zonderlinge profeet, zyn levenswyze,
gezindhedens, voorzeggingen, en de uitkomst zo als hy ontdekt word
bron
Een merkwaardig en geestig lied, van een zonderlinge profeet, zyn levenswyze, gezindhedens, voorzeggingen, en de uitkomst zo als hy ontdekt word. Z.p., 18de eeuw
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_mer011merk01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
Een Merkwaardig en Geestig Lied, van een Zonderlinge profeet,
zyn Levenswyze, Gezindhedens, Voorzeggingen, en de uitkomst zo als hy ontdekt word.
Wys: Van de Vlaamsche Meid.
1.
Op myne reis door 't platte land, Zag ik veel vreemds aan alle kant
Ik kwam gelopen,
Daar veel Krygsvolk vaardig staan, Die duurzaam hoopen,
Dat het Oorlog was gedaan.
2.
Zy sloegen daar een Kamp ter neer, En 't stryden, ô ja! begon veel eer,
Maar 'k zal u beschryven, Wat my alhier vertoeven deed,
Ik wilde hier blyven, Misschien tot myn leed.
3.
Daar ontmoette ik een profeet, Die van het lot der toekomst weet,
Wilt nu aanhoren, Ik zal verhaalen in dit lied,
Wat reeds te vooren, Door hem was bedied.
4.
Deeze Profeet reisd door heel het land, Hy houd zig dag en nagt constand,
Daaglyks marscheeren, Verkondigd hy aan elk met vlyt,
De dag des Heeren, De dag der Eeuwigheid.
5.
Herinnert menschen u aan dien dag, Als toen men Noäch in de Arke zag,
Zo zal het weezen,
Alles zal keeren tot 't droevigst lot, Gelyk men kan leeren,
Uit het woord van God.
6.
My dagt ik moet die Profeet eens zien, Die ons verkondigd wat zal geschiên,
Ik ging hem bekyken
Hy liep daar barrevoets voor ieder heen Voor Armen en Ryken,
die waaren by hem gemeen.
Een merkwaardig en geestig lied, van een zonderlinge profeet, zyn levenswyze, gezindhedens, voorzeggingen, en de uitkomst zo als hy ontdekt word
Hy droeg een fraaije kroon op het hoofd Zyn lange baard was sierlyk gekloofd,
Vol schoone kleuren, Was het kleed welk hem bedekt,
Tot blydschap en treuren, Had hy ons gewekt.
8
Zyn kleed was nimmer genaaid of gebreid, Nogthans met glans en heerlykheid,
Ik hoorde hem spreeken,
Niet op zyn duitsch, ook niet op zyn fransch, 't Is nogthans gebleeken,
Een ieder verstond hem thans.
9.
Hy verkondigde aan elk de wet, Die God tot rigtsnoer had gezet,
Al onder het wandelen,
Zag ik hem van dorp tot stad toe gaan, En duidelyk verhandelen,
Wat door den Mensch dient gedaan,
10.
Men sloot voor hem deuren en vengsters op.
Ieder verhefte zyn grootheid in top, Kwam hy getreden,
In herberg, logement en kroeg, Hy dronk wel te vreeden, Maar water was hem genoeg.
11
Geen wyn, geen drank, nog lekkerny, Maar brood en water begeerde hy,
Geen zilvere plaaten,
Geen goud hoe schoon wierd van hem geacht, Hy deed niet dan klagen,
Dat de Rykdom veel zonde bragt.
12.
De grootste armoede was hy bekend, Nooit was hy aan bed of dekens gewend
Zelfs niet by de Ryken, Daar hy zo dikmaals had vernagt,
Deed hy hun blyken,
Dat wellust wierd by hem veragt.
13.
Men bood wel eens voor hem zommen geld, Maar hy wierd door verdriet gekweld,
De Vorstendommen,
Deed hy met treurig en droef gelaat, Geheel verstommen,
Daar hy by de armen gaat.
14.
Ik vroeg hem waar hy gebooren was,
Maar 't scheen die vraag kwam hem niet van pas, Maar na ik kan weeten,
Zo schynt die Profeet zyn eigen Land, Reeds lange vergeeten,
Door zyn groot verstand.
15.
Zyn Vader die had hy nooit gekend, Hy was nooit aan Moeders borsten gewend,
Hy hield niet van trouwen, Nogthans beminde hy overal,
De jonge Vrouwen, Daar staat zyn liefde voor pal.
16
Hy maakt de vrede in 't huisgezin, De Vrouwen die toonen aan hem haar min,
Hy acht het geen zonden,
Wanneer een geheele Vrouwenschaar, By hem werd gevonden,
Zelfs in 't openbaar.
Een merkwaardig en geestig lied, van een zonderlinge profeet, zyn levenswyze, gezindhedens, voorzeggingen, en de uitkomst zo als hy ontdekt word
Hy is altoos vrolyk en bly van geest,
Nooit zag men hem lagchen waar hy is geweest, Wilde men hem begeeren,
Op bruiloft en maaltyd; hy toonde altyd, Zulks af te keeren,
Hoe dat men heeft gevleid.
18.
Toen Kristus was voor de joodsche schaar Was hy ook in de nabyheid aldaar,
Men hoorde hem spreeken, Zyn stem, bragt veel opmerking voort,
En wierd in die streeken, Met droefheid gehoord.
19.
Ik vroeg hem tot welk geloof hy behoord Nog Luthers nog Gereformeerd, was zyn woord,
Hy deed niet als klagen,
Indien hy nog ergens vastheid by vind, In deze dagen,
Dan was hy Roomsgezind.
20.
Hy vreesde in kort voor een groote nood Hy zoude niet sterven zyn eigen dood,
Men zogt zig te wreeken,
De krygslien vervolgde hem door het Land, Schoon nu nog ontweeken,
Haar sterke hand.
21.
Nu vraagt gy zeer zeker tot besluit, Wie tog deze groote Profeet beduid,
Ik zeg het u heden,
Hy wandelt ook hier, en spoort ons aan, Den tyd wel te besteeden,
Het is de Kloeke HAAN.