Vraag nr. 276
van 18 september 1996
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Uitvoering decreten sociaal-cultureel werk – A d m i-nistratieve belasting
In april 1995 werden de nieuwe decreten betreffen-de het sociaal-cultureel werk goedgekeurd. In juni 1995 werden een omzendbrief en toegevoegde nota verspreid, uitgaande van de administratie Sociaal-Cultureel We r k , met betrekking tot de uit-voering van de decreten.
Reeds in het najaar van 1995 bleek dat er enorme problemen waren rond de uitvoering van deze v o o r s c h r i f t e n . De extra administratie veroorzaakte overdreven veel bijkomend werk.
In maart 1996 kwamen de gegevens van 1995 (slechts een half werkjaar) binnen bij de adminis-tratie : volgens de opgelegde regelgeving was dit een bevestiging van de overdreven administratie die men reeds in het najaar aanvoelde.
Een voorbeeld : het volume van het werkingsver-slag volgens het oude decreet (toegepast op werk-jaar 93-94) was voor KAV (Katholieke A r b e i d e r s-vrouwen) 1.089 bladzijden, het volume van het werkingsverslag 1995 (slechts een half werkjaar !) bedraagt 20.733 bladzijden.
Dat verenigingen zelfs een bestelwagen moesten huren om deze papierwinkel naar de administratie te brengen, verwonderde dan ook niemand. Vo o r deze papierberg moeten bovendien heel wat men-sen extra ingezet worden, én bij de verenigingen én allicht ook bij de administratie. In het kader van een duurzame samenleving is dit daarenboven totaal negatief voor het milieu.
De minister beloofde herhaaldelijk de administra-tieve opvolging van het decreet anders aan te pak-ken.
1. Heeft de minister reeds initiatieven genomen om deze overdreven administratie aan te pak-ken ? Zo neen, voor wanneer zijn er maatrege-len gepland ?
2. Is er hiervoor contact met de verenigingen ? Met de administratie ?
3. Kan de bovenvermelde omzendbrief voorlopig worden opgeschort ?
Antwoord
De drie decreten die op 19 april 1995 door het Vlaams Parlement werden goedgekeurd, b r e n g e n inderdaad een aantal administratieve verplichtin-gen mee.
Dit wordt vooral als overdreven aangevoeld in de sector van het verenigingsleven, waar onder het oude decreet duidelijk minder prestatiegerichte voorschriften voorhanden waren. Het decreet van 19 april 1995 wenste het toezicht en de controle op de prestaties van het gesubsidieerde personeelsbe-stand duidelijker te maken. Niet zozeer ten behoe-ve van de controle erop door de obehoe-verheid, d o c h veeleer met het oog op het stimuleren, via de pro-fessionele deskundigheid, van het lokale en boven-lokale werk en ter versteviging van de legitimering van de sector op basis van een beter kwantificeer-bare beeldvorming.
De zogenaamde "papierwinkel" omvat eigenlijk twee componenten.
Vooreerst is er de aankondiging van de prestaties van de gesubsidieerde personeelsleden, die vooral aan de administratie gebeurt.
Met betrekking tot deze "papierwinkel" werden, i n het licht van de ontwikkelingen binnen de V l a a m s e Gemeenschap inzake kwaliteitszorg en -bewaking en de eraan gekoppelde nog in te vullen verande-rende wijze van controle, toezicht en inspectie, stappen ondernomen om dit via het programmade-creet zoveel als mogelijk te remediëren. Dit zonder afbreuk te doen aan de uitgangspunten van het decreet en aan de mogelijkheid van een noodzake-lijk toezicht.
Die stappen werden genomen in samenspraak met het werkveld, via de geëigende adviesorganen. De andere "papierstroom" betreft de weerslag van de werking in een jaarlijks verslag (ook financieel) dat de overheid in staat moet stellen, op basis van het dossier zelf, na te gaan of de overheidsmidde-len besteed zijn voor de juiste doeleinden.
Dit impliceert inderdaad dat jaarlijks heel wat gegevens moeten worden bezorgd, die weliswaar ook allemaal decretaal of in het uitvoeringsbesluit dat tot stand kwam via advies van de geëigende adviesorganen, zijn bepaald.
Deze verplichtingen blijven onveranderd van kracht.