Vraag nr. 131 van 21 februari 2002
van de heer KOEN HELSEN
Luchtkwaliteit Noorderkempen – Onderzoek Recentelijk heeft het Steunpunt Milieu en Ge-zondheid de Gentse Kanaalzone uitgekozen voor een grootschalig onderzoek. Omwonenden klagen immers sinds geruime tijd over stofhinder die mo-gelijk risico's inhoudt voor hun gezondheid.
Epidemiologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er een verband bestaat tussen chronische blootstel-ling aan fijn stof en een lagere levensverwachting. Andere mogelijke gevolgen zijn allergieën, a s t m a en een verhoogd voorkomen van hart- en vaatziek-t e n . In hevaatziek-t kader van hevaatziek-t onderzoek zal onder meer worden gezocht naar de link tussen de luchtkwali-teit en het ontwikkelen van kanker.
Jammer genoeg zijn niet alleen de omwonenden van de Gentse Kanaalzone ongerust over de moge-lijke gevolgen van de neerslag van de stoffen van de nijverheid. Ook in de regio Kapellen, K a l m t-h o u t , Essen en Wuustwezel bestaan er klact-hten van inwoners die vrezen dat hun gezondheid wordt be-dreigd door de stofhinder van de naburige chemi-sche nijverheid.
1. Werden reeds onderzoeken uitgevoerd met be-trekking tot de link tussen de luchtkwaliteit en de gezondheidsrisico's voor de inwoners van de regio Kapellen, K a l m t h o u t , Essen en Wu u s t w e-zel ?
2. Zo ja, wanneer ?
Wat waren de resultaten ?
Werden op basis van deze onderzoeksresultaten concrete maatregelen genomen ? Welke ? 3. Zo neen, wordt er binnen afzienbare tijd een
onderzoeksteam aangesteld ?
4. Worden andere maatregelen in het vooruitzicht gesteld om tegemoet te komen aan de gestelde problematiek ?
N.B. Deze vraag werd gesteld aan de ministers Vo-gels (vraag nr. 85) en Dua (nr. 131).
Gecoördineerd antwoord
Het is inderdaad zo dat de Gentse Kanaalzone één van de regio's is waar nog dit jaar een biomonito-ringsprogramma van start zal gaan. Deze regio is niet alleen wegens een inderdaad voorkomende stofhinder gekozen, maar tevens wegens de ver-moedelijk hoge milieubelasting in het algemeen. De bedoeling van de biomonitoring is om, via het onderzoeken van bepaalde stoffen en merkers in het bloed, een idee te krijgen van de mate waarin mensen blootgesteld zijn aan milieupolluenten. Eventueel zullen de onderzoekers, wanneer dat op een wetenschappelijk verantwoorde wijze mogelijk i s, ook speuren naar vroegtijdige effecten van een b l o o t s t e l l i n g. De biomonitoring vindt plaats in een zich herhalende cyclus van drie jaar – het eerste jaar via bepalingen in het navelstrengbloed bij de p a s g e b o r e n e n , een tweede jaar bij de adolescenten en een derde jaar bij de volwassenen – om aldus op termijn ook trends te kunnen analyseren en er beleidsmatige conclusies uit te kunnen trekken. Dit bewakings- of surveillancesysteem is ook niet beperkt tot het Gentse havengebied, maar vindt plaats in verschillende milieutypegebieden, m e t name onder meer in havenzones (Gent én A n t w e r-p e n ) , in een verstedelijkt gebied, in zones rond ver-b r a n d i n g s o v e n s, in de Limver-burgse fruitstreek en ook in een ruraal achtergrondgebied zijn metingen ge-pland.
Wat zijn concrete vragen betreft, kan ik de V l a a m-se volksvertegenwoordiger de volgende informatie verschaffen.
Het onderzoek gaf aan dat het voorkomen van respiratoire symptomen en astma in Essen laag en vergelijkbaar was met de prevalentie ervan in de regio ten zuiden van A n t w e r p e n . H e t voorkomen in de havengebieden Berendrecht-Zandvliet en Zwijndrecht was veel hoger en vergelijkbaar met de prevalentie in centraal A n t w e r p e n . Binnen de internationale context van de studie lagen de prevalenties voor cen-traal Antwerpen bij het gemiddelde van "alle landen" en voor de suburbane volwassenen bij de laagste.
2. De resultaten van zwevend stof (PM10) waren van de grootteorde of iets lager dan deze van Borgerhout en er werden geen overschrijdingen vastgesteld van de bestaande, noch van de toe-komstige EU-richtwaarden (EU : E u r o p e s e Unie – red.). Vergeleken met de Gentse Ka-naalzone zijn de concentraties gevoelig lager. Deze resultaten leidden niet tot maatregelen. 3. Niet van toepassing.
4. De relatie tussen milieuverontreiniging in het algemeen en luchtverontreiniging in het bijzon-der en de menselijke gezondheid, is een belang-rijk aandachtspunt in het beleid van de V l a a m s e regering.
Daarom werd in 2000 een milieu- en gezond-heidsonderzoek in Hoboken, Wilrijk en Peer (als achtergrondgebied) beëindigd en werd, i n een samenwerkingsverband tussen mij en de Vlaamse minister van We l z i j n , Gezondheid en Gelijke Kansen Mieke Vo g e l s, een steunpunt o p g e r i c h t , genaamd "Steunpunt Milieu en Ge-z o n d h e i d " . Dit Steunpunt heeft als doel de on-dersteuning van een specifiek beleid op het vlak van gezondheid en milieu. Het Steunpunt staat in voor de uitvoering van biomonitoring en toe-gepast wetenschappelijk onderzoek. De biomo-nitoring zal plaatsvinden in verschillende mi-lieutypegebieden zoals stedelijk, industrieel en ruraal gebied.
Zoals vermeld in het schrijven, is één van de projecten van het Steunpunt biomonitoring in de haven van Gent. Wegens de complexiteit van het onderzoek en de inspanningen naar mensen en middelen, kan dergelijk onderzoek slechts uitgevoerd worden op een beperkt aantal plaat-sen in Vlaanderen (typegebieden). Het is echter wel de bedoeling om uit de verschillende onder-zoeken besluiten te trekken voor het V l a a m s b e l e i d . In die zin zullen wel alle probleemgebie-den aan bod komen.
Door mijn administratie Aminal (administratie M i l i e u - , N a t u u r- , Land- en Waterbeheer) is met betrekking tot fijn stof een studie opgestart, meer bepaald met betrekking tot de fractie
P M2 , 5of de fractie ≤ 2,5 µm, die de meeste
effec-ten op de gezondheid zou veroorzaken (µm : micrometer – red.). Hierbij is het de bedoeling om op basis van de schadelijkheid van de deel-tjes aan te geven welke emissies prioritair moe-ten worden aangepakt. De besluimoe-ten die hieruit v o o r t v l o e i e n , zullen eveneens voor het hele Vlaamse grondgebied van toepassing zijn. Tevens voorziet de Europese dochterrichtlijn luchtkwaliteit 1999/30/EG voor fijn stof (PM1 0
of de fractie ≤ 10 µm) in nieuwe strengere lucht-k w a l i t e i t s n o r m e n , die in werlucht-king treden in 2005 (en in indicatieve grenswaarden voor 2010). B i j de herziening van deze richtlijn (gepland voor 2003) worden de indicatieve grenswaarden geë-valueerd en worden er mogelijk bijkomende grenswaarden (bv. voor de fractie PM2 , 5)
be-p a a l d . Obe-p Eurobe-pees niveau worden tevens tegen (vermoedelijk) 2004 emissieplafonds voor fijn stof ontwikkeld die per land zullen moeten worden geïmplementeerd. Dit impliceert dat er ook op basis hiervan reductiemaatregelen moe-ten worden uitgewerkt.
Verder lopen er op dit ogenblik voor verschil-lende milieugevaarlijke stoffen initiatieven in het kader van het MINA-plan 2, het Milieube-leidsplan 1997-2000. Zo worden er emissiere-ductieprogramma's uitgewerkt voor een reeks zware metalen, o r g a n o c h l o o r v e r b i n d i n g e n , d i o x i n e s, PAK's en POP's. Op basis van de richt-lijn "nationale emissieplafonds" voor de stoffen S O2, NOx en VOS zullen er
emissiereductiepro-gramma's moeten worden uitgewerkt om de doelstellingen te bereiken tegen 2010. Vo o r b ereidende studies zijn opgestart ( PAK 's : p o l y a -r o m a t i s che koolwate-rstoffen ; POP's : p e -r s i s t e n t e o r g a n i s che polluenten ; S O2 : z w a v e l d i oxide ;
NOx : s t i k s t o f oxiden ; VOS : v l u chtige organisch e stoffen – red.).