• No results found

HANDLEIDING PRAKTIJKLEREN PROPEDEUSE _ Opleiding Vaktherapie Differentiatie dramatherapie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HANDLEIDING PRAKTIJKLEREN PROPEDEUSE _ Opleiding Vaktherapie Differentiatie dramatherapie"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HANDLEIDING PRAKTIJKLEREN PROPEDEUSE 2020-2021 _ Opleiding Vaktherapie – Differentiatie dramatherapie

© Alle rechten zijn voorbehouden aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enigerlei vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.

Deze handleiding is samengesteld op 23 juni 2015 Auteurs: Gerda van de Peppel en Gerdi Tuender Laatste update september 2019:

Oliver Schneider

(2)

1

INHOUDSOPGAVE _

Inleiding 2

Hoofdstuk 1 Werkervaringsstage 3

Doel van de stage Wat je gaat leren Organisatie van de stage

Lesaanbod en begeleiding Start van de stage

Gedurende je stage Afronding van de stage Opdrachten vanuit de opleiding

Hoofdstuk 2 Oriëntatiestage 7

Het bezoeken van therapeutische instellingen

Hoofdstuk 3 Eindkwalificaties 8

Aanbevolen literatuur 9

Bijlage 1 Feedbackformulier 10

Bijlage 2 Incidentmethode 12

(3)

INLEIDING _

Bij een beroepsopleiding is het leren in en van de praktijk een belangrijk onderdeel van de opleiding tot HBO professional. Daarom beginnen we al in het eerste jaar met het kennismaken in de praktijk in de vorm van twee stages.

In deze handleiding wordt de kern van deze twee stages per hoofdstuk uitgelegd, evenals het bijbehorende lesaanbod.

En er wordt literatuur aanbevolen in de literatuurlijst, het is belangrijk om dit te lezen, zeker ook als voorbereiding voor je beroepsuitoefening en de stages daarvoor in de hoofdfase.

(4)

3

Hoofdstuk 1 Werkervaringsstage

Doel van de stage

- Activiteiten organiseren en uitvoeren voor- en met individuen of groepen.

Wat je gaat leren

• Leren om activiteiten te organiseren en uitvoeren binnen een team of organisatie voor- en met

individuen of groepen. Deze activiteiten moeten gerelateerd zijn aan je vaktherapeutische middel.

• Je kunt ook tijdelijk worden ingezet voor uiteenlopende werkzaamheden, die een toegevoegde waarde zijn voor bijvoorbeeld cliënten, leerlingen of bewoners.

Organisatie van de stage

Deze stage omvat tenminste 96 uur.

Je stage is in periode twee, drie en vier. Startend op 11 november 2020 tot en met 5 juni 2021.

1 dagdeel per week (4 uur) op woensdag middag of vrijdag.

Het is niet de bedoeling dat je al een stage gaat doen als vaktherapeut.

Mocht er zich een probleem voordoen dan kan de begeleider/contactpersoon van de stage-instelling contact opnemen met het praktijkbureau van de Opleiding Vaktherapie.

Contactpersoon Karin Moonen, tel. 06 55291033, mail praktijkbureau.vaktherapie@han.nl Zij bespreekt het probleem met de verantwoordelijke docent.

De verantwoordelijk docent neemt contact op met de begeleider van de stagiare.

(5)

Lesaanbod en begeleiding

Start van de stage

Je neemt voorafgaand aan de stage contact op met de begeleiding van de instelling en informeert over:

- welke normen, waarden en cultuur van de instelling belangrijk zijn om te weten?

- wat je gaat doen binnen de stage-instelling. Formuleer doelen voor de activiteiten en voor jezelf.

- wanneer wordt de activiteit concreet voorbereid?

- wanneer volgt de nabespreking van de activiteit?

- welk lokaal kan gebruikt worden?

- is er iemand van de instelling aanwezig, en waarbij?

- kan er gebruik gemaakt worden van materialen zoals tekenpapier, verf, audioapparatuur, verkleedspullen, muziekinstrumenten e.d.?

Daarnaast verzamel je informatie omtrent de deelnemers van jouw activiteiten. Dit kan op de stageplek zelf maar ook via andere bronnen. De volgende vragen kunnen je hierbij helpen:

- Welke interesses/thema’s zijn er, gerelateerd aan leeftijd of problematiek?

- Wat zijn kwaliteiten en aandachtspunten waar je rekening mee moet houden?

- Welke activiteiten/werkvormen zijn geschikt voor de deelnemer(s) gerelateerd aan de doelen?

Je schrijft een verslag “”stageplekanalyse” waarin je de opgedane informatie weergeeft.

Het verslag omvat maximaal 4 A4tjes en wordt aan het begin van je stage ingeleverd bij je praktijkles docent en je stagebegeleider.

Het boek van Vane (2012) kan bij het schrijven van je verslag behulpzaam zijn (zie aanbevolen literatuur).

Zorg ervoor dat je het stagecontract meeneemt bij de eerste kennismaking en dit laat invullen en ondertekenen. Het stagecontract en de instructie vind je op OnderwijsOnline, via deze link:

https://onderwijsonline.han.nl/elearning/lesson/VqdXnboq

Je mag pas aan je stage beginnen als het stagecontract is ondertekend en bij het praktijkbureau is ingeleverd!

(6)

5

Gedurende je stage

In periode 2 vinden wekelijks de praktijklessen stage plaats. In de les worden spelactiviteiten uitgeprobeerd die passend zijn voor de verschillende stageplekken. De lessen worden in intervisie-vorm aangeboden, hierbij heb je een actieve rol met betrekking tot het inbrengen van vragen, elkaar helpen bij het

beantwoorden hiervan en bij het bedenken en uitproberen van geschikte spelactiviteiten voor de stage (een intervisiemodel, de incidentmethode, wat in de lessen gebruikt kan worden vindt je in bijlage 2).

Aan het eind van de periode ligt de focus op planning en voorbereiding voor de stagerapportage, deze wordt getoetst na periode 3.

Na afloop van periode 2 (februari) laat je van je begeleider op stage het feedbackformulier invullen.

Op grond hiervan stel je, zo nodig, je leerdoelen bij. Dit wordt binnen de praktijklessen besproken.

Lesinhoud:

Les 1

- Inventariseren van de stageplekken en doelgroepen.

- Op je stage bied je - afhankelijk van de plek - wekelijks of regelmatig drama-activiteiten aan. Over de bijeenkomsten rapporteer je na afloop in een sessie-verslag. Het format voor de sessie- verslagen ontwerp je klassikaal in de les. Denk ook hierbij weer aan Vane (2012). Het ontworpen format wordt door de docenten goed gekeurd. Er ontstaat een format dat geldt voor beide groepen.

Sessie-verslagen worden wekelijks op #OnderwijsOnline onder ‘projecten’ geplaatst.

Elke student maakt hiervoor een eigen ‘project’ aan en voegt de docent en twee klasgenoten toe zodat zij de ingeleverde producten kunnen inzien. De producten kunnen in de les voor intervisie- doeleinden worden gebruikt. Desgewenst kunnen docent en klas er ook voor kiezen in kleine subgroepen projecten aan te maken.

- Als er ruimte over is biedt de docent een werkvorm aan die geschikt is om uit te proberen op een - of meerdere van de stageplekken.

Les 2 - 5

- Intervisie m.b.t. het bedenken en uitvoeren van geschikte drama-werkvormen.

- Intervisie m.b.t. dilemma's op stage.

- Desgewenst kan de docent opdrachten mee geven, werkvormen of methoden demonstreren of met de klas uitproberen. Denk bijvoorbeeld aan teacher-in-role, improvisatie-spelen, werken met sprookjes, storytelling etc.

Les 6 - 7

- De docent neemt de toetsopdracht voor periode 3 (stagerapportage) mee.

De toetsopdracht wordt gelezen en besproken.

- Je voert onderstaande opdracht in huiswerk uit. De lessen dienen ter ondersteuning bij het formuleren van geschikte observatie-vragen en bij het bedenken van geschikte drama- werkvormen. Deze worden uitgeprobeerd in de les.

(7)

Opdracht:

1) Kies een deelnemer die voor deze opdracht centraal komt te staan.

2) Bepaal doelen voor de observatie / stel observatievragen op gericht op spelgedrag.

Wat wil je - met betrekking tot spelgedrag - observeren bij de deelnemer?

Denk hierbij aan vragen als:

Welke rollen kiest de deelnemer?

Kan de deelnemer binnen improvisaties mee gaan in jouw spelaanbod?

Toont hij hierbij zelf ook initiatief en heeft hij spelideeën?

Kan de deelnemer emoties herkennen, uitbeelden en/of spelen?

Hoe zet de deelnemer in spel lijfelijke en/of stem-expressie in?

Heeft de deelnemer in spel een voorkeurstatus?

Kan hij zich inleven in een rol of speelt hij vooral zichzelf? Etc.

3) Ontwerp passende spelactiviteiten waarmee je antwoorden kunt krijgen op je observatievragen.

Zorg ervoor dat de activiteiten geschikt zijn om ook de verbeelding in te gaan (dus niet alleen maar bewegings- of concentratiespelen).

Maak een planning voor drie sessies waarin je deze activiteiten aan kunt bieden. Als je met groepen deelnemers werkt richt je je in de planning en uitvoering van de drie sessies - met betrekking tot de observatievragen - op een van de deelnemers. De sessies duren minimaal 30 minuten. Maak een planning met betrekking tot tijdstip en randvoorwaarden. De sessies worden uitgevoerd in de eerste helft van periode 3, bij voorkeur in de lesweken 1, 2 en 3. Aan het einde van periode 3 lever je de

observatierapportage bij je docent praktijkleren in.

Afronding van de stage

- Je laat het feedbackformulier invullen door de begeleider/contactpersoon van de stage instelling.

- Je houdt in de praktijkles in periode 4 een presentatie waarin je terugkijkt op je stage en de leerervaringen die je opgedaan hebt. Het feedbackformulier kan hier leidraad voor zijn.

Opdrachten vanuit de opleiding op een rijtje

- September/oktober: informeren, contact leggen met de stage instelling, stagecontract invullen.

- November: afspraak maken, eerste contact leggen, opstarten, inleveren verslag

“stageplekanalyse”.

- Februari: eerste feedbackformulier inleveren bij je docent praktijklessen.

- N.a.v. het feedbackformulier leerdoelen opstellen voor jezelf en deze inbrengen in de praktijkles.

- Februari – juni: werken aan de leeruitkomsten van de eindkwalificaties (Hoofdstuk 3), deze evalueren en leerdoelen bijstellen.

- April (eind periode 3): inleveren observatierapportage bij docent praktijkleren.

- Juni: feedbackformulier inleveren en stage afronden door een korte inhoudelijke presentatie te geven over de leerervaringen.

(8)

7

Hoofdstuk 2 Oriëntatiestage

Het bezoeken van therapeutische instellingen.

Deze stage vindt plaats in de laatste week van periode 3 (14 t/m 16 april 2020).

Het doel van deze stage is het verkennen van therapeutische instellingen en het zicht krijgen op je toekomstige vak.

Je loopt samen met enkele andere propedeuse studenten bij een derdejaarsstudent mee op diens stage-instelling. Je bezoekt minimaal twee verschillende stage-instellingen.

De organisatie is in handen van het praktijkbureau in samenwerking met de praktijkcoördinator van je eigen differentiatie. Je krijgt begin maart informatie over deze stage van Karin Moonen tijdens de PON les. De derdejaars geven op tijd aan op welk dagdeel zij studenten kunnen ontvangen. Daarbij wordt aangegeven hoeveel studenten zij kunnen ontvangen

Het aanbod wordt tijdig op het stageportaal aangeboden. Je kunt je inschrijven vanaf een door het Praktijkbureau vastgesteld tijdstip.

’Elke instelling ruikt anders’.

(9)

Hoofdstuk 3 Eindkwalificaties

Hieronder zijn de eindkwalificaties beschreven die je uiteindelijk tot een bekwame dramatherapeut maken. Ook gedurende je stage in de propedeuse leer je al een aantal van deze kwalificaties in te zetten en oefen je hierin. Natuurlijk ben je nu nog niet therapeutisch aan het werk en worden de

eindkwalificaties op het feedbackformulier (zie bijlage I) vertaald in haalbare leeruitkomsten op propedeuse niveau.

Eindkwalificatie 1: Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden

De vaktherapeutisch professional bouwt een werkrelatie op met de cliënt, het cliëntsysteem, collega’s, professionals en opdrachtgevers (hierna te noemen: relevante partijen). Op sensitieve en responsieve wijze maakt de vaktherapeutisch professional contact, stemt af en bereikt overeenstemming over doelen en aanpak.

Eindkwalificatie 2: Ervaringsgericht interveniëren

De vaktherapeutisch professional ondersteunt, faciliteert en stuurt in preventie, training en therapie aan op het behalen van doelstellingen van de cliënt. De doelstellingen zijn gericht op: verandering,

ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie op emotioneel, gedragsmatig, cognitief, sociaal,

neuropsychologisch of lichamelijk gebied. De vaktherapeutisch professional past ervaringsgerichte werkwijzen, interventies en werkvormen toe, om te komen tot afstemming op de behoefte van de cliënt.

De inzet van deze interventies vindt methodisch en wetenschappelijk onderbouwd plaats.

Eindkwalificatie 3: Praktijkgericht onderzoeken

De vaktherapeutisch professional beschikt over een kritische, onderzoekende houding. De vaktherapeutisch

professional draagt bij aan innovatie van de (eigen) beroepspraktijk door praktijkgericht onderzoek te verrichten

en/of door te participeren in onderzoek. De vaktherapeutisch professional gebruikt kennis uit (wetenschappelijk)

onderzoek ten gunste van het onderbouwen en verbeteren van het handelen.

Eindkwalificatie 4: Professionaliseren en profileren

De vaktherapeutisch professional ontwikkelt, vanuit zelfkennis en vakkennis, blijvend de kwaliteit van het beroep en

de eigen uitoefening daarvan. De vaktherapeutisch professional profileert zich vanuit een krachtige beroepsidentiteit,

is communicatief,ondernemenden reflectief.

Eindkwalificatie 5: Beheersen van het vaktherapeutisch middel

De vaktherapeutisch professional is vaardig in het gebruik van het vaktherapeutisch middel1, beschikt over creativiteit

en is in staat om het vaktherapeutisch middel te gebruiken als instrument voor zelfonderzoek, expressie, persoonlijke

ontwikkeling en communicatie.

(10)

9

AANBEVOLEN LITERATUUR

• Jongbloed, M. (2008). Kinderen verleiden tot toneelspel: Van verhaal tot voorstelling. Soest:

Nelissen.

• Rooyakkers, P. (1993). Honderd dramaspelen. Katwijk: Pantha Rei.

• Vane, S. (2012). Werken met drama (6e druk). Den Haag: Boom Lemma.

Het hele boek is na inlog met het HAN-account gratis toegankelijk via

http://stcproxy.han.nl/han/BoomEbooks/han.bibliotheek.budh.nl/boek/9789059317710/

(11)

BIJLAGE 1 FEEDBACKFORMULIER

In te vullen door de contactpersoon van de stageverlenende instelling, in februari, na 1 periode stage en aan het eind van de stage, begin juni.

Leeruitkomsten: Onvol-

doende Vol- doende

Goed Toelichting:

1. Je bent in staat contact te maken en een werkrelatie op te bouwen en te onderhouden. Hierbij stem je af op alle relevante partijen. (Eindkwalificatie I) 2. Je bent in staat om een

planning te maken afgestemd op de deelnemers en doelstellingen.

(Eindkwalificatie 2) 3. Je bent in staat om een

(drama) activiteit uit te voeren en je aftestemmen op de behoeftes van de deelnemers.

(Eindkwalificatie 2) 4. Je hebt een open houding.

Dit toon je door feedback te kunnen ontvangen en dit constructief te gebruiken.

(Eindkwalificatie 4) 5. Je bent in staat tot reflectie

op eigen handelen en dit zo nodig bij te stellen.

(Eindkwalificatie 4)

6. Je laat zien vaardig te zijn in het inzetten van drama

werkvormen. (Eindkwalificatie 5)

(12)

11 Stage-instelling:

Naam begeleider:

Naam student:

Opmerkingen:

OPEN UP NEW

HORIZONS

Datum: Handtekening:

(13)

BIJLAGE 2 Incidentmethode

Wat is de incidentmethode?

De incidentmethode is een eenvoudige en gestructureerde manier om moeilijke problemen of nieuwe ontwikkelingen in een groep te bespreken. Structuur is nodig, omdat het ruimte en grenzen geeft, zodat de deelnemers voldoende openheid, rust en tijd hebben om mee te doen. Het is belangrijk ook flexibel te mogen omgaan met de structuur zodat het gesprek soepel verloopt. De incidentmethode helpt een groep door middel van deze structuur en tijdsplanning om doelmatig en effectief aan de oplossing van een probleem te werken.

De incidentmethode is een werkvorm, waarbij een groep zich intensief verdiept in een bepaalde situatie, door het bespreken en analyseren van een situatie van één van de groepsleden. De gespreksleider moet de tijd goed bewaken.

De bijeenkomsten worden eens per 14 dagen gehouden. De rollen van inbrenger, gespreksleider zijn tevoren bekend.

Fase 1 Start en reflectie over de vorige intervisie (10 minuten)

Hoe is de vorige bijeenkomst bevallen, gelet op de resultaten ?

Het reflectieverslag van de vorige inbrenger wordt besproken. Met een kort verslag over de ervaringen met de adviezen voor de ingebrachte praktijksituatie.

Fase 2 Inbreng van een nieuwe veranderingsvraag (10 minuten)

Het belangrijk te kiezen voor een persoonlijke situatie, die kort geleden in de praktijk plaats heeft gevonden.

Degene die de situatie, of casus inbrengt introduceert de casus door een korte schets op papier. De casus is beschreven tot op het kritische moment, hoe hij handelde en eventuele reacties. Mogelijke ideeën of oplossingen worden door de inbrenger weggelaten.

Deelnemers noteren ieder vragen die ze zouden willen stellen om meer inzicht te krijgen in de situatie.

Fase 3 Inzicht van de casus. Vragenronden (20 minuten)

De groep stelt informatieve vragen aan de inbrenger. Het gaat om feitelijke vragen.

Doorvragen en het stellen van verdiepingsvragen, maar niet interpreteren, oordelen of suggereren.

(14)

13

Fase 4 Analyse en inzichten vanuit de deelnemers (15 minuten)

De deelnemers bespreken hoe zij de situatie zien en welke oorzaken voor het probleem ze hebben bedacht. Ze benoemen relevante aspecten van de situatie. Ze geven hun visie op de rol van de inbrenger en betrokkenen. Ze nemen ook omgevingsfactoren in ogenschouw.

Fase 5 Adviesronde (15 minuten)

Bepaal welke persoonlijke betrokkenheid ieder heeft tot het ingebrachte probleem. Wat zouden de deelnemers doen in deze situatie? Bespreek de inzichten die ontstaan zijn.

Fase 6 Evaluatie en vervolgafspraken (10 minuten)

Hoe hebben de deelnemers de bijeenkomst ervaren? Welke persoonlijke leeropbrengst is er? Wat is nog niet uitgesproken? Afspraken voor de volgende intervisie bijeenkomst.

De feedbackformulieren van de begeleider/contactpersoon op de stage worden in je intervisiegroep besproken.

Bron: http://www.softskills.nl/intervisie-de-incidentmethode/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De context wordt gevormd door de organisatie waar je stage loopt, haar geschiedenis, cultuur, missie, visie en doelen.. Je moet bijvoorbeeld weten welke visie de organisatie heeft

[r]

Leden van 18 jaar en ouder houden altijd 1,5 meter afstand, tenzij dat bij sport- en spelactiviteiten niet kan:.. ook bij het gebruik van

Geadviseerd wordt om bij buitenactiviteiten waarbij leden en vrijwilligers van 18 jaar en ouder mogelijk ook naar binnen gaan (wat drinken, toiletbezoek, slecht weer etc.),

CORONATOEGANGSBEWIJS (CTB) Bevers, welpen, scouts en explorers tot 18 jaar en de leiding van deze speltakken, hoeven geen corona- toegangsbewijs te tonen bij hun

Geadviseerd wordt om bij buitenactiviteiten waarbij leden en vrijwilligers van 18 jaar en ouder mogelijk ook naar binnen gaan (wat drinken, toiletbezoek, slecht weer etc.),

Geadviseerd wordt om bij buitenactiviteiten waarbij leden, vrijwilligers en externen (zoals ouders) van 18 jaar en ouder mogelijk ook naar binnen gaan (wat drinken,

CORONATOEGANGSBEWIJS (QR) Bevers, welpen, scouts en explorers tot 18 jaar en de leiding van deze speltakken, hoeven geen corona- toegangsbewijs te tonen bij hun