HD-TVI snelle koepel
Gebruiksaanwijzing
UD03862B
Gebruiksaanwijzing
©2016 Hangzhou Hikvision Digital Technology Co., Ltd.
Deze gebruikershandleiding is bedoeld voor gebruikers van de HD-TVI snelle koepel. Het bevat instructies over het gebruik van dit product. De software in het product wordt beheerst door de gebruikersovereenkomst voor dit product.
Over deze handleiding
Deze handleiding is onderhevig aan nationale en internationale auteursrechtbescherming.
Hangzhou Hikvision Digital Technology Co., Ltd. (“Hikvision”) behoudt zich alle rechten voor deze handleiding voor. Deze handleiding mag op welke manier dan ook niet worden vermenigvuldigd, gewijzigd, vertaald of verspreid, gedeeltelijk of in zijn geheel, zonder voorafgaande toestemming van Hikvision.
Handelsmerken
en andere merken van Hikvision zijn eigendom van Hikvision en zijn
geregistreerde handelsmerken of onderhevig aan toepassingen voor handelsmerken van Hikvision en/of dochterondernemingen. Andere handelsmerken die in deze handleiding worden genoemd zijn eigendom van de respectievelijke eigenaars. Er worden geen licentierechten verstrekt voor zulke handelsmerken zonder expliciete toestemming.
Disclaimer
VOOR ZOVER MAXIMAAL IS TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELIJKE RECHT, GEEFT HIKVISION GEEN GARANTIE, EXPLICIET OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL.
HIKVISION BIEDT GEEN GARANTIES EN GEEFT GEEN VERKLARINGEN MET BETREKKING TOT HET GEBRUIK VAN DE HANDLEIDING OF DE JUISTHEID, NAUWKEURIGHEID OF BETROUWBAARHEID VAN DE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING. HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING EN HET VERTROUWEN IN DEZE HANDLEIDING IS VOLLEDIG OP EIGEN RISICO EN VERANTWOORDELIJKHEID.
VOOR ZOVER MAXIMAAL IS TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELIJKE RECHT, ZAL
HIKVISION OF ZIJN DIRECTEUREN, LEIDINGGEVENDEN, WERKNEMERS OF VERTEGENWOORDIGERS IN GEEN GEVAL AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR DIRECT OF INDIRECT VERLIES OF SCHADE, INCLUSIEF WINSTDERVING, BEDRIJFSONDERBREKING, BEVEILIGINGSLEKKEN OF VERLIES VAN
BEDRIJFSGEGEVENS GERELATEERD AAN HET GEBRUIK VAN OF HET VERTROUWEN IN DEZE HANDLEIDING, ZELFS ALS HIKVISION GEÏNFORMEERD IS OVER DE MOGELIJKHEID VAN DEZE SCHADE.
IN BEPAALDE RECHTSGEBIEDEN IS HET UITSLUITEN OF BEPERKEN VAN AANSPRAKELIJKHEID OF BEPAALDE SCHADE NIET TOEGESTAAN, DUS SOMMIGE OF ALLE UITSLUITINGEN ZIJN MOGELIJK NIET OP U VAN TOEPASSING.
Ondersteuning
Mocht u vragen hebben, neem dan contact op met uw plaatselijke leverancier.
Hartelijk dank voor de aanschaf van ons product. Mocht u nog vragen of verzoeken hebben, neem dan contact op met uw plaatselijke leverancier.
Informatie met betrekking tot regelgeving
FCC-informatie
Let erop dat wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is voor de naleving, de bevoegdheid van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken ongeldig kunnen maken.
FCC-compliantie: Deze apparatuur is getest en in overeenstemming bevonden met de beperkingen voor een digitaal apparaat van Klasse A, conform deel 15 van de FCC-regels. Deze beperkingen zijn ontworpen om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie wanneer de apparatuur in een commerciële omgeving wordt gebruikt. Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en kan deze uitstralen en kan schadelijke interferentie veroorzaken bij radiocommunicatie, indien deze niet wordt geïnstalleerd en gebruikt in overeenstemming met de handleiding. Gebruik van deze apparatuur in een woonwijk veroorzaakt waarschijnlijk schadelijke interferentie, in welk geval de gebruiker wordt verplicht om de interferentie voor eigen kosten te corrigeren.
FCC-voorwaarden
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
1. Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken.
2. Dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die ongewenste werking tot gevolg kan hebben.
Compliantieverklaring EU
Het product en, indien van toepassing, de meegeleverde accessoires zijn gemarkeerd met "CE" en voldoen dus aan de toegepaste geharmoniseerde
Europese normen die zijn vermeld onder de laagspanningsrichtlijn 2014/35/EU, de EMC-richtlijn 2014/30/EU en de RoHS-richtlijn 2011/65/EU.
2012/19/EU (WEEE-richtlijn): Producten die met dit symbool zijn gemarkeerd mogen binnen de Europese Unie niet worden weggegooid als ongesorteerd huishoudelijk afval. Retourneer dit product voor juist hergebruik aan uw lokale leverancier bij aanschaf van gelijkwaardige nieuwe apparatuur of lever het in bij een aangewezen inzamelpunt. Zie voor meer informatie: www.recyclethis.info.
2006/66/EG (batterijrichtlijn): Dit product bevat een batterij die binnen de Europese Unie niet mag worden weggegooid als ongesorteerd huishoudelijk afval. Zie de productdocumentatie voor specifieke informatie over de batterij. De batterij is gemarkeerd met dit symbool, dat letters kan bevatten die cadmium (Cd), lood (Pb) of kwik (Hg) aanduiden. Retourneer de batterij voor juist hergebruik aan uw lokale leverancier of lever deze in bij een aangewezen inzamelpunt. Raadpleeg voor meer informatie: www.recyclethis.info.
03028001061202
Veiligheidsinstructies
Deze instructies dienen om ervoor te zorgen dat de gebruiker het product correct kan gebruiken om gevaar en materiële schade te voorkomen.
De voorzorgsmaatregelen worden onderverdeeld in ‘Waarschuwingen’ en ‘Voorzichtigheid’:
Waarschuwingen: Ernstig letsel of dood kan worden veroorzaakt als deze waarschuwingen worden genegeerd.
Voorzichtigheden: Letsel of schade aan het apparaat kan worden veroorzaakt als deze voorzichtigheden worden genegeerd.
Waarschuwingen Volg deze
veiligheidsmaatregelen om ernstig letsel of dood te voorkomen.
Voorzichtigheden Volg deze
veiligheidsmaatregelen om eventueel letsel of materiële schade te voorkomen.
Waarschuwingen:
Gebruik een netvoedingsadapter die voldoet aan de SELV-norm (beveiliging extra lage
spanning). Raadpleeg de specificatiehandleiding voor de norm van de netvoedingsadapter. Het stroomverbruik mag niet lager zijn dan de vereiste waarde.
Verbind niet meerdere apparaten aan één netvoedingsadapter omdat overbelasting van de adapter oververhitting kan veroorzaken waardoor brandgevaar ontstaat.
Als het product is geïnstalleerd op een muur of aan een plafond, moet het apparaat stevig worden vastgemaakt.
Om het risico op brand of elektrische schok te verminderen mag u het apparaat dat voor binnenshuis bedoeld is niet blootstellen aan regen of vocht.
De installatie moet worden uitgevoerd door een bevoegd onderhoudsmonteur en moet voldoen aan alle lokale richtlijnen.
Installeer apparatuur voor stroomstoringen in het stroomcircuit voor onderbreking van de stroomtoevoer.
Als het product niet goed werkt, neem dan contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde servicecentrum. Probeer het product nooit zelf uit elkaar te halen. (Wij zijn niet verantwoordelijk voor problemen die zijn veroorzaakt door onbevoegde reparaties of onderhoud.)
Voorzichtigheden:
Controleer of het voltage van het stroomcircuit correct is voor u het product gebruikt.
Laat het product niet vallen en stel het apparaat niet bloot aan schokken. Installeer het apparaat niet op een vibrerend oppervlak.
Stel het apparaat niet bloot aan een omgeving met hoge elektromagnetische straling.
Richt de lens niet op sterk licht zoals de zon of een gloeilamp. Sterk licht kan onherstelbare schade aan het product veroorzaken.
De sensor kan worden verbrand door een laserstraal, dus als er laserapparatuur wordt gebruikt, controleer dan dat het oppervlak van de sensor niet wordt blootgesteld aan de laserstraal.
Plaats de koepel niet op extreem hete, koude, stoffige of vochtige plekken, anders ontstaat er kans op brand of elektrische schok. Raadpleeg de Specificaties voor details over de
bedrijfstemperatuur.
Om warmteophoping te voorkomen is goede ventilatie vereist voor een juiste bedrijfsomgeving.
Tijdens verscheping moet het product verpakt zijn in de oorspronkelijke verpakking.
Gebruik de meegeleverde handschoen om de productklep te openen. Raak de productklep niet aan met uw vingers omdat het zuurrijke zweet van vingers de oppervlaktecoating van de productklep kan aantasten.
Gebruik een zachte, droge doek om de binnenkant en buitenkant van de productklep te reinigen. Gebruik geen alkalische reinigingsmiddelen.
Onjuist gebruik of onjuiste vervanging van de batterij kan resulteren explosiegevaar. Gebruik het batterijsoort dat door de fabrikant wordt aanbevolen.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Overzicht ... 2
1.1 Beschrijving ... 2
1.2 Functies ... 2
Hoofdstuk 2 Aan de slag ... 5
2.1 Inschakelactie ... 5
2.2 Basisfuncties ... 6
2.3 Door het systeem gedefinieerde voorinstellingen ... 6
2.4 Weergaven op het scherm ... 7
Hoofdstuk 3 Bediening menu ... 8
3.1 Toegang tot het menu en het menu gebruiken ... 9
3.2 Systeeminformatie configureren ... 9
3.2.1 Systeeminformatie controleren ... 9
3.2.2 Systeemparameters configureren ... 10
3.3 Beeldparameters configureren ... 14
3.3.1 Cameraparameters configureren ... 14
3.3.2 Privacymasker configureren ... 20
3.3.3 Uitvoerstandaard configureren ... 21
3.3.4 IR-parameters configureren ... 22
3.4 PTZ-bedieningsparameters configureren... 23
3.4.1 PTZ-parameters configureren ... 23
3.4.2 Voorinstellingen configureren ... 25
3.4.3 Patrouilles configureren ... 26
3.4.4 Patronen configureren ... 28
3.4.5 Tijdtaken configureren ... 30
3.4.6 Zone configureren ... 31
3.4.7 Slimme instellingen configureren ... 33
3.4.8 Instellingen wissen configureren ... 34
3.5 Alarmen configureren en gebruiken ... 34
3.5.1 Alarmingangen en koppelingsacties configureren ... 34
3.5.2 Alarmparameters configureren ... 36
3.5.3 Extra alarmuitgang configureren ... 36
3.6 Overige ... 37
3.6.1 Standaard koepelinstellingen herstellen ... 37
3.6.2 Standaard camera-instellingen herstellen ... 38
3.6.3 De koepel opnieuw opstarten ... 38
Bijlage ... 39
Bijlage 1 Bliksem- en overspanningsbeveiliging ... 39
Bijlage 2 RS485 Busverbinding ... 40
Bijlage 3 24VAC Draaddikte en transmissieafstand ... 43
Bijlage 4 Standaard draaddikte ... 44
Hoofdstuk 1 Overzicht
1.1 Beschrijving
Door de ingebouwde pan-/tilt-eenheid heeft de HD-TVI snelle koepel een zeer gevoelige reactie en betrouwbare prestaties. De snelle koepel kan worden aangepast aan verschillende bewakingsvelden met de volledig integrale functies, zoals een hoek, grote ruimte, vergaderzaal, station, buurt, etc.
1.2 Functies
De functies variëren afhankelijk van de verschillende modellen van de snelle koepel.
Coaxiale regeling
De snelle koepel met een gespecificeerde DVR of controller kan de bedieningssignalen verzenden via de coaxkabel (BNC-kabel).
Hoge definitie-uitvoer
De resolutie van het uitvoerbeeld kan tot 1080P zijn.
Beperkingen
De koepel kan worden geprogrammeerd om binnen de limiet te bewegen (links/rechts, omhoog/
omlaag).
Zelfaanpassend protocol
Tijdens het gebruik van de RS485-bediening, is de snelle koepel compatibel met PELCO-D, PELCO-P en PRIVATE-Code, etc. en is geschikt om zelfaanpassend te zijn zonder een protocol te selecteren via de DIP-schakelinstellingen. Tijdens het gebruik van de coaxiale regeling is de snelle koepel
zelfaanpassend voor PELCO-D en PRIVATE-Code-protocollen.
Toetsenbordbediening
De pan-/tilt-bediening en zoomacties van de koepel kunnen worden bediend door de toetsenbordbediening, DVR, matrix, etc.
Scanmodi
De koepel biedt de scanmodi: Pan-scannen, titl-scannen, framescannen, willekeurig scannen en panoramascannen.
Voorinstelling bevriezen
Deze functie bevriest de scène op de monitor als de koepel naar een voorinstelling gaat. Hiermee ontstaat er een soepele transitie van een vooringestelde scène naar een andere. Het garandeert ook dat het gemaskeerd gebied niet wordt onthuld wanneer de koepel naar een voorinstelling gaat.
Voorinstellingen
Een voorinstelling is een voorgedefinieerde beeldpositie. Als de voorinstelling is opgeroepen gaat de koepel automatisch naar de aangewezen positie. Voorinstellingen kunnen worden toegevoegd, aangepast, verwijderd en opgeroepen.
Labelweergave
Het label op het scherm van de voorinstellingtegel, PT-scherm, zoom en tijd kan worden weergegeven op de monitor.
Automatische spiegelingen
In de modus Handmatig opsporen spiegelt de video automatisch 180 graden in horizontale richting als het doelobject zich recht onder de koepel bevindt, om de opsporing voort te zetten. Deze functie kan ook worden uitgevoerd door spiegelbeeld, afhankelijk van verschillende cameramodellen.
Privacymasker
Met deze functie kunt u een bepaald gebied blokkeren of maskeren om uw persoonlijke privacy te waarborgen voor opname of live-weergave. Een gemaskeerd gebied beweegt met de pan- en tiltfuncties en past het formaat automatisch aan zodra de lens telefoto en breed inzoomt.
3D-positionering
Klik in de clientsoftware met de linkertoets of linkermuisknop op de gewenste positie in het videobeeld en sleep een rechthoekig gebied linksomlaag. Het koepelsysteem zal vervolgens de positie naar het midden verplaatsen en het rechthoekige gebied inzoomen. Gebruik de linkertoets of -muisknop om het rechthoekige gebied rechtsomhoog te verplaatsen om de positie naar het center te verplaatsten en zoom het rechthoekige gebied uit.
Proportioneel pan/tilt
Proportioneel pan/tilt vermindert of vergroot automatisch de pan-/tilt-snelheid afhankelijk van de hoeveelheid zoom. Bij de instellingen Telefotozoom zal de pan-/tiltsnelheid langzamer zijn dan bij de instelling Brede zoom. Hierdoor zal het beeld niet te snel bewegen op de liveweergave als er veel zoom wordt gebruikt.
Autofocus
Met autofocus kan de camera automatisch focussen om heldere videobeelden te behouden.
Dag-/nachtschakelaar
De snelle koepels leveren overdag kleurenbeelden. Zodra 's avonds het licht dimt, schakelt de snelle kop over op nachtmodus en levert het zwart/wit-beeld van hoge kwaliteit.
Trage sluiter
In de modus Trage sluiter, vertraagd de sluitersnelheid automatisch bij lage
verlichingsomstandigheden om heldere videobeelden te behouden door de belichtingstijd te verlengen. De functie kan worden in- of uitgeschakeld.
Tegenlichtcompensatie (BLC)
Als u wilt focussen op een object met sterk tegenlicht, wordt het object te donker om goed te kunnen zien. De BLC-functie (tegenlichtcompensatie) kan het licht aan de voorkant van het object compenseren om het helderder te maken, maar dit veroorzaakt overbelichting van de achtergrond waar het licht te sterk is.
Breed dynamisch bereik (WDR)
De Breed dynamisch bereik/functie (WDR) helpt de camera bij het leveren van heldere beelden, zelfs bij omstandigheden met donker licht. Wanneer er zowel zeer heldere als zeer donkere gebieden zijn in het waarnemingsveld, balanceert de WDR het helderheidsniveau van het hele beeld om een helder beeld met details te bieden.
Witbalans (WB)
Witbalans kan onrealistische kleurzwemen verwijderen. Witbalans is een witweergavefunctie van de camera om automatisch de kleurtemperatuur aan te passen afhankelijk van de omgeving.
Patrouille
Een patrouille is een opgeslagen serie van een vooraf gedefinieerde vooringestelde functie. De scansnelheid tussen twee voorinstellingen en de verblijftijd op de voorinstelling is
programmeerbaar.
Patroon
Een patroon is een opgeslagen serie van pan-, tilt-, zoom- en vooringestelde functies. De focus en het diafragma zijn standaard in autostatus wanneer het patroon wordt opgeslagen.
Geheugen uitschakelen
De koepel ondersteund de functie Geheugen uitschakelen met de vooraf ingestelde hervattijd.
Hiermee kan de koepel de vorige positie hervatten nadat de stroom is weer is ingeschakeld.
Tijdtaak
Een tijdtaak is een vooraf geconfigureerde actie die automatisch kan worden uitgevoerd op een specifieke datum en tijd. De programmeerbare acties omvatten: panscan, patrouille 1-8, patronen 1-4, voorinstellingen 1-8, panoramascan, tiltscan, dag, nacht en geen.
Parkeeractie
Met deze functie kan de koepel een voorgedefinieerde actie automatisch starten na een inactieve periode.
Hoofdstuk 2 Aan de slag
2.1 Inschakelactie
Nadat de snelle koepel is ingeschakeld wordt er een serie van zelftest-acties uitgevoerd. Eerst wordt de pancontrole uitgevoerd, vervolgens de tiltcontrole en als laatste de cameracontrole. Nadat de inschakelacties zijn uitgevoerd, wordt de systeeminformatie voor 120 seconden weergegeven op het liveweergavescherm zoals hieronder wordt weergegeven.
XX-XXXXX-XX
SN XXXXXXXX
ADDRESS 0
COM FORMAT 2400,8,1
PROTOCOL AUTO MATCH
FIRMWARE X.XX
HARDWARE X.XX BUILD DATE XX XX XX TILT SUCCESS
PAN CHECK ERR
SMART VERSION VX.XX
Figuur 2–1 Systeminformatie
Tabel 2–1 Omschrijving van de systeeminformatie Systeeminformatie Beschrijving
SN Het serienummer van de snelle koepel is uniek.
ADDRESS Het standaard communicatieadres van de snelle koepel.
COM Format
De communicatie-instellingen van de snelle koepel, inclusief baudrate (standaard 2400), databit (standaard 8) en stopbit (standaard 1).
PROTOCOL Dit is voor de communicatie met andere apparaten.
FIRMWARE De versie van de firmware.
HARDWARE De versie van de hardware.
BUILD DATE De datum waarop het programma van de software is samengesteld.
U moet het adres en de baudrate voor de snelle koepel op dezelfde manier configureren als in de bedieningsapparaten.
De snelle koepel is zelfaanpassend voor de PELCO-D, PELCO-P en PRIVATE-Code-protocollen.
2.2 Basisfuncties
U kunt de snelle koepel bedienen met behulp van een bedieningsapparaat, inclusief
bedieningstoetsenbord, DVR, DVS, etc. In deze handleiding wordt toegang tot de snelle koepel via de webbrowser als voorbeeld gebruikt.
Pannen en tilten:
Klik op de richtingknoppen om de pan- en tiltbeweging van de snelle koepel te bedienen.
Inzoomen:
Klik op de knoppen ZOOM+ en ZOOM- om het inzoomen te bedienen.
Focussen:
Klik op de knoppen FOCUS+ en FOCUS- om de focus aan te passen.
Diafragma:
Klik op de knoppen IRIS+ en IRIS- om het diafragma aan te passen.
2.3 Door het systeem gedefinieerde voorinstellingen
Doel:
De sectie vermeldt de systeemgedefinieerde voorinstellingen met speciale functies. Deze
voorinstellingen kunnen niet worden bewerkt maar ze kunnen alleen worden opgeroepen via een bedieningsapparaat, bv. een DVS of webbrowser. Om een systeemgedefinieerde voorinstelling extern op te roepen, kiest u het nummer van de voorinstelling uit de lijst in het bedieningspaneel van de PTZ-bediening. Raadpleeg de onderstaande tabel voor details.
Voorinstelling 99 is bijvoorbeeld 'Automatisch scannen starten'. Als u voorinstelling 99 oproept, start de snelle koepel de automatische scanfunctie.
Tabel 2–2 Systeemgedefinieerde voorinstellingen Voorinstelling nr. Functie Voorinstelling nr. Functie
33 Automatisch spiegelen 92 Beperkingen inschakelen
34 Terugkeren naar de startpositie
93 Beperkingen handmatig
instellen
35 Patrouille 1 94 Extern herstarten
36 Patrouille 2 95 Toegang tot het hoofdmenu
37 Patrouille 3 96 Scannen stoppen
38 Patrouille 4 97 Willekeurig scannen starten
39 IR-filter in 98 Scannen frame starten
40 IR-filter uit 99 Automatisch scannen
starten
41 Patroon 1 100 Scannen tilt starten
42 Patroon 2 101 Panoramascannen starten
43 Patroon 3 102 Patrouille 5
44 Patroon 4 103 Patrouille 6
46 Snelle patrouille
inschakelen
104 Patrouille 7
90 Wisser inschakelen 105 Patrouille 8
2.4 Weergaven op het scherm
De snelle koepel ondersteunt de volgende weergaven op het scherm:
Zoomratio: Identificeert de hoeveelheid vergroting. De indeling is ZXXX. XXX is de hoeveelheid zoom.
PT-hoek: Weergeeft de pan- en tiltrichting met de indeling NEXXX/TXXX. De NE, gevolgd door XXX geeft het aantal graden in noordoostelijke richting aan, terwijl de T gevolgd door XXX het aantal graden in de tiltpositie aangeeft.
Alarm: Als het alarm afgaat wordt de bijbehorende informatie weergegeven.
Tijd: Weergegeven als dag/maand/jaar/dag of week/uur/minuut. Het ondersteunt het 24-uur tijdsysteem.
Label voorinstelling: Nadat u de geconfigureerde voorinstelling oproept wordt het nummer van de voorinstelling weergegeven als de lens naar een bepaalde plek beweegt waarvoor u de
voorinstelling hebt ingesteld.
Zone: Weergeeft de zonetitel.
Adres: Geeft het adres weer van de snelle koepel.
Foutpercentage: Geeft het foutpercentage weer van de snelle koepel.
Ventilator en warmte: Geeft de warmte-informatie weer van de snelle koepel.
Hoofdstuk 3 Bediening menu
Het bedieningsinterface van de verschillende snelle koepels kunnen verschillen. Raadpleeg de daadwerkelijke bedieningsinterface.
U kunt op de linker en rechterpijlknoppen klikken op de PTZ-bediening via de webbrowser van de DVR om naar de volgende pagina van het submenu te gaan of om naar de vorige pagina te gaan als er meer dan een pagina beschikbaar is.
HOOFDMENU'S
KOEPELINSTELLINGEN SYSTEEMINFO
ADRES
COM-INDELING
PROTOCOL
FIRMWARE
HARDWARE
BOUWDATUM
TEMPERATUUR
SYSTEMINSTELLINGEN
CAMERAPARAMETER
BEWEGINGS - PARAMETER
VOORINSTELLINGEN
PATROUILLES
TIJDTAKEN
PATRONEN
PRIVACY'S
ALARMEN
AUXS
INSTELLINGEN WISSEN
STANDAARD- INSTELLINGEN HERSTELLEN
CAMERA HERSTELLEN
KOEPEL OPNIEUW OPSTARTEN
TAAL CAM -VERSIE
PARAM.DATUM
ZONES IR-PARAMETER
VIDEO INSTELLINGEN
SLIMME INSTELLINGEN
Figuur 3–1 Menustructuur Voordat u begint:
U kunt de snelle koepel niet bedienen door het weergavemenu op het scherm extern te gebruiken door het te verbinden met een DVR of DVS (encoder).
Voorbeelden van toegang tot het menu van de snelle koepel worden als volgt vermeld:
Ga naar het menu door op de volgende knoppen te drukken: PTZ -> REC -> 9 -> 5 op het voorpaneel van de DVR.
Ga naar het menu door op de volgende knoppen te drukken: CALL -> 9 -> 5 -> ENTER op het toetsenbord.
Ga nar het menu via de webbrowser of een DVR/DVS.
Menuhandelingen via de webbrowser van een DVR worden in dit hoofdstuk als voorbeeld gebruikt.
3.1 Toegang tot het menu en het menu gebruiken
Ga naar het hoofdmenu:
Stappen:
1. Sluit de video- en RS-485-kabels van de snelle koepel aan op de DVR.
2. Ga naar de DVR via de webbrowser.
3. Bekijk de livevideo van de snelle koepel.
4. Voor PELCO-P/D en andere privé PTZ-protocollen, roept u voorinstelling 95 op vanaf de lijst met voorinstellingen in het PTZ-bedieningspaneel van de DVR.
Figuur 3–2 Hoofdmenu De cursor bewegen en het menu bedienen:
De cursor op en neer bewegen: Klik op de pagina voor liveweergave van de webbrowser op de knoppen pijl omhoog en pijl omlaag of op de knoppen FOCUS + en FOCUS - in het
PTZ-bedieningspaneel om de cursor omhoog en omlaag te bewegen.
Openen/Afsluiten: Klik op de pagina voor liveweergave van de webbrowser, op IRIS+ om naar een submenu te gaan, verplaats de cursor naar Exit en klik op IRIS+ om af te sluiten.
De waarde van de parameter wijzigen:
Stappen:
1. Verplaats de cursor naar het doelitem en klik op de knop IRIS+. De vorm van de cursor verandert.
2. Klik op de knoppen omhoog/omlaag of links/rechts in het PTZ-bedieningspaneel om de waarde te kiezen uit de lijst met selecteerbare waardes.
3. Druk op IRIS+ om de wijziging te bevestigen of klik op IRIS- om de oorspronkelijke waarde te herstellen en te annuleren. De vorm van de cursor verandert opnieuw.
3.2 Systeeminformatie configureren
3.2.1 Systeeminformatie controleren
Doel:
Het menu Systeeminformatie geeft de huidige systeeminformatie van de snelle koepel weer, inclusief het model, adres, protocol, etc. De informatie weergegeven op dit submenu is vergelijkbaar met de systeeminformatie die wordt weergegeven na het opstarten. Raadpleeg Sectie 2.1 voor meer details.
Ga naar het weergavemenu Systeeminformatie:
MAIN MENUS > SYSTEM INFO
SYS INFO
XX-XXXXX-X ADDRESS 0 COM FORMAT 2400,8,1 PROTOCOL SELF ADAPTIVE VERSION 1.00 HARDVERSION 1.00 BUILD DATE 16 11 04
BACK EXIT
SYS INFO
CAM VERSION X.XX PARAM DATE X XX XX TEMPERATURE 38 TRACK X.XX TRACKBUILDTIM 161130
BACK EXIT
Figuur 3–3 Systeminformatie
Informatie in dit menu kan niet worden bewerkt.
De temperatuur verwijst naar de interne temperatuur van de snelle koepel.
3.2.2 Systeemparameters configureren
Doel:
U kunt de systeeminformatie van het softwareadres, de baudrate, systeemtijd, etc. controleren en bewerken op het instellingenmenu Systeeminformatie.
MAIN MENUS > DOME SETTINGS > SYSTEM INFO SETTINGS
SYSTEM INFO SETTINGS SOFT ADDRESS 1 SOFT ADDR ACT OFF SOFT BAUD 2400 SOFT BAUD ACT OFF BROADCAST ADDR ON PELCO CHECKSUM ON SYSTEM TIME
BACK EXIT
SYSTEM INFO SETTINGS ZERO ANGLE
<DISPLAY SETTINGS >
HEAT CONTROL TEMP FAN CONTROL TEMP EIS FUNCTION OFF EIS LEVEL N/A PRESET FOCUS OFF
BACK EXIT
SYSTEM INFO SETTINGS PROTOCOL STATUS OFF PROTOCOL AUTO MATCH 485 CHECK AUTO POWER MEMORY 180S COAXITION ACTIVE ON PROTOCOL-C HIK-C
BACK EXIT
Figuur 3–4 Instellingen Systeeminformatie
U kunt op de linker en rechterpijlknoppen klikken op de PTZ-bediening via de webbrowser van de encoder om naar de volgende pagina van het submenu te gaan en om naar de vorige pagina te gaan als er meer dan een pagina beschikbaar is.
Instellingen koepeladres
Het zachte adres van de snelle koepel instellen
Als de SOFT ADDR ACT is ingesteld op ON, is het zachte adres het geldige adres om de snelle koepel te verbinden. Het selecteerbare zachte adres varieert van 1 tot 255.
Als de SOFT ADDR ACT is ingesteld op OFF, is het harde adres dat is ingesteld door de DIP-schakelaar het geldige adres voor de snelle koepel.
Voor u het zachte adres voor de snelle koepel instelt, moet u bevestigen dat het binnen het controlebereik (bijv. de DVR) is.
Nadat u het zachte adres hebt ingeschakeld/uitgeschakeld, wordt de snelle koepel automatisch opnieuw opgestart om de instellingen te activeren.
Het uitzendadres van de snelle koepel instellen
Als het BROADCAST ADDR is ingesteld op ON, is het bedieningsapparaat met het adres 0 in staat om alle koepels die hiermee zijn verbonden te verbinden.
Zachte Baudrate-instellingen
Als de SOFT BAUD is ingesteld op ON, is de zachte baudrate de geldige baudrate voor de snelle koepel, met 2400, 4800, 9600 en 19200 selecteerbaar.
Als de SOFT BAUD is ingesteld op OFF, moet de baudrate zijn ingesteld door de DIP-schakelaar.
Nadat u de zachte baudrate hebt ingeschakeld/uitgeschakeld, wordt de snelle koepel automatisch opnieuw opgestart om de instellingen te activeren.
PELCO CHECKSUM
De PELCO CHECKSUM wordt gebruikt voor Pelco-P- en Pelco-D-protocollen. Als de video niet goed te zien is, of oncontroleerbaar is, kunt u de PELCO CHECKSUM instellen op ON om de videokwaliteit te verbeteren.
Configuratie systeemtijd
(1) Verplaats de cursor naar SYSTEM TIME met behulp van de richtingknoppen en klik op IRIS+ om het menu te openen.
(2) Klik op de knoppen links/rechts om de cursor op een specifiek item te plaatsen (jaar/maand/
dag of uur/minuut/seconde) waarvan u de waarde wilt wijzigen.
(3) Klik op de richtingknoppen omhoog/omlaag om de waarde verkleinen/vergroten.
(4) Klik op de knop IRIS+ om de instellingen te bevestigen en af te sluiten.
Y - M - D 16 12 12 H - M - S 15 33 25 DONE: OPEN
QUIR: CLOSE
Figuur 3–5 De systeemtijd instellen
Nulhoekconfiguratie Doel:
U kunt de nulhoek van de snelle koepel instellen in het submenu ZERO ANGLE.
Stappen:
1. Verplaats de cursor naar ZERO ANGLE met behulp van de richtingknoppen en klik op IRIS+ om het menu te openen.
2. Klik op de richtingknoppen links/rechts/omhoog/omlaag om de monitorhoek van de snelle koepel aan te passen.
3. Klik op de knop IRIS+ om de instellingen te bevestigen en af te sluiten.
Beeldscherminstellingen Doel:
U kunt de weergave op het scherm in- of uitschakelen voor PTZ-bewegingen, alarmen, tijd, voorinstellingen, zone, adres, foutpercentage en ventilator/verhitting.
Stappen:
1. Verplaats de cursor naar DISPLAY SETTINGS met behulp van de richtingknoppen en klik op IRIS+
om het menu te openen.
2. Verplaats de cursor naar het doelitem en klik op IRIS+ en klik op de richtingknoppen omhoog/
omlaag om elke weergavemodus in te stellen op ON of OFF, en stel elke weergavetijd in, zoals 2 seconden, 5 seconden of 10 seconden.
3. Klik op de knop IRIS+ om de instellingen te bevestigen.
Als u de OSD inschakelt voor zowel ZOOM SHOW en P/T SHOW, terwijl u een voorinstelling oproept, wordt het voorinstelling nr. weergegeven op het scherm tot de voorinstelling voorbij is.
DISPLAY SETTINGS ZOOM SHOW ON P/T SHOW ON ALARM SHOW OFF
TIME SHOW ON
PRESET SHOW ON
ZONE SHOW OFF
ADDRESS SHOW OFF
BACK EXIT
DISPLAY SETTINGS ERROR RATE OFF FAN/HEAT OFF
BACK EXIT
Figuur 3–6 Weergave-instellingen De snelle koepel toont de kijkrichting wanneer u deze handmatig roteert.
Tabel 3–1 Weergave kijkrichting
Weergave N NE E SE S SW W NW
Indicatie Noord Noordoost Oost Zuidoost Zuid Zuidwest West Noordwest
De noordelijke richting verwijst naar de nulhoek.
Configuratie hitteparameter
U kunt de HEAT CONTROL instellen op TEMP (gecontroleerd door de temperatuur), ON of OFF.
Configuratie ventilatorparameter
U kunt de FAN CONTROL instellen op TEMP (gecontroleerd door de temperatuur), ON of OFF.
Configuratie EIS (elektronische beeldstabilisatie)
U kunt de EIS FUNCTION instellen op ON of OFF; en het EIS LEVEL op 0 tot 3.
Het selecteerbare EIS-niveau varieert afhankelijk van de verschillende cameramodellen.
Voorinstelling directe focus
U kunt de voorinstelling directe focusfunctie instellen op ON/OFF in het submenu PRESET DFOCUS.
Protocol en RS-485 instellingen
Selecteer het protocol.
Kies het protocol in het submenu PROTOCOL. U kunt het configureren als AUTO MATCH, PELCO-P, PELCO-D, of HIKVISION. Als u kiest voor AUTO MATCH, is het protocol zelfaanpassend.
Stel de protocolinstelling in.
Stel de PROTOCOL STATUS in op ON om het gebruikersgedefinieerde protocol in te schakelen.
Schakel de RS-485-configuratiediagnose in.
U kunt de 485 CHECK instellen op ON of AUTO voor automatische RS-485 configuratiediagnose.
Als de configuratie onjuist is, ontvangt u een melding, als de waarde is ingesteld op AUTO, wordt de diagnose automatisch gestopt als er geen fouten zijn.
Instellingen stroom geheugen
De koepel kan de vorige PTZ-status hervatten, nadat het opnieuw is opgestart vanuit een uitschakeling als het langer op een positie stopt dan de vooraf ingestelde tijd. U kunt de geheugentijd instellen op 10S, 30S, 60S, 180S en 300S.
Coaxiale regeling
De Coaxiale overdrachtsfunctie kan worden ingeschakeld om het RS485-signaal samen met het videosignaal over te dragen via de BNC-kabel. Als het aangesloten codeerapparaat de coaxiale overdracht ook ondersteunt, is de RS485-kabel niet nodig.
Stappen:
1) Schakel de coaxiale regelingsfunctie in door de optie COAXITRON ACTIVE in te stellen op ON.
2) Selecteer het coaxiale regelingsprotocol met HIK-C als selectie.
Het overdrachtsprotocol van het verbonden codeerapparaat moet ingesteld zijn op dezelfde snelle koepel om de coaxiale overdracht te ondersteunen.
3.3 Beeldparameters configureren
3.3.1 Cameraparameters configureren
Doel:
U kunt de cameraparameters instellen, inclusief focus, sluitersnelheid, diafragma, etc.
Voer de cameraparameters in, in het menu Instellingen:
MAIN MENUS > DOME SETTINGS >CAMERA PARAMETER
CAMERA
FOCUS AF ZOOM LIMIT 22 ZOOM SPEED HIGH SLOW SHUTTER ON IRCUT FILTER AUTO D/N LEVEL 1 SHARPNESS 7
BACK EXIT
CAMERA
BLC/WDR OFF BLC LEVEL N/A AE MODE AUTO IRIS 10 SHUTTER 50 GAIN N/A EXPOSURE COMP 7
BACK EXIT
CAMERA
WHITE BALAN ATW RED 64 BLUE 64 IMAGE FLIP OFF FOCUS LIMIT 1M 2D DNR 1 3D DNR 2
BACK EXIT
CAMERA
WIDE LIMIT 2.0 CHROMA SUPPRESS 1 SATURATION 1 CONTRAST OFF SCENE MODE INDOOR HLC ON SHARPNESS COMP 15
BACK EXIT
CAMERA
GAIN LIMIT 15 DEFOG OFF INIT LENS OFF
BACK EXIT
Figuur 3–7 Camera-instellingen Taak 1: Configureer de focusinstelling.
De focusmodus instellen Stappen:
1. Verplaats de cursor naar FOCUS met behulp van de richtingknoppen en klik op IRIS+ om het menu te openen.
2. Klik op de richtingknoppen omhoog/omlaag om de focusmodus in te stellen op AF, MF of HAF.
AF (Autofocus): De lens blijft in focus tijdens PTZ-bewegingen.
MF (Handmatig scherpstellen): U moet de focus handmatig aanpassen met de knoppen Focus+ en Focus-.
HAF (Half-autofocus): De snelle koepel focust één keer automatisch na het pannen, tilten en zoomen.
3. Klik op de knop IRIS+ om de instellingen op te slaan.
De focuslimiet instellen Doel:
Deze functie wordt gebruikt om de minimale focusafstand te beperken. U kunt de
focusbeperking langer configureren om te voorkomen dat de snelle koepel focust op objecten in de buurt, of korten configureren als het doel in de buurt van de snelle koepel is en om te
voorkomen dat het focust op objecten die verder weg zijn.
U kunt de FOCUS LIMIT instellen op 1CM, 30CM, 1M, 3M, 5M en AUTO om er zeker van te zijn dat de koepel op het doel focust.
De focuslimietwaarde varieert, afhankelijk van de modellen van de snelle koepel.
Taak 2: De zoominstellingen configureren.
De zoomlimiet instellen Doel:
Zoomlimiet is een door de gebruiker ingestelde beperking van de hoeveelheid zoom (zoomhoeveelheid = optische zoom x digitale zoom). Als u de zoomlimiet instelt op de
minimumwaarde, is de digitale zoom ongeldig en de optische zoom heeft de maximale waarde, als u de zoomlimiet kleiner maakt, wordt de digitale zoom ingeschakeld.
Stappen:
1. Verplaats de cursor naar ZOOM LIMIT met de richtingknoppen en klik op IRIS+ om het menu te openen.
2. Klik op de richtingknoppen omhoog/omlaag om een limiet te kiezen van 23, 46, 92, 184 en 368.
3. Klik op de knop IRIS+ om te bevestigen.
Als u de ZOOM LIMIT instelt op de mimimumwaarde 22, wordt de digitale zoom uitgeschakeld en de optische zoomfunctie staat op de maximale waarde.
Configureer de zoomsnelheid.
Doel:
U kunt de snelheid bepalen waarmee de lens verandert van digitale zoom naar optische zoom.
Stappen:
1. Verplaats de cursor naar ZOOM SPEED met de richtingknoppen en klik op IRIS+ om het menu te openen.
2. Klik op de knoppen omhoog/omlaag om de snelheid te kiezen, variërend van HIGH (standaard), MEDIUM en LOW.
3. Klik op de knop IRIS+ om te bevestigen.
Taak 3: Configureer de IR-filter.
Er zijn twee parameters beschikbaar voor de IR-filterconfiguratie.
1. IR-filter. Het kan worden ingesteld op AUTO, DAY of NIGHT.
AUTO: De snelle koepel kan automatisch schakelen tussen Zwart/Wit-modus (NIGHT) en Kleurenmodus (DAY) afhankelijk van de verlichtingsomstandigheden. Het is de
standaardmodus.
NIGHT (B/W): U kunt de IR-filter op Zwart/Wit-modus instellen om de lensgevoeligheid te vergroten in omstandigheden met weinig licht.
DAY (Color): U kunt het instellen op DAY-modus met normale verlichtingsomstandigheden.
U kunt voorinstelling 39 oproepen om de modus van de IR-filter in te stellen op DAY-modus en u kunt voorinstelling 40 oproepen om NIGHT-modus in te stellen.
De IRCUT FILTER kan niet worden geconfigureerd, tenzij het IR-lampje is uitgeschakeld.
2. D/N LEVEL. Het D/N-niveau is het lichtniveau voor automatische schakelen naar de D/N-modus. Als drempelwaarde, schakelt de IR-filter tussen DAY en NIGHT als de verlichtingsomstandigheden het door de gebruiker ingestelde D/N-niveau bereikt.
De optie D/N-niveau varieert, afhankelijk van de verschillende cameramodellen.
Sommige modellen ondersteunen het door de gebruiker ingestelde D/N-niveau niet Taak 4: De scherpte configureren.
De scherptefunctie verhoogt de versterking van het beeld en verscherpt de randen van het beeld om de beelddetails te versterken. U kunt het niveau van de SHARPNESS instellen van 0 tot 15
Taak 5: Configureer de BLC en WDR.
BLC/WDR en BLC LEVEL variëren afhankelijk van de verschillende cameramodellen.
Sommige modellen ondersteunen het door de gebruiker ingestelde BLC-niveau niet.
(1) BLC/WDR. U kunt de waarde instellen als ON of OFF om de functies in of uit te schakelen.
(2) BLC LEVEL. U kunt de achtergrondverlichting handmatig aanpassen.
Taak 6: Het diafragma, de versterking en de sluitersnelheid configureren
De belichtingsmodus instellen Doel:
AE-modus stelt de prioriteit van de iris, sluiter en versterking in terwijl de snelle koepel de helderheid van de liveweergave aanpast. U kunt de modus wijzigen in het submenu AE MODE.
AUTO: Automatisch diafragma, automatische sluiter en automatisch versterken. De snelle koepel past de waarden automatisch aan als reactie op de verlichtingsomstandigheden. Het is de standaardmodus.
IRIS: Door de gebruiker ingestelde diafragmawaarde, automatische sluiter en automatisch versterken. Het is de prioriteitsmodus van het diafragma. Stel de diafragmawaarde in afhankelijk van de gerelateerde inhoud van deze sectie als u de IRIS-modus kiest.
SHUTTER: Door de gebruiker ingestelde sluitersnelheid, automatische diafragma en automatisch versterken. Het is de prioriteitsmodus van de sluiter. Stel de sluiterwaarde in afhankelijk van de gerelateerde inhoud van deze sectie als u de SHUTTER-modus kiest.
MANUAL: Door de gebruiker ingestelde diafragma, versterking en sluiter. Stel de
diafragmawaarde, versterkingswaarde en sluitersnelheid in afhankelijk van de gerelateerde inhoud van deze sectie als u voor MANUAL-modus kiest.
De diafragmawaarde instellen
De IRIS-waarde meet de hoeveelheid licht die het diafragma binnenkomt. U kunt de diafragmawaarde instellen van 0 tot 17 als reactie op de lichtomstandigheden.
Het diafragma is volledig gesloten bij de waarde 0 en volledig geopend bij waarde 17.
De versterking instellen
1. Versterkingswaarde. De waarde van de versterking geeft het versterkingsgraad aan van het originele beeldsignaal. U kunt de GAIN-waarde instellen van 0 tot 15.
2. Versterkingslimiet. Hoe hoger de waarde is die u instelt, hoe meer ruis er in het beeld ontstaat. U kunt maximale versterkingswaarde die door de gebruiker configureerbaar is instellen van 0 tot 15 om het versterkingsbereik te beperken en de ruis in het beeld te controleren.
U moet de IR CUT FILTER wijzigen in DAY- of NIGHT-modus, en stel de AE MODE in op MANUAL voordat u de GAIN-waarde aanpast.
De sluiter instellen Doel:
De snelheid van de elektronische sluiter controleert de hoeveelheid licht die per tijdseenheid (een seconde) de lens binnenkomt. U kunt de sluitersnelheid handmatig configureren voor de snelle koepel en u kunt ook de langzame sluiterfunctie inschakelen voor lage
belichtingsomstandigheden.
(1) Sluitersnelheid. Hoe hoger u de SHUTTER-waarde instelt, hoe sneller de sluitersnelheid is, hoe minder binnenkomend licht per seconde en hoe donker het beeld wordt. U kunt de waarde instellen op 1, 2, 4, 8, 15, 30, 50, 125, 180, 250, 500, 1000, 2000, 4000 of 10000.
De waarde van X geeft aan dat de sluitersnelheid 1/X seconde is. Als u de SHUTTER-waarde hoger instelt (sluitersnelheid is sneller), is de hoeveelheid binnenkomend licht per seconde minder en het beeld wordt donkerder.
(2) Trage sluiter. Stel SLOW SHUTTER in op ON, de sluitersnelheid kan automatisch trager worden de belichtingstijd te verlengen bij lage belichtingsomstandigheden om een helderder beeld te verkrijgen.
Taak 7: Configureer de belichtingscompensatie.
U kunt de waarde van de EXPOSURE COMP instellen op 0 tot 14. De standaardwaarde is 7. U kunt deze waarde aanpassen om de helderheid van het beeld te vergroten.
Taak 8: Configureer de witbalans.
U kunt de WHITE BALAN instellen op HAUTO, AUTO, INDOOR, OUTDOOR, SELFDEF (zelf ingesteld), ATW (automatisch traceren) en HAUTO (half automatisch).
AUTO:
In de Auto-modus houdt de koepel de kleurbalans automatisch bij afhankelijk van de kleurtemperatuur.
INDOOR, OUTDOOR:
Deze twee modi zijn respectievelijk voor binnen- en buitengebruik.
SELFDEF:
In deze modus kunt u de kleurtemperatuur handmatig aanpassen naar uw eigen wensen.
In de SELFDEF modus, moet u de RED- en BLUE-waardes handmatig aanpassen.
ATW:
In de modus Automatisch traceren wordt de witbalans continu aangepast in realtime, afhankelijk van de kleurtemperatuur van de scèneverlichting.
HAUTO:
Als u deze modus selecteert, behoudt het bekeken beeld automatisch de kleurbalans afhankelijk van de huidige kleurtemperatuur.
Taak 9: Configureer de beeldspiegeling.
Als u de functie IMAGE FLIP inschakelt, wordt het beeld diagonaal gespiegeld langs de centrale as, zoals weergegeven als de spiegelreflectie van het beeld.
Taak 10: De focuslimiet configureren
AUTO, 1CM, 1M, 3M, 5M en 20M zijn selecteerbaar in FOCUS LIMIT. Als het is ingesteld op AUTO, wordt de focuslimiet automatisch aangepast afhankelijk van de zoomlimiet.
Taak 11: Configureer de ruisvermindering.
Om de beeldruis te verminderen kunt u de waarde respectievelijk instellen op 2D DNR en 3D DNR. Hoe hoger de waarde is, hoe minder ruis er zal zijn bij een omgeving met weinig licht. U kunt de functie ook uitschakelen door de waarde in te stellen op OFF.
Taak 12: Configureer de beeldkwaliteit.
Brede limiet
Stel de waarde van de WIDE LIMIT in om de minimale zoom te beperken van de lens met 1.0, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 1.8 en 2.0 beschikbaar.
De functie Brede limiet wordt ondersteund door bepaalde modellen van de snelle koepel.
Chroma onderdrukken
Stel de waarde voor Chroma onderdrukken in van 1 tot 3 om de kleurruis te onderdrukken zodat u een helder beeld krijgt van hoge kwaliteit in een omgeving met weinig licht.
De functie Chroma onderdrukken wordt ondersteund door bepaalde modellen van de snelle koepel.
Verzadiging
Verzadigingswaarde van 0 tot 7 geeft de helderheid van de kleur aan. Hoe hoger de waarde, hoe helderder de kleur is.
De verzadigingsfunctie wordt ondersteund door bepaalde modellen van de snelle koepel.
Scènemodus
Selecteer de scènemodus als INDOOR of OUTDOOR en de standaard beeldinstellingen worden gewijzigd afhankelijk van de geselecteerde scènemodus.
Contrast
Contrast is de graad van verschil tussen de donkere en lichtere onderdelen van het beeld.
De contrastfunctie wordt ondersteund door bepaalde cameramodellen.
HLC
Stel de waarde van de HLC om donkere gebieden te verlichten en het gemarkeerde gebied van het beeld af te zwakken. Hoe groter de waarde, hoe sterker het effect zal zijn.
De HLC-functie wordt ondersteund door bepaalde cameramodellen.
Scherptecompensatie
Stel de waarde in van 0 tot 15 van de SHARPNESS COMP om automatisch de scherpte van het beeld aan te passen om een helder beeld te krijgen. Hoe groter de waarde is, hoe sterker het effect zal zijn.
Taak 13: Configureer de ontwasemingsparameters.
Als er ontwaseming op het beeld is, kunt u deze functie inschakelen voor een helder beeld.
Taak 14: Configureer de initialisatie van de lens.
U kunt de INIT LENS inschakelen om een spontane initialisatie van de lens te genereren om normale werking te garanderen.
3.3.2 Privacymasker configureren
Doel:
Met Privacymasker kunt u voorkomen dat bepaalde gebieden op de live-video op de liveweergave worden weergegeven en opgenomen. De gemaskeerde gebieden kunnen bewegen met de pan-/
tilt-bewegingen en automatisch het formaat aanpassen wanneer de lens in-/uitzoomt.
Stappen:
1. Verplaats de muis om naar het configuratiesubmenu van het privacymasker te gaan:
MAIN MENUS > DOME SETTINGS > PRIVACYS
PRIVACY BLANKS BLANK NUM 1 BLANK STATUS OFF SET BLANK
CLEAR BLANK
BACK EXIT
Figuur 3–8 Configuratiemenu privacyblanco 2. Kies het privacy-blankonummer:
Stappen:
(1) Verplaats de muis naar BLANK NUM en klik op IRIS+ om naar de bewerkingsmodus te gaan.
(2) Klik op de richtingknoppen omhoog/omlaag om een maskernummer te selecteren voor configuratie.
(3) Klik nogmaals op IRIS+ de bewerkingsmodus te bevestigen en af te sluiten.
Het configureerbare privacy-blankonummer verschilt, afhankelijk van de cameramodellen.
3. Configureer de positie en het formaat van de privacyblanko.
Stappen:
(1) Verplaats de muis naar SET BLANK en klik op de knop IRIS+ om naar de bewerkingsmodus te gaan in het volgende figuur. U kunt de privacyblanko zien in het live-venster.
ADJUST BLANK POS FOCUS SHIFT STATUS SAVE: OPEN
QUIT: CLOSE
Figuur 3–9 Het privacymasker instellen
(2) U ziet het bericht ADJUST BLANK POS op het scherm zien. Klik op de richtingknoppen om de positie aan te passen van de privacyblanko naar de gewenste scène.
(3) Klik op de knop FOCUS+ en u ziet het bericht ADJUST BLANK SIZE op het scherm. Klik op de knoppen omhoog/omlaag om de hoogte van het masker te verhogen/verlagen en klik op de knoppen rechts/links om de breedte van het masker te vergroten/verkleinen. Klik op de knop IRIS+ om de instellingen op te slaan en terug te keren naar het vorige menu en u ziet dat het masker grijs wordt.
(4) Om het geconfigureerde masker aan te passen, klikt u op de knop IRIS+ om naar het menu SET BLANK te gaan en klik nogmaals op de knop IRIS+ om te bewerken.
Focuslimiet
Het tiltbereik voor het configureren van de privacyblanko's is van -15° tot 60°.
4. Schakel de functie privacyblanko in of uit.
Verplaats de muis naar BLANK STATUS. Klik op de knop IRIS+ om naar de bewerkingsmodus te gaan en klik op de richtingknoppen omhoog/omlaag om deze in te stellen op ON of OFF.
Als er geen privacyblanko's zijn geconfigureerd, kunt u de status niet instellen op ON.
5. Verwijder de privacy blank.
U kunt naar het menu CLEAR BLANK gaan om alle geconfigureerde privacyblanko's te verwijderen.
3.3.3 Uitvoerstandaard configureren
Doel:
De uitvoerstandaard van de video, inclusief resolutie en beeldsnelheid, kunnen worden gewijzigd afhankelijk van het daadwerkelijke vereiste.
Stappen:
1. Verplaats de muis om naar het submenu Video-instellingen te gaan:
MAIN MENUS > DOME SETTINGS > VIDEO SET
2. Verplaats de muis naar VIDEO STD en klik op IRIS+ om naar de bewerkingsmodus te gaan.
3. Klik op de richtingknoppen omhoog/omlaag om de gewenste videostandaard te selecteren.
4. Klik nogmaals op IRIS+ de bewerkingsmodus te bevestigen en af te sluiten.
3.3.4 IR-parameters configureren
De IR-parameterinstellingen worden alleen ondersteund door IR-snelle koepels.
Doel:
U kunt de IR-parameters configureren, inclusief IR-gevoeligheid, n/m LED-stroom, verre LED-stroom, referentiezoom, LED-bediening, ventilatorbediening, schakelvertraging, slimme IR, etc..
Ga naar het submenu LED-parameter:
MAIN MENU > DOME SETTINGS >IR PARAMETER
IR PARAMETER
IR SENSITIVITY MEDIUM N/M LED CURRENT 8 FAR LED CURRENT 8 REFERENCE ZOOM 2 LED CONTROL ICR SWITCH DELAY(S) 2 SMART IR 0
BACK EXIT
Figuur 3–10 IR-instellingen
Stel de gevoeligheid in van de IR-LED.
U kunt de IR SENSITIVITY instellen als HIGH, MEDIUM of LOW.
Stel het elektriciteitsniveau van de IR-LED.
De N/M LED CURRENT en de FAR LED CURRENT verwijzen naar het elektriciteitsniveau van de overeenkomstige dichtstbijzijnde/middelste IR-LED en de verre IR-LED. U kunt de
dichtstbijzijnde/middelste LED-stroom en de verre LED-stroom instellen van 1 tot 10.
Stel de parameters in voor referentiezoom.
De waarde van de REFERENCE ZOOM kan worden aangepast van 2 tot 10.
Stel de parameters van de LED-bediening in.
LED CONTROL kan worden ingesteld op ALL ON (schakel alle IR-LED's in), FAR ON (schakel alle IR-LED's op afstand in), NEAR ON (schakel alle IR-LED's in de buurt/op gemiddelde afstand in), AUTO (schakel alle IR-LED's automatisch in afhankelijk van de verlichting van de omgeving), ICR (pas de werkmodus van de IR-LED aan afhankelijk van de ICR) en CLOSE (IR-LED uitschakelen).
Stel de IR-LED schakelvertraging in.
De SWITCH DELAY(S) verwijst naar de vertragingstijd tussen de schakelaar van verre IR-LED's en N/M-afstand IR-LED's.
Stel de slimme IR in.
De helderheid van de IR verandert automatisch, afhankelijk van de lokale lengte. Hoe groter de waarde, hoe duidelijker de gewijzigde helderheid is.
3.4 PTZ-bedieningsparameters configureren
Doel:
U kunt pan-, tilt- en zoombewegingen configureren en u kunt de PTZ-bedieningsfuncties configureren, inclusief voorinstellingen, patrouilles, patronen, etc. voor de snelle koepel.
3.4.1 PTZ-parameters configureren
Naar het PTZ-configuratiemenu gaan:
MAIN MENU > DOME SETTINGS > MOTION PARAMETER
MOTION
AUTO FLIP ON PROPORTIONAL PAN ON
PARK TIME 5
PARK ACT NONE SCAN SPEED 28 IMAGE FREEZE OFF DOME SPEED 6
BACK EXIT
MOTION PRESET SPEED 4 LIMIT STOP OFF SETTING STOPS
CLEAR STOPS
ELEVATION SET ON
BACK EXIT
Figuur 3–11 PTZ-configuratie
Automatisch spiegelen
In de modus Handmatig opsporen spiegelt de snelle koepel automatisch 180 graden in horizontale richting voor het traceren, als het doelobject zich recht onder de snelle koepel bevindt.
AUTO-FLIP is standaard ingesteld als ON voor deze snelle koepel en het kan niet worden ingesteld door de gebruiker.
Proportioneel pan
Als de snelle koepel in-/uitzoomt, kunt u de proportionele panfunctie inschakelen om automatisch de pan- en tiltsnelheid verminderen of vergroten afhankelijk van de zoomhoeveelheid. Met deze functie kan de snelle koepel het object traceren met de juiste snelheid als de snelle koepel aan het zoomen is en de gecontroleerde scène wordt verkleind (inzoomen) of vergroot (uitzoomen).
U kunt PROPORTIONAL PAN instellen als ON of OFF om de functie in- of uit te schakelen.
Deze functie is automatisch ingeschakeld tijdens het instellen van de patronen.
Parkeertijd en acties Doel:
Met deze functie kan de snelle koepel automatisch een vooraf ingestelde actie (parkeeractie:
scannen, voorinstellen, patroon, etc.) opstarten na een periode van inactiviteit (parkeertijd).
U kunt de PARK TIME instellen van 5 tot 720 seconden en u kunt de parkeeractie (PARK ACT) instellen als voorinstelling 1 tot 8, patroon 1 tot 5, patrouille 1 tot 10, panscannen, tiltscannen, panoramascannen, dagmodus, nachtmodus of geen.
Als er geen bedieningssignaal wordt ontvangen na de parkeertijd onder de volgende omstandigheden, worden er geen parkeeracties uitgevoerd: tijdens het proces van het uitvoeren van koepelacties door speciale voorinstellingen op te roepen of tijdens het proces van het uitvoeren van externe alarmkoppelingsacties.
Bevriezen beeld
Met deze functie kan de liveweergave direct schakelen van de huidige scène naar een andere scène die is ingesteld dor de voorinstelling, zonder de middengebieden te tonen tussen deze twee scènes.
Het vermindert het gebruik van bandbreedte in een digitaal netwerksysteem en het biedt ook privacybescherming voor de middengebieden.
U kunt IMAGE FREEZE instellen als ON of OFF om deze functie in- of uit te schakelen.
De functie varieert afhankelijk van de verschillende cameramodellen.
PTZ-snelheid Doel:
U kunt de snelheid van de koepelbewegingen instellen.
(1) DOME SPEED: De handmatige bewegingssnelheid van de koepel kan worden ingesteld op een niveau van 1 tot 10.
(2) SCAN SPEED: De scansnelheid bepaald de scangraad per seconde of de pan-scan, tilt-scan en panoramascan. De scansnelheid is aanpasbaar op een niveau van 1 tot 40 en hoe hoger het niveau is, hoe sneller de scansnelheid is.
(3) PRESET SPEED: De snelheid van het oproepen van een voorinstelling kan worden ingesteld op een niveau van 1 tot 8. Hoe hoger het niveau correspondeert, hoe sneller een voorinstelling kan worden opgeroepen.
Limieten instellen Doel:
De limieten zijn door de gebruiker configureerbare posities die het pan- en tiltgebied beperken van de snelle koepel. Er zijn linker-, rechter-, boven-, en onderlimieten om een gebied te definiëren.
Stappen:
1. Verplaats de muis naar ENABLE LIMIT en klik op FOCUS+ om het in te stellen op ON om deze functie in te schakelen. Klik op IRIS+ om de nieuwe instellingen te bevestigen.
2. Verplaats de muis naar SETTING STOPS en klik op IRIS+. U ziet het bericht SET LEFT LIMIT op het scherm.
3. Klik op de richtingknoppen op het PTZ-paneel om de linkerlimiet te bevestigen. Klik op IRIS+ om de nieuwe instellingen te bevestigen.
4. Volg de prompts om de rechter-, boven- en onderlimieten te configureren op het menu.
De nieuwe limiet zal de bestaande limieten standaard overschrijven.
5. U kunt de ingestelde limieten wissen. Klik op IRIS+ om naar CLEAR LIMITS te gaan en klik nogmaals op IRIS+ om de stopen te wissen.
Hoogteinstelling
U kunt de ELEVATION SET instellen als ON om het bereik van de hoogtehoek van de snelle koepel te verhogen of om deze in te stellen als OFF om de functie uit te schakelen.
Het bereik van de hoogtehoek varieert voor verschillende koepelmodellen.
3.4.2 Voorinstellingen configureren
Doel:
Een voorinstelling is een door de gebruiker ingesteld controlepositie/-punt. U kunt de het nummer van de voorinstelling simpelweg oproepen om de controlescène te wijzigen naar de ingestelde positie.
Stappen:
1. Verplaats de muis om naar het configuratiesubmenu van de configuratie van de voorinstelling te gaan:
MAIN MENU > DOME SETTINGS > PRESETS
PRESETS
PRESET NO. 1
<UNDEFINED>
SET PRESET CLEAR
BACK EXIT
Figuur 3–12 Menu Voorinstellingen configureren 2. Kies het nummer van de voorinstelling:
Verplaats de muis naar PRESET NO. en klik op IRIS+ om het menu te openen. Klik op de knoppen omhoog en omlaag om het nummer van de voorinstelling te kiezen dat bewerkt moet worden.
Als de voorinstelling ingesteld is, wordt het label van de voorinstelling vermeld onder het nummer. Als het niet ingesteld is, ziet u de informatie UNDEFINED onder het nummer.
Er zijn tot 256 voorinstellingen die kunnen worden ingesteld voor de snelle koepel.
De door de systeem ingestelde voorinstellingen worden weergegeven op dit submenu en ze zijn niet bewerkbaar.
3. Stel de positie van de voorinstelling in.
Verplaats de muis naar PRESET PTZ en klik op IRIS+ om de positie van de voorinstelling te bewerken. Gebruik de richtingknoppen om de snelle koepel te verplaatsen om de gewenste scène/positie te zoeken en druk op IRIS+ om de instellingen te bevestigen en keer terug naar het vorige menu, of druk op IRIS- om te annuleren.
De positie-instellingen van de voorinstelling worden beperkt door de limieten, als deze zijn ingesteld.
4. Roep de voorinstellingen op.
U kunt het nummer van de voorinstellingen selecteren vanuit de vervolgkeuzelijst met
voorinstellingen op het bedieningspaneel van de encoder via een webbroser, en klik op de pijl om een door de gebruiker ingestelde of door het systeem ingestelde voorinstelling op te roepen.
5. Wis de instellingen van de voorinstelling.
Verplaats de muis naar CLEAR en klik op IRIS+ om de instellingen te wissen van de huidige voorinstelling.
3.4.3 Patrouilles configureren
Doel:
Een patrouille is een scanspoor gespecificeerd door een groep door de gebruiker ingestelde voorinstellingen. U kunt een patrouille oproepen om automatisch op volgorde scènes te scannen onder de door de gebruiker ingestelde voorinstellingen.
Stappen:
1. Verplaats de muis om naar het submenu van de patrouilleconfiguratie te gaan:
MAIN MENU > DOME SETTINGS > PATROLS
PATROLS
PATROL NUM 1 EDIT PATROL
PREVIEW CLEAR PATH
PATRO-D 15 S
BACK EXIT
Figuur 3–13 Configuratiemenu Patrouille 2. Kies het patrouillenummer.
Stappen:
(1) Verplaats de muis naar PATROL NUM en klik op IRIS+ om naar de bewerkingsmodus te gaan.
(2) Klik op de richtingknoppen omhoog en omlaag om het nummer van de patrouille te selecteren dat geconfigureerd moet worden.
(3) Klik nogmaals op IRIS+ om de instellingen te bevestigen en de bewerkingsmodus van deze kolom af te sluiten.
Er kunnen tot 10 patrouilles geconfigureerd worden.
3. Bewerk de patrouille.
Stappen:
(1) Verplaats de muis naar EDIT PATROL en klik op IRIS+ om naar de bewerkingsmodus te gaan.
NUM PST DWELL SPD
1 0 6 30
2 0 6 30
3 0 6 30
4 0 6 30
5 0 6 30
6 0 6 30
7 0 6 30 DONE: OPEN QUIT: CLOSE
Figuur 3–14 Bewerk de patrouille
(2) Klik op de richtingknoppen omhoog/omlaag om het nummer te kiezen en de voorinstelling die bewerkt moet worden te zoeken.
(3) Klik op de richtingknoppen links/rechts om de muis te verplaatsen naar de kolom PRESET, DWELL en SPEED. U kunt op de richtingknoppen omhoog/omlaag om de waarde van het voorinstellingnummer, de verblijftijd en de patrouillesnelheid in te stellen.
De voorinstellingen die u voor de patrouille hebt ingesteld, moeten hetzelfde zijn als de voorinstellingen die door de gebruikers zijn ingesteld. De verblijftijd (15 tot 800 secondes selecteerbaar, die zijn onderverdeeld in 30 niveaus) is de tijd die de snelle koepel op een bepaalde voorinstelling blijft. De patrouillesnelheid (niveau 1 tot 40 selecteerbaar) is de scansnelheid die de snelle koepel schakelt tussen de voorinstellingen.
(4) Volg de bovenstaande stappen om de andere voorinstellingen in te stellen voor de geselecteerde patrouille. U kunt tot 32 voorinstellingen op volgorde configureren voor een patrouille. Druk op IRIS+ om de nieuwe instellingen op te slaan of druk op IRIS- om te annuleren en terug te keren naar het vorige menu.
4. Bekijk de patrouille.
Verplaats de muis naar PREVIEW en klik op IRIS+ om de huidige patrouille te bekijken. U kunt nogmaals op IRIS+ klikken om de weergave te stoppen.
5. Roep de ingestelde patrouille op.
U kunt de speciale voorinstellingen oproepen om de ingestelde patrouille op te roepen. Bijv.
roep voorinstelling 35 op om patrouille 1 op te roepen. Raadpleeg Sectie 2.3 om het bijbehorende nummer van de voorinstelling voor elke patrouille te zoeken.
6. Verwijder een patrouille.
U kunt de muis verplaatsen naar CLEAR PATH en op IRIS+ klikken om de huidige patrouille te verwijderen.
7. Stel de verblijftijd in tijdens het uitvoeren van de snelle patrouille.
Als u voorinstelling nummer 46 oproept om de snelle patrouille in te schakelen, voert de snelle koepel automatisch de patrouille uit volgens de route die overeenkomst met de geconfigureerde voorinstelling 1 tot voorinstelling 32. En u kunt de Patrouille-D-tijd instellen om te schakelen van één voorinstelling naar de andere. 5 sec, 10 sec, 20 sec, 30 sec en 60 sec zijn selecteerbaar.
3.4.4 Patronen configureren
Doel:
Een patroon is een opgeslagen, herhaalbare serie van pan-, tilt-, zoom- en voorinstellingbewegingen die opnieuw kunnen worden opgeroepen door een opdracht of die automatisch kunnen worden uitgevoerd door een geconfigureerde functie (alarm, parkeren, tijdtaak en opstarten).
Stappen:
1. Verplaats de muis om naar het submenu PATTERNS te gaan:
MAIN MENU > DOME SETTINGS > PATTERNS
PATTERNS PATTERN NUM 1 RECORD PATTERN
PREVIEW CLEAR PATTERN
REMAINING 100
BACK EXIT
Figuur 3–15 Configuratiemenu Patroon 2. Kies het patroonnummer.
(1) Verplaats de muis naar PATTERN NUM en klik op IRIS+ om de bewerkingsmodus te openen.
(2) Klik op de richtingknoppen omhoog/omlaag om het nummer van het patroon te selecteren dat geconfigureerd moet worden.
(3) Klik nogmaals op IRIS+ om de instellingen te bevestigen.
Er kunnen tot 5 patronen worden geconfigureerd.
3. Bewerk het patroon.
(1) Verplaats de muis naar RECORD PATTERN en klik op IRIS+ om naar de bewerkingsmodus te gaan.
REMAIN MEMORY 100 DONE OPEN
QUIT CLOSE
Figuur 3–16 Bewerk het patroon
(2) Klik op de PTZ-bedieningsknoppen en de richtingknoppen om de snelle koepel te bedienen om een bewegingspad te tekenen, inclusief panscannen, tiltscannen, inzoomen, uitzoomen, etc. De snelle koepel onthoudt automatisch het pad dat u als patroon hebt bediend.
(3) Klik nogmaals op IRIS+ om het patroon op te slaan en de bewerkingsmodus af te sluiten.
REMAIN MEMORY geeft het resterende geheugen aan van de snelle koepel voor het configureren van de patronen. Wanneer het 0 bereikt, kunnen er geen patronen meer worden geconfigureerd. U kunt het resterende geheugen ook zoen onder het menu PATTERNS als REMAINING.
De pan-/tiltbewegingen en de lenswerkingen kunnen niet tegelijkertijd worden opgeslagen.
4. Bekijk het patroon.
Ga naar het menu PREVIEW om het huidige patroon te bekijken.
5. Roep het ingestelde patroon op.
U kunt de speciale voorinstellingen oproepen om het ingestelde patroon op te roepen. Bijv. roep voorinstelling 41 op om patroon 1 op te roepen. Raadpleeg Sectie 2.2 om het bijbehorende nummer van de voorinstelling voor elk patroon te zoeken.
6. Verwijder de patronen.
Als u een gekozen patroon wilt verwijderen
Klikt u op IRIS+ om naar RECORD PATTERN te gaan en ziet u DEL PATH ABOVE. Klik op IRIS+ om het patroon te verwijderen.
Als u het huidige patroon verwijdert, wordt het volgende patroon ook verwijderd. Bijv. als patroon 2 wordt verwijderd, worden patroon 3 en patroon 4 ook verwijderd.
Als u alle patronen wilt verwijderen
Gaat u naar het menu CLEAR en klikt u op IRIS+ om alle ingestelde patronen te verwijderen.