• No results found

Tegen-zang, op meisjes trouwd tog niet zo vroeg · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tegen-zang, op meisjes trouwd tog niet zo vroeg · dbnl"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bron

Tegen-zang, op meisjes trouwd tog niet zo vroeg. Z.p., ca. 1800

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_teg002tege01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

1

Tegen-zang, Op Meisjes Trouwd tog niet zo vroeg.

Op dezelfde Wys.

1.

Vrienden hoort eens na dit Lied, 't Is in de Peperstraat geschied, Hoe een zekere jonge klant, Zyn lieve Truitje nam by de hand.

2.

Ik had haar zo lang gevryd, Tot dat zy had ja gezeid,

Want myn liefde zal niet vergaan, Zo lang als de Wereld zal staan.

3.

Trouwe liefde daar is myn hand, Tot een Huwelyks onderpand, En wy deelen op den duur, In het Huwelyk zoet en zuur.

4.

Zo ging ik dan ten ondertrouwe, Ik zag haar aan voor myn Vrouwe, Want de liefde staat zo vast, Als een wimpel op de mast.

5.

Dag en uur was reeds bepaald, Dat Jan zyne Bruid afhaald, Maar het valt zo bitter zuur, Dat de Aardäppels zyn zo duur.

6.

Ik verzogt haar op het middagmaal, Toen voerd' ik tegen haar deez' taal, Weet gy wel gewezen Bruid, Dat ik schei met trouwen uit.

Tegen-zang, op meisjes trouwd tog niet zo vroeg

(3)

8.

Myn Moeder heeft myn ook gezeid, Jan wat doet gy met zo een Meid, Die daar zo veel schulden heeft, Daar een ieder van rilt en beeft.

9.

Gelooft myn Truitje ik wagt nog een jaar, Komt er dan een kansje klaar,

Dan komen wy weer als gy wilt, In het Huwelyk grooten gildt.

10.

Ziet nu loop ik op een draf, Straaten op en straaten af, En voor een elk die het begeert, Hairen knippen en Baarden scheert.

11.

Nu nog een vaersje tot besluit, Nu schei ik met het trouwen uit, Als de Aardäppels zyn goed koop, Dan leven wy op goede hoop.

(4)

2

Lente-zang.

Op een Aangenaame Wys.

1.

ô Aangenaame Lente tyd, Wy wagten op u geur;

Daar gy ons harte meê verblyd, En uwe glans alom verspreid, En Groente brengt ons wyd en zyd

Al in deez' Waerelds dal.

2.

De Landman die dan ploegt en zaaid En hoopt op goede Oogst, Dat hy dan Zomers zaaid en maaid, Het Graan al in de Schuure laaid, daar hy ons 's Winters dan mee spyst

En dan zyn vlyt dan pryst.

3.

De Lente baard ons veel geneugt, dat Bloem en vrugten geeft, 't Gevogelte dat in de vlugt, Haar Schepper pryst al met genugt, dat ons al in de ooren streelt,

En zingt en dartel kweeld.

4.

Het dartel Vee dat op de Stal, Verlangt naar 't jeugdig Gras, dat haar dan voedsel geven zal, En in haar Wei vermaken zal, de Lente die ons dan verblyd, En ook zyn roem verspreid,

5.

ô Aangenaame Lentetyd!

Lokt toch de Zomer an,

dat de Ambagtsman weer werken kan de Schilder en de Timmerman, de Metzelaar en Opperman,

Zyn Werk verrigten kan.

6.

Want 's Winters zit men in de nood, Als men geen werk en heeft, En vrouw en kinderen zugt in nood

Tegen-zang, op meisjes trouwd tog niet zo vroeg

(5)

dan leeft men weer op hoop, dat men dan weer aan 't werk raakt, En wint zyn Brood dan met vermaak En spyze dan ons dierbaar kroost,

Voor man en Vrouw een troost.

(6)

3

Een nieuw lied,

op het Vrolyke soldaaten leven.

Op een Aangenaame Wys.

1.

Laat den Boer zyn Land maar ploegen, 's Morgens vroeg of 's Avonds laat, 'k Geef den brui van al dat zwoegen 'k Ben veel liever een Soldaat.

2.

'k Dien den Koning onzer Landen, Liever als den besten Boer, 'k Gryp de wapens in de handen Volg met vreugde den Tamboer.

3.

Laat hem werken laat hem zweten;

Voor plaisier ik exerceer,

'k Wil tog van zyn ploeg niet weten 'k Heb een leven als een heer.

4.

'k Leg met vreugd in de menagie, 'k Kryg het geen ik heb van doen Vleesch of Spek in de pottagie, Wat zou ons tog beter voên.

5.

'k Slaap des morgens tot agt uuren En wanneer ik dan ontwaak, Ga ik myne wapens schuren, 't Is voor my het grootst vermaak

6.

Myn monteering schoon te houden, Knap en proper op myn lyf,

Komt men dan op 't wapensschouwen, Ja dan hoord men geen gekyf.

7.

Met vermaak trek ik te wagten, Sta ik 's avonds op myn post, 'k Kryg het geen daar wy na trachten, Zonder het ons moeite kost.

Tegen-zang, op meisjes trouwd tog niet zo vroeg

(7)

9.

Leisje Mietje Daatje Kootje, Dat zyn Meisjes na de trant;

O 't is een lief aardig zootje, 'k Heb ze alle aan de hand.

10.

Daaglyks haar te caresseeren, Daar is het haar om te doen, 'k Heb het al na myn begeeren, 'k Kryg zoo menig lekker zoen.

11.

Van een aardig Keuken meisje, Zy staat in myn hart geplant, Ik help haar zoo menig reisje, Daar voor vuld zy my de hand.

12.

Wie zou dat dan niet behagen, Alhier in ons Garnizoen,

Maar gy moet het my niet vragen, Waar het ons is om te doen.

13.

Vivat het Soldaten leven, 'k Lag wat met den boerenstand, Niets kan ons meer vreugde geven Als te dienen 't Vaderland.

E Y N D E .

(8)

4

Een nieuw lied,

Of: De Schermerhornsche wonder-doctor.

Wys: Onderwater moet marcheeren.

1.

U zal ik myn zangluim wyden,

Den roem eens kunst met eer verspreiden;

ô Schermerhorn! eed'le stand;

Uw naam weergalmt van Land tot Land.

2.

By uw zweeft een onmisbaar wezen Zyn wysheid vind men nooit voor dezen.

Een Ludeman, schoon ryk in eer, Zag nimmer op dien eerzuil neêr.

3

Zyn daden zal ik steeds bezingen, Red Lieden die op Krukken gingen,

Door pynen waarlyk aangerand, Alleen door zyn geëerde hand.

4.

Ginds komt een Jood met kwaade Beenen, Hier ligt een ander steeds te wenen,

Van Jichtpyn, als verkromd ter neêr, En daar ziet men een Lamme Heer.

5.

Daar wankelt een zeer schuin van Lenden;

Een Bogchel komt zig tot hem wenden, En ook een Held van Quatre-Bras Doorschoten of met Podagras.

6.

't Streeft al naar Schermerhorn's oorden, Een Dorp, gelegen in het Noorden,

ô Dat nog lang die ed'le Kunst, Mag bloeijen, dan had Honing gunst.

7.

O! welk een heil is uw gegeeven;

Gy die verminkt in pyn moest leeven Dat uw aan Bed en Kamer bond, Triumph! nu leeft gy steeds gezond.

Tegen-zang, op meisjes trouwd tog niet zo vroeg

(9)

9.

Leef lang; beöog zyn kenbaar wezen Hoe hoog uw veerkragt is gerezen,

Een Nieuws-Post tekend reeds vol moed, De Naam, die ge in uw boezem voed.

E Y N D E .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deez' Jufvrouw werd onsteld, zy liep geheel gezwind, En opende de deur; ai hoor eens hier myn' vrind, Sprak zy met kloeke stem, uw klap heeft zoo geslagen, Kom eens in myn huis, ik

Daer in heeft zy niet misdaen, Nog geen quaed daer in bedreven, laet zy my dat maer vergeven, Dat ik haer heb laten gaen; Ik bid dan wilt niet gedenken, Myn mislagen en abuis, Want

Maar toen ik had na myn vermoogen, En gedaan schier al myn best, Toen heeft zy myn nog bedrogen, Ja dit spyt myn 't aldermeest, 't Waar voor my een groot schandaal, Want zy wipten

Maar vrienden word toch niet vervaard, geen nood!. Voor deezen kaerel op zyn paard,

Omdat zy niet zwygen kan, O wee my arme man, Dan blyf ik per abuis, By haar zoo zelden thuis;.. Dan ben ik vry met een, En zy heeft het

Die wou gaan varen, die wou gaan varen, Daar was laatst een meisje loos, Die wou gaan varen voor een matroos.. Zij nam dienst voor

Met schoppen, spaaijen, beugels in de hand, Zoo stryden zy voor haar belgen land, want kruid en loot hebben zy niet meer, Gebruiken zy de spaai voor het geweer,.. Zoo ziet men

Eens ging langs den waterkant, met zijn schooltasch in zijn' hand, Hans naar school en keek omhoog Hoe de musch en zwaluw vloog; - En zoo liep hij, wel te moê, Regelrecht op 't