Vraag nr. 38
van 29 november 2001
van mevrouw PATRICIA CEYSENS
Interlandelijke adoptie – Kritiek Vlaamse Om-budsdienst
In het kader van de vele klachten rond de werking van het decreet op de interlandelijke adoptie heb-ben een aantal kandidaat-adoptanten – mede op mijn voorstel – klacht neergelegd bij de V l a a m s e Ombudsdienst met betrekking tot de procedure en de wijze waarop zij werden behandeld.
Omdat de Vlaamse Ombudsdienst er niet in slaag-de slaag-de concrete klachten op te lossen, heeft hij con-form het ombudsdecreet een verslag overgezonden aan de minister. Daarin stelt de Vlaamse Ombuds-dienst dat in een concreet dossier van interlandelij-ke adoptie vier ombudsnormen met voeten worden g e t r e d e n , met name : rechtszekerheid en gerecht-vaardigd vertrouwen, actieve informatieverstrek-k i n g, interne informatieverstrek-klachtenbehandeling en correcte beje-gening.
Er moet in het verslag een onderscheid gemaakt worden tussen de opmerkingen die betrekking hebben op de concrete zaak, en de opmerkingen die gelden voor meerdere zaken en die dus opmer-kingen ten gronde zijn bij de procedure van het de-creet.
Opmerkingen ten gronde zijn : de niet altijd correc-te wijze waarop evaluatiegesprekken verlopen tus-sen kandidaat-adoptanten en de evaluatieteams, d e onvoldoende wijze waarop de weigering van de be-ginseltoestemming in het evaluatierapport wordt g e m o t i v e e r d , het totaal afwezig zijn van objectieve beoordelingscriteria voor de evaluatie van de kan-d i kan-d a a t-akan-doptanten waarkan-door een verweer zo goekan-d als onmogelijk wordt, het gebrek aan informatie ten aanzien van kandidaat-a d o p t a n t e n , de afwezig-heid van controle op de besluitvorming (er wordt enkel controle uitgeoefend op de methodologie die evaluatiecentra gebruiken).
Bij de opmerkingen die enkel in relatie staan met die ene concrete zaak is de belangrijkste: de pro-blematische relatie tussen kandidaat-a d o p t a n t e n en het evaluatieteam enerzijds en de klachtenma-nager van Kind en Gezin anderzijds.
Gelet op de fundamentele opmerkingen die de Vlaamse Ombudsdienst maakte met betrekking tot de procedure, vernam ik graag van de minister het volgende.
1. Hoe reageert de minister op het verslag van de Vlaamse Ombudsdienst naar aanleiding van een klacht omtrent een interlandelijke adoptie ? 2. Welk gevolg geeft de minister aan dit verslag ? 3. Hoe wordt het ernstig geschade vertrouwen van
de klagers in de Vlaamse overheid hersteld ?
Antwoord
1. Op het verslag van de Vlaamse Ombudsdienst naar aanleiding van de behandeling van een klacht over de interlandelijke adoptieprocedure heb ik tweeledig gereageerd.
Enerzijds heb ik ervoor geopteerd de beleidslijn aan te houden die ik in het concrete en indivi-duele dossier van de klagers altijd heb gevolgd. Omdat ik als minister niet kan tussenkomen in individuele dossiers die worden behandeld en opgevolgd door daartoe bevoegde instanties, i n de voorliggende kwestie respectievelijk de er-kende gezinsevaluatiedienst en Kind en Gezin, kan ik terzake geen concrete acties onderne-m e n . Daarnaast heb ik onderne-mij, als beleidsverant-woordelijke voor het bevoegdheidsdomein a d o p t i e, ertoe geëngageerd de vigerende proce-dure verder structureel te heroriënteren.
2. In deze context verwijs ik naar een aantal opties die ik al heb gerealiseerd ten gevolge van de re-sultaten van de gebruikersbevraging en de doorlichting van de adoptiediensten die ik heb laten houden.
Uiteraard zal ik de opmerkingen van het rap-port van de Ombudsdienst voor ogen houden wanneer in de beleidsdiscussie rond interlande-lijke adoptie verder vorm wordt gegeven aan nieuwe decretale bepalingen.
3. Wat het individuele dossier van de klagers be-t r e f be-t , gaf ik al aan geen concrebe-te acbe-ties be-te kun-nen ondernemen.