• No results found

Liegen bij psychopaten : gemak en compulsie van het liegen bij TBS patiënten met hoge mate van psychopathie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Liegen bij psychopaten : gemak en compulsie van het liegen bij TBS patiënten met hoge mate van psychopathie"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Liegen bij psychopaten

Gemak en compulsie van het liegen bij TBS patiënten met hoge mate van psychopathie.

Door: Bianca Dummer, 10675302

Samenvatting

Mensen met hoge scores op psychopathie staan er onder meer om bekend dat zij goed zijn in liegen en bedriegen. Middels de Sheffield Lie Test werd het gemak en de compulsie van liegen gemeten bij TBS patiënten in drie TBS klinieken in Nederland, de Oostvaarderskliniek,

Oldenkotte en de van Mesdagkliniek. Verwacht werd bij mensen met hoge psychopathiescores het liegen gemakkelijker gaat omdat zij het vaker doen en dat zij een grotere neiging zouden vertonen om te liegen. Na de analyse van de data bleek dit niet het geval te zijn, er waren geen verschillen in het gemak bij het liegen en de vertoonde compulsie om te liegen tussen de vergeleken TBS patiënten met hoge en lage psychopathiescores.

(2)

2 Inleiding

Liegen, over het algemeen heeft niemand er een goed woord voor over maar toch doen we het allemaal. Een groot deel van onze sociale interactie bestaat uit liegen; men geeft toe in 14% van de verzonden e-mails, in 27% van het directe contact en in 37% van de

telefoongesprekken te liegen (Hancock, 2007). Gemiddeld liegt men twee keer op een dag (DePaulo, Kashy, Kirkendol, Wyer, & Epstein, 1996). Het is een fundamenteel aspect van menselijk gedrag wat waarschijnlijk al vroeg in de menselijke evolutie tot stand gekomen is (Livingstone Smith, 2004). De letterlijke betekenis van liegen is het bewust niet vertellen van de waarheid. Dit kan variëren van kwade opzet om een ander te misleiden tot een leugentje om bestwil (Jung, & Lee, 2009). Wanneer er gelogen wordt is dit dus niet per definitie

schadelijk voor de medemens, gezien de ernst waarin leugens kunnen variëren. Een klein deel van de samenleving is heel goed in liegen en deze mensen zetten deze kwaliteit vaak in om hun doel te bereiken ongeacht het belang van anderen. Deze eigenschap is een kenmerk die vaak voorkomt bij mensen met psychopathie. Dit werd gevonden in een tweetal studies door Halevy, Shalvi en Verschuere in 2014. Zij vonden dat 5 procent van de participanten die deelnamen aan de studie verantwoordelijk was voor 40 procent van de leugens. Deze 5 procent van de participanten scoorde hoog op psychopathische trekken, gemeten op de YPI. Psychopathie is een persoonlijkheidsstoornis verwant aan de antisociale

persoonlijkheidsstoornis. Psychopathie is een concept dat naast antisociale gedragingen ook affectieve en inter-persoonlijke kenmerken weerspiegelt. In 1941 conceptualiseerde dhr. Cleckley voor het eerst het begrip psychopathie. Op basis hiervan ontwikkelde dhr. Hare een checklist ten behoeve van de meting van psychopathie. De latere herziene versie van dit meetinsrtrument (Hare, 1991) wordt nu nog gebruikt om psychopathie vast te stellen. Hiernaast bestaat ook de YPI, een meetinstrument die psychopathie meet bij jeugdigen. De klinische diagnose psychopathie komt slechts bij 1% van de populatie voor (Hare, 1991). Onder TBS patiënten in Nederland was dit in 1998 tussen de 21 en 31 % (Hare, 1998), en bij ambulante forensische cliënten tussen de 20 en 25 % (Hare, 1998; De Ruiter & Scholing, 2003).

De neiging tot liegen en bedriegen wordt bij mensen met hoog psychopathische trekken omschreven als een natuurlijke gave (Hare, 2003; Seto, Katthar, Lalumiére, & Quincy, 1997). Ook wordt in literatuur omschreven dat zij vaker en gemakkelijker liegen dan mensen met laag psychopathische trekken (Hare, 2003; Lee, Klaver & Hart, 2007; Seto et al., 1997) en dat zij compulsief liegen en hierbij vaak niet eens doorhebben dat ze aan het liegen zijn (Hare,

(3)

3

2003). Deze mensen maken zich er dan ook niet druk om of ze betrapt zullen worden, want mocht dit gebeuren dan zijn ze heel goed in staat hun verhaal zo te verdraaien dat deze wel in overeenstemming is met de leugen, ondanks tegenstrijdigheden. Hier beleven zij plezier aan en zij zijn trots op deze kwaliteit (Hare, 2003; Lee et al., 2007; Seto et al., 1997). Naast het goed kunnen liegen en bedriegen hebben mensen met hoog psychopathische trekken een gebrek aan schuldgevoel en empathie en nemen zij geen verantwoordelijkheid voor hun eigen daden (Hare, 2003). Dit gebrek zorgt ervoor dat liegen gemakkelijker gaat. De typische psychopaat is een interessante gesprekspartner, die met woorden charmeert, manipuleert en anderen hiermee gebruikt voor materieel gewin, drugs, seks en macht (Hancock, Woodworth, Porter, 2013). Pathologisch liegen is dan ook onderdeel van de PCL-R, een checklist die psychopathie vaststelt, en de DSM-IV-TR, die antisociale persoonlijkheidsstoornis meet, waarmee psychopathische/antisociale trekken gemeten worden. Zoals eerder genoemd is uit eerder onderzoek gebleken dat mensen met hoog psychopathische trekken vaker liegen en ook rapporteren dat zij vaker liegen (Halevy et al., 2014). Hierbij is bekend dat bij mensen die hoog psychopathische trekken hebben sneller herkend wordt wanneer zij liegen dan bij mensen met minder psychopathische trekken (Klaver, Lee, Spidel, & Hart, 2009). Zij liegen dus vaker, maar dit wordt dan ook vaker herkend.

Om de verschillende aspecten van liegen vast te leggen wordt vaak gebruik gemaakt van de Sheffield Lie Test (SLT, Spence et al., 2001; Spence & Kaylor-Hughes, 2008). In deze test wordt naar het verschil in reactietijden gekeken wanneer er gelogen wordt en wanneer de waarheid verteld wordt. Liegen zou meer tijd kosten omdat dit meer cognitieve processen omvat dan het vertellen van de waarheid. Zo moet de initiële waarheidsrespons onderdrukt worden en moet de reactie van de persoon tegen wie gelogen wordt in de gaten gehouden worden. Hierbij spelen prefrontale hersengebieden een rol (Spence at al., 2001). Spence en Kaylor-Hughes (2008) vonden dan ook dat prefrontale hersengebieden enkel actief zijn tijdens het liegen en niet tijdens het spreken van de waarheid. Verschuere, Spruyt, Meijer en Otgaar (2011) onderzochten in een normale populatie of het gemak van liegen aanpasbaar is middels de SLT. Mensen die vaker de opdracht kregen om te liegen werden hier beter in, hun reactietijd werd korter bij het liegen dan bij het vertellen van de waarheid, ook in vergelijking met de controlegroep. Omdat Halevy (2012) een relatie vond tussen psychopathie en het aantal leugens wordt verwacht dat mensen met een hogere psychopathiescore ook gemakkelijker kunnen liegen.

(4)

4

In dit onderzoek wordt bekeken hoe de verschillende aspecten van liegen zich precies verhouden tot psychopathie. Met andere woorden, liegen mensen met hoog psychopathische trekken echt vaker, gemakkelijker en compulsiever en denken zij hier echt positiever over dan mensen met laag psychopathische trekken? Uit voorlopend onderzoek uit 2013 onder

studenten van de UvA is gebleken dat de studenten met hogere scores op psychopathische trekken compulsiever liegen, meer leugens vertellen om een beloning, gemakkelijker liegen en een positievere attitude jegens liegen hebben dan mensen met minder hoge scores op psychopathische trekken (Gielstra, 2013). Ook is gebleken dat het gemak dat iemand bij het liegen ervaart de relatie beïnvloedt tussen de mate van psychopathie en compulsief liegen en dat de impliciete attitude ten opzichte van liegen de relatie tussen de mate van psychopathie en het vaker liegen om een beloning beïnvloedt. Dit onderzoek zal onderzoeken of dit ook zo is bij TBS patiënten die echt een diagnose psychopathie hebben. Ook zal hierin onderscheid gemaakt worden tussen psychopathie en antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASP) zodat de onderzoeksresultaten met meer zekerheid aan alleen het concept psychopathie toegewezen kunnen worden.

Methode Participanten

De participanten zijn TBS patiënten uit verschillende TBS klinieken in Nederland. Uit Oldenkotte, de Oostvaarderskliniek en de van Mesdagkliniek. De intentie van dit onderzoek was om drie groepen met elkaar te vergeleken; een groep met hoge psychopathiescores (P), een antisociale persoonlijkheid groep (ASP; maar geen P) en een controlegroep (C; geen ASP, geen P). Voor de eerste groep geldt dat er sprake moet zijn van een PCL-R score van boven de 25 (Hare, 1991). De personen uit de tweede groep hebben de diagnose ASP maar een PCL-R beneden de 20. Personen uit de controlegroep hebben geen diagnose ASP en een PCL-PCL-R score beneden de 20. Door en onderscheid te maken tussen psychopathie en antisociale

aspecten zou specifiek iets gezegd kunnen worden over het concept psychopathie, en niet over het antisociale aspect. Na analyse van de resultaten bleek echter dat de groep antisociale nog maar uit 4 personen bestond. Waarschijnlijk komt dit doordat het merendeel van de diagnoses ASP gepaard gaat met een psychopathiescore boven de 25, waardoor zij in de groep

psychopaten vallen en niet in de antisociale groep. Omdat 4 een te kleine groep is om mee te nemen in analyse is ervoor gekozen om enkel een groep psychopaten en een groep controle te

(5)

5

vergelijken. De differentiatie tussen deze groepen is gebaseerd op de score op de PCL-R, waarbij de groep psychopaten een score van 25 of hoger heeft en de controlegroep een PCL-R score 25 of lager heeft.

De controlegroep bestaat uit 31 mensen (n=28) met een gemiddelde leeftijd van 42 en een gemiddeld IQ van 99. De groep met hoge psychopathie scores bestaat uit 23 mensen (n=23) met een gemiddelde leeftijd van 40 en een gemiddeld IQ van 90. In tabel 1 is de zien hoe de groepen verder samengesteld zijn en hoe de groepen zich wat de genoemde variabelen betreft tot elkaar verhouden. Hierin is te zien dat de groepen enkel van elkaar verschillen wat betreft ‘IQ’ en ‘verscheidenheid aan delicten’.

Tabel 1. Samenstelling van de groepen ‘psychopaten’ en ‘controle’

Psychopathie Controle p Gemiddelde leeftijd 40.39 (SD=10.37) 42.43 (SD=11.57) .515 Gemiddeld IQ 89.78 (SD=13.1) 99.33 (SD=13.87) .029 Medicatie aanwezig 77.8% 69.6% .489 Nationaliteit NL 91.3% 89.3% .854 Burgerlijke status ongehuwd 95.2% 85.2% .174 Opleiding 34.8% 85.7% .680 Abstinent van middelen 54.5% 82.1% .083 DSM AS I 83.3% 85.7% .684

Jaren sinds ingang TBS

10.60 7.20 .151

Verscheidenheid delicten

4.20 2.24 .024

Leeftijd eerste delict 19.80 23.44 .095

*p<.05

De participanten die mee mochten doen aan het onderzoek zijn van tevoren uitgekozen op basis van informatie uit hun dossier, waarna toestemming gevraagd is aan de behandel coördinator van de patiënt welke beoordeeld of de betreffende patiënt het aankan om mee te doen. Hierna werden de patiënten zelf benaderd en gevraagd mee te doen aan het onderzoek.

(6)

6

Voor deelname aan het onderzoek kregen zij een vergoeding van 5 euro per uur, waarbij 5 euro extra te verdienen was bij de Sheffield Lie Test (SLT).

Opzet en procedure

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een quasi-experimenteel onderzoeksdesign. De participanten zullen op basis van de eerder omschreven steekproefkarakteristieken aan de eerste of tweede groep toegewezen worden. De mate van psychopathie wordt vastgesteld middels de Psychopathy Checklist Revised (PCL-R). De antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASP) wordt vastgesteld middels een Diagnostic Statistical Manuel (DSM)-diagnose. Hoe gemakkelijk en compulsief iemand liegt wordt gemeten in de Sheffield Lie Test (SLT). De Psychopathie-groep en de twee controlegroepen (ASP en non-ASP en non-PCL) zullen de SLT invullen en de uitkomsten zullen vervolgens met elkaar vergeleken worden om te bekijken of mensen met hoge psychopathiescores inderdaad gemakkelijker en compulsiever liegen en of zij positiever ten opzichte van liegen staan dan de mensen met matige of lage psychopathiescores. Tijdens de testafname wordt ook de Youth Psychopathic traits Inventory (YPI) afgenomen, hier wordt echter niks mee gedaan in de data-analyse omdat er in de vaststelling van psychopathie uitgegaan wordt van de PCL-R score.

Materiaal en scoring

Om impliciet te meten hoe gemakkelijk iemand het liegen afgaat, wordt de Sheffield Lie Test gebruik (SLT, Spence, 2001; Spence, 2008). In deze test krijgen participanten een cue op het computerscherm te zien die de opdracht geeft om in het antwoorden te liegen of de waarheid te spreken (L = liegen, W = waarheid). Om te controleren of ze dit echt gezien en begrepen hebben moeten ze op een knop aangeven wat ze gaan doen. Dit doen zij met hun linkerhand, met twee vingers op aangegeven ‘L’ en ‘W’ knoppen. Hierna krijgt de participant een zin te zien waarop met ja of nee geantwoord kan worden. Dit wordt met de rechterhand gedaan op aangegeven ‘ja’ en ‘nee’ knoppen. ieder antwoord zal voor elke participant naar waarheid hetzelfde beantwoord moeten worden (bv. ‘kan je door het raam kijken?’). De reactietijden bij de vragen waarbij de opdracht gegeven werd om te liegen worden meegenomen in het

onderzoek. Wanneer mensen trager zijn bij een van de categorie responsen (waarheid/liegen) dan duidt dat op meer cognitieve belasting bij die opdracht. Wanneer de automatische respons bij een vraag de waarheid vertellen is, kost het cognitieve belasting en dus tijd, om op de vraag een antwoord te geven dat niet waar is en dus te liegen. Een snelle reactietijd en weinig fouten laat zien dat het een automatische reactie met weinig cognitieve belasting is geweest.

(7)

7

De data van de SLT wordt bewerkt zoals beschreven in Verschuere at al. (2011), alle reactietijden waarbij een fout is gemaakt worden verwijderd en de reactietijden langer dan 3000 ms of korter dan 300 ms worden omgecodeerd naar 3000 en 300 ms om uitbijters te beperken. Hierna worden de waarheidstrials van de leugentrials afgetrokken om een verschilscore te maken. Hoe lager de L-W score is hoe makkelijker iemand liegt.

Om compulsief liegen te meten is naast de opdrachten liegen en waarheid de opdracht ‘?’ toegevoegd. Bij deze opdracht mogen participanten zelf kiezen of ze liegen of de waarheid spreken. Na de cue moeten ze aangeven of ze gaan liegen of de waarheid vertellen en wordt de vraag beantwoord zoals bij de normale SLT. Hoe vaak mensen kiezen voor liegen geeft aan hoe compulsief zij liegen. Totaal worden er 120 vragen aangeboden, waarbij 40 keer de cue waarheid, 40 keer de cue liegen en 40 keer de cue ‘?’ aangeboden wordt.

Om de participanten te motiveren zo snel mogelijk te antwoorden wordt er bij een reactietijd lager dan 2 seconden 2 cent afgetrokken en bij het niet navolgen van de opdracht 5 cent afgetrokken van het bedrag dat ze voor de opdracht krijgen.

De mate waarin psychopathie aanwezig is bij de participanten is door twee geschoolde beoordelaars vastgesteld middels de Psychopathy Checklist Revised (PCL-R). De PCL-R is een valide en betrouwbaar construct (Hare et. al., 1990), welke bestaat uit een checklist van 20 items welke gedragingen onderliggend aan het psychopathie meten. De beoordelaar beschikt over een omschrijving van gedrag met een aantal voorbeelden en maakt op basis daarvan een inschatting in hoeverre de patiënt deze eigenschap bezit. Dit wordt gescoord op een 3-puntsschaal waarin 0 weergeeft dat er helemaal geen sprake is van de gedraging, 1 weergeeft dat er in beperkte mate sprake is van de gedraging en 2 weergeeft dat de gedraging zeker voorkomt bij de patiënt (Hare, 1991). Deze score is dus al voor het onderzoek

vastgesteld.

Of een patiënt aan de antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASP) voldoet wordt vastgesteld middels een scoring van de criteria voor ASP zoals omschreven in de DSM IV. Deze scoring gebeurd door middel van klinisch oordeel en door middel van een gestructureerd klinisch interview voor de DSM IV ten behoeve van vaststelling van As II stoornissen, de SCID II. Dit is en valide en betrouwbaar (Jacobsberg, Perry, Frances, 1995) gestructureerd interview dat bestaat uit modules voor alle elf persoonlijkheidsstoornissen. Het interview start met acht vragen over het gebruikelijk gedrag, interpersoonlijke relatie en het zelf reflectieve vermogen van de patiënt. Per persoonlijkheidsstoornis wordt gestart met een open vraag waarna

(8)

8

doorgevraagd wordt. Zo worden alle criteria doorlopen en gescoord op een 3-puntsschaal waarbij 1 staat voor ‘criterium afwezig/onjuist’ 2 staat voor ‘criterium is twijfelachtig’ en 3 staat voor ‘criterium aanwezig/juist’. Ook de antisociale persoonlijkheidsstoornis is al voor het onderzoek vastgesteld.

Analyse

Preliminaire analyse

Omdat er gebruik gemaakt wordt van een quasi-experimenteel onderzoeksdesign moet er eerst nagegaan worden of de groepen, afgezien van de kenmerken op basis waarvan ze aan een van de drie groepen toegewezen zijn, gelijk zijn aan elkaar. Dit wordt gedaan middels de Levene’s test. Mocht dit niet het geval zijn dan zal er in de hoofdanalyse gecontroleerd worden voor de variabelen waarin de groepen verschillen middels een covariates analyse in de ANOVA. Hoofdanalyse

Om te bekijken of een hoge mate van psychopathie bij mensen inderdaad samen gaat met vaak, gemakkelijk, compulsief liegen en een positieve attitude tegenover liegen, wordt groep (P, C) als onafhankelijke variabele gebruikt. De afhankelijke variabelen zijn de uitkomsten die aangeven hoe gemakkelijk (SLT), hoe compulsief (SLT) gelogen wordt. Voor alle twee de variabelen zal een aparte ANOVA uitgevoerd worden.

Resultaten

In de vergelijking van deze groepen is allereerst gekeken hoe zij zich in verschillende aspecten tot elkaar verhouden middels t-testen. In tabel 1 is de zien hoe de groepen samengesteld zijn en hoe de groepen zich wat de genoemde variabelen betreft tot elkaar verhouden. Hierin is te zien dat de groepen enkel van elkaar verschillen wat betreft ‘IQ’ en ‘verscheidenheid aan delicten’. Er is voor gekozen om na de analyse van de resultaten wel te corrigeren voor IQ, en niet voor verscheidenheid aan delicten. Hier is voor gekozen omdat de verscheidenheid aan delicten opgenomen is in de PCL-R onder de noemer ‘criminele

veelzijdigheid’. Wanneer hiervoor gecontroleerd zou worden, zou voor een stukje

psychopathie gecontroleerd worden, wat niet de bedoeling is. Er zal er voor IQ gecontroleerd worden, omdat het IQ significant lager ligt in de psychopatengroep dan in de controlegroep.

(9)

9

Om te bekijken hoe goed de psychopaten- en de controlegroep kunnen liegen worden de groepen middels twee gemeten variabelen tegen elkaar afgezet, het aantal gemaakte fouten en de reactietijden. Het aantal gemaakte fouten is een indicatie van hoe goed iemand kan liegen omdat er gekeken is naar het verschil in het aantal fouten dat gemaakt werd in de waarheid conditie en de lieg conditie. Hoe kleiner dit verschil is, hoe minder extra fouten iemand maakte wanneer er gelogen werd, hoe gemakkelijker het liegen iemand afgaat. De tweede indicator van het gemak van liegen is de reactietijd. Ook hier werd gekeken naar het verschil tussen de reactietijd in de waarheid en de liegconditie en het verschil tussen beiden geeft aan hoeveel langer iemand erover gedaan heeft om te liegen. Hiervoor geldt ook dat hoe kleiner dit verschil is, hoe minder extra cognitieve belasting het liegen iemand gekost heeft, hoe gemakkelijker het liegen iemand afgaat.

Uit verdere analyse is middels een ANOVA gebleken dat de controlegroep (n=28) en de psychopathiegroep (n=23) niet van elkaar verschillen wat betreft het extra gemaakte aantal fouten, p=.481 (F(1,52)=.503). De controlegroep maakte gemiddeld 12.1 fouten extra (SD=10.30) en de psychopathiegroep maakte gemiddeld 15.1 fouten extra (SD=16.43). De factor psychopathie heeft een verklaarde variantie van .01. Na controle voor IQ middels ANCOVA blijken de gemiddelden nog niet te verschillen, p=.771. Ook bleek de verklaarde variantie van het concept psychopathie zonder dat IQ meegenomen werd, afgenomen te zijn naar .002.

De groepen bleken ook niet significant te verschillen wat betreft de toegenomen tijd die nodig was om te reageren bij het liegen, p=.568 (F(1,52)=.330). Uit de data is gebleken dat de controlegroep er gemiddeld 83.57 ms (SD = 105.20) langer over deed, en dat de

psychopathiegroep er gemiddeld 133.93 ms (SD = 159.37) langer over deed om te reageren in de liegconditie. Psychopathie heeft een verklaarde variantie van .006. Na controle voor IQ blijken de groepen nog steeds niet van elkaar te verschillen, p=.674. De verklaarde variantie van psychopathie is na correctie voor IQ afgenomen tot .004.

Om te bekijken hoe compulsief iemand liegt wordt er gekeken hoe vaak iemand ervoor kiest om te liegen in de eerder uitgelegde vraagteken conditie. In de controlegroep was dit 2.79 (waarbij 2=10-19% en 29%), en in de psychopathiegroep was dit 3.52 (waarbij 3=20-29% en 4=30-39%). Deze gemiddelde percentages verschillen niet significant tussen de controle en psychopathiegroep, p=.310 (F(1,52)=1.062). Psychopathie heeft hierbij een verklaarde variantie van .020. Na controle voor IQ blijken deze percentages nog niet

(10)

10

significant van elkaar te verschillen, p=.192, met een iets toegenomen verklaarde variantie voor psychopathie van .040.

Tabel 2. Afhankelijke variabelen per groep

Psychopathie Controle p p (na

controle voor IQ) Aantal extra gemaakte fouten 15.06 (SD=16.43) 12.11 (SD=10.30) .481 .771 Toegenome tijd 133.93 ms (SD=159.37) 83.57 ms (SD=105.20) .568 .674 Keuze om te liegen 2.79(waarbij 2=10-19% en 3=20-29%) 3.52(waarbij 3=20-29% en 4=30-39%) .310 .192

(11)

11 Discussie

In dit onderzoek is bekeken of mensen in een TBS kliniek met de label psychopathie gemakkelijker en compulsiever liegen dan mensen in de TBS zonder label psychopathie. Om dit na te gaan is in drie verschillende TBS klinieken de SLT afgenomen bij patiënten waarbij dit verantwoord was. In de initiële opzet zouden drie groepen met elkaar vergeleken worden. Helaas bleek uit de analyse van de data dat de groep antisociale, met enkel het label psychopathie, zonder diagnose ASP, te klein was om in de analyse mee te nemen. Hierop is overgegaan op de analyse van de resultaten gebaseerd op een onderverdeling in twee groepen; een groep met hoog psychopathische trekken (PCL-R =/> 26) en een groep laag

psychopathische trekken (controlegroep met PCL-R </= 25).

Uit de data-analyse is gebleken dat de groep met hoog psychopaten trekken wat betreft de gemeten aspecten die staan voor gemak en compulsie in liegen niet verschilt van de

controlegroep. Dit is niet het resultaat dat verwacht werd. In de literatuur wordt omschreven dat mensen met hoog psychopathische trekken een algemene neiging tot liegen en bedriegen vertonen en dat zij vaker en gemakkelijker en compulsiever liegen dan mensen met laag psychopathische trekken (Hare, 2003; Lee, Klaver & Hart, 2007; Seto et al., 1997). Er werd dan ook verwacht dat dit ondersteund zou worden door de onderzoeksresultaten. Nu blijkt dat dit niet het geval is moet er verder gekeken worden hoe het komt dat uit de resultaten niet gebleken is dat mensen met hoge psychopathiescores gemakkelijker en compulsiever liegen. Dit zou kunnen zijn omdat mensen met hoog psychopathische trekken niet gemakkelijker en compulsiever liegen in een opgezette setting, maar bijvoorbeeld wel in een intermenselijke setting. Dit zou betekenen dat er meerdere vormen van liegen zijn en dat mensen met hoge psychopathiescores niet goed zijn in het liegen na een gegeven cue. Eerder onderzoek naar het gemak van liegen dat ook geen significante resultaten vond geeft enige onderbouwing voor deze hypothese omdat ook in dit onderzoek het gemak van liegen gemeten met middels de SLT en ook hier gebleken is dat mensen met hoge psychopathiescores niet gemakkelijker liegen (Fullam, McKie en Mairead, 2009).

Eerder onderzoek in 2013 onder studenten van de UvA toonden wel aan dat de studenten met hogere scores op psychopathische trekken compulsiever en gemakkelijker liegen en dat zij een positievere attitude jegens liegen hebben dan mensen met minder hoge scores op psychopathische trekken (Gielstra, 2013). Psychopaten staan erom bekend dat zij een interessante gesprekspartner zijn, die met woorden charmeren, manipuleren en anderen

(12)

12

hiermee gebruiken voor materieel gewin, drugs, seks en macht (Hancock, Woodworth, Porter, 2013). Deze verbaal manipulatieve vaardigheden zijn moeilijk te meten. Het zou zo kunnen zijn dat er onder studenten met hogere psychopathiescores, waar weinig ‘echte’ psychopaten zijn, de vaardigheid liegen een andere vorm van liegen is dan de vaardigheid waar de ‘echte’ psychopaat zo behendig in is. Hierdoor zou het zo kunnen zijn dat er in eerder onderzoek onder studenten wel significante verschillen gevonden zijn en dat er in deze populatie met hogere psychopathiescores minder verschillen gevonden zijn. Hierbij kan het ook zo zijn dat studenten gemotiveerder zijn een goede prestatie te leveren dan TBS patiënten. Hierdoor zou het zo kunnen zijn dat de data niet representatief is voor het werkelijke gemak en de

compulsie van liegen bij de psychopaten. Dit is ook wat opgemerkt werd tijdens het afnemen van de testen. De participanten in de TBS kliniek gaven bij frustratie aan “toch niet hun best te doen”. Hierbij leek een aantal weinig waarde te hechten aan de financiële beloning. Dit kan ook gemaakt hebben dat zij zich niet volledig ingezet hebben en niet getracht hebben zo snel mogelijk te reageren.

Verschuere, Spruyt, Meijer en Otgaar (2011) onderzochten in een normale populatie of het gemak van liegen aanpasbaar is en vonden dat mensen die vaker de opdracht kregen om te liegen werden hier beter in werden. Hierbij vond Halevy (2012) een relatie tussen

psychopathie en het aantal leugens, wat deed vermoeden dat mensen met hogere

psychopathiescores gemakkelijker liegen. Aangezien huidig onderzoek deze hypothese niet ondersteund is er bij mensen met hoge psychopathiescores mogelijk een ander onderliggend proces wat maakt dat zij vaker liegen, los van het gemak van liegen. Mogelijk heeft de frequentie van liegen bij mensen met hoge psychopathiescores te maken met een gebrek aan angst (Fullam, McKie en Mairead, 2009), wat maakt dat zij minder remming ervaren in het liegen dan mensen met lagere psychopathiescores.

Voor verder onderzoek wordt aangeraden dit onderzoek aan te vullen met meer data. Hierdoor zal waarschijnlijk de groep ‘antisociale’ voldoende groot worden om wel meegenomen te worden in een analyse waardoor er een dimensionele analyse gedaan kan worden. Ook zou er geprobeerd kunnen worden de patiënten een beloning te geven waar zij wel hun best voor willen doen. Hierbij zou er ook gekeken kunnen worden naar liegen in een intermenselijke taak waarbij de invulling van de leugens vrij gelaten wordt, wat ervoor zorgt dat de kwaliteit van het liegen die hierbij komt kijken dichter bij de kenmerken ligt van mensen met hoge psychopathiescores. Ten slotte zou er verder onderzocht kunnen worden of de verschillen in de frequentie van liegen die beschreven worden in de literatuur te maken hebben met

(13)

13

verschillen in angst niveaus. Wanneer dit gevonden zou worden zou dit kunnen betekenen dat er bij mensen met hoge en lage psychopathiescores een verschillend proces ten grondslag ligt aan de frequentie van liegen.

(14)

14 Referenties

Das, J., & de Ruiter, C. (2003). Youth Psychopathic traits Inventory: Geautoriseerde

Nederlandse vertaling. (Youth Psychopathic traits Inventory; Authorized Dutch translation). Unpublished research version.

De Ruiter, C., & Scholing, A. (2003). Diagnostiek en behandeling in een forensische setting: een kwestie van aan- en afleren. Directive Therapie, 23, 2-4.

DePaulo, B. M., Kashy, D. A., Kirkendol, S. E., Wyer, M. M., & Epstein, J. A. (1996). Lying in everyday life. Journal of Personality and Social Psychology, 70, 979–995.

Fullam, R. S., McKie, S. D., Maired, C. (2009). Psychopathic traits and deception: functional magnetic imaging study. The British Journal of Psychiatry, 194, 229-235.

Gielstra, C. (2013). Psychopathie en liegen. Masterthese.

Halevy, R., Shalvi, S., & Verschuere, B., (2014). Being honest about dishonesty: correlating self-report and actual lying. Human Communication Research. 40(1), 54-72.

Hare, R D., Harpur, T. J., Hakstian, A. R., Forth, A. E., Hart, S. D., Newman, J. P. Kazdin, A. E. (1990). The Revised Psychopathy Checklist: Reliability and Factor Structure.

Psychological Assessment: A Journal of Consulting and Clinical Psychology. 2(3), 338-341. Hare, R. D. (1991). The Hare Psychopathy Checklist–Revised (PCL-R). Toronto, Canada: Multi- Health Systems.

Hare, R. D. (1998). Psychopathy: Theory, Research and implications for Society (ed. D.J. Cooke, A.E. Forth, & R.D. Hare), pp. 105-137. Dordrecht: Kluwer, The Netherlands. Hancock, J. (2007). Digital Deception: When, where, and how people lie online. Oxford handbook of internet psychology Oxford: Oxford University Press, 287–301.

Hare, R. D. (2003) Gewetenloos, de onrustbarende wereld van psychopaten onder ons. Nederland, Elmar B.V.

Jacobsberg, L., Perry, S., Frances, A. (1995). Diagnostic Agreement Between the SCID-II Screening Questionnaire and the Personality Disorder Examination. Journal of Personality Assessment, 65(3), 428-433

(15)

15

Jung, K. H., Lee, J. (2009). Implicit and explicit attitude dissociation in spontaneous deceptive behavior. Acta Psychologica, 132, 62-67.

Klaver, J., Lee, Z., & Hart, S. D. (2007). Psychopathy and nonverbal indicators of deception in offenders. Law and Human Behavior, 31, 337–351.

Klaver, J., Lee, Z., Spidel, A., & Hart, S. D. (2009). Psychopathy and deception detection using indirect measures. Legal and Criminal Psychology, 14(1), 171-182.

Levenson, M., Kiehl, K., Fitzpatrick C. (1995). Assessing psychopathic attributes in a

noninstitutionalized population. Journal of Personality and Social Psychology, 68, 151–158. Livingstone Smith, D. (2004). Why we lie: The evolutionary roots of deception and the unconscious mind. New York: St Martin’s Press.

Oliveria-Souza, R., Hare, R. D., Bramati, I. E., Garrido, G. J., Ignacio, F. A., Tovar-Moll, F., & Moll, J. (2008). Psychopathy as a disorder of the moral brain: Fronto-temporo-limbic grey matter reductions demonstrated by voxel-based morphometry. NeuroImage, 40, 1202–1213. Patrick, C. J. (2006). Handbook of Psychopathy. New York: Guilford Press.

Raine, A., Ishikawa, S. S., Arce, E., Lencz, T., Knuth, K. H., Bihrle, S., . . . Colletti, P. (2004). Hippocampal structural asymmetry in unsuccessful psychopaths. Biological Psychiatry, 55, 185–191.

Raine, A., Lencz, T., Taylor, K., Hellige, J. B., Bihrle, S., Lacasse, L., . . . Colletti, P. (2003). Corpus callosum abnormalities in psychopathic antisocial individuals. Archives of General Psychiatry, 60, 1134–1142.

Serota, K. B., Levine, T. R., Boster, F. J. (2010). The prevalence of lying in America: Three studies of self-reported lies. Human Communication Research, 36, 2-25

Seto, M. C., Khattar, N. A., Lalumière, M. L., Quinsey, V. L. (1997). Deception and sexual strategy in psychopathy. Personality and Individual Differences, 22, 301-307.

Shalvi, S., Dana, J., Handgraaf, M. J. J., De Dreu, C. K. W. (2011). Justified ethicality: Observing desired counterfactuals modifies ethical perceptions and behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 115, 181-190.

(16)

16

Spence, S. A., Farrow, T. F. D., Herford, A. E., Wilkinson, I. D., Zheng, Y. & Woodruff, P. W. R. (2001). Behavioural and functional anatomical correlates of deception in humans. NeuroReport, 12, 2849-2853.

Spence, S. A. & Kaylor-Hughes, C. J. (2008). Looking for truth and finding lies: The prospects for a nascent neuroimaging of deception. Neurocase, 14, 68-81.

Verschuere, B., Spruyt, A., Meijer, E. H. & Otgaar, H. (2011). The ease of lying. Consciousness and Cognition, 20, 908-911.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar, zo benadrukken experts, voor elke leraar die valselijk wordt beschuldigd zijn er wel honderd kinderen die effectief worden misbruikt, zonder daar erkenning voor te

All the most important properties of the composite (i.e. thermal, mechanical and physical properties) can be controlled by the appropriate design of substrate

Uit het huidige onderzoek is gebleken dat met kleine verschillen, de neiging om te liegen tegen de baas groter is dan liegen tegen een collega, echter zijn

Er is echter wel verschil tussen de verschillende verhaaltypen in mate waarin het schrijven van het verhaal als moeilijk werd beoordeeld: mensen die een verhaal

Bovendien zijn mensen met een hoge mate van collectivisme gevoeliger voor signalen die in de sociale context worden gegeven (Oyserman, Coon, &amp; Kemmelmeier, 2002). Hier

transparantie leugenaars een grotere intentie hebben om een zelfdienende leugen te vertellen tegen iemand die als lid van de outgroup wordt gezien, dan iemand van de ingroup.. Het

De intentie om te liegen werd gemeten door een intentieconditie in het experiment waarbij de proefpersoon in een serie van 6 vragen alleen moest te liegen op

Het is toch op zijn minst opmerkelijk dat de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Ali Alatas, tijdens een vertrouwelijk gesprek met minister Van Mierlo op 22 januari 1996