Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6:
Imperialisme
Samenvatting door een scholier 2e klas havo/vwo
1043 woorden 5 jaar geleden
6,7
36 keer beoordeeld
Vak Geschiedenis
Methode Memo
1 Europa verovert de wereld
1815 : leiders van de Europese staten kwamen samen in Wenen om te overleggen over de toekomst nadat Napoleon was verslagen.
Om te zorgen dat Frankrijk niet weer zo’n machtig rijk zou worden besloten de leiders dat er aam de noodgrens van Frankrijk een sterkte staat moest komen.
Nederland, België en Luxemburg -> Koninkrijk der Nederlanden.
Belgen grote moeite met koning Willem I aan de macht.
Verschillen tussen het noorden (Nederland) en het zuiden (België) was vanaf het begin al groot. Leidden tot Belgische opstanden.
Verschillen;
Geloof
Noorden: Protestant Zuiden: Katholiek
Koning liet priesters opleidingen onder staatstoezicht stellen
Talen
Noorden: Nederlands Zuiden: Frans
Economische belangen
Zuiden: geïndustrialiseerd, minder handel gericht als Noorden
Belgen waren bang dat Nederland economisch blok aan hun been zou worden -> welvaart afnemen
Politiek
België: iedereen liberalisme, meer stemmen gewonnen dan in Nederland 1830: België in opstand
Koning Willem I zond meteen leger om opstand te beëindigen Belgen: sterker -> verklaarden zich onafhankelijk
Tiendaagse veldtocht (1831) versloegen de Belgen de Nederlanden Leopold van Saksen nieuwe Belgische koning
Koning Willem I erkende België in 1839
19e eeuw: groeiend gevoel van nationalisme in heel Europa
Jan Schaffelaar + Willem van Oranje + nieuwe helden zoals van Speyk: belangrijke rol in vaderlandse geschiedenis Overheid: propagenda om nationale gevoelens op te wekken
2e helft 19e eeuw: Nederland niet echt eenheidsstaat
2 Oorzaken van het imperialisme
1959: onderzoeker Darwin publiceerde zijn boek oorsprong der soorten.
Europeanen gebruikten deze theorie om uit te leggen waarom het ene ras beter was dan het andere ras.
Idee van Darwin gebruikt door Nationalisten (waren erg patriottisch).
Volk:
Een groep mensen met een gemeenschappelijke cultuur, taal, geschiedenis.
Natievorming:
Het ontstaan van nieuwe landen waarin volk leeft.
Tot 1871: Duitsers verspreid over een groot aantal vorst dommen.
Een van koninkrijkjes: Pruisen
Staat regeerde koning Wilhem en kanselier Bismarck.
Bismarck was een conservatieve grootgrondbezitter die de macht van Pruisen wilde vergroten.
3 oorlogen te voeren:
Denemarken Oostenrijk
Frankrijk (1870-1871)
Grondbezit Pruisen groeide
Garibalai 1867: bevrijding van heel Italië of de dood
Italië begin 19e eeuw: geen eenheid, maar vorstdommen en pauselijke staten.
Italiaan Mazzini richtte in 1831 de vereniging van Jong Italië op, probeerden Italianen tot een Revolutie aan te zetten -> mislukte.
Koning Victor Emanuel II van Sardinie, Piemonte, Cavour zorgden dat Italië een eenheidsstaat werd.
3 De verovering van Azië
Portugezen, Engelsen, Fransen, Nederlanders: in 16e eeuw: naar Azië gekomen voor handelsposten aan de kust + dreven handel in specerijen; koffie, thee, katoen. Bevolking in binnenlanden: weinig contact met Europeanen.
Java (Indonesisch eiland): grotendeels in handen van VOC.
1799: VOC ging failliet, bezittingen: overgenomen door regering. Eilanden in Indonesische archipel gingen
Nederlands-Indië heten (deel van Koninkrijk der Nederlanden) -> bestuurd door gouverneur-generaal, werd geholpen door Nederlandse ambtenaren.
Bestuur van Nederland: bemoeide zich sterk met economie -> Indonesische boeren: verplicht producten produceren als koffie, tabak, suiker voor Nederland. -> groot succes.
1850-1860: 32% van totale verdiensten van Nederland uit Nederlands-Indië.
Spoorwegennet: voor een deel aangelegd met geld van kolonie.
Minder positieve kanten:
Door verplichte levering van producten aan Nederland leed bevolking van Nederlands-Indië honger.
Ondernemers kregen in Nederlands-Indië weinig kans.
1870: Agrarische wet aangenomen; ondernemers mochten voortaan ongebruikte grond van regering pachten of rijstvelden van boeren huren -> begonnen plantages, mijnen, fabrieken.
Nederlandse fabrikanten: veel belangstelling voor rubber, tin, aardolie -> eindproducten van Nederlandse Industrie:
verkocht aan Indische bevolking.
Brits-Indië:
Britse kolonie in Zuid-Azië, bestaande uit huidige landen India, Pakistan, Bangladesh, Myanmar (Birma), Sri Lanka (Ceylon).
1858: Britse regering nam India over van Engelse Oost-Indische Compagnie (soort VOC).
Britten: vooral interesse in katoen, jute, thee, indigo (soort blauwe kleurstof).
Frans-Indochina: (1887)
Franse kolonie in Zuidoost-Azië, bestaande uit huidige landen Vietnam, Laos, Cambodja.
Belangrijkste exportproducten: rubber, rijst.
Spoorwegen, wegen, havens, plantages aangelegd met geld en arbeidskracht van inheemse bevolking.
4 De verovering van Afrika
17e + 18e eeuw: uitgebreid handelsnetwerk Europa – Azië.
Strategische punten in Azië stichtten Europeanen handelsposten. Europese staten niet uit op politieke overheersing.
Houding Europeanen veranderde in 19e eeuw: overgang van kolonialisme naar imperialisme.
Imperialisme:
Het streven naar steden om een grootrijk te creëren.
Afrika + Azië: Europese koloniën.
Europeanen: grote verschillen voor imperialisme.
Economische motieven door industriële vraag naar grondstoffen (uit koloniën) Kolonie: Internationaal aanzien gaf status.
Cultureel van aard -> Europeanen geloofden dar zij qua ras, cultuur, godsdienst, techniek superieur waren, In Azië: vooral Engelsen, Fransen, Nederlanders die probeerden te koloniseren -> veel gebieden in beheer Groot- Brittannië.
Veel gebieden namen de Engelsen het bestuur over, dwongen inheemse elite tot samenwerking. Gevolg: ontstaan Indiaans-Britse elite.
17e + 18e eeuw: Nederlanders stichtten handelsposten in Indonesië.
Invloed Nederlanders op bestuur bleef beperkt -> veranderde in 19e eeuw: wingewest.
1830: cultuurstelsel ingevoerd, inheemse boeren 1/5 deel grond exportproducten verbouwen.
1860: Max Havenlaar in Multatuli.
Eind 19e eeuw: overheid probeerde heel Indonesië onder Nederlands bestuur te krijgen.
5 Gevolgen van het Imperialisme
Gevolgen van modern imperialisme voor Europa:
Vijandschap tussen Europese landen nam toe. Evenwicht raakte verstoord doordat landen te veel grondbezit kregen. 1898: bijna oorlog tussen Frankrijk en Engeland over bezit van Sudan. Frankrijk wilde vanuit West-Afrika uitbreiden naar oosten, Engeland vanuit Egypte naar zuiden.
Invoer goedkope grondstoffen en uitvoer van eindproducten: gunstig voor Europese Industrie. Toch waren weinig koloniën winstgevend. Kosten aanleg van goede verbindingen, opzet van scholen + medische zorg voor Europese moederland vaak hoger dan inkomsten van kolonie.
Modern imperialisme zorgde voor grotere belangstelling andere gebieden + culturen. Kranten, boeken, tentoonstellingen over
‘vreemde’ volken: succesvol. -> Negatieve kant: veel Europeanen vonden Europese beschaving beter dan andere beschavingen -> Racisme. Mensen werden op grond van ras oneerlijk behandeld, ging soms erg ver: Indiase bediende van Engelse
ambtenaar.
Gevolgen van modern imperialisme voor veroverde gebieden:
Economie van koloniën werd afhankelijk van Europa. Veel landbouwgrond: gebruikt voor verbouw van exportproducten als pinda’s, katoen, cacao. Er bleef weinig landbouwgrond over voor eigen voedselproductie -> bevolking leed honger. Europese landen voerden belasting in om het bestuur te betalen. Veel gebieden: geen geldeconomie. Veel mensen verlieten
geboortegrond om aan geld te komen.
Europeanen schakelden bepaalde bevolkingsgroepen in bij bestuur of leger -> gaf veel onrust, veel groepen voelden zich benadeeld. Veel Molukkers namen dienst in Nederlands-Indische leger. 1949: Indonesische onafhankelijkheid.
Politiek gevolg: eigen bestuur verdween. Europeanen bestuurden hun koloniën en de eigen bevolking: nauwelijks inspraak in koloniale bestuur. Grenzen van nieuwe koloniën: soms dwars door oude stamgebieden. Alles kwam in 1 land terecht. Na 2e wereldoorlog: koloniën: onafhankelijk -> soms geweld.
Conferentie van Berlijn:
Bijeenkomst van belangrijkste Europese landen in Berlijn (1884-1885) met als doel speregels op te stellen voor verdeling van Afrika.
Indirect bestuur:
Een manier om een kolonie te besturen door daarbij inlandse vorsten en andere inlandse bestuurders in te schakelen.
Nationalisme:
Grote liefde voor eigen land, volk, cultuur