• No results found

Poesje-Nel en Kater-Snor · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Poesje-Nel en Kater-Snor · dbnl"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Poesje-Nel en Kater-Snor

bron

Poesje-Nel en Kater-Snor. J.A. Sleeswijk, Bussum 1910

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_poe003poes01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

1

[Poesje-Nel en Kater-Snor]

Poesje Nelleke met haar zachte velleke Was altijd bijzonder goed op dreef, Als ze wandelde, of wel deed een spelleke

Met Kater-Snor, haar lieven neef.

Eens op een dag is iets vreeslijks gebeurd:

Bijna was Nel door een hond verscheurd.

Juist kon ze vluchten daar hoog op den muur, Snor stond haar bij in dit nare uur.

Poesje-Nel en Kater-Snor

(3)

2

De hond is nu weg, maar Poes-Nel heel van streek:

Angstig nog beeft ze, als een doek zoo bleek.

Snorretje streelt haar en zegt: ‘Lieve Nel, Wees maar niet bang; wat dacht hij wel!’

Poesje-Nel en Kater-Snor

(4)

3

Gauw nu naar huis en de slabbetjes om;

Elk aan een kant van de volle kom Hurken de poesjes daar op den grond,

Drinken er zich de buikjes rond.

Poesje-Nel en Kater-Snor

(5)

4

Dan voor verzet op de muizenjacht;

Had je van Nelletje dat wel gedacht?

Bijna viel 't muisje in Katers klauw,

Maar het ontkwam door een kier heel gauw.

Poesje-Nel en Kater-Snor

(6)

5

Nu maar een spelletje met den bal, 'k Denk, dat dit wel bevallen zal, Snorretje is heel sterk en vlug,

Handig kaatst Nel weer den bal terug.

Poesje-Nel en Kater-Snor

(7)

6

Snorretje, Nelletje, foei, wat ik daar zie!

Kom uit den boom nu eens één, twee, drie!

Durf je een vogel van 't nest verjagen?

Mag je die zwakke diertjes zoo plagen?

Poesje-Nel en Kater-Snor

(8)

7

's Nachts in den helderen maneschijn, Als alle menschen naar bed toe zijn, Zingen de poesjes een klagend lied:

‘'t Muisje, den vogel, die vingen we niet.’

Poesje-Nel en Kater-Snor

(9)

8

Vlug wat geslapen en dan weer op 't pad;

Wat wel daar ginds in den moestuin zat 't Kikkertje wacht onze poesjes bedaard,

Hoe ze ook blazen en zwaaien den staart.

Poesje-Nel en Kater-Snor

(10)

9

‘Schaam je,’ zoo sprak er het heertje in 't groen,

‘Altijd aan zwakken maar kwaad te doen!’ - Nel was door 't lesje een beetje verstrooid,

Heeft thuis de melkkom in scherven gegooid.

Poesje-Nel en Kater-Snor

(11)

10

't Liep haar wel tegen, want, uitgegaan, Werd ze gegrepen, door vader-haan.

‘Kom je weer loeren,’ zoo kraaide hij luid,

‘Kuikenplaag, gauw het kippenhok uit.’

Poesje-Nel en Kater-Snor

(12)

11

Toen 't winter werd, met ziekte en kou, Kwam bij het poesenpaar 't berouw, Snor zei: ‘Nel, 't is nog niet te laat,

Nooit weer doen we andre dieren kwaad.’

Poesje-Nel en Kater-Snor

(13)

12

Maar wat zoo'n poesenwoord beduidt, Kwam gauw bij de kanarie uit.

En Nel en Snor zijn heel hun leven Twee echte katten toch gebleven.

Poesje-Nel en Kater-Snor

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Ja, zie je, wat zal ik je zeggen, je moet me goed begrijpen, ik zei wel dat Nell niet naar een kostschool ging, maar ik bedoelde daar niet mee, dat ik haar hier hield en weer

want toen Toet gisteren gekomen was en op het hooren van het nieuws van haar vertrek, dadelijk begonnen was, haar tegen haar toekomstig thuis op te zetten, had Nel geantwoord:

Soms is de smaak wel goed, Maar ach, geen eten voor een poes, Te week of veel te zoet!. Freddie Langeler, Het

Dat kriebelde natuurlijk erg en de olifant schudde zo met zijn kop, dat het vogeltje viel, weer opvloog en precies bovenop zijn slurf terecht kwam.. De olifant blies en de

‘Ze heeft er meer dan eens mee gedreigd, maar, ofschoon ze lang niet lief tegen mij was, was ik toch liever zelf weggegaan, dan haar te verdringen.. Maar zou ze niet ergens in

Tante Nel en ik zijn je gaan zoeken!’ Guus kijkt verbaasd om zich heen. Waar zijn Jip, Jop, Jup, Jallie en de

Dat er sprake was van een literair bondgenootschap zonder nieer, moet echter worden gerelativeerd. De belangen van Ter Braak en Du Perron zijn divers en lopen niet altijd parallel.

Het kind ging gehoorzaam naar buiten en vroeg niet meer. Langzamerhand kwam Fransina tot bedaren en toen het avond werd en zij ging eten, kon zij weer gewoon met Annekie praten,