• No results found

EL WE G. - -

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "EL WE G. - -"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)
(4)

K R U I S G E Z A N G E N of

H É M E L W E G.

- - Vervattende

HetLeeven, Lyden en Sterven onzes Zaligmakers J Ë Z U C H R I S T I .

o. CA N TVS,

Tot A M S T E R D A M ,

Gedrukt voor den A U T H E U R , en zyn te bekoomeri by verfcheyde Boekverkoopëra*

(5)

Tranfparten van Krujs en Mol.

3 = — $ Z 3 :

i^y A—Af——«—*'

•—Mr _.£.—&-

Tg: 3

- $ - $

$3E

" I t L . "

rrf-n - , . , i i» A - 3£

~t-£ 53:

3pq

mi fa fol la ei uc re mi la ei ut re mi fa fol la re mi fa fol la ei ut re

- k t -

——fr $t-

3=± 3K±-£ SE

ei ut re mi fa fol la ei fa fol la ei ut re mi fa

(6)

Beriet aan den Liefhebber,

^ ademaal in dit werkje de ftoffe ten hoogften ernftig, en daar in de kortheid, zo veel als mogelyk, betragt is, zo zal men U E . ge- dagten niet poogen te vervullen met een lange voorreeden, maar U E . alleen het geene wy nodig agten berigfsn.

Weet dan dat de deftigheid van zaaken vereifèht, dat de Adagios zeer langzaam en beweegelyk, de Graves wat minder langzaam, dog deftig:

en de Vivaces met een zeedige leevendigheid gezoqgen moeten werden.

Op verzoek, en tot gerief van verfefeeide liefhebbers, zyn 4.e Tramblanten met een T geteekend, eenfge manieren bygevoegd, en tot genoegen van die op Inftrumenten fpeelen, op een ordinary G fleu- tel gefield, als ook de transporten van kruys en mol, voor de Zan- gers , hier neevens aangeweezen.

De Bas, kan als Zang-Bas en Bas-Continuo gebruykt worden.

Indien dit werkje de liefhebbers behaagelyk is, zullen wy in't korte

;een tweede laaten volgen; wenfchende ondertufFchen dat U E. zo-

* danig moogt zingen, dat gy daar door bewoogen word den weg ten hemel te betreeden. Vaar ivd.

A i Toen

(7)

Jdagio.

—kt

Dê Blyde Boodfchaf.

\—bf—"'

- « K - ö

e •-H-

•f\ • r • i l -J--^^——• • • - - ^ ' T - -*J—— • I — (\ ~ \ f i • f .

S^ZffZ

-W

T

oen d'aldergroot- fte duyfter- heid, Zich op der aarde had verfpreid, En Jakobs

T fl - v T p , ^ T

.#7Ï. ———1 • j | — ' — • • • I -•( h • • - T i l E—' — I — — J A -C ~j — ">^—-—— I . •

krooft in groote nood _, Zat in de fchaduw van de dood: Verfcheen in haar be- fchreid ge- -h\—%—=

<%?• — I i ( I - • • - ^ X ' T * . • ' "~ W "" ' 1 I • P y | J • " - ^ " - T " - " •• r • •••• 1 I i' — i •

a

zicht, Te midder nacht een helder licht, Om haar te leiden uit ge- vaar, In 't ziel ver-

~— i s t " " *~n Jc~—* '"*"•——I — ly-A«-»—• i-»«~i ",""———i

kwikkend nieuwe Jaar.

. . . -

Toen

(8)

De Blyde Boodfihap.

T

oen d'aldergrootfte dayfterhcidj i . Zieh op der aarde had verfpreid, En Jakobs krooft in groote nood, Zat in de fchaduw van de dood:

Verfcheen, in haar befchreid gezicht, Te midder nacht, een helder licht, Om haar te leiden uit gevaar, Jn 't ziel verkwikkend nieuwe Jaar.

De herders waakend' op het veld, Zyn door de klaare lucht ontfteld, En door de Goddelyke Item, Die zeij ftaat op na Bethlehem;

Die uwe zonden draagen zal, Ruft in een arme beeile-ftal, Om u te leiden uit gevaar,

In 't ziel verkwikkend nieuwe Jaar.

Zy zyn na Bethlehem gegaan, En zagen hun verlofler aan.,

Door wien de waereld is gemaakt, En van de waereld wierd verzaakt.»

In windels van een flechte web, Verfchooven in een beefte kreb, Om haar te leiden uit gevaar, In 't ziel verkwikkend niéuwe Jaar,

A 5 O

(9)

Adagio.

Chrißus op Aarde.

ä i

O

welk een leer! daalt van den Hemel neer, Van d'alderhoogften Heer, Zo langen

*i > I*•-|/"'iYT' ' » ' t ' n »i • » # — .> -up • • , - j i - I ii » • [i'i'i ,m' • i * r ' r [ • *»* »• g• • • 1 •*lw^»^*^"»

- ? r ' «— • I ' ' • i*- -,• • • •-» i ww , w . * — . * 4 r T l U I • • • • • • •' •• *•» —— ' I " T | - '" ' * * — * " ' * " ' • • » •" s " ' | -

tyd ver- wacht, Van't menfche- Iyk geflacht; Waar door het nu tot zynen God kan

gïzp:. ' t f ^ 35 ^sßf=ff5$ #Ü/F zf- t f = p ^ ^

T^i ii i il I I - • I j f " ' " — i i — ^ ^ / | » i U ^ — ^ ^ » — ^ i ^ ^ » ^ M * — f c r » I •••—i I - / J —I - • i * ^'/r**"*""™^

- ^

naaken, Om 't zoetfte zoet van zyn ge- na te fmaakeoj Dies klim ó menfchi Ver-

i-#; ^—»Hrr- — I — 4 : T ~T—^*~

,

*Tid_*" *-"—rr

kryg uw's harten wenfch, Verkryg uw's harten wenfch.

O welk

(10)

Chrißus op Aarde.

i .

welk een leer;

van den Hemel neer, Van d'alderhoogften Heer, Zo langen tyd verwacht, Van 't menfeheiyk geflacht}

Waar door het nu tot zynen God kan naaken, Om't zoetfte zoet van zyn genate (maaken*

Dies klim ó menfeh /

Verkryg uw's harten wenfeh.

God heeft zyn Zoon Doen komen van zyn troon, En u hem aangeboón, Op dat hy u tot hem

Zou brengen door zyn ftem *

Zo wy dan na dien Zoon niet willen hooren", Z o zullen wy voor eeuwig gaan verlooren \,

Van Gods aanfchyn Altyd verftooten zyn.

Wilt u gemoed

Dan voeden met dit zoet.

Dat eeuwig leeven doet, Dat uyt den hemel daald, En u de ziel beftraald;

Bereid u hert, u ziel, en al uw zinnen, Om God, alleen in zynenZoon,teJBionen:

Zyn jok is zoet,

Zyn laft is ligt en goed.

Wie

(11)

^

^

Ï"EË

ie zogt ooit met zo veel angft, Als Ma- ri- a., in drie da- gen, Vol van

" * l ^ i I ,- J ! .1 ,| f ',M »l • ^ M » - L * " • < • • 1 I I I #11 • I I I 1 • "I • — ^ I « l l =. , . I >,y I . I M I

srn

4—! ,-Q 1- lief- de, hoop en angft, Om haar Zoo-ne te be- jaa- gen. Langs de weegen op het

i

^ w l » « . . » l i l l ' — « 1 — " I M ^ W I , ^ A ' • ' • • • ' 1 '—' I T

"=f

3

a I land, En in Sa-lems mua- re, Daar z'hem in den Tempel vand Wei ter goeder uu- re, ^

n

# ^ * * ^

: $ : = $ :

a;

# # * * 1&Z-3EZZ3L

Ï

: zp::SE£Z Y T # ^

3

Maar zo groot Als de nood In haar was ge- ree- zen, (Welk een deugd) Was de vreugd

,—•* -—- T'—» (?\

^*"^ I • - I • < - 1 - p - N - * " 1—' *m^«~» • » • • * m ii

1

u

Tosa uit haar te lee- zen.

Wie

(12)

y y ie zogt ooit met zo veel arigft, Als Maria , in drie dagen,

Vol van liefde en verlangd, Om haar Zoone te bejagen:

Langs de wegen op het land * En in Salems muure,

Daar z' hem in den Tempel vand Wel ter goeder uure,

Maar zo groot Als de nood

In haar was gereezen, (Welk een deugd) Was de vreugd

Toen uit haar te leezen.

Maria zoekt èn vind Chrifltti.

Maar den y ver van haar Zoori 9 Die hy toond in s' Vaders zaakeri _, En hem fteld voor't volk ten toon, Kan haar nog veel meer vermaakeri / Elk was even zeer ontzet

Op zyn wyze vraagen, Uyt de voor geleezen Wet d'Oude voorgedragen;

't Heemels vuur, Gods natuur

Komt zig openbaaren i Godes Wet

Leerd hy net

Op zyn twaalf Jaarere

5>

Menfch zo gaat den Heiland voor, O p het pad van waare reeden»

Wyft u op het regte (poor Om ten Hemel in te treeden, Niet in't ny pen van de nood Als gy dog moet Sterven, Maar eer u de bleeke dood Lyf en Ziel doed derven:

Dat is deugd 3 In zyn jeugd

Zig aan God te binden;

Zoekt maar vroeg, En genoeg

Zoo zult gy hem vincleri. 6

(13)

• Ï O Chriflus word van Joannes gedoopt.

D

^a* IJ i M i I n rin i— " \ (j — ~jl il '~ — '

ie uit den He- mei is ge- daalt, Om Godes Wet aan ons te lce- ren, Heeft

T 0 t ö T'

• • A "Jf ' I i^' | ' 'mm I»» — 'T h ' i — w f c — » * ^ * ^ ' mi i A l T V — A « *

— i I W J — • I — I—i I A—• -Am\^A—^&— a—. * - iM' L^_ - ^ y . -

-—T—ï—4 $T ^ i r T ' y r ' —*r—ar—t" ~ ~r 1 4r^ ^z$-$zmz —"^f^~ J

n 1 # T - * I •- T T # * y ' ''T ' T'~~* —"— 1 #—T"""-— • l"~T~" T I I • — —— • I y. ••«

|T^ %* • 1—— -rl— •• I — ' — —' I ... ...I— • • — I — I I —-j—-'•'—• — — --*^| A ' -

,^4? i i i 11 I ( *" > ^ 4 " * ^ ^ ' * ^ — i i i • u i i I —^—.! i i I i ii li • i • •• i—I—t —— —K—j[ • i' I ' * —,ß_.M„

ons een voorbeeld af- gemaald Met zich voor zynen minder te ver- nee- ren: Die zelf met

1 p—«——-W^-Hi I I I ' " I ' . I A"r™A ' — — - — J - r - I — • i-l ~"l'y~!/"~^T'T~"' | t ? ' ' ' ' "I *

,\#T I (i - —I — • — ' ' ' . • • - • i f 11 - • —|— • | . i l • M — * • • — • —-LJ,—p»» i • — i n f \ , ^ , . „ a . l n W

geeft en vuur kan doopen, Wil van Jo-annes zyn gedoopt, Dat hem't Jor- daanen nat be-

I I j I — — ft — - I - — - ^-— I M l . tl » I I ^ W ' • ^ ' " " • ! • M

$

! • > I — I 1 • • - - ^ i • m

z^—IE:

loopt, Alleen om leer en lee- ven t'zaam te knoo- pen.

Die

(14)

Chrißus word van Joannes gedoept. I I

I Jie uit den Hemel is gedaald, ü m Godes Wet aan ons te leeren, Heeft ons een voorbeeld afgemaaid

Met zich voor zynen minder te verneeren:

Die zelf met geeft en vuur kan doopen , Wil van Joannes zyn gedoopt,

Dat hem 't Jordaanen nat beloopt,

Alleen om leer en leeven t'zaam te knoopen.

2 .

Dit heeft den Vader zo behaagd, Dat zyne ftem zig dus laat hooren, Die als een Zon uit 't waater daagd, Is myne Zoon die ik heb uitverkooren;

De Geeft komt op hem neederdaalen, Geiyk een duyf)e van om hoog,

Hy trekt daar door 't aanfchouwend oog, Omringt met glans van Godverligte ftraalen.

Dit voorbeeld opend ons het oog,

En wyft ons hoe men voor moet treeden:

Min door een redenryk vertoog,

Meer door opregt' inGodgegronde zeeden;

Wild gy uw leering zien betragten.

Treed dan, ó Herder! trouw'lyk voor _, En volg uw Heyland op het (poor, Zo zal elk een uw leflen dierbaar achten.

B x Hy

(15)

* 3

Adagio. T

i SXr• » ^ • * ' ' I Ai«

Chrißus Verzoekinge.

H s:

Y die, voorheen, door hoogmoed wierd ge- dree- ven. Die zich ge-

,^)QÉ • * * " * " * * — " ^ ^ — * " ^ • • ii i i^p* A ' i ' A A f " ' • • • I T ^ - ^ ^ " ^ i A h i I i r ' ï ' I ' I " J I i ' i * ii i i A A ' ^ I •—* I ^ - • • > . T i - É CT I Y A ' T —1———.» •• 1 ' I I ' "~* l i — ^ - t / . - t - l - . — L — — - i — -.»-.

• i-^ * ! ! i ' T " — — — . * i—I- . - I — - —»l-~-»»yL—1 ii • ! • • - I — I « T — I i A i A A. ' ' X ' ~ ' ^ ' p — — I ' f —-I« ^ " " ' •• • |

• • ^ J J - w - i I • • - —i • »• I -i • I »»• 'w * ^ " — / r — f l ~ " ' *"!"* " " " # '' * j | • I i Mf l — • •••—». i w •• i i^L-->—^P»*—- -^-A-—-. A . — — . 1 — J . ' « ' - • 4 w ) » ^ •! i* — • J — • • f i ii. i • i *- ii i • , l ( J i ™i i r i i i i i r i i n i i — T^ * il ' ~ ""

lyk wouw maaken aan zyn God, Die, neergeveld, kreeg d'afgrond tot zyn Lot,

—i i> M T - ^ ' -11 I M' i' I i • i '— w^M • i - r " ' A 'M' wHi I«, .i • i• p i • • i A i i i A A

3 * ï E = f c -

A

" • - • • • " • • • •

^ • • ) y - ' - " ^ - - i .-f——^> ™-r*- -' I ' " " " F * '— * ^ - H W T . « 4 ' — ^ * j p ii«, IIII'J i • i i A» i i A 'M • j 1 A- jp- •• •-!•— • •' 1 ' • A ' " " V " ^ —^p*1—— — y • A A ^ - —"^r - ' i*"i-—" * -7—-* ••' T-r-

—fr~ ±=±= ± s t e ± z = i ± :$zW±±:t :fc±bz$z=±=

• ^ ^ * ^ * " ^ W * • • ^ ' r J I ' ' •" ' • ' I i i f •• • i •! t—iü— »Vi ' / I •<_! ui I t* m 1 i •! • i • • 1 i • i • •! i i

En nu al- tyd voor Godes (traf moet bee- ven, Die komt nu wederom ter

Ny — \ •• y ï I I t i " , = ,,,, [ l i l — T ~ + "<ÉT r YT~'=i'""Ä"~""

' W ' — ' H — — I ' • 1 — - r — — " " • " — - A •*•— fc I i — . I — -—f—-+r ^ - — ' ^ — -—-ï -*—-A

baan, En rand de Zoone Godcs aan, In hoop dat hy hem zal bedriegen, Door

"^•^"~"—"Êr—%—

aardfche fcriat en kon- ftig lic- gen.

Hy

(16)

Chrißus Ferzoekinge. 13

H

Y die» voorheen., door hoogmoed wierd gedreeveii, Hy wilheteerftzynmogentheyd doorgronden, ich gelyk wouw maaken aan zyn God, Dies pord hy hem in zyne hongers nood} Die, neergeveld, kreeg d'afgrond tot zyn Lot, Zyt gy Gods Zoon, maakt uyt de Steene brood En nu altyd voor Codes (traf moet beeven, (Zegt hy tot hem) uw magt is ongebonden ,•

Die komt nu wederom ter baan, Kom werp u van des Tempel top, Èn rand de Zoone Godes aan, Een Engel houd u zagjes o p ; In hoop dat hy hem zal bedriegen, Wild gy dat ik u zal geloven, . Door aardfche fchat en kondig liegen. Zo ftort u maar geruft van boven.

Nu houd hy zig als Opperheer der aarden, 3- Ontleed voor hem haar diep verborgen fchat, En zegt, zo gy my flegts maar eens aan bad, Gy zoud dit al in eygendom aanvaarden;

Maar Jezus zegt den Satan aan

Dat hy terftont van hem zouw gaan:

Men moet zyn dienden en gebeeden Allenelyk aan God hefteden.

B 3 O Zon

(17)

*4 CHaria Magdalena aan Jefus voeten:

Adagio, T "^ \ f\ P I ? T i 4-1 j f^^ w ^ ^ i m | ' ^ I ' • I I 'T' ' " A ' ' i l ' " " | * ^ " ' ^ n ' i ' ' ' i " " • — - " I A - T ^ ^ — " ' > " » T * ' A ' ^ I A ' » • • i i ' i i f

—«v—»B--2-. ' T ' - m A l • • I 'i "'T | ' ' A" " ""'M"- 1 *~" *~ 1 y~~'v~ ~Y— T — —— —--4-— —**\

•ßr-]———T— • "^ST< L X 'f "J ' v r ' — * - - ' ^ ' — ' \ ' " • — r — I — —|—- —4— -

^ ^ y Zon der ge- nade, Ei beftraal doch myn hert, En yerdryf daar uit al het

T~rn;—-&~lf~T~'4F*~ir~'f fT\ T l±i^~T'r'T

h

^r—*•—in—r—iiLy'l^t'A ^ f u

4

| f — w

kwade, Geef dat myn zie- Ie vry mag zyn van iïnert! Ik leg voor u nee-

• • • 'U-» J i • n i I'—A^A"

' " 'iv*1 ' ' " " " I I " ^ " " f l * ' 1 ' u i * !•—— I " ( " " " É ' " " * 1 ** - ^ ' A '1 - i »' | ' | * - r I ' " I f ' I " — • • " • ^ • ' I — - •• i • •

• —ta • ^ ' i«—f-—- 7— , -—#. -.—• - I-- - j - • I " ' ' t ' — ^ ~ L •m A...- I -I— " I • ' I" 1 '"""f"A, *"!— " " I ( - " V ' •• 'Ê

—«^ — t" ~l"~' i ' T A — " ~"*~ ' —— ——-- - ^ — ^ * - l — - — 1 i l i A — •>—.- '—*T»'| •- ^ m* - j r — * » * ^ 9—'"j" - ^ ' A ' - ' T - • " - - ^ ^ 1 — I T J — -• ~ - - - I i i p ^ i ^ T i i i % - f - %- • / . l u i " T i • • I i ' n f\ i I - • • n •• • • i -i - * •• i i f i i £

3

der ge- boogen, Myn pogen Daar vloeid een zee van traanen uit, Wees met

| ^ — ' H - — • - j - ^ — * - A — ' ' — ^ — " ^r" * y ' T " " '' -*"'' " ' u*~IY1—|—-l-fc"'— "^~i " F " ) ' • • • i ' \'< | -[—p~*~r*~f/"T-~r"~™""~™—--—~"

^n - , mi • ^ J " • • —i ii j - X . yw t. | —i—i — <f — .1 ,—-1 ^m . am» -w U 7i ' * " " — ' " • • • i — ^ i i • • • • • • ^ - • - . * • « • • —

my dog be- woogen Op dat uw meedoogen al myn droef- heid ftuit. u

O Zon

(18)

CHaria Magdalena aan Jefus voeten.

Eitefti

i .

_ Zon der genade, jeftraal doch myn hert!

En verdryf daar uit al het kwaade,

Geef dat myn ziele vry mag zyn van fmert!

Ik leg voor u needer gebopgen, Myn' oogen

Daar vloeid een zee van traanen uit, Wees met my doch bewoogen Op dat uw meedoogen

Al myn droefheid ftuit.

2 .

Ik wafch uwe voeten Met het nat dat ik fchrei.-

Ach mögt ik myn fchuld daar meê boeten i En myn hert fteeds zyn onder uw gelen Ik zouw my aan u zo verbinden, Beminden!

Dat hel noch dood ons fcheidcn zouw»

O myn herts ziels bezindem 'k Verliet (chat en vrinden, En bleef u getrouw.

Uw lieffelyk weezen,

Heeft myn ziel hoog bekoort.

Daar is niets dat my kan geneezen

Als de kracht van uw ziel verkwikkend woon Ay laat dat geftadig myn' ooren

Doorbooren •

Tot in het diepft* van myn gemoed;

Wil myn beede verhooren, Of ik heb verlooren

Al myn Hemels goed.

(19)

i6 (JHaria Magdalena dtitbanden van zonden.

*

. _£ K voel heedcn Gods ge- na- d e , 't Is zyn giinft die my be- ftraald ; ' k Voel myn

—'h~'

a=t

8

hert met vreugd ge- laa- d e , Die van bo- ven nee- der daalt: Al myn droefheid

SOS

# -t—T^ V T—T 1 1 —T

—I 4—ï — I — ^ —f- 1 1

.++Z

is ver- dvveenen, God heeft myn ge- bed ver- hoord: H y is aan myn geeft ver-

gq±=±=±z ::±=z± n ± ± r : ±z:£)>z z$±==tizz

:ffi ^ :f. V fcheenen., Die myn ziel zo hoog be- kcord.

T

Ik

(20)

aMaria Magdalena ontbonden van zonden,

2 .

Onuitfpreek'lyk is de weelde, Daar ik nu mê word gevoed}

Nooyt kon ik myn zelf verbeelden 3 Zulk een kracht van't,hemels goed;

'k Laat het fchoone van deez' aarde} En haar zoet voor die het luft, Niets is my zo hoog van waarde,

Als daar nu myn hert op ruft.

3-

Weg dan waereld met uw fchatten, Weg met al uw fchoon in fchynj Gy kunt op myn ziel niet vatten,

Al uw Zoet is maar fenynj * Myn verlangen is na boven.

By myn Jefus en myn Heer;

Die daar zonder eynd te loven, Is al 't geen dat ik begeer.

J_k voel heden Gods genade, 't Is zyn gunft die my beftraald;

'k Voel myn hert met vreugd gelaade, Die van boven needer daalt:

Al myn droefheid is verdweenen, God heeft myn gebed verhoord:

Hy is aan myn geeft verfcheenen, Die myn ziel zo hoog bekoord.

C

(21)

i 8 Den verreezen Lazarus.

CfdVt. ' "V / " ^ ^—^ T fl 0 T

^**i *K • -" ^ •'- '* " * — I — ]- • —*- M • Q— I P i# - - ,

ys op myn ziel: nu is het tyd, Nu met een hert geheel ver- blyd>

Den Heere lof ge- zon- gen, Hy heeft de dood van u ge-

$

.——-V*i

EE

dam, En zyne band.n doen vergaan, Uw ïyf het graf ont- wron- gen,

Vivace. rx_A,-\ _ ^ . _ „ .— T

— #

3=

UäS-

:s:

-.— - - v • • - y j * * „ - ' i • « i .— _ L - | - —I . - J — I . #..#— — ! • - — ,• <*• f • • i l l — I ••• j ••'• • • • ! •' | • • " ^ f i <—' • —

.J

Loofi hem Met (lem, Laat de fnaaren Daar mee paaren, t'Zy- ner eeren,

^ i ^ ^ i f l n t -ir - m ^ .< -- - - - — - i - r 1 * i i — I i f i . UM - I | i • - • i ,— — -

1

u

Loof, Loof den Heere al. Ier Hee- ren.

Rvs

(22)

Den verreezen Lazarus.

| \ y s op myn ziel! nu is het t y d , Nu met een hert geheel verblyd, Den Heere lof gezongen:

Hy heeft de dood van u gedaan, En zyne banden doen vergaan, Uw lyf het graf ontwrongen $

Loofd hem Met ftem;

Laat de fnaaren Daar mee paaren t'Zyner eeren:

Loof den Heere aller heeren.

2 .

De dood had my in zyn geweld, En met zyn feyflen neergeveld:

Ik lag in't graf verflonden-,

Toen hy my door zyns Vaders macht Trok uyt die äkelyke nacht,

En aan u heeft herbonden:

Loofd hem Met ftemj

Laat de foaaren Daar mee paaren

t'Zyner eeren:

Loof den Heere aller heeren*

Gy Jooden, ziet de heerlykheyd Die Jefus voor u heeft bereyd;

Wilt in zyn naam geloven,

Dewyl gy» voor uw oogen, ziet;

Hoe hy de hel, en dood gebied, En ons opvoerd na boven.

Loofd hem Met Gern;

Laat de (naaren Daar mee paaren t'Zyner eeren:

Loof den Heere aller heeren.

C x

(23)

2 0 Chrißus in V Hofje.

Ada&io. T *-^ T p "-**• ^—^

— T ^ - ¥ — T — r ^ 4 - f - # — 4 - 4 -è-3 E-A-^—^;-±^#-#- _A,±_5 Z Ll_.AJI E. _ 3

—cy-+—^-——!-———I • ——-| • - - — —4— w T — |~- - I —--—— • • • T •— —- — V*— — ^ - — A- y —X.~- •• Ü T ^ « - L _ _ ^ — ^ — - — —- — •

<3-——I—7t 1 r~\~\ ~-\—r^-\ 1—Vz —| 1—I r—A—ö-*—7 -7 j [ % Is men eens gaat overweegen, Hoe 't met Je- zus was gelegen, In den Hof Geth-Is men eens gaat overweegen, Hoe 't met Je- zus was gelegen, In den Hof Geth-

T 0 , 'f: T - ^ rt n , 'r>*A-o T p

—— — ——— t——' — - I — — ——• i i • — '^L' " — ' • * ' I ' ' t É M L T' ' I ~ I " I • • I II I I I I • • ! I

3f:±z:"^z^:z rcziJËZ- zzzd z % t h $ z z i r j I I .: z i z i z z ^ z ^ ^ L z$±z^z$ZjË

' 1 l -i-H P " - 4 — ' -*•

= = J

7.6- mi- né, Toen hy fwom in blocd en traanen, Om het he- mels fpoor te baanenj

^—*-•—4?j--C^ y | - ( r " — - » | - , j . J . * ^ - * — — •! » l i l iSr..—-@wi—yr~tmm " ' 7 J "f ci r T r — ^ • - »—. • • • — ^

Wat dat zy- ne ziel toen lce, Wat dat zy- ne ziel toen lee.

Als

(24)

Chrißus in 't Hofje: 2 1

_ ^ " \ j s men eens gaat overweegen, Hoe 't met Jefus was gelegen, In den Hof Gethzémané,

Toen hy zwom in bloed en traanen, Om het hemels fpoor te baanen, Wat dat zyne ziel toen lee.

2 .

Wie en word dan niet bewogen?

Wie en (tort dan door zyn' oogen Niet een zee van traanen uit ?

Wie voelt niet zyn hert beklemmen?

't Bloed niet in zyn aders ftremmen?

Wie maakt niet een bang geluyd?

O myn ziel hebt gy medoogen»

Weeft met uwen heer bewoogen, Waakt met hem in deeze nacht.

Volgt hem na in al zyn ly'en., Zo zult ge u met hem verbly'en.

By al 't zalige geflacht.

v ) Hy

(25)

%^

Adagio.

— L '

Chrißus Verraden.

T

r*w-u^

a

H

Y die zyn goed, zyn ryk, zyn Ie- ven, Goedwil- lig- lyk wil over geeven,

f^

—1\ ""'' FT 1 ' "* *—~* I i • T • —4-»—J—,I. T ' — 3 t ••»•*

— ^—n—y r - — I — n — frz—TT'—

Ter liefde van de menfch, Niet met een wenfch, Maar die in de nood Van de hel- fche

•»••(I •'' «-( - J ,' fr'^T l"*y "^"^n—1''' * dood, Voor ons in de dood wil treeden,, Word van de nienfch ter dood be- ftree- den.

Hy

(26)

Chrißus Verraden.

i .

Terwyl hy ons zoekt los te maaken*

En dat hy 't hels gebouw doet kraaken., Ja rukt het gantfch om veer,

Ten afgrond neer, Komt Ifcarioth, Met des Frieders rot,

Chriftus in de nacht aanranden, Om hem te geven in hun banden.

Een Joabs kus was Judas teeken -, Schoon 't rot tot tweemaal was befweeken Alleen door zyne Gern,

Noch greep het hem*

Schoon hy Malchus wond Heelde door zyn mond, Gaan zy hem ter ftad inleyen,

Terwyl zyn Jong'ren hem befchreyen.

J ~ J [ Y die zyn goed, zyn ryk, zyn leven, Goedwilliglyk wil overgeeven,

Ter liefde van de menfch, Niet met een wenfch, Maar die in de nood, Van de helfche dood,

Voor ons in de dood wil treederf,

Word van de menfch ter dood beftreeden.

(27)

n

Petrus berouw.

Grave.

1~J .. . i i I J i - r—,(|.V i ••!• •- — ••—••'» - " ' • - 'li -Q -• *.-'"' ——' —• • " 11 i • — — • — - J >ln.

_ / \ . I wie zyn ei- gen kracht Te veel wil toe be- trou-wen, En het gevaar veracht, Die

# # a m # # # # g # ~J

zal het vaak bc- rou- wen: Zo is het Petrus ook vergaan, Die door het kraaye van de

£

— - I - - \\ ' i *-^ •• - f 'Vv"*—""""—' "' " * ~ - iJa—i i • i ^ • g^—A —•»»• j / i ^ • • M JL* ! I . I — I ii • » — M«

haan, Zyn (tout beftaan kreeg in ge- dach- ten, En uitbcrft in be- droef- de klachten.

Al

(28)

Petrus berouw.

X^L wie zyn eigen kracht T e veel wil toe betrouwen,

•En het gevaar veracht, Die zal het vaak berouwen:

Zo is het Petrus ook vergaan, Die door het kraaye van de haan, Zyn (tout beftaan kreeg in gedachten, En uitberft in bedroefde klachten.

3-

Vergeev het my myn God, Bevry my van uw tooren >

Gun my een beeter lot Als Judas is befchooren:

Ay! geer my uw genaade weer, Op dat ik weder tot uw keerj

Of laat my om uw naame lyden, En daar voor tot myn dood toe ftryden.

2 .

Myn moed, hoe vafti en groot, Is, door de vrees, verflonden, 'k Had my, om in de dood, Met u te gaan, verbonden:

Ag Jezus! die het alles weet, Zo fprak hy, 'tis my innig Keet*

'k Heb u verzaakt met myne lippen, Maar noyt zal dat myn hart ontglippen'.

P

(29)

2 6

Cr are. . ,

Judtis Berouw.

I*

•*"f*~*"*"j—I t**~ i" l " I ***^~*•' "AT*—— r

Ju- das!Ju- das; wat hebt gy be- dree- ven? Wat dwaasheid heeft u brein ontfteld?

• • — M .- -r 1~ (f " 1 ~~ " * "" • • I I " •! ! — . i ""• Li ,{ ^ —LL#L

i

Dat gy zelf op uw eigen lee- ven, Een doodelyk geweer hebt neergeveld. O Judas! Ju- das: wat

hebt gy bedree- ven?Gewaande hoon heeft my be. droo-gen,De geldzugt heeft my tot de

r* I ' T T

- k t z z z t i : £ï=z: — : T fc}±tzi ±z f: -$gCT i r r f c z i ^ t z f t i t ^ 3

,——. L« • y 4 - — I—*H - - j — H •"——-*A—-—T-—-——. "•"— ——W-~ — A T —• ——1 * - I ' ' ' " 1 ~ '•— ' I *-w'- —- —|—^—-1 i ^ ^^^—.^- m

j~ »M>l ' f * ' — I — _ - • ' ~ I • • f I I. I f 'lf l" '• ~ ~ f — J . fc| - • • ^ i-^l l ^ [ P M M M ^ ^ ^ f ^

wraak bewoogen ., En naauw heb ik de wraak vol-end,Of my is ook myn ramp bekend; O ramp.'

.!*/—. |._.(),L ———L!—L—— . —i——-i. V. —j-l—~L_-|-^_U__—0_.1_ J i v ., • _/L_LJn"C' Af.—-1-^- j . , . .. • <

ii plaagcn: gy doet my eeu- wig klaa- gen. ecu- wig klaa- gen.

O Ju-

(30)

"judas Berouw.

V

O

Judas Judas \ wat hebt gy bcdreevcn ? Wat dwaasheid heeft u breyn ontfteld?

Dat gy zelf op uw eigen leeven, Een doodelyk geweer hebt neergeveld ? O Judas! Judas! wat hebt gy bedreeven ? Gewaande hoon heeft my bedroogen j De geldzugt heeft my tot de wraak bewogen, Maar naauw heb ik de wraak volend t

Of my is ook myn ramp bekend -3 O ramp! ó plaagen !

Gy doed my eeuwig klaagen.

2 .

Agjeztis! Jezus! ik heb u verraaden t Alken om dat gy my verweet,

Myn ongeloof in uw genaaden,

En trouweloos gemoed, door eene beet.

Ag Jezus; Jezus» ik heb u verraaden j Had ik uw woord geloof gegeven,

Zo waar ik ook uw leerehng gebleevenj Maar nu ik u breng in de dood,

Begint myn droefheid en myn nood.

O ramp! ó plagen!

Gy doed my eeuwig klaagen.

Kom wanhoop: wanhoop i help myn rol ten enden, Myn kwynend lyf in 't donker graf,

Terwyl myn ziel, in meer elenden,

Ter helle word gedoemd tot zwaarder ftraft

Kom wanhoop'.wanhoop! helpt myn tol ten enden}

Myn hand gy hebt het loon onf fangen,

Breng my aan 't end van myn gevreefd, verlangen:

Ik ben dit heilloos leeven moe , Myn' oogen fluit u eeuwig toe.

O ramp i ó plaagen!

Gy doet my eeuwig klaagen.

C t Stel

(31)

28

Adagio

De Kruysdragende Chrißus.

^ ^ Z Z ^ Z Z Z$ZZ ~ Z Z^Z^I V * " T Z Z Ê t 1$ZZ^:Z$—$±ZZ!

tel u ö myn ziel tot treuren, Ziet uw Hee-re gaat voor uit,'t Kruys dat

m # M @ a # Ê m § # # m

moet hy zelf op beuren on- der 'c woelen- de ge- luyd; Zie hem k uk- ken, zie hem

#

'~~^ T T ƒ

hygen, Al zyn lee- den zyn te teer, Om zyn laft meer voort te krygen, Want het

* • ' • '""^r*i • j i i • .1 &••&***&*''[ ' * I » » i. • • M - I A — I - I W . • ~ T ' " ' — I — r ) " * " ' ' M* ' ' ™ ' ' • • • — • < in —• - ••• i——I— y — A " . * " " I

*—•—"*"i "-A* ' ~ A *——- A - Y T •- •—- -—-A-—•—A*———•T-'—»A-——-jt-—,—| .—• 1 '——0 p 4- 4-—*^—w A' —J

"CSF— 1' r • f f T r ^ ' T r * —"I— 1— 1—-J -—\~j~~'^"V—^7-g —T r ' "~\ (| vl*—"

—TT—"—J-"—-•• \ - ^-.Q*ü.—,-LL_-^_.—_!_. — ) w— _—M_ k ! — J - J — - ^ — — r ^ , y . + . . .. . . A ^ i - A i ,•————— .— —*y«Al,——»

drukt hem, want het drukt htm, want het drukt hem gantfch ter neer, Noch en lult hem

T 0 "~n x—^ ""n— — — T - ^

Ü^ÜÜSi^SpÜlp

nkt te fwygerj, In't verbrei- den, in't verbreiden, in't ver- brei- den van Gods eer.

Stel

(32)

T)e Kruysdragende Chriflus.

i .

tel u ó myn ziel tot treuren!

Ziet uw Heere gaat voor uit,

't Kruys dat moet hy zelf op-beuren, Onder 't woelende geluid;

Zie hem knikken, zie hem hygen, Al zyn leeden zyn te teer.,

Om zyn laft meer voort te krygen:

Want het drukt hem gantfch ter neer, Noch en lult hem niet te zwygen, In 't verbreiden van Gods eer.

Elk ftort hier een vloed van traanen, En beklaagd d'onnozelheid ;

Maar hy fchikt zig tot vermaanen;

Wat is 't dat gy om my fchreyd ? Schreyd veel liever om uw zonden 3 Maak, zegt hy, dat gy die laat, Dat het bloed uit myne wonden,

U in 't oordeel komt tè baat:

Zo word gy van God gevonden In der zielen zaaPgen ftaar«

3-

Dit's de rechten weg ten leeven, Schoon die aanloopt op de dood:

Wilt g? u achter my begeeven, Zo verdwynd al uwe nood}

Kunt gy huys en hof verharen, En uw Vrienden lief en waerd, Wilt gy zelf dat leeven haaten, Dat my zo veel rampen baard, Dat zal u een leeven baaten, Met myn Vaders eens van aard.

Dg

(33)

Chrißus Gekruiß,

• J ^ r — f " — L < ' — • •*••«•-..— —- —— - — I 1.1 — i l I — * . — . j | . . J — I - _ » , , , / 1

*-!•—-A ••*•

K fmclt in rouw, ik fmek in rouw, Wanneer ik met myn geeft befchouw, Hoe

tfjg.———-[—4-jkO—|—A - —- —1' (\ 1 F T " " P H n " — — T #.-C-.4-J—•—#.—•

dat des . Lccvens Vorft, Met fweet en bloed bemorft, Ver- fmacht van dorft > » Als

a#33s%ËSa#

_0_

ik zyn hooft zie neerge- boogen, Zyn zoet gezicht, die he- mei oogen, Zie na de dom pig'

i " » • " . • • — • • -

T ,—x 0 i) (\0 7 n f"ano' n j" —v

* »i • JL-———I—I - •• • • — — j-^ - J — ' - - — — \ — " J — ' - v i - — I — * ' — ' * ' ' • / | " ~ " " " " — ^ ~ ^ - ^ — - ^ — — t - ' T - ——— y# - t l . . | - •

aard re- toogen, Dan voeld myn hart Een ly- de- looze fmart, Een ly- de-

loo- ze fmart.

<D

Ik

(34)

Cbrifus GekruiJL

i .

J K fmelt in rouw, ik fmelt in rouw;

Wanneer ik met myn geeft befchouw, Hoe dat des Levens Vorft,

Met (weet en bloed bemorft, Verfmacht van dorft >

Als ik zyn hooft zie neergeboogen , Zyn zoet gezicht, die hemel oogen, Zie na de dompige aard getoogen, Dan voeld myn hert

Een lydelooze fmert.

2 .

Komt hy my voor aan 't kruys gehegt, By vuyle Moorders opgeregt,

En voor zyn weldoens loon, Met eene Doornekroon Gekroond ten hoon j

Wanneer ik zie een fpons geladen, Met zuur en bitter ongeuaden, Om zyn verdroogde tong te baaden j Dan voeld myn hert

Een lydelooze fmert.

3. , Wanneer hy roept, 'tis al volbragt, Dé middag wiflelt in een nagt,

De Tempels Voorhang fcheurd, Terwyl men beurt om beurt Zyn dpod betreurd;

En zien ik zyne ziel geweeken,

Den trotzen Hoofdman gantfch bezweekenj Zyn zyde met een fpecr doorfteeken;

Dan voelt myn hert Een lydelooze fmcrt.

Met

(35)

Chrtßus l("erreezen.

• Q * ^ * " ~ " ~ —&~ ïpH-— ——-!—4-4—l—L_0_ü_i—i et het ver- ry- zen van de zon, Zyt gy weer van de dood verree- zen, Gy onzer

aller zielen bron, Vertoond ons weer uw vriend'- lyk weezen, De hel noch dood en had geen

—*y~ö—nt—--1-—"^——' •*+-

£ t

—. f - ^ — i f I I • ' • 4 '

macht, Veel min het graf om u te bin- den, Maar gy geholpen door Gods kracht,

Komt hel en dood en graf verflin- den, Uw Godlyk licht,De wacht verplicht^Verfchrikt van

ï AtUzio. ,.- s r-^i T 0 i) r —'-^—> r-+J _ f7)

üimiüsp

ute vlieden j Geen krygsman derft3 Geen krygsman derft u weerftand bie-den.

Mes

(36)

Chrtfl _ L V Xe t het vcrryzen van de zon, Zyt gy weer van de dood verreezen, Gy onzer aller zielen bron,

Vertoond ons weer uw vriendlyk weezen De hel noch dood en had geen macht, Veel min het graf om u te binden, Maar gy geholpen door Gods kracht, Komt hel en dood en graf verflinden, Uw Godlyk licht,

De wagt verplicht,

Verfchrikt van u te vlieden ,

Geen krygsman derft,, u weerftand bieden

3-

O Zonne der geregtigheyd!

Gy zyt veel meer met ons bewoogen, Uw ligt, dat ons ten Hemel leyd, Verdryft der Jooden lift en logen:

Al't (nood gedrocht fchiet veel te kort., Gy komt der Zielen nagt verjaagen, Schoon menig een bedrogen word., De blinde Heydens zien het dagen >

O Morgen ftond!

Die d'oude wond

Van Adam kan geneezen ;

Geen menfch hoeft nu,, de dood te vreezen.

us Verreezen.

z.

De laffe wagters zyn gevlugt Om'tmoorders-rot te gaan vertellen Wat zy al zagen in de Iugt,

, Wat ligtj wat geeften, u verzeilen;

De Hooge-Prieiter zit bedeelt, Onlangs zo trots in u te vraagen, Die nu Pilatus gramfchap vreeft, En van 't gemeen te zyn geflagen;

Wat raad, wat raad, Men dek het kwaad,

De leugen dryf hier booven,

De glans van't goud,, zal 't ligt wei doovefl.

E

(37)

^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^

^

^ en krygsman die zich zelf wil waa- gen, En voor't gemeen zyn lyf verpandj Die zyn

Ï3EÏËËÏ Ä=*#: #E

: $ : — • • » •

vyand heeft ver- Hagen En ter neer geveld in't zand. Zulk een held Word ge- field

J g . - / ! - - l - ^ w ^ - l ^ — - « • — | — — •-!• ' ™ • I i .1 = , * . i i l i i M • — y « J ^ - - | — . » l - . M A * - » « — - ^ y . « * - | — . 1 . I ^— i l , . . J . - . • ^ — • ! I I« I I M l . ) , « l | I* I »U •

Op een troon, Word gevierd En vercierd Met een kroon van Lauwere- bladen, In konings ge-

ui >—>— =— • I • • • • • • i 4 i - i i •< A * #l*,^ f r — ^ ~ * ^ * ^ m i l " i »i i i I • • • i i • i i l i i i i 1 • i A in i i I i 1 i 4-»—* #-—^ - • • * * -

— • — ' * — — I - . . — J ^ . _ A ^ y . - I , . . - ^ , U A . * . w i h i • • ^ — A . -•• • .—'»» . I — -•i**!* ^ É , . 1 . . —A-*J ——A.*— — I • • j ' —— —• I • ' | * | —' I ' y 3 * _ - L — -• - - E . J - - . | " - l ••^|—1-—L—- wm#*wt •••Ti.-|-«^É- __- Jyv£.j y—- ,. A .,— „„ , , i . y - - ^ J •—— I.—- •-• T / % \ ' V -V——' ^ ^ —AZ,

^ * ^ i I I — - ' (\ ' ' " * ' ** " * • • • •' I 1 " • I 'i i- ii i I I * i A i-i' 7 ... i _- - • , ' • r - - — —

vvaa-deiij Ja heeft den ko- ning tot zyn vriend, En word van klein en groot ge- dient.

m mv*M*w*w*mmm" li i ^ u

Een

(38)

7 Loon der Deugd.

i . 35

E

en krygsman die zich zelf wil Waagen, En voor 't gemeen zyn lyf verpand * Die zyn vyand heeft verflagen

En ter neer geveld in 't zand ; Zulk een held

Wordgefteld Op een troon Word gevierd En vercierd Met een kroon Van Lauwerebladen, In Konings gewaaden,

Ta heeft den koning tot zyn vriend, fcn word van kleen en groot gedient.

Veel meer dan hoort men u te minnen, Die zelf uw Lyf niet hebt gefpaart, En voor eeuwig kon verwinnen Onzen Vyand boos van aard, Wiens geflagt

Ons met kragt Hield bezet, En van 't pad Na Gods ftad Heeft bele?:

Gy hebt zyne flagen Kloekmoedig vcrdraagen,

Ja zyt, voor ons ter Dood gegaan Om zulk een Vyand te verflaan.

Uw Dood o Jezus! was ons Leeven, Uw Leeven is des Vyands Dood, En uw leyden doed hem beeven a

't Zyne red ons uit de nood;

't Hooft der Slang, Ons zo bang, Is verplet:

't Vrouwe Zaat Heeft het quaad, Dat zo fmet,

Gekluyftert aan banden Om eeuwig te branden,

Terwyl gy word van God vercierd,

En 't Heylig volk u zeegen vierd. E 2 O grootfte

(39)

- ^

las.

^e

O

JK

y—"x TT X ^ - r ^ A ^ , ^ \

I y 'A'~~~^—-* A TT— -p—•*-• —#—A- *- -—I 1 —-+ A A A A- ' —J

——I . J-g 1 Q . - J -1 1 1-M-fl .)RS#±—Jr T~ ,1-T—J L J

grootfte Vorft, ó grootfte Vorft., die van deez' aard ooit wierd gedraa-

f——-— rs -*• ] ',~l~v — — ê 1—H—~n L ^ "

n^A^-)

$=£H3

gen, Op deezen dag, Op deezen dag beklimt gy uwen zee- gewaa-gen, Op

— S S — I

«E

XK

t

• • — — * - —•»—•» I > f— — • ! J • • > — — < p i | l I — | P I J f r - A - — A < — ^ I ^ T I l^k I l , I I I ' " " " " 1 ' ' f

$zj&zu____, %wzi p—4-J (j-u—— >ü.H-—JJ .d-{|—i--

f

rT'- - ..—cf-TT,——-Ld-^—___

1

deezen dag, op deezcn dag vaart gy ten troon uit ons ge- zicht, Volglans en

XK

^P H

rnajefteic, om hoog in 't eeuwig licht. U

O grootfte

(40)

De Zeegeprälende Chrißus.

O

grootfte Vorß„ die van deez' aard oit wïêrd gedraagen, L Op deezen dag,, beklimt gy uwen zeegewaagen,

Op deezen dag,, vaart gy ten troon uit ons gezicht, Völ glans en majefteit om hoog in 't eeuwig Jicht.

z.

Gy hebt de Dood,, zyn fchigt uyt zynen vuyft gewrongen, Al zyn geweld }J is door het u alleen bedwongen:

De Duyvel legt _,, door u gezigt ter neergeveld, En gy hebt ons verloft van zyn te wreed geweld.

Wat Koning won,, zooveel ooyt door zyn heldig (try den Op zyn party,, als gy ? door uw onfchuldig lyden ; Een korte wyl„ zyt gy gedaalt tot in het graf Om ons bevryd te zien. van Hel en helfcjae ftraf.

O Godes Zoon „ nu paft het u te zeegen praalen, Uw borger y_,, verlangten wen ft u in te haaien:

Het heylig RLot „ heeft zig gekleed in fchoon gewaad, Zy fpreyen't Roofe kleed van's Hemels dageraad.

X.-

Nu komt ó God „ uw God en Vader u begroeten -, Myn waarde Zoon zegt hy, ik (al u fmart verzoeten Klim op myn Troon,, aanmynezy, en'regterhand, Terwyl uw weerparty vergaad in fmaad en fchand.

E ?

(41)

us in zyn Hooge-priejters tyZmpt.

-|—- —4 r 4—-A-J- 3r_2—1~ — \-\ \—t~- \~

- — / I - , - — 1 _ ^ — » U-4U»— M - t ' f l " ' • fc—|*-|-ll — .' —*»l HI ! • . ' . « ^ I I t 1 I t

-V-

**"*—ï

Je- zus, ö Jezus nu ten Hemel troon verhee- ven,

' T f 'M •» V | —— — —- —1 • — • — - -'y *-, \[ *•' J -+ —• I - — — - ^ - ' *y i 'X ' '-1'-— —— •* —I——*A-^4V-

I y! ' J—T • 1—*4 — •*- ' " j — -—^•^^Q-*M-fc\* (—T — — —|————V"—— A - • - • • • —

•A—rlj-Cr""r'J "7r""'T"*^J ''*" * — ' -4-~Ju—-|--«-_Q^LL——^— U-Q—^#^«—-^—— • —- -C ^->i-M———t. w „ -,

Ver boven't men- fche-lyk gezicht, By God in 't onge- naakbaar licht, Daar duyzen-

j 1 I "~ I * I" ' — ' " ^L.' ' l I ' ' ' " I ' L • •" " ƒ ~ " l c — 1 I " " ' " I ' l l ' - i l " " ' ~ i

*#?£•—-— ... • - w I — » ——-4--„ — L - J-—I—^—^JL L—#- - ^ i—^.— V >- • ' •——J 7-1—Cj~"T—T - —•*-— —y—* - J - I -w-—

* i ^ \ — • • - — • — •• i ^ J — . £ —•• - m-L ,.\ ,*-*-| — 4 — — 1 •' — r r ^ y » -mm » / L A I — { J - » > ] - - I ' — — t 1 • • . — - _ & _ - * * '*"l""""*é ~

"=f

de van heil'ge geeften zwee- ven: Gy zyt met haar in 't eeuwig koor, Zy wachten

f) • » — n •! I HM • • •! i - i l - I — • r ' 11 i

_ _ . , X K , ^ , ± ^ i . ,1,, .1 • 11

met een fnel gehoor, Na al wat gy haar zult ge. bieden, Om dat ge- zwind te

# n rt T _ (7)

rz?tz±z:tïz::±$L$:

_ « y -43 L

—«J- 43—

i E ifèÈfï

<u doen ge- fchie- den.

O Je-

(42)

Chrißiis in xyn Hooge^riefiers %_Ampt.

2.

O Heyland !„ toon aan God al uwe wonden Hoe gy van heydens zyt belagt,

Van 't Joodendom befpot., veragt,

Gefleurt, gefleept, en fmertelyk gebonden j Hoe men uw lyf met geeffels floeg, Hoe gy het kruys ten berg op droeg.

En hoe gy wierd aan't kruys geflageo, Om onze ftraf in 't graf te dragen.

O Priefter!,, doe voor God dit öfter branden, En voeg daar neven u gebed,

Op dat gy onze Ziele red

Van Adams val, van aard, enhelfche banden.

Ay geef ons uwen heyl'gen geeft i Maak ons voor leyden onbevreeft, Op dat wy volgen uwe wegen, En deel verkrygen in u zeegen.

f 1 Jefus!,, nu ten Hemeltroon verheven*

Ver boven 't menfchelyk gezicht j By God in 't ongenaakbaar licht,

Daar duizende van heil'ge geeften fweeven.

Gy zyt met haar in 't eeuwig koor, Zy wachten met een mei gehoor, Ma al wat gy haar zult gebieden, Om dat gezwind te doen gefchieden.

*

(43)

4.0 Adagio.

;te3±±Eï

Zoekt trooß in Chrifii wonden.

-4 1 — — . ^ ^ **s?~k • — ^ " 1 — ; " ^ • • # — h — f 1 y\—L

L- ^ ^ __ , 1 1'— f — - I - — • ' • '^^A^-— * ,m * ' J Q »J. w• • • •! 1 !— 1 . 1 i — — i i n , ' .1 . L

| " ^ en klein onno- zei dier, Dat zich in der fteenrots ho- len. Veilig houd ver-

_ _ | . j . — A l u - . — — . - 1 — — — • — — - - r—~r"T~"~f"- ~" "—f~"T~"f—T~ I . »~tf 1—1— O [ " " I — • " i

fchüo- len, Voor een fnoode Gier: Dat vind zich zelven vry, Voor zyn wreede

r& 3-Z-é- -rer-A [ 1—u 1 * -•*• *- 1

— • ' I I 1 l i «I I m , *

'^ 1 I ' * " * • " *

— ' • ™ IL' !.••! • •• • •• ii i < — ta

weerpar- ty, Die als verwoed, Tracht na zyn vlees en bloed. *&'

Een

(44)

Zoek trooß in Chrißi wonden*

4

E

en klein onnozel dier, i . Dat zich in der fteenrots holen >

Veilig houd verfcholen, Voor een fnoode Gier:

Dat vind zich zelvcn.vry, Voor zyn wreede weerparty, Die als verwoed,

Tracht na zyn vlees en bloed.

3-

Myn fnoode weerparty ^ Zoekt myn ziele te verflinden*

Met myn wil te binden Aan zyn flaverny:

Dies fluyt my in uw hart, Daar ben ik bevryd van fmart«

Wyl dien Tiran

Daar nooit in komen kan.

2.

Og! of het u geviel Dat ik in u diepe wonden Ook mögt zyn gevonden, Steenrots van myn ziel, Die zelfs het leeven zyt, Zo was ook myn ziel bevryd>

Voor alle nood

Van een gewifle dood.

F r

(45)

p

Crane.

Lofzang.

N iz=:

$

ï -0.—& r—n 3K:#

I I l"l I II • > I M i I l" I l' I L ' 1 ' ' " ' ' ^ " ' '" I

U loof den Heer myn traage ziel, En al wat in my doch mach wee- zen > Loof

'^±±i

Wz

l i u i i ( I > •< I A 11 «-I , h ^ I I ' ' ' 1 ~ I ' ' I I * I ' * ' ' 1 ' A * 'A, ' 1 ' ' " " ' " " " W ' i A ? ' ' fpw • f

g

" "Ä ^ ~ft J '——- "TT4—'T' —{"•""A"- V" TT—Y^A • -•$• TT- —"T Y' "6—ft- ——J ....V, •. — •—*—V.—^-,_-£-—~'v \k/A ~ v — T-T T—1 I I — | r"*"-* "—Tr •"*•*

l l i n i i i i ii i f 1 É , |— '*r i* ~ " ~ — ~ i' ' - I i i l t « | • !• i - r i ] • - - - — I - i I • 1 ••—•—•

uwen Heer 3 voor wien ik kniel, Met eerbied en heil'ge vreezen: Laat het goede,

fiano ft ada?j

ZE

• ••• • • 7 ^ " " ^ ' *"— • -T***i—"—"-A' ^•— *• ^ - *4— »»-• >*• * " ^ O T " T " ' " ' A ' A ' ' i j A - - P - p ' " • •-• . • • • • • ^ w w m 1

_==:p=±qm: =fcr±: s$zz±±È±g%:rï±^:=t±;C*4 tïï—:

- #

doch nooit, dat hy u heeft ge- daan, Uit uw ge- dachten gaan j Uit uw ge-

:£z~EEE

dachten gaan. o

Nu

(46)

Lofzang.

I ^ \ U loof den Heer myn traage ziel.

En al wat in my doch mach weezen j Loof uwen Heer» voorwien ik kniel, Met eerbied en heil'ge vreezen :

Laat het goede, doch nooit, dat hy u heeft gedaan j

Uit uw gedachten gaan.

2 .

Toen gy by na te fmooren dacht, En in uwe droefheyd te fterven , Toen gy, als in een duyft're nacht, 't Licht van uwen Heer moeft derven, Toen heeft hy u verloft uit angft en uit

nood,

Gered van nel en dood.

Dies looft den Heer, myn traage ziel, En al wat in my doch mach weezen>

Loof, uwen Heer, voor wien ik kniel, Met eerbied en heil'ge vreezen .-

Laat het goede, doch nooit, dat hy u heeft gedaan,

Uit uw gedachten gaan.

(47)

R E G I S T E R .

Toen d' alder grootfte duyfterheid, 4 O Welk een Leer! daalt van den Hemel aeer, 6

Wie zogt ook met zo veel angft, 8 Die uit den Hemel is gedaald , 10 Hydie, voorheen, door hoogmoed wïerd gedreven, tt

O Son der genade, 14, Ik voel heden Gods genade , 16

Rys op myn ziel i nu is het tyd, 18 Als men eens gaat overweegen, 20 Hy die zyn goed, zyn ryfc, zyn leven > 2 *

Al wie zyn eigen kracht 24 O Judas! Judas; wat hebt gy bedreven ? 26

Stel u ó myn ziel tot treuren! 28

Ik (melt in rouw, 30 Met het verryzen van de zon, 3*

Een krygsman die zich zelf wil waagen, 34 O grootfteVorft„die van deez' aard oit wierd gedraagen 3 6

OJefus/ nu ten Hemeltroon verheven, 38

Een klein onnozel dier, 40

Nu loof den Heer myn traage ziel, 42,

(48)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

het was wanneer hy den blik naer Vlaenderen wendde, want dan dacht hy aen zynen vader, zyne moeder, zyn broerke en zyn zusterke, die hy allen zoo teêr beminde, en die hy in lange

If the *-option (new.. syntax) is used, the endnote mark is not placed, but the endnote is written to the ENT file.. Such a “secret” endnote can be referred to using standard

Terwyl hy op dien arbeid al zyne krachten spant, Geneest allengs zyn lichaam, verheft zich weêr zyn ziel, Die door der wereld scheemring in dwaling soms verviel. Ook snydt hy

Een merkwaardig en geestig lied, van een zonderlinge profeet, zyn levenswyze, gezindhedens, voorzeggingen, en de uitkomst zo als hy ontdekt word.1. Een Merkwaardig en Geestig Lied,

opgedra. Onder andere is salarisse, skoolgelde, skoolure, vakansies, eksamens, klagtes en skoolverlating omskryf. Hierdie kommissie het ook die aanstellings gemaak

Hulle gebruik modelle en tegnieke om mense in te lig oor projekte en prosesse waar maniere van werk doen verander.. Bv hou road shows en sal “flip chart” vir stakeholders gee

een Japanner heeft de eerste 100.000 cijfers van π uit zijn hoofd geleerd; en er zijn mensen die π-versjes maken, zoals hierboven. Zie je hoe

7 3 Vertrokken na zyn Hof, va n waar hy, met'e r vaart, Om zich te wreeken komt zo moedig herrewaart, Gelyk als of hy zelfden Hemel wou vernielen, Na dat hy met een