• No results found

Aan het college van Burgemeester & Wethouders Gemeente Almere

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Aan het college van Burgemeester & Wethouders Gemeente Almere"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Aan het college van Burgemeester & Wethouders

Beleidsveld-productbegroting: Economische Zaken

In te vullen door bureau agenda

Nummer:

Onderwerp: Uitwerken werken in de wijk

Portefeuillehouder: D. Halbesma *omcirkelen

⋅ paraaf: Halbesma Dienst: DSO

⋅ datum: 2 februari 2005 Datum: 11 januari 2005

⋅ Status bw voorstel: B&W-B Steller: A.T. Bokkers

Advies: Tel.: 036- 5484043

⋅ Managementteam :

⋅ OC/OR : Parafen:

⋅ Emancipatieraad : Directeur:

⋅ Seniorenraad : Datum:

Raadscommissie: Dienstcontroller:

⋅ Datum:

⋅ bespreken/ter kennisneming*

Raad: Persbericht : ja

⋅ dmv raadsbrief

Voorgestelde beslispunten:

1. instemmen met het uitgangspunt dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd wordt tot 50% van het oppervlak van een woning (‘toegelaten bebouwing’) onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt; hierbij wel in achtnemen dat bij de nadere uitwerking het mogelijk is dat voor bepaalde buurten/wijken het percentage van 25% overeind blijft;

2. bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) uitgaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen;

3. in nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) plinten in daarvoor geschikte straten of zones een dubbelbestemming wonen en bedrijvigheid geven;

4. voldoende reserveruimte ten behoeve van aanvullende bedrijfsruimte inbouwen in de nieuwe plannen;

5. opdracht geven zones of straatdelen aan te wijzen waar woningen onder voorwaarden voor 100%

omgezet kunnen worden in niet-woonfuncties (de zgn. kansenzones); dit geldt met name voor de bestaande stad;

6. punt 1 door middel van een paraplubestemmingsplan mogelijk maken;

7. een risicoanalyse laten uitvoeren inzake mogelijke planschade in relatie tot punt 1 (en 6);

8. ten aanzien van wonen op bedrijventerreinen het onderzoek van Ecorys afwachten en daarop volgend een afzonderlijk advies uitbrengen

Bijlagen: -

In te vullen door bureau agenda

Vergadering College datum: 8 februari 2005

In te vullen door bureau agenda

Vergadering raadscommissie datum:

In te vullen door bureau agenda

Vergadering Raad datum:

(2)

In te vullen door bureau agenda

B&W conform voorstel:

ja

datum:

paraaf:

concerntoetser:

gemeentesecretaris:

(3)

Aan het college van Burgemeester & Wethouders

Besluiten BenW-B openbaar d.d. 8 februari 2005

VI-01/DSO

Nota d.d. 11 januari 2005 inzake:

Uitwerken werken in de wijk.

Besluit:

1. Ingestemd wordt met het uitgangspunt dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd wordt tot 50% van het oppervlak van een woning (‘toegelaten bebouwing’) onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt; hierbij wel in

achtgenomen dat bij de nadere uitwerking het mogelijk is dat voor bepaalde buurten/wijken het percentage van 25% overeind blijft.

2. Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) wordt uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen.

3. In nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) worden plinten in daarvoor geschikte straten of zones een dubbelbestemming wonen en bedrijvigheid gegeven.

4. Voldoende reserveruimte worden ten behoeve van aanvullende bedrijfsruimte ingebouwd in de nieuwe plannen.

5. Opdracht wordt gegeven zones of straatdelen aan te wijzen waar woningen onder voorwaarden voor 100%

omgezet kunnen worden in niet-woonfuncties (de zgn. kansenzones); dit geldt met name voor de bestaande stad.

6. Punt 1 wordt door middel van een paraplubestemmingsplan mogelijk gemaakt waarbij zoals gebruikelijk te doen een risicoanalyse inzake mogelijke planschade wordt uitgevoerd.

7. Ten aanzien van wonen op bedrijventerreinen wordt het onderzoek van Ecorys afgewacht en daarop volgend een afzonderlijk advies uitgebracht.

8. De nota wordt tekstueel aangepast.

9. De raad wordt door middel van een raadsbrief geïnformeerd.

(4)

Aan het college van Burgemeester & Wethouders

Aan : het college van Burgemeester & Wethouders

Dienst/steller : DSO/ A.T. Bokkers

Onderwerp : Uitwerken werken in de wijk

Datum : 11 januari 2005

Beleidsveld-productbegroting : Economische Zaken Toelichting

Probleemstelling – aanleiding

Het college van B &W heeft het voorstel aangaande het STOGO-rapport “werken in de wijk II” op 13 april jl.

aangehouden. Vervolgens is op 13 mei in klein comité (bestuurlijk-ambtelijk) van gedachten gewisseld het onderwerp ‘werken in de wijk’ en hoe dit concreet handen en voeten te geven (de wens was het rapport van STOGO op zich in het verdere traject buiten beschouwing te laten).

De strekking van de gedachtenwisseling en de opdracht was na te gaan hoe het concept van ‘werken in de wijk’

zo ruim mogelijk doorgevoerd zou kunnen worden, met name bestemmingsplantechnisch. Hierbij zijn de sleutelwoorden ‘flexibiliteit’ en ‘vraaggestuurd’.

Bestuurlijk referentiekader

Het collegebesluit van 13 april 2004, waarbij het eerdere voorstel (Stogo-rapport) is aangehouden en waarbij besloten is tot nader overleg met de wethouders Stedelijke Ontwikkeling, Stedelijk Beheer en Economische zaken. Daarnaast is op 18 november 2004 nog een bestuurlijk-ambtelijk vervolgoverleg geweest.

Toelichting op de voorgestelde beslispunten

Het onderhavige voorstel leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis.

Hier blijkt immers een groot potentieel aan arbeidsplaatsen binnen Almere te liggen.

Een aandachtspunt bij de implementatie van de voorgestane verruimingen van vigerende bestemmingsplannen zijn enerzijds het spanningsveld tussen flexibiliteit en rechtszekerheid, anderzijds eventuele planschadeclaims a.g.v. het gewijzigde planologische regime.

Daarnaast moet worden vastgesteld dat een ‘wijkeconomie’ niet gepland kan worden. De juiste (planologische) randvoorwaarden scheppen is vaak een eerste vereiste en daarnaast ingrijpen waar zich kansen voordoen, dus een strategie van kleine stappen, eventueel strategisch aankopen en slopen van vastgoed (grondposities verwerven).

Er zal rekening gehouden moeten worden met een gefaseerde marktopname. De gemeente zal gewenste en inpasbare initiatieven vanuit de markt moeten kunnen accomoderen door de planologische randvoorwaarden zoveel mogelijk klaar te hebben liggen, dan wel door middel van eenvoudige procedures moeten bewerkstelligen.

Daarnaast is het zaak de consequenties van het verruimde beleid helder voor ogen te houden. Consequenties van het flexibelere beleid kunnen met name leiden tot het ontstaan van meer overlast in de wijk zoals een hogere parkeerdruk. Er dient bij optreden van dergelijke onwenselijke situaties vervolgens wel de bereidheid te zijn om meer te handhaven op dit gebied.

Toevoeging van meer bedrijvigheid in de woonbuurten zal leiden tot meer onrust. Meer bedrijvigheid in de woonstraat kan ook leiden tot minder betrokkenheid van bewoners en meer onoverzichtelijkheid, waardoor sociale veiligheid in het geding kan komen.

Invulling geven aan het concept ‘werken in de wijk’ heeft ook relaties met het startersbeleid. Zo zegt het

hoofdlijnenaccoord 2004-2006 met name over starters het volgende: “Startersbeleid voor horeca en detailhandel.

Vanuit maatschappelijk oogpunt wordt de mogelijkheid opengehouden om op beperkte schaal jonge, nieuwe, kleinschalige en zelfstandige bedrijvigheid in horeca en detailhandel te ondersteunen”. Met name ook de

(5)

woonwijken hebben een broedplaatsfunctie voor startende bedrijven, Deze broedplaatsen moeten zoveel als mogelijk randvoorwaardelijk geschapen worden, zodat hiermee uw uitgangspunten gestalte krijgen.

Uitwerkingen beslispunten:

1. instemmen met het uitgangspunt dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd wordt tot 50% van het oppervlak van een woning (‘toegelaten bebouwing’) onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt; hierbij wel in acht nemen dat bij de nadere uitwerking het mogelijk is dat voor bepaalde buurten/wijken alsnog de 25% overeind blijft.

Gelet op het belang van woonwijken als broedplaats voor ondernemerschap wordt voorgesteld de

standaardregeling in bestemmingsplannen voor wat betreft de omvang van bedrijfsruimte voor aan huis gebonden beroepen in beginsel voor héél Almere te verruimen van 25 tot 50% van het oppervlak van een woning (te lezen als toegelaten bebouwing), waarbij tevens als voorwaarde gesteld wordt dat de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd wordt: de hoofdbewoner/eigenaar dient zelf met één huishouden in de woning te wonen. Deze regeling moet dan dus ook voor Poort gaan gelden en voor bijvoorbeeld een gebied als “Overgooi” (grote villa- achtige woningen). In Overgooi geldt nu een percentage van 25% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan-en uitbouwen en bijgebouwen tot ten hoogste 100 m². In dit voorstel wordt géén algemeen absoluut maximum voorgesteld ten aanzien van het aantal m².

De standaardregeling blijft voor wat betreft de aard van de toe te laten bedrijven in beginsel ongewijzigd (naast de altijd al mogelijk zijnde vrije beroepen zal de maximale milieucategorie 1 zijn en milieucategorie 2 indien deze naar aard en omvang grotendeels gelijk te stellen is aan milieucategorie 1).

In de uitleggebieden wordt al gewerkt met nieuwe concepten. Zo is in Poort het percentage bedrijfsruimte in aan huis gebonden beroepen opgehoogd in bepaalde zones van 25 naar 40% (‘40% van het oppervlak van een woning voor beroep aan huis’).

2. bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) uitgaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen.

Daarnaast is in met name delen van Poort het aantal ‘kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimten’ (meestal circa 90 m² groot en niet gekoppeld aan een woning) al verhoogd van 1 op 150 naar 1 op 100 woningen. Uw idee was dit verhoudingsgetal los te laten. Uit ervaring tot op heden is echter gebleken dat marktpartijen de voorkeur geven aan woningen boven dergelijke bedrijfsruimten (de laatsten geven minder rendement en er zal meer moeite voor gedaan moeten worden). Als het vrijgelaten zou worden is de kans daarmee groot dat er woningen gebouwd worden in plaats van deze bedrijfsruimten. Het al opgerekte aantal in Poort van 1 op 100 zou dan juist eerder gezien moeten worden als een minimale taakverplichting richting de marktpartijen om, vanuit de gemeente geredeneerd, toch een dergelijk concept gerealiseerd te krijgen in de woonwijk. Markttechnisch gezien is dit op dit moment kennelijk het maximaal haalbare. Om toch nog meer flexibiliteit in de plannen op te nemen wat dit aspect betreft zou het uitgangspunt kunnen zijn om indicatief een richtgetal van 1 : 50 mee te geven aan de ontwikkelaars. Op het moment van ontwikkelen kan, afhankelijk van de actuele marktsituatie, tot concrete bouwafspraken gekomen worden welk verhoudingsgetal opgenomen wordt per gebiedsdeel. Gestreefd moet wel worden dat dit type bedrijfsruimte zo multifunctioneel mogelijk ontworpen wordt en dat er meer differentiatie komt in grootte, met name ook kleinere bedrijfsruimten.

3. in nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) plinten in daarvoor geschikte straten of zones een dubbelbestemming wonen en bedrijvigheid geven.

In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedebouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vica versa. De vraag in dit verband of hier ook gedacht moet worden aan de werkfunctie detailhandel of lichte horeca kan later nader uitgewerkt worden per plangebied. Het type bedrijvigheid dat zich hier kan vestigen zal aan voorwaarden worden gebonden zodat er geen grote conflicten ontstaan met de woonfunctie; maximale milieucategorie hier 2).

4. voldoende reserveruimte ten behoeve van aanvullende bedrijfsruimte inbouwen in de nieuwe plannen.

(6)

Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte. In Poort zijn overigens al een aantal plekken in woongebieden aangewezen ten behoeve van bedrijfsfuncties (‘werkclusters’).

In de nieuwe stad dient bij de planvorming meer dan voorheen rekening te worden gehouden met ruimere parkeervoorzieningen. Immers, verruimingen van gebruik van de woningen, in % en m², ten behoeve van bedrijfsactiviteiten houdt ook in dat er meer kans op verkeersaantrekkende werking zal optreden. Aandacht voor een ruimere parkeernorm, vooraf, geldt ook bij de indicatieve norm van 1 op 50 (zie boven). In een gebied als Overgooi kan wellicht op eigen terrein meer geparkeerd worden.

5. opdracht geven zones of straatdelen aan te wijzen waar woningen onder voorwaarden voor 100% omgezet kunnen worden in niet-woonfuncties (de zgn. kansenzones); dit geldt met name voor de bestaande stad.

Gelet op de complexiteit van deze materie wordt voorgesteld om per gebied in het geval dat er sprake is van herontwikkeling c.q. herstructurering aan te geven welke functies gewenst zijn en deze vervolgens planologisch mogelijk te maken. Dit vergt maatwerk op het moment dat een bepaald gebied aangepakt gaat worden. In bepaalde delen van de stad, met name rond de centra en in de centrumrandgebieden, zal de vraag toenemen naar meer ruimte voor bedrijfjes, kantoortjes en voorzieningen. In deze zgn. ‘kansenzones’ kunnen dan bijvoorbeeld ook in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten. Deze op korte dan wel op middenlange termijn te herstructureren kansenzones kunnen deels worden gezien als vergelijkbaar met de eerder genoemde ‘werkclusters’ in de nieuwe stad. Indien het plinten betreft zouden, net als bij de nieuwe stad, deze benedenpanden op bepaalde plekken een dubbelbestemming wonen/werken opgelegd moeten worden.

In dit verband zijn hier vraaggestuurde initiatieven te noemen van GoedeStede en Ymere. Bij beide

woningbouwcorporaties bestaan zeer concrete plannen om in zowel de Churchillweg en als aan het Arnhemplein (resp. Staatsliedenwijk en Stedenwijk) 6 benedenwoningen volledig om te zetten naar bedrijfspanden. Hier betreft het met name aanvragen van allochtone ondernemers om iets in de horeca of detailhandel te gaan doen.

6. punt 1 door middel van een paraplubestemmingsplan mogelijk maken waarbij, zoals gebruikelijk te doen, een risicoanalyse inzake mogelijke planschade wordt uitgevoerd.

Ten aanzien van de wijzigingsvoorstellen m.b.t. aan huis gebonden beroepen kan een en ander planologisch ingevuld worden, zoals hierboven geopperd voor de bestaande stad, door te werken met één zogeheten

‘paraplubestemmingsplan’. Ten aanzien van de wijziging voor Poort kan het bestemmingsplan, welke in procedure is, nog worden bijgesteld. Bij de uitwerking van deze regeling kunnen, als er locatiespecifieke reden voor aan te dragen zijn, voor bepaalde delen van de stad uitzonderingen op het paraplubestemmingsplan gemaakt worden. Mogelijk dat in bepaalde wijken van de stad toch de 25% aangehouden moet worden. In het kaderplan bestaande stad is immers een onderscheid gemaakt tussen levendige en gedifferentieerde wijken versus rustige woon- (stilte)wijken).

Binnen de afdeling RB wordt momenteel nog eens nader gekeken naar de aard van de bedrijfsactviteiten die toegelaten kunnen worden binnen de huidige 25%-regeling, dan wel straks eventueel de ‘50%’-regeling inzake aan huis gebonden beroepen.

Indien hiertoe overgegaan wordt zal voor alle zekerheid het effect ervan onderzocht dienen te worden in relatie tot mogelijke planschadeclaims; een risicoanalyse is op z’n plaats alvorens dit instrument toe te passen.

8. ten aanzien van wonen op bedrijventerreinen het onderzoek van Ecorys afwachten en daarop volgend een afzonderlijk advies uitbrengen.

Naar aanleiding van het bestuurlijk-ambtelijk overleg op 18 november 2004 over werken in de wijk, kwam ook de wens naar voren om te bezien wat de mogelijkheden van functiemenging wonen en werken op

bedrijventereinen zijn. In een EZ-visie op de bestaande bedrijventerreinen (gepland voor 2005) zal dit onderwerp nog eens specifiek meegenomen worden. Inmiddels heeft bureau Ecorys opdracht gehad een onderzoek te doen (voor de gebiedsontwikkelaars in eerste instantie) naar de (on)mogelijkheden van functiemenging op

bedrijventerreinen. In beginsel zal dit onderzoek primair betrekking hebben de uitleggebieden (m.n. in het kader

(7)

van het Ontwikkelingsplan Hout Noord 1ste fase), menging van de functies wonen en werken. Het bureau zal ook kijken naar (on)mogelijkheden van toevoegen van de functie wonen op bestaande bedrijventerreinen.

Aanvullende opmerkingen uitleggebieden.

Bij de reguliere planontwikkeling voor nieuwe gebieden wordt voorgesteld indicatief uit te gaan van een norm vooraf van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op de 50 woningen. In de bestemmingsplannen moet wat dit betreft een soepele regeling opgenomen worden met als doel om eventueel met een ander verhoudingsgetal te werken, bijvoorbeeld door het aanwijzen van concrete locaties met dubbelbestemming wonen/werken. Indien er echter toch nog verdere behoefte bestaat om naderhand een bepaalde woning, buiten de oorspronkelijk in de planvorming gehanteerde norm, volledig om te zetten in een bedrijfspand, dan kan dat door middel van een korte artikel 19.2 procedure WRO (sinds 24 augustus 2004 zijn de mogelijkheden hiertoe sterk verruimd vanuit de provincie). In deze gevallen dient er wel een ruimtelijke onderbouwing onder te liggen.

Ook het opnemen in de nieuwe bestemmingsplannen van voldoende reserveruimten met ruime uitwisselbare bestemmingen, biedt mogelijkheden om achteraf eventueel bedrijvigheid toe te voegen aan een wijk.

Aanvullende opmerkingen bij de kansenzones bestaande stad.

Bij de aanpak van gebieden in de bestaande stad, in het kader van de herontwikkeling, zullen te zijner tijd in de aan te passen bestemmingsplannen criteria opgenomen dienen te worden onder welke randvoorwaarden welke functies waar verruimd mogelijk worden. In de potentiële kansenzones is het niet mogelijk om met een

paraplubestemmingsplan te werken, doodeenvoudig omdat we op dit moment nog niet weten wat er waar precies komt. Criteria waaraan hierbij dan moet worden gedacht betreffen aspecten als maximaal toelaatbare

milieucategorie, de parkeermogelijkheden, bereikbaarheidsaspecten, de aard van de wijken of buurt en natuurlijk de aard en typen gewenste (economische) functies. Indien tot dubbelbestemmingen wonen/werken wordt

overgegaan zal bijvoorbeeld bij de functie werken onderscheid dienen te worden gemaakt tussen enerzijds

“horeca/detailhandel” en anderzijds “overige bedrijfsactiviteiten”. Dit zal vooral in de centrumrandzones van belang zijn. Ook hier kan de toepassing van de ‘verruimde’ artikel 19.2 uitkomst bieden in voorkomende gevallen.

Bij de toekomstige uitwerking van de kansenzones kan bijvoorbeeld aangegeven worden in welke zones of straten ‘kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimten’ opgericht kunnen worden. Hier zal ook een bedrijf met milieucategorie 2 mogelijk moeten zijn. Een en ander zal mede afhangen van de aard van de wijk. Qua bedrijvigheid kunnen incidenteel locaties voor detailhandel of lichte horeca benoemd worden alsook kleinschalige kantoren indien de eindgebruiker op voorhand bekend is.

De hier genoemde kansenzones worden mede in het kader van de herontwikkelingsopgave bestaande stad, met name rond de centrumrandzone, nader uitgewerkt. Deels omvat de centrumrandzone nu de bedrijventerreinen Markerkant en Randstad, deels woonwijken. Voorzieningen die in de marge van een grote stad thuishoren moeten hier een plek krijgen. Te denken valt aan het ‘alternatieve circuit’, theaterbedrijfjes, dansscholen, kunstateliers, galleriën, sportscholen, eetcafe’s, tweede handsboekenzaakjes, discotheken en zelfs kleinschalige ambachtelijke werkplaatsjes e.d. Deze schil dient meer de uitstraling te krijgen van een organisch gegroeid gebied met uitlopers de wijk in, in de vorm van ‘rafelranden’; hier kunnen spontaan en creatief kiemen van ondernemerschap ontstaan en zich verder ontplooien. Deze plekken lenen zich als broedplaatsfunctie (‘new ideas in old buildings’). Broedplaatsen ontstaan overigens vaak juist niet planmatig, maar juist als men eens durft iets niet te doen. Dit zal per geval c.q. per her te ontwikkelen gebied gefaseerd worden aangepakt. Parallel hieraan zal zo veel mogelijk ook gekeken moeten worden naar flankerende beleidsvelden die bedrijvigheid qua regelgeving al dan niet belemmeren (b.v. gevelreclame e.d.).

Door middel van een kaart kan op dit moment slechts indicatief en globaal aangegeven worden waar in de stad kansenzones kunnen komen te liggen en waar dus flexibeler omgegaan kan worden met het bestaande vastgoed op het moment dat die gebieden aan snee komen. Vormen van inbreiding, functiemenging, functieverandering, dubbelbestemming en meervoudig grondgebruik behoren tot de mogelijkheden. Met name binnen de

centrumrandzone zullen ‘vlekken’ aangewezen worden waarbij verdergaande vormen van functiemenging mogelijk gemaakt worden en waarbij dit vervolgens vertaald wordt in een vernieuwd bestemmingsplan.

(8)

Bij de uitwerkingen zal rekening moeten worden gehouden met de ter plekke aanwezige grondposities en de financiële risico’s van bestemmingswijzigingen. Ook hier geldt dat een risicoanalyse te zijner tijd uitgevoerd zal moeten worden met het oog op mogelijke planschadeclaims.

In overleg met de afdelingen Milieu, S&l, RB, V&V en V&H dient te zijner tijd bij het opstellen van het bestemmingsplan een bedrijvenlijst opgesteld te worden van typen bedrijven/voorzieningen die geschikt en wenselijk geacht worden zich te kunnen vestigen ‘in de wijk’/kansenzones, waarbij de verruimingsmogelijken als leidraad worden genomen. Aspecten als potentiële (extra) verkeers- en parkeerdruk dienen hierin expliciet te worden meegenomen.

Typen bedrijvigheid waaraan i.h.a. gedacht kan worden zijn vormen van lichte horeca, bepaalde vormen van detailhandel, kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, zorgvoorzieningen en kantoren.

Resultaat van intern en extern overleg

Overlegd is in deze fase met DSB, DSO (S&L, RB, Wonen). Ook de 2 woningbouwcorporaties Ymere en GoedeStede konden zich vinden in met name het oprekken van de 25%-regeling tot 50%.

Financiën

Vooralsnog de feitelijke uitwerking inpassen in de lopende afdelingsbegrotingen en de studie naar de kansenzones kan onderdeel worden van de studie centrumrandzone (fonds bestaande stad).

Personeel – organisatie – medezeggenschap n.v.t.

Communicatie/persbericht Bijgevoegd.

(eventueel) Vervolgprocedure

Beslispunten 1 t/m 4: dit als uitgangspunt nemen in nieuwe bestemmingsplannen nieuwe stad. Beslispunt 5:

nadere voorstellen uitwerken. Beslispunt 6 en 7: de procedure van de genoemde risicoanalyse en vervolgens het paraplubestemmingsplan in gang zetten.

uitwerkenwiwbenw.doc

(9)

Aan het college van Burgemeester & Wethouders

1270 AD198

Aan de gemeenteraad van Almere

Onderwerp: meer mogelijkheden voor bedrijvigheid in de wijken Geachte leden van de raad,

Op 8 februari 2005 heeft ons College een besluit genomen m.b.t. werken in de wijk.

In deze brief informeren wij u hierover. In Almere zijn veel mensen op zoek naar kleine bedrijfsruimten, waarbij men voor een deel ook aan huis wil werken. Vaak kan dit niet vanwege allerlei regels. Wij hebben besloten daarom meer mogelijkheden te gaan bieden. Dit brengt meer levendigheid in de wijken en uitbreiding van de bedrijvigheid in woonwijken.

Zowel in het structuurplan als in het kaderplan bestaande stad wordt gewezen op het belang van meer mogelijkheden van kleinschalige bedrijvigheid in de wijk. Ons voorstel leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis en in de wijk. Een ‘wijkeconomie’ kan echter niet gepland worden, maar wel kunnen de planologische randvoorwaarden geschapen worden.

De belangrijkste maatregel die wij genomen hebben is het uitgangspunt dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd wordt van 25 tot 50% van het oppervlak van een woning (‘toegelaten bebouwing’) onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt. Hierbij willen wij wel in achtnemen dat bij de nadere uitwerking het mogelijk is dat voor bepaalde buurten/wijken het percentage van 25% overeind blijft. Door middel van een zogenoemd ‘paraplubestemmingsplan’ zal een en ander planologisch mogelijk gemaakt moeten worden. Alvorens hiertoe overgegaan zal worden zal eerst nog een risicoanalyse worden uitgevoerd inzake het voorkomen van mogelijke planschade.

Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (de bouwfronten) zal het uitgangspunt worden dat uitgegaan wordt van een indicatieve norm van 1

kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen; tot op heden is dit veelal 1 op 150, hier en daar 1 op 100.

Tevens zullen in de nieuwe uitleggebieden de plinten in straten of zones die zich daar

stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig voor lenen een dubbelbestemming wonen en bedrijvigheid geven worden.

Telefoon (036) 548 40 43 Fax (036) 539 99 34 atbokkers@almere.nl

Stadhuisplein 1 Postbus 200 1300 AE Almere Telefoon (036) 539 99 11 Fax (036) 539 99 12 www.almere.nl

Datum 8 februari 2005

Uw brief van/kenmerk

Ons kenmerk

Bijlage(n)

(10)

Een ander aspect bij uitleggebieden betreft het voldoende reserveruimte inbouwen ten behoeve van op een later tijdstip gewenste aanvullende bedrijfsruimte. Mocht immers de behoefte aan werkclusters na verloop van tijd, als de wijk enige jaren is opgeleverd, toch groter zijn, dan kan er adequaat ingesprongen worden vanuit de

marktinitiatieven.

Verder zal in de bestaande stad nadrukkelijk gekeken worden in welke zones of straatdelen woningen onder voorwaarden voor 100% omgezet kunnen worden in niet-woonfuncties (de zgn. kansenzones). Deze locaties zullen met name gelegen zijn in de centrumrandzones en bepaalde aanloopstraten.

Hoogachtend,

burgemeester en wethouders van Almere,

de secretaris, de burgemeester, B.M. Arnold A. Jorritsma-Lebbink

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien een verzoek niet voor- komt in deze opsommingen, maar gelijk te stellen is aan één van de genoemde beroe- pen/bedrijven en voldoet aan de bovengenoemde criteria, is het beroep

Bij besluit van 6 januari 2011 (RV-91/2010) heeft uw raad als algemeen standpunt ingenomen dat uw verklaring van geen bedenkingen niet is vereist, voor zover het college het

Het college wil met het verstrekken van subsidie op grond van deze nadere regels bedrijven stimuleren om innovatieve circulaire producten en diensten te ontwikkelen, in de markt

Binnen deze context ben je in staat om het gepersonaliseerd leren van het Almere College Dronten verder vorm en inhoud te geven.

inschatting kan alleen gemaakt worden door een persoon die veel voorkennis heeft. Deze wethouder heeft beschikking over informatie die andere burgers niet hebben wat hem

Ten aanzien van andere dan de hierboven genoemde voertuigen geldt, dat een ontheffing niet wordt verleend, tenzij er sprake is van aantoonbare bijzondere

Om te voorkomen dat terrasmeubilair wordt gestolen of er toch bezoekers gebruik gaan maken van het terras moeten de stoelen verbonden worden met een kabel op

Zoals reeds in hoofdstuk 1 is vermeld, moet op grond van de EU richtlijn Omgevingslawaai een plan worden opgesteld waarin door het college wordt aangegeven hoe in de toekomst