoeker en gevraagd om medewerking.

Vervolgens als positief geantwoord wordt door de benaderde zorgverleners, wordt telefonisch contact gezocht om een afspraak te maken om het interview af te nemen. Alle interviews worden via de applicatie Microsoft Teams afgenomen. Vanwege de Covid-19 pandemie is er onduidelijkheid over fysiek contact.

Hierom wordt er voor gekozen om alle interviews via de applicatie Microsoft Teams te doen, zodat hier geen verschil in is.

Er moet rekening worden gehouden met onvoorziene tijdsposten, zoals de agenda van de respondenten.

Hierdoor kan afgeweken worden van de planning.

(11)

11

2.4 Meetinstrument

Het meetinstrument wordt ontwikkeld aan de hand van een topiclijst. Deze topiclijst is gebaseerd op de theorie vanuit het theoretisch kader. Deze topics worden geoperationaliseerd, waardoor vragen opgesteld worden. Dit is passend voor de praktijksituaties binnen de palliatieve terminale zorg, omdat op deze manier diepe en gedetailleerde informatie (‘thick description’) kan worden achterhaald door vragen te stellen (Bryman, 2016).

Het meetinstrument is gebaseerd op de determinanten van de MIDI (van Fleuren et al., 2012). De belangrijkste onderwerpen van de determinanten zijn gekozen om te bespreken tijdens het interview, waarmee de hoofdvraag van het onderzoek kan worden beantwoord. Onderwerpen die met name patiënt gericht zijn, zoals patiënt tevredenheid, worden niet meegenomen in de topiclijst.

Ter introductie wordt gestart door te vragen of de respondent bekend is met het werken van videocommunicatie. Als dit niet het geval is wordt verduidelijking gegeven met behulp van figuur 3, waarin een voorbeeldsituatie geschetst is.

Vervolgens wordt aan de hand van de determinanten met betrekking tot de gebruiker het interview vervolgd. ‘Persoonlijk voordeel’, ‘uitkomstverwachting’, ‘taakopvatting’ en ‘kennis en eigen- effectiviteitsverwachting’ zijn gekozen. Op basis van deze topics zijn vragen opgesteld (zie bijlage 1:

Meetinstrument).

Hierna wordt het interview vervolgd met de topics op basis van de determinanten met betrekking tot de innovatie. ‘Compleetheid en zichtbaarheid uitkomsten’ en ‘complexiteit’ zijn de gekozen topics. Op basis van deze factoren zijn vragen opgesteld (zie bijlage 1: Meetinstrument).

Tot slot wordt afgesloten met de vraag of de respondent nog vragen of opmerkingen heeft. Vervolgens wordt een dankwoord gegeven.

2.5 Analyse

Wanneer de semi-gestructureerde interviews zijn afgenomen, wordt de data geanalyseerd. Eerst wordt de informatie woordelijk getranscribeerd. De verzamelde informatie wordt dan woord voor woord opgeschreven (Bryman, 2016). Vervolgens wordt gecodeerd. Dit proces bestaat uit drie stappen. Eerst wordt open gecodeerd. Dit betekent dat labels aan de tekstfragmenten worden gekoppeld. Deze labels geven per tekstfragment aan wat het hoofdthema is van het stuk (Bryman, 2016). Hier wordt het programma ‘Atlas.ti’ voor ingezet. De tweede stap is axiaal coderen. De labels worden dan met elkaar vergeleken. Vervolgens krijgen de bij elkaar horende labels een overkoepelende code. Het kan voorkomen dat labels onder meer overkoepelende codes vallen. De derde stap is het selectief coderen.

(12)

12

Hier worden de labels opnieuw bekeken. Deze worden onder gebracht onder de overkoepelende codes.

Vervolgens worden relaties en verbindingen tussen de labels gelegd (Bryman, 2016).

2.7 Methodologische kwaliteit

Wanneer het kwalitatieve onderzoeksproces zo nauwkeurig mogelijk wordt vastgelegd, de data bewaard wordt en het onderzoek controleerbaar is, wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot (Bryman, 2016). De volgende stappen worden hierom gedaan:

- De topiclijst is voorafgaand aan de interviews besproken en goedgekeurd door de meesterproefbegeleider en opdrachtgever.

- De rol van onderzoeker wordt voor het interview duidelijk gemaakt aan de respondent. De onderzoeker blijft objectief en heeft enkel de rol als onderzoeker. Dit wordt gedaan door vooraf opgestelde topics aan te houden tijdens de interviews.

- Respondenten worden om toestemming gevraagd door middel van een informed consent. De respondenten tekenen dit.

- De interviews worden door één persoon afgenomen, om de betrouwbaarheid te bevorderen.

- De interviews worden opgenomen met behulp van de applicatie Microsoft Teams, vervolgens wordt het woordelijk getranscribeerd en daarna gecodeerd. Ieder interview wordt op dezelfde manier afgenomen en verwerkt.

- De interviews worden geanonimiseerd, zodat niet herleid kan worden welke uitspraak door een respondent gedaan wordt.

De validiteit van het onderzoek zegt iets over de mate waarop het onderzoek meet wat het beoogt te meten (Bryman, 2016). Doordat bij dit onderzoek de topiclijst gebaseerd is op het theoretisch model;

MIDI, wordt de interne validiteit verhoogd. Doordat de onderzoeksmethode en het meetinstrument beschreven zijn, kan herhaalbaarheid van het onderzoek mogelijk worden gemaakt.

2.8 Ethische verantwoording

Het onderzoek wordt uitgevoerd onder begeleiding van de meesterproefbegeleider en de opdrachtgever.

Voor de start van het onderzoek wordt het onderzoeksplan goedgekeurd door de opdrachtgever vanuit het onderzoeksproject ‘Telepal’ binnen het Lectoraat: Technology, Health & care van Saxion Hogeschool Enschede.

De respondenten krijgen van tevoren een informatiebrief over het onderzoek (zie bijlage 2:

informatiebrief). Ook wordt hen gevraagd om een toestemmingsformulier te tekenen (zie bijlage 3:

informed consent). De privacy van de respondenten wordt gewaarborgd door enkel de functie te

(13)

13

benoemen van de zorgverlener. Ook wordt gezorgd dat er geen informatie wordt gepresenteerd die te herleiden is tot individuele personen.

De interviewdata wordt gedurende het proces bewaard op de beveiligde Saxion Research Cloud Drive van Saxion Research Services. Nadat deze gegevens zijn verwerkt, worden alle bestanden van de laptop gewist.

(14)

14

3. Literatuur

Adriaansen, M. (2020). Mooi vooruitzicht. TVZ - Verpleegkunde in praktijk en wetenschap, 130(6), 2–3.

https://doi.org/10.1007/s41184-020-0894-3

Boeije, H., Verkaik, R., de Groot, K., Kappen, H., & Korevaar, J. (2019). Kwaliteit van leven van langer thuiswonende ouderen: sessies met de praktijk. Geraadpleegd van

https://www.nivel.nl/nl/publicatie/kwaliteit-van-leven-van-langer-thuiswonende-ouderen- sessies-met-de-praktijk

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2020, 21 oktober). Hoeveel sterfgevallen zijn er per jaar?

Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/faq/specifiek/hoeveel-sterfgevallen-zijn-er-per- jaar-#:%7E:text=Sinds%201950%20is%20het%20jaarlijks,8%2C8%20in%202019%20gestegen.

Ebbelaar, E. (2019). Proactieve zorgplanning. Pallium, 21(5), 25–27. https://doi.org/10.1007/s12479- 019-0075-7

Evering, R., Makonga-Braaksma, J., Uitdehaag, M., & den Ouden, M. (2020). Telehealth. Pallium, 22(5), 23–25. https://doi.org/10.1007/s12479-020-0821-x

Fleuren, M.A.H., Paulussen, T.G.W.M., Dommelen, P. van & Buuren, S. van (2012). Meetinstrument voor Determinanten van Innovaties (MIDI). Leiden: TNO Innovation for life.

Gorski, I., Bram, J. T., Sutermaster, S., Eckman, M., & Mehta, K. (2016). Value propositions of mHealth projects. Journal of Medical Engineering & Technology, 40(7–8), 400–421.

https://doi.org/10.1080/03091902.2016.1213907

Heinen, M., Zwakhalen, S., De Man-Van Ginkel, J., Ettema, R., Metzelthin, S., Hamers, J., … Huisman-De Waal, G. (2019). Essentiële zorg: het meest geleverd, het minst onderzocht. TVZ -

Verpleegkunde in praktijk en wetenschap, 129(2), 16–18. https://doi.org/10.1007/s41184- 019-0034-0

Horbach, E. (2017). Cruciale momenten in de palliatieve zorg. Geraadpleegd van

https://www.netwerkpalliatievezorg.nl/Portals/44/Projectverslag%20Cruciale%20momenten%2 0definitief%20%282017%29_1.pdf

(15)

15

IKNL & Palliactief. (2017a). Knelpuntenanalyse palliatieve zorg in de eerstelijn. IKNL. Geraadpleegd van https://pznlsawebprod.blob.core.windows.net/mediacontainer/pznl/media/themabestanden/

kwaliteitskader%20palliatieve%20zorg%20nederland/knelpuntenanalyse_palliatieve_zorg_in_de _eerstelijn_juni2017.pdf

IKNL/Palliactief. (2017b). Kwaliteitskader palliatieve zorg Nederland. Geraadpleegd van https://www.netwerkpalliatievezorg.nl/Portals/44/Kwaliteitskader-palliatieve-zorg- Nederland_IKNL-en-Palliactief_2017.pdf

IKNL & Palliactief. (2020). Kwaliteitskader palliatieve zorg NL. Geraadpleegd van https://palliaweb.nl/getmedia/02b81c30-d9be-4c51-83bf-

deb1260ccf7b/Kwaliteitskader_web-240620.pdf

Kennisplein Zorg voor Beter. (2020, 3 november). Cijfers palliatieve zorg. Geraadpleegd van https://www.zorgvoorbeter.nl/palliatieve-zorg/cijfers

Kouwert, M., & Keizer, J. (2015). Proactieve palliatieve zorgplanning bij oncologiepatiënten in Twente. Geraadpleegd van http://essay.utwente.nl/67706/1/KeizerKouwert_BA_MB.pdf

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2020, 18 september). Eerstelijnszorg. Geraadpleegd van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/eerstelijnszorg

Nivel. (2009). Zorg op afstand. Geraadpleegd van

https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Rapport-Monitor-Zorg-op-afstand.pdf

RIVM, & Weda et al., M. (2019). Digitale beslissingsondersteuning in de zorg.

https://doi.org/10.21945/RIVM-2018-0150

Rush, K. L., Howlett, L., Munro, A., & Burton, L. (2018). Videoconference compared to telephone in healthcare delivery: A systematic review. International Journal of Medical Informatics, 118, 44–

53. https://doi.org/10.1016/j.ijmedinf.2018.07.007

Spreeuwenberg, C. (2014). Organisatie van zorg: perspectief van samenwerking in verleden en heden.

Veranderende samenwerking in de zorg, 251–256. https://doi.org/10.1007/978-90-313- 9973-4_39

(16)

16

Stichting Fibula & Landelijke Organisatie Netwerken Palliatieve Zorg. (2017). Interdisciplinaire samenwerking in Netwerken Palliatieve Zorg. Geraadpleegd van

https://www.stichtingfibula.nl/Portals/158/2017-09-

28%20Interdisciplinaire%20samenwerking%20in%20netwerken.pdf

Pallialine, richtlijnen palliatieve zorg. (2017 juli). Geraadpleegd van

https://www.pallialine.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&id=40191&richtlijn_id

=1017

Plat, F., Peters, Y., Smits, M., & Giesen, P. (2018, juli). Availability of Dutch General Practitioners for After-Hours Palliative Care. J Palliat Care , 182-186. doi:10.1177/0825859718766947

Talboom-Kamp, E. (2019). E-Health als aanvulling voor chronisch zieken. De dokter en digitalisering, 91–98. https://doi.org/10.1007/978-90-368-2161-2_12

van Gurp, J., & Dees, M. (2017). Teleconsultatie: optimalisering van palliatieve thuiszorg? Huisarts en wetenschap, 60(11), 582–586. https://doi.org/10.1007/s12445-017-0357-4

Veer de, A. J. E., Dieteren, C. M., Francke, A. L. (2017). Goed voorbeeld, goed volgen? Evaluatie van het Verbeterprogramma Palliatieve Zorg. Nivel. Opgeroepen op oktober 23, 2020, van

www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/evaluatie-verbeterprogramma-palliatieve- zorg2012-2016.pdf

Vilans. (2016). Telemedicine - medische behandeling en zorg op afstand. Geraadpleegd van https://www.vilans.nl/docs/producten/factsheet_telemedicine.pdf

Wanrooij, B. S., & Distelmans, W. (2017). Palliatieve zorg. Oncologie, 101–108.

https://doi.org/10.1007/978-90-368-0961-0_10

Zorginstituut Nederland. (2012, 1 januari). Meetinstrument Determinanten van Innovaties (MIDI). Geraadpleegd van https://www.zorginzicht.nl/ontwikkeltools/ontwikkelen/meetinstrument- determinanten-van-innovaties-midi

Wamel, A. (2020). Verpleegkundig leiderschap. Geraadpleegd van https://www.venvn.nl/media/1kqbakew/2-6-leiderschap.pdf

(17)

17

4. Bijlagen

Bijlage 1: Meetinstrument Introductie vragen

- Wat is uw functie?

- Hoelang bekleed u deze functie al?

- Wat is uw vooropleiding?

- Hoe vaak heeft u te maken met palliatieve zorg in uw dagelijkse taken?

- Bent u bekend met telehealth in de vorm van videocommunicatie?

Uitleggen wat hiermee wordt bedoeld aan de hand van de voorbeeldsituatie in onderstaand figuur (figuur aan de respondent laten zien in het programma Microsoft Teams tijdens het interview).

Ter controle aan de respondent vragen of de voorbeeldsituatie begrepen wordt, anders verduidelijking bieden.

Figuur 3 – Voorbeeldsituatie videocommunicatie Determinant Innovatie:

1. Wat vindt u van het toepassen van videocommunicatie in de eerstelijnszorg?

2. Hoe kijkt u specifiek naar het toepassen van videocommunicatie in de samenwerking met een huisarts/ verpleegkundige* in de zorg van een terminale patiënt?

a. Welke voordelen ziet u voor uw zelf? … en patiënt? … en omgeving?

b. Welke nadelen ziet u?

Determinant Gebruiker:

3. Welke voordelen ziet u voor u zelf bij de inzet van videocommunicatie in de terminale zorg?

a. Welke voordelen ziet u t.a.v. de samenwerking met verpleegkundigen/ huisartsen* 4. Welke rol vindt u dat u zelf kan hebben bij het inzetten van videocommunicatie?

a. Welke invloed kan dit hebben op de samenwerking tussen verpleegkundigen en huisartsen?

Het proces van uitvoeringsverzoeken wordt als omslachtig ervaren.

(18)

18

5. Kan videocommunicatie het werkproces verbeteren t.a.v. het proces van uitvoeringsverzoeken door huisartsen aan verpleegkundigen?

a. Zo ja, hoe dan?

b. Zo nee, waarom niet?

Determinant Organisatie:

6. Wat moet uw organisatie doen om videocommunicatie goed in te kunnen zetten in de eerstelijnszorg?

a. Wat heb je nodig?

b. Hoe wordt je bekwaam?

c. Hoe blijf je bekwaam?

7. Welke ondersteuning heeft u nodig om videocommunicatie goed in te kunnen zetten in de eerstelijnszorg?

a. Vanuit uw eigen organisatie/ collega's

b. Vanuit andere zorginstellingen waar verpleegkundigen/ huisartsen* werkzaam zijn?

8. Welke afspraken vindt u dat met andere organisaties waar verpleegkundigen/ huisartsen* werkzaam zijn gemaakt moeten worden voor het inzetten van videocommunicatie in de zorg bij terminale patiënten?

*keuze maken afhankelijk van de professie van de geïnterviewde

(19)

19

Bijlage 2: Informatiebrief

Informatiebrief

Enschede, 3 maart 2021

Geachte heer/ mevrouw,

Saxion Hogeschool vraagt u om mee te doen aan het Telepal onderzoek, dat wordt uitgevoerd binnen het Lectoraat Technology, Health & Care.

Het doel van het onderzoek is om te achterhalen wat zorgverleners in de eerstelijnszorg nodig hebben om telehealth in de vorm van videocommunicatie in te kunnen zetten bij palliatieve terminale zorg. We zijn hierbij benieuwd naar uw mening: Hoe kijkt u aan tegen videocommunicatie? En welke factoren spelen een rol bij het wel of niet inzetten hiervan? We benaderen hiervoor zowel verpleegkundigen als huisartsen, omdat beide werken met patiënten in de palliatieve terminale fase. We zijn benieuwd of videocommunicatie volgens u een hulpmiddel kan zijn om een situatie goed in kaart te brengen wanneer samenwerking en besluitvorming plaats moet vinden in de palliatieve terminale fase.

Op basis van alle input, zullen aanbevelingen gedaan worden over het wel of niet inzetten van telehealth in de vorm van videocommunicatie in de samenwerking tussen huisartsen en verpleegkundigen in de eerstelijnszorg.

Mocht u geïnteresseerd zijn, dan neem ik graag contact met u op om een afspraak te maken voor een online interview. Het interview zal ongeveer 30 minuten van uw tijd kosten en zal via de applicatie

‘Teams’ worden afgenomen. Als u wilt deelnemen aan het interview, wil ik u vragen om bijbehorende toestemmingsverklaring te lezen. Als u akkoord bent, dan wordt tijdens de afspraak voor het interview gevraagd om een ondertekend toestemmingsformulier digitaal te retourneren (bijvoorbeeld middels een foto van een ondertekend toestemmingsformulier).

Mocht u nog vragen hebben over het onderzoek, dan kunt u contact met Emely Bolscher opnemen via 314262@student.saxion.nl en 0619588586.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet,

Richard Evering - Hoofdonderzoeker TelePal project Emely Bolscher - Student Master Health Care & Social Work

(20)

20

Bijlage 3: Toestemmingsformulier

Toestemmingsformulier

Betreft: Onderzoek binnen het TelePal project naar de toepassing van videocommunicatie in de palliatieve terminale zorg volgens huisartsen en verpleegkundigen in de eerstelijnszorg.

Met ondertekening van dit toestemmingsformulier geeft u aan dat:

• U naar tevredenheid over het onderzoek bent geïnformeerd. Uw vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. U heeft voldoende tijd gehad om over deelname aan het onderzoek na te kunnen denken.

• U geheel vrijwillig deelneemt aan het onderzoek.

• U op hoogte bent het recht te hebben om op ieder moment te kunnen besluiten om deelname aan het onderzoek weer in te trekken zonder dat u daarvoor een reden hoeft op te geven.

• U op hoogte bent dat uw gegevens anoniem worden verwerkt en niet herleidbaar zijn tot u als persoon.

• U op hoogte bent dat betrokken onderzoekers uw onderzoeksgegevens kunnen inzien.

• U toestemming geeft dat de onderzoekgegevens worden gebruikt voor het doel zoals beschreven in de informatiebrief, en dat verzamelde worden verwerkt in een verslag en/of wetenschappelijke publicatie.

• U toestemming geeft dat de onderzoekgegevens minimaal 10 jaar bewaard worden.

• U toestemming geeft dat het interview wordt uitgevoerd en opgenomen in de applicatie Microsoft Teams. Deze opname wordt vernietigd binnen enkele weken nadat de het interview is getranscribeerd.

• U deelneemt aan het onderzoek.

Naam:……….

Datum:………

Handtekening:……….

Onderzoeker: Ik heb mondeling toelichting gegeven over de aard, de methoden en het doel van het onderzoek. Ik verklaar dat ik bereid ben naar nog opkomende vragen naar vermogen te beantwoorden.

Naam:……….

Datum:………

Handtekening:……….

(21)

21

Bijlage 4: Planning

Activiteit Tijd Beoogd effect

Respondenten

Respondenten benaderen, informatiebrief versturen

Maart en april Voldoende respondenten benaderd. Interviews gepland.

Interviews afnemen Alle interviews zijn afgenomen

met de respondenten.

Data verwerken

Interviews transcriberen en coderen

April en mei Alle interviews gecodeerd.

Resultaten

Informatie uitwerken in resultaten, discussie en conclusie

Mei en juni Resultaten uitgewerkt en besproken met opdrachtgever.

Definitief

Bevindingen presenteren en inleveren

Juni Voor de deadline (4 juni)

onderzoek ingeleverd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien sleuffunderingen dieper dan circa 80 cm –mv (noordelijk deel) of dieper dan circa 60 cm –mv (zuidelijk deel) worden aangebracht, dan worden eventueel aanwezige

Met behulp van het onderstaande activity diagram kunnen wij stap voor stap alle functies van de 

Van Stichting Present Nederland is in 2018 subsidie ontvangen voor het realiseren van een leefbaar huis voor kinderen in armoede, genaamd leefbaar thuis. Dit geld is

De averij blijkt uit het feit dat op grond van de contractgesprekken met aanbieders door de gemeente vastgesteld is dat ook in de huidige situatie, zes jaar na de invoering

We willen een onderzoek naar ‘Twente Groene Bank’ (goedkope leningen, van elkaar leren) die van de regio en inwoners is en die onze ambities voor iedereen mogelijk maakt.. We zien

De baten worden verantwoord in het jaar waarin de subsidies feitelijk worden besteed, de levering van goederen en diensten zijn verricht,almede waaraan de uitkeringen van

• Van D66 moet alle ruimte waar iedereen naartoe kan en waarover de gemeente mag beslissen (openbare ruimte) ook bereikbaar zijn voor mensen die niet of minder goed kunnen

Volgens het panel kan de opleiding in de balans tussen onderzoeksvaardigheden en procesvaardigheden nog meer het accent leggen bij de procesvaardigheden, waarbij