apart bieb fitnessapparaat jullie koninginnetje misschien monitor parallellogram rechtstreeks jeugdherinnering verrassing voortdurend zeldzaam

(1)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Welk woord zoek ik?

apart – bieb – fitnessapparaat – jullie – koninginnetje – misschien – monitor – parallellogram – rechtstreeks – jeugdherinnering – verrassing – voortdurend – zeldzaam 1 bibliotheek

2 alleen

3 wij, ____ en zij 4 leider

5 weinig voorkomend 6 eventueel

7 verwondering 8 stopt nooit 9 zonder omwegen 10 een kleine koningin 11 meetkundige figuur 12 om fit te blijven 13 denken aan vroeger

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

Oefening 70

b i e b a p a r t

j u l l i e m o n i t o r

z e l d z a a m m i s s c h i e n

v e r r a s s i n g v o o r t d u r e n d r e c h t s t r e e k s k o n i n g i n n e t j e p a r a l l e l l o g r a m

f i t n e s s a p p a r a a t

j e u g d h e r i n n e r i n g

(2)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik schrijf het juiste woord in de zin.

locomotief – perron – wagons – apart – motor

In het station, op het ___________________, wachten we op de trein. Een enorme _____________________ trekt de wagons. Hoe sterk zou die _______________ moeten zijn?

Er zijn zes ___________________. Er is veel plaats. We zitten elk ______________ op een zetel.

hotelletje – verrassing – dikwijls – onmiddellijk

Ik ben al _____________________ met de trein naar de kust gegaan. Aan zee slapen we in een klein

____________________. Het ontbijt is altijd een prettige ______________________. Als we in Oostende aankomen, gaan we ______________________ naar ons hotel.

interessant – voortdurend – puzzels – e-mails – professor In de bar zit een rare meneer met een baardje. Hij zit

______________________ te lezen. Hij vindt zijn boek blijkbaar ____________________. Soms neemt hij de krant en lost hij _______________ op. Hij lijkt wel een ____________________.

Op zijn computer beantwoordt hij ____________________.

Oefening 70

perron locomotief

motor wagons

apart

dikwijls hotelletje

verrassing

onmiddellijk

voortdurend interessant

puzzels professor

e-mails

(3)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Welk woord zoek ik?

modern – totaal – bijvoorbeeld – zebra – interessant – eb – allergie – voorraad – goochelen – trainer – robot – tomaat – ogenblikkelijk – hotel – loket – lokaal

1 gestreept paard 2 machine 3 oefenmeester 4 boeiend 5 groente

6 hedendaags 7 nu

8 trucs 9 herberg 10 ticketverkoop 1

2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

Oefening 71

11 som 12 zaaltje 13 overgevoelig 14 vloed 15 bv.

16 volle …kast

z e b r a r o b o t

t r a i n e r

i n t e r e s s a n t t o m a a t

m o d e r n

o g e n b l i k k e l i j k g o o c h e l e n

h o t e l l o k e t t o t a a l l o k a a l

a l l e r g i e

b i j v o o r b e e l d e b

v o o r r a a d

(4)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

tomaten – appartement – lokaal – teams – trainer Na de soep kunnen we kiezen tussen sla en

__________________. Nadien gaan we pingpongen in een ________________. We vormen twee ______________. Een oefenmeester of _______________ hebben we niet. Daarna is het bedtijd. We slapen in een ___________________.

zebra – uniform – misschien – goochelen – programma’s De rare professor verblijft naast ons. ‘__________________

kan hij ___________________ en komt hij gekleed in een

__________________. Gezeten op een ____________ stormt hij hier binnen en ontvoert hij ons.’ Papa lacht: ‘Je kijkt te veel naar griezel__________________.’

bijzondere – herinneren – ogenblikkelijk – bieb – moderne Papa vond de professor een __________________ man. Hij had wellicht de hele _____________ uitgelezen. Hij wist alles van de oude of de _______________ geschiedenis. Hij wist __________________________ te vertellen wie welk boek had geschreven. Hij kon zich alles __________________.

Oefening 71

tomaten

lokaal teams

trainer

appartement Misschien goochelen

uniform

programma’s

zebra

bijzondere moderne bieb

herinneren

ogenblikkelijk

(5)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Welk woord zoek ik? Ik ken de eerste letter.

absoluut – amuseren – apparaat – datum – e-mail – erwt – konijn – monitor – programma – reclame – evalueren – interesse – motor – einde – puzzel – respect – team – nauw – rib – terras

1 d 1 25 maart

2 eerbied 3 belangstelling 4 bericht

5 de haas en het … 6 vermaken

7 leider 8 groente 9 iets aanprijzen 10 toestel

11 raadsel 12 televisie…

13 zeker

14 beentje in de borst 15 buiten zitten op het … 16 gedaan

17 machine 18 toetsen 19 smal 20 ploeg 2 r

3 i 4 e 5 k 6 a 7 m 8 e 9 r 10 a 11 p 12 p 13 a 14 r 15 t 16 e 17 m 18 e 19 n 20 t

Oefening 72

a t u m

e s p e c t

n t e r e s s e - m a i l

o n i j n

m u s e r e n o n i t o r r w t

e c l a m e p p a r a a t u z z e l

r o g r a m m a b s o l u u t

e r r a s i b i n d e o t o r

v a l u e r e n a u w

e a m

(6)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

robot – fotograaf – loket – brutaal – parallellogram Die nacht droomde zus. Ze kocht een ticket aan een

______________ in het station. En daar zat de professor. Hij keek haar _________________ aan. Op de ruit tekende hij de zijden van een ________________________. Het glas viel eruit.

Met zijn ________________arm greep hij haar vast. ‘Help!’, schreeuwde zus, naar een ________________ die

alles fotografeerde.

computer – insect – popcorn – camera – bioscoop – cursor Plots richtte de fotograaf zijn ________________ op de professor.

Die verdween in het scherm van een _____________________.

De _________________ bleef nog even knipperen. De lichten gingen aan. De film was gedaan en zus zat in een _____________________. Maar ze vloog! Oei, ze zat op een groot ________________. Ze vloog van links naar rechts. In haar hand had zus een emmer __________________. Alles vloog in het rond.

Oefening 72

loket

brutaal robot

fotograaf

camera

computer cursor

bioscoop insect

popcorn

parallellogram

(7)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik rangschik de woorden alfabetisch.

club – popcorn – hectare – inspecteur – directeur – score – bioscoop – tractor – actief – secretaresse

_______________________

dweilen – dictee – document – decimeter – dauw – dreigen _______________________

_______________________

dikwijls – directeur – diamant – discussie – diploma – digitaal _______________________

_______________________

Oefening 73

actief bioscoop

club directeur

hectare dauw decimeter

dictee diamant

digitaal dikwijls

inspecteur popcorn

score secretaresse

tractor document

dreigen

dweilen

diploma

directeur

discussie

(8)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik maak een samenstelling die hoort bij het woord.

De woorden in de eerste kolom staan al in de juiste volgorde.

circus sta eind trein cijfer ouder politie pop keel seconde computer reis

clowns __________________________

vakantie _________________________

uitslag ___________________________

wagon __________________________

4832 ____________________________

juf en mama ______________________

agent ___________________________

snoep ___________________________

ziekte ___________________________

horloge _________________________

spel ____________________________

papieren _________________________

locomotief commissaris tent

wijzer caravan game combinatie contact documenten score corn infectie

Oefening 73

circustent stacaravan

eindscore treinlocomotief cijfercombinatie oudercontact politiecommissaris

popcorn

keelinfectie

secondewijzer

computergame

reisdocumenten

(9)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik kleef de woorden aan elkaar.

Ik schrijf de samenstelling op.

eind + conclusie score + bord toets + dictee computer + scherm sport + club

bouw + project zelf + respect

directie + secretaresse school + inspecteur seconde + wijzer actie + plan dans + café

bioscoop + reclame diepvries + producten caravan + terrein ouder + contact

= ___________________________

Oefening 74

eindconclusie scorebord toetsdictee computerscherm

sportclub bouwproject

zelfrespect directiesecretaresse

schoolinspecteur secondewijzer

actieplan danscafé bioscoopreclame diepvriesproducten

caravanterrein

oudercontact

(10)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik zoek woorden met een c. Ik kijk van links naar rechts en van boven naar onder. Ik schrijf de woorden bij oefening 75.

d i r e c t e u r c i j f e r

c a r c o n c l u s i e c e l

c a f é r a t r a c t o r v o

c l u b r a  ^p ^r ^o ^j ^e ^c ^t ^c

s c o c e a a n p r o c e s o

p e c c c e n t c e n t r u m

e n i o t c d e c e m b e r o

c t r n d i p r o f i c i a t

u i k t e r r h e c t a r e i

l m e r c c o m b i n a t i e

a e l o i u d c i t r o e n f

a t u l m s u s e c o n d e o

s e c e e n c o n f l i c t r

c r i r t n t c o n c e r t c

o a f e e c o m p u t e r e e

l c e n r a d v o c a t e n r

a e r s e c r e t a r e s s e

t j e c o n c e n t r e r e n

Met de overgebleven letters vorm ik dit woord:

_______________________________________________

Oefening 74

caravannetje

(11)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik zet de woorden in het meervoud. Het worden woorden met een kattenstukje.

circus grote ___________________________

commissaris strenge _________________________

gevangeniscel kleine ___________________________

strafproces lange ___________________________

Ik zet de woorden in het meervoud. Het worden woorden met een berenstukje.

advocaat twee ____________________________

bioscoop twee ____________________________

tractor grote ___________________________

oceaan diepe ___________________________

Ik feliciteer je. Zij __________________________ mij.

Ik forceer de deur. Wij ______________________ het slot.

speciaal ______________________ ogenblikken centraal ______________________ verwarming Ik concentreer me. Wij __________________________ ons.

Wie controleert dat? Inspecteurs ______________________.

Oefening 75

circussen

commissarissen gevangeniscellen strafprocessen

advocaten bioscopen tractoren oceanen feliciteren forceren speciale centrale

concentreren

controleren

(12)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik schrijf alle woorden met een c uit oefening 74 op.

Ik hoor ‘s’ en schrijf c.

______________________________________________

Ik hoor ‘k’ en schrijf c.

_______________________________________________

Ik hoor ‘k’ en ‘s’, ik schrijf tweemaal c.

_______________________________________________

Oefening 75

directeur

cijfer, cel, oceaan, proces, cent, centrum, december, proficiat, citroen, centimeter, race, cirkel, lucifer, decimeter, forceren

, conclusie, café, tractor, club, project,

hectare, combinatie, seconde, conflict, computer, advocaten, secretaresse, speculaas, cola,

controleren, correct, product, score, locomotief

concert, concentreren, circus

(13)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik schrijf de woorden in de zinnen.

reclame – centrum – seconden – cijfers – popcorn – forceren – caravan – decimaal – actief – computer – concentreren – circus – correct – insecten – directeur 1 We gaan op vakantie met onze _______________________.

2 Er gaan zestig _________________________ in één minuut.

3 Ik ben iemand die altijd bezig of ______________________ is.

4 De film wordt onderbroken door de ____________________.

5 Wil je tijdens de pauze een zakje ______________________?

6 In het getal 3467 staan vier ___________________________.

7 Je moet dat slot niet ________________________________!

8 3,48 is een ____________________________________ getal.

9 Brussel ligt in het __________________________ van het land.

10 Ze geven veel aandacht of ________________________ zich.

11 Clowns treden op in het _____________________________.

12 Is 47 + 5 = 52 _____________________________________?

13 De ____________________ van de school gaat met pensioen.

14 Papa werkt veel aan zijn _______________________________.

15 Muggen zijn vervelende ________________________________.

Oefening 76

caravan seconden

actief reclame popcorn cijfers forceren decimaal centrum

concentreren circus correct directeur

computer

insecten

(14)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik schrijf het meervoud.

een camera een cola een caravan een café een dictee

grote ______________________________

lekkere ____________________________

ruime ______________________________

drukke _____________________________

moeilijke ___________________________

Ik schrijf het verkleinwoord.

een camera een cola een caravan een café een dictee

een klein ___________________________

een lekker __________________________

een gezellig ________________________

een klein ___________________________

een kort ___________________________

Ik schrijf de juiste vorm van het werkwoord.

v.t.

t.t.

v.t.

t.t.

concentreren forceren contacteren inspecteren

Hij ________________ zich niet goed.

De agent ________________ de deur.

Hij ___________________ de ouders.

De agent _______________ het afval.

Oefening 76

camera’s cola’s caravans

cafés dictees cameraatje

colaatje cafeetje dicteetje concentreerde

forceert contacteerde

inspecteert

caravannetje

(15)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik herschrijf het verhaal. Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd.

Papa en de hond – deel 1

Papa stapt met de hond naar buiten. Het stormt en het sneeuwt. Papa kleedt (!)

zich warm aan. Vlug plast de hond hond tegen een boom. Papa pakt een stok en gooit die weg. De hond snuffelt hier en daar en ontdekt de tak. Hij blaft en pakt de stok tussen de tanden. Papa fluit en de hond gehoorzaamt. Konijnen vluchten (!) voor zijn hond.

De hond schudt (!) zich eens goed uit. Het wordt tijd om verder te gaan.

Papa ________________ met de hond naar buiten. Het _______________ en het ________________. Papa

________________ zich warm _____. Vlug ________________

de hond tegen een boom. Papa _______________ een stok en _______________ die weg. De hond _________________ hier en daar en ________________ de tak. Hij ________________

en _______________ de stok tussen de tanden. Papa

_______________ en de hond __________________________.

Konijnen __________________ voor zijn hond. De hond ________________ zich eens goed ______. Het ________________ tijd om verder te gaan.

Oefening 77

stapte stormde

kleedde plaste

pakte

gooide snuffelde

ontdekte blafte

pakte

vluchtten schudde werd

floot gehoorzaamde

aan

uit

sneeuwde

(16)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik schrijf de onderstreepte woorden in het meervoud en maak er een samenstelling van.

Ik schrijf de zin in de verleden tijd.

houden – aap + streek

Hij ____________ eindelijk op met die __________________.

bereiden – pad + stoel

Mama _______________ _______________________.

struikelen – vallen – banaan + schil

De oude man _______________ en hij ______________ over de _________________________________.

corrigeren – komma + getal

Ik ______________ de optelling met _____________________.

snoeien – peer + boom

Opa __________________ de _______________________.

schaap + wolk – drijven

______________________ ________________ voor de zon.

weven – spin + web

Spinnen _______________ hun ______________________.

Oefening 77

hield apenstreken

bereidde paddenstoelen struikelde

snoeide perenbomen

Schapenwolken dreven

weefden spinnenwebben corrigeerde

bananenschillen viel

kommagetallen

(17)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik herschrijf het verhaal. Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd.

Papa en de hond – deel 2

Een eenzaam pad leidt (!) hen naar een wijk. Papa marcheert door een lange

straat en stopt bij de bakker. Daar koopt hij koffiekoeken. Hij keert terug naar huis. Mama zit al aan de ontbijttafel. Papa heeft honger. Mama verrast hem met een lekker ontbijt. Papa feliciteert haar met haar verjaardag. Wij smullen van de

koffiekoeken. Oei! De hond blaft. Die wacht (!) natuurlijk op zijn potje. Ik geef het aan de hond. En zo wordt het een gezellige vakantiedag.

Een eenzaam pad ______________ hen naar een wijk.

Papa ________________ door een lange straat en

________________ bij de bakker. Daar _________________

hij koffiekoeken. Hij _________________ ________ naar huis.

Mama _________ al aan de ontbijttafel. Papa _____________

honger. Mama _________________ hem met een lekker ontbijt. Papa ___________________________ haar met haar verjaardag. Wij ________________ van de koffiekoeken. Oei!

De hond _______________. Die _______________ natuurlijk op zijn potje. Ik _________________ het aan de hond. En zo _________________ het een gezellige vakantiedag.

Oefening 78

leidde

terug marcheerde

stopte kocht

keerde

smulden

blafte wachtte werd gaf

zat had

verraste

feliciteerde

(18)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik schrijf de onderstreepte woorden in het meervoud en maak er een samenstelling van.

Ik schrijf de zin in de juiste tijd.

v.t. haasten – pan + koek + restaurant We ____________________ ons naar het

____________________________________________________.

t.t. onderhouden – brand + blus + apparaat Een technieker ______________________ de

_____________________________________________.

v.t. starten – computer + les

Gisteren ________________ de _________________________.

t.t. begeleiden – politie + commissaris De gids _______________________ de

____________________________________________________.

v.t. portret + fotograaf – vergroten

De _______________________ _____________________ foto’s.

t.t. bewonderen – natuur + landschap

Hij ___________________ de ____________________________.

Oefening 78

haastten

pannenkoekenrestaurant

brandblusapparaten

politiecommissarissen portretfotografen bewondert

onderhoudt

startten computerlessen begeleidt

vergrootten

natuurlandschappen

(19)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik onderstreep het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal.

1 Ik ben jarig op 7 december.

2 Ik heb feest gevierd met familie en vrienden.

3 Op zaterdag heb ik mijn meter en peter uitgenodigd.

4 We hebben taart gegeten en geschenkjes opengemaakt.

5 Op zondag heb ik mijn klasgenootjes gevraagd om te gaan zwemmen.

6 Lies kon niet komen.

7 Ze was ziek.

8 ’s Avonds heb ik gevraagd aan papa om frietjes te eten.

Ik schrijf de werkwoorden die geen persoonsvorm zijn.

_______________________________________________

Oefening 79

gevierd, uitgenodigd,

gegeten, opengemaakt, gevraagd, gaan,

zwemmen, komen, gevraagd, eten

(20)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik vul de werkwoorden in die geen persoonsvorm zijn.

Ik denk goed na!

Sindbad de zeeman – deel 13

‘In mijn laatste reis waren we pas (vertrekken) _______________

toen we werden (aanvallen) ________________________ door piraten. We werden gevangen (nemen) ____________________

en (verkopen)____________________. De koopman heeft me toen naar een bos (brengen) ____________________. Ik werd (verplichten) ____________________

om in een hoge boom te klimmen. ‘Zorg dat je tegen morgen een olifant hebt

(schieten) ____________________’, zei de baas. De volgende morgen heb ik een olifant (doden) ____________________.

Het was de olifant of ikzelf. Plots kwam een kolossaal dier

(aanlopen) ________________________. Ik ben vlug in een boom (klimmen) _______________________. Maar de olifant heeft die hele boom met één ruk van zijn slurf (uittrekken)

________________________. Ik ben op de grond (vallen)

_______________________. Door de val was ik (verdoven)

____________________. Wat er daarna is (gebeuren)

____________________, weet ik niet meer.’

Oefening 79

vertrokken aangevallen

genomen verkocht

gebracht verplicht

geschoten gedood aangelopen

geklommen uitgetrokken

gevallen verdoofd

gebeurd

(21)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik schrijf de ‘ik heb’- of ‘ik ben’-vorm van de werkwoorden.

Werkwoorden met klankverandering vinden

verzenden hebben bezoeken klimmen kijken denken

Ik heb de schat _________________________.

Heb jij die brief _________________________?

Wat heb ik pijn _________________________.

Heb jij oma al __________________________?

Hij is tot boven op de berg ________________.

Heb jij wel goed ________________________?

Ik heb het nog _________________________.

Werkwoorden zonder klankverandering haasten

oefenen koken vertellen verhuizen verrassen

Mama heeft zich erg ____________________.

Heb je genoeg _________________________?

Papa heeft vandaag ____________________.

Opa heeft al veel _______________________.

Mijn vriend is __________________________.

Ik ben blij _____________________________.

Oefening 80

d of t? Ik luister naar de wij-vorm (v.t.).

ik heb gespeeld  wij speelden

gevonden

gehaast verzonden

gehad bezocht

geklommen gekeken

gedacht

geoefend

gekookt

verteld

verhuisd

verrast

(22)

abc abc

5

^{KIJKER 6}

Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Soms schrijf ik de ‘ik heb’- of ‘ik ben’-vorm van de werkwoorden.

Sindbad de zeeman – deel 14

‘Ik (liggen)_____________ op de rug van een kolossale olifant.

Ik (worden) _____________ heen en weer

(slingeren)____________________. Plots (zijn)____________ de troep ergens (stoppen) ____________________. De grote olifant

(hebben) _____________ me op de grond

(werpen) ____________________. ‘Het (zijn) ___________ met me (doen) ____________________’, (denken) ______________

ik toen. Maar de olifanten (zijn) ____________________ plots

(verdwijnen) ___________________.

Ik (zien) _______________ een enorme berg slagtanden van gestorven dieren. Ik (denken) _____________ : ‘Dat lijkt op een kerkhof.’ Ik (zijn) ____________________ toen diep bedroefd voor het doden van het dier. En zo (eindigen)

_________________ mijn laatste reis. Na maanden reizen

(komen) ____________________ ik terug thuis.’ Met rode oortjes (hebben) __________________ we uren (luisteren)

______________________. We zijn nog dikwijls

(terugkeren) ________________________. Maar later is Sindbad (sterven) ____________________.