• No results found

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803 · dbnl"

Copied!
1440
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaargang 1803

bron

Vaderlandsche Letteroefeningen. A. van der Kroe en G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. Yntema en Comp., Amsterdam 1802

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_vad003180301_01/colofon.htm

© 2009 dbnl

(2)

Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.

Verdeediging van den Geopenbaarden Godsdienst, tegen deszelfs hedendaagsche Bestryders, door J.H. Regenbogen, Dr. in de H.

Godg. en Prof. in de Kerk. Gesch. en Uitlegk. des Bybels, aan 's Lands Hooge School te Franeker. Iste Deel. Te Amsterdam, by J.

Allart, 1802. In gr. 8vo. 393 bl.

De algemeene titel, aan het hoofd dezes Werks geplaatst, laat het moeielyk raaden, welke en hoedanige hedendaagsche Bestryders van den Geopenbaarden Godsdienst de HoogleeraarREGENBOGENop het oog heeft, en wat hy bepaaldlyk tegen hun wil verdedigen. Ook heeft de Schryver niet goedgevonden, zynen Leezeren iets van het plan, welk hy zich voorgesteld heeft, of van de meerdere of mindere uitvoerigheid, waarmede hy hetzelve denkt te behandelen, in eene Voorrede of Voorbericht, mede te deelen. Uit de voorafgaandeInleiding worden wy ontwaar, dat hy zich in 't byzonder zal toeleggen, om de gronden, waarop de Geopenbaarde Godsdienst rust, tegen eenige nieuwerwetsche vooronderstellingen van sommige Duitsche Godgeleerden te verdedigen. Volgends dezen, blyft 'er voor ons in den Bybel niets over, dan de Godsdienst der Rede, niets, dan 't geen de Natuur leert van God, van de Deugd, en van de Onsterflykheid. Al het overige moet, als een thans onnut aanhangzel, als een verouderd kleed, weggeworpen worden. Geen eene, onmiddelyke of

wonderdaadige werking der Godheid kan aangenomen worden. 't Geen zich Jooden en Christenen, tot hiertoe, verbeeld hebben van hemelsch onderwys eener eigentlyk gezegde Goddelyke Openbaaring, is niets anders geweest, dan een zoete droom, uit welken men eindelyk moet ontwaaken. De stem der Natuur alleen, die over den gantschen aardbodem gehoord wordt, verdient onze op-

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(3)

merking. De Bybel moet wederkeeren tot de classe van menschelyke schriften, en kan haare waarde alleen, als een boek der gryze oudheid, behouden. Men slaat onderscheiden wegen in, om dit aanneemelyk te maaken. De een zoekt al het buitengewoone, en bovennatuurlyke, uit den Bybel weg te redeneeren door eene nieuwe uitlegkunde, herschept de geschiedenis in een fabel, of leerzaame parabel, en verdringt daardoor de Godsdienstleer uit den Bybel. Een ander neemt de hoogere Critiek of Oordeelkunde te hulp. Een derde laat den Schryver Volksvertelzels, en fabelachtige overleveringen, in zyne geschiedverhaalen invlechten. Een ander weder ontdekt, in de Bybelschriften, zoo veel byvoegzelen van laatere, geheel onbekende handen, dat 'er weinig overblyve van den Schryver. En, daar de Critiek en

Uitlegkunde te kort schiet, moet de Wysbegeerte toespringen. De Bybelsche Zedeleer blyft niet onaangeroerd, terwyl men ze alleen, als eene zedeleer voor kinderen en ongeoefenden, doet voorkomen. Zulke en dergelyke gevoelens schynt de

Hoogleeraar voornaamelyk te zullen te keer gaan. En hy doet zekerlyk daarmede aan hun, die, door de schriften vanEICHHORN,ZIEGLER,ECKERMAN,GABLER,PAULUS,

HERDER, en anderen, min of meer aan het wankelen geraakt zyn, geen geringen dienst. Men vindt hier de oude Leer, betreffende het Goddelyk gezag en

gemeennuttig gebruik des Bybels, waaromtrent onder de Christenen nimmer te voren, van de opkomst van het Christendom af tot op onze tyden, eenige twyfeling geweest is, tegen verscheidene nieuwe en vreemde bedenkingen van eenige hedendaagsche Schryvers, verdedigd en bevestigd.

De verhandelde onderwerpen, in dit Deel, voornaamelyk ingericht tot wederlegging van een geschrift vanECKERMAN, overde geschiedverhaalen der Wonderwerken van Jesus en de Apostelen, zyn de volgende: 1. Eenige aanmerkingen over de Openbaaring, en de bewyzen voor dezelve. 2. De echtheid van de geschiedverhaalen der Wonderwerken van Jesus gestaafd. 3. Over het stilzwygen van Paulus,

aangaande de Euangelien. 4. Verder betoog van de echtheid der verhaalen van de Wonderen van Jesus. 5. Betoog, uit Jesus redevoeringen en gesprekken. 6.

Byzonder betoog, met opzicht tot de hoofdgebeurtenis des N. Test., de Op-

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(4)

standing van Jesus. 7. De echtheid der Wondergeschiedenis van Jesus, uit het gezag, 't welk Hy zich aanmaatigt, en uit het getuigenis der Jooden. 8. De echtheid van eenige verhaalen van Wonderen verdedigd. 9. De echtheid van de Euangelische Wondergeschiedenis, uit de natuur en omstandigheden der verhaalen, beweezen.

10. Eenige vooronderstellingen tegen de Wonderwerken van Jesus getoetst. 11.

De vooronderstelling van laatere byvoegzels, met betrekking tot de Handelingen der Apostelen, getoetst.

De HoogleeraarREGENBOGENtoont, ook in dit Werk, zyn stuk volkomen meester te weezen. Zonder, door den hoogen toon, welken eenige hedendaagsche

Hervormers van het Godgeleerd stelzel der meeste Protestanten voeren, of, door de vertooning van geleerdheid en schranderheid, met welke zy hunne denkbeelden te berde brengen, zich te laaten verblinden, doet hy streng onderzoek, of de geopperde zwaarigheden en tegenbedenkingen zoo gegrond zyn, als zy schynen, en wederlegt de meesten derzelven door bondige bewyzen en tegenredenen.

Meermaalen wordt de onbeschaamdheid der tegenparty, in het voorgeeven van tastbaare ongerymdheden en van allen grond ontbloote stellingen, en de losheid van derzelver redeneeringen, op de overtuigendste wyze, aangeweezen, en de vastigheid der gronden, waarop het geloof der Christenen aan Goddelyke

openbaaringen rust, tegen ingebragte twyfelingen, met oordeelkundige schranderheid staande gehouden. - 'Er loopt echter wel eens een zwak bewys mede onder. Over 't geheel is ons de schryftoon wat hoog gestemd, en het geveld oordeel over de bedoelingen der genen, wier gevoelens tegengegaan worden, te beslissend voorgekomen. Hier en daar zou van den arbeid van anderen, die, zoo onder ons als voornaamelyk in Duitschland, ook het hunne, tot wederlegging der stoute gissingen van den Kielschen HoogleeraarECKERMANen anderen, bygedraagen hebben, een nuttig gebruik kunnen gemaakt zyn.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(5)

Wysgeerige Samenspraaken, waar in de voornaamste Drogredenen der Stofstelleren, en byzonder van het berugte Werk Het Stelzel der Natuur,ontzenuwd en wederlegt worden. Uit het Fransch vertaald. Te Utrecht en Leyden, by G.T. van Paddenburg en Zoon, en de Wed. M. Cyfveer J.Z. 1802. In gr. 8vo. 326 bl.

DezeWysgeerige Samenspraaken zyn reeds, voor meer dan dertig jaaren, in de Fransche taal, in 't licht verschenen. De Vertaaling derzelven, reeds voor drie jaaren, ten verzoeke, en ten byzonderen gebruike van Vriendschap ondernomen, was niet bestemd voor het Publiek. Maar kundige Vrienden van den Vertaaler oordeelden naderhand, dat dezelve van algemeener nut konde zyn, en, op hunnen aandrang, is zy dan nu ter drukpersse gegeeven.

De hoofdpersoon isDorantes, een jong Officier, die noch Christen, noch ongeloovig zynde, de noodzaakelykheid gevoelt, om party te kiezen. Genoeg in den Godsdienst onderweezen, om 'er de Goddelykheid van te vermoeden, maar te weinig, om deszelfs bestryders den mond te stoppen, was hy nu aan het wankelen geraakt, door zeker voorgewend wonderwerk vanSt. Cosmus, door het gewyde brood, zoo als te Parys algemeen geloofd wierd, bewerkt, en zondert zich af in zyn Kasteel, om over de gevolgen na te denken, die men 'er uit kon trekken. Een Vriend, onder den naam vanAlcimus, een Christen, even zoo kundig als yverig, ontwikkelt hem die gevolgen, beantwoordt zyne zwaarigheden, en maakt indruk. Hiermede liep een vorig Stukjen af, dat twee jaaren vroeger in 't licht verscheen, waarvan 't Werk voorhanden ten vervolge moet dienen. 'Er treedt hier een nieuw persoon te voorschyn, die, door het voordraagen van nieuwe voorwerpen, het tooneel doet veranderen. DeGraaf van Lorville, volkomen ongeloovige, en wel, in schyn, ter goeder trouwe, zynde gebuur van onzen Krygsman, komt by hem de zaak der ongodsdienstigheid bepleiten. Hy spreekt op zulken beslissenden toon, en weet zich, met zoo veel behendigheid, van de armhartigste redeneeringen te bedienen, datDorantes, in 't

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(6)

geheel niet afgericht op de kunstgreepen der ongeloovigen, meer dan ooit in 't naauw geraakt. Hy geeft hiervan, in de eerste Samenspraak, openhartig verslag aan zynen VriendAlcimus, met bygevoegd bericht, dat hy den Graaf uitgenodigd, en ook werkelyk overgehaald had, om heden zyn bezoek te hervatten, en dan wel met Alcimus, over het onderwerp des geschils, in onderhandeling te willen komen. Dit geschiedt. En nu worden de drie volgende gesprekken, voornaamelyk tusschen den Graaf en Alcimus, gewisseld.

De Heeren Wysgeeren, zegt de Schryver, in het Voorbericht, zullen zich over hunnen Advocaat niet te beklaagen hebben. Het zyn hunne denkbeelden, hun stelzel, hunne kunstgreepen, die hy doet gelden.De Graaf noemt zelfs de voornaamste Schryvers, wier magtspreuken en drogredenen hy zich heeft eigen gemaakt. Inzonderheid heeft hy zeer veel op met het schandelykStelzel der Natuur, (Systeme de la Nature) doorgaans, hoewel ten onrechte, aanJEAN BAPTISTE DE MIRABEAU, voormaals bestendigen Secretaris der Fransche Academie, (wel te onderscheiden van anderen van dien zelfden naam, onder welken een by

uitneemendheid is bekend geworden, in de Fransche Omwenteling) toegeschreeven, terwyl het, zoo als de Nederlandsche Uitgeever wel te recht aanmerkt, vry zeker is, datROBINETenDIDEROT'er de waare Autheurs van zyn, die het op naam van den eerstgenoemden, na 's Mans dood, in de waereld gestooten hebben.

Met de ongerymde grondbeginselen en bedriegelyke redeneeringen van dat boek, tracht deGraaf van Lorville alle Godsdiensten des aardbodems, als onzinnig bygeloof, en het allerschadelykst voortbrengsel, of der heerschzucht, in de Souverainen, of der schraapzucht, in de Priesteren, te doen voorkomen, en de Natuur op derzelver puinhoopen te verheffen, en een gebouw te laaten stichten, dat de eeuwen kan verduuren.Alcimus blyft hem niets schuldig. Hy bekent, dat de allerredelykste Godsdienst dikwyls, door ondeugende menschen van allerlei rangen, op de allergruuwzaamste wyze, misbruikt is, als een dekmantel van allerlei

godloosheid, en staat gereedelyk toe, dat veelen, die zich Christenen noemen, een geheel strydig gedrag met den geest en met de vorderingen van het Christendom houden; maar beweert, met allen grond, dat de Christe-

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(7)

lyke Godsdienst, by deszelfs waare belyders, ten allen tyde, bewonderenswaardige vruchten, van een geheel anderen aart, voortgebragt heeft, beroept zich op eene menigte voorbeelden van edelmoedigheid, grootheid van ziel, en belangeloosheid, op zoo veele wonderen van standvastigheid, zachtmoedigheid, nedrigheid, geduld en liefdaadigheid, die men, op alle bladzyden van de Jaarboeken der Kerke, doch nergens in de Schriften der Ongeloovigen, aantreft, en toont, met onwederlegbaare bewyzen, dat de Godverzaaking op eene onbeschaamde tegenspraak van de onbetwistbaarste waarneemingen, en zinnelooze verloochening van de tastbaarste klaarblykelykheden, uitloopt, en dat de verheffing van hetStelzel der Natuur eene aaneenschakeling van ongerymde redekavelingen en lompe tegenstrydigheden in zich bevat. DeGraaf wordt eindelyk, door de kracht der bewyzen, dermaate in de engte gebragt, dat hy begint over te hellen, om wel eene Ziel in den Mensch, en eenen God in 't Heelal, toe te staan. Maar nu breekt hy de onderhandeling plotsling af. Hy begint te vreezen, dat men nu ook al verder zal bewyzen, dat het geweeten geen vooroordeel is, dat wy vry zyn, dat wy plichten hebben, en dat het Euangelie, Hemel en Hel geene menschelyke uitvindingen zyn. Hy zegt, tot hier toe geen kwellingen gehad te hebben, en dat hy ze ook niet wil hebben, en gaat heen. Hierover houdtAlcimus nu nog eene Samenspraak met Dorantes, die zich zeer verwonderd toont over dit verschynsel, en over de vry algemeene verachting van den Godsdienst, zelfs by de verlichtste lieden, ofschoon rede en belang 'er zoo sterk voor pleiten.

Alcimus brengt verscheidene oorzaaken te berde, die hiertoe samenwerken. Hy meent, dat men die, in eene slechte opvoeding, in het leezen van ongedsdienstige boeken, zonder zich over anderen, die tot verdediging van den Godsdienst ingericht zyn, te bekommeren, en vooral in gebrek aan regtschapenheid, moet zoeken. Het laatste vindt byDorantes, die zich, door het valsch vernuft, en de bedriegelyke voorgeevens van de voornaamste heirvoerders der ongeloovigen, merkelyk had laaten verblinden, eene allerheftigste tegenspraak. Eerst op de laatste bladzyde van het boek, wordt hem, als nu eindelyk door drang van redenen overwonnen, deze bekentenis afgeperst: ‘Welk ook het besluit van den

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(8)

Graaf zyn moge, ik zie zoo veele beweeggronden, om eene party te kiezen, zoo veele, om de zekerste te omhelzen, dat noch de tegenspartelingen en de spotternyen van deLorvilles, noch zelfs de noodzaaklyke opofferingen, verder in staat zullen zyn my te wederhouden. Geheelenal voortaan overgegeeven aan het onderzoek, dat ik zoo verwaarloosd heb, van kundigheden, die in allen opzichte zoo belangryk zyn, zal ik myne misslagen en doolingen trachten uit te wisschen, of althans te verminderen, door my wel in te dringen in de leerstellingen, welker kennis van zoo weezenlyk belang voor my is, en die ik ongelukkiglyk tot hiertoe met zoo veel onverschilligheid en zoo ligtvaardig heb behandeld.’

Zullen wy nu onze gedachten, over dit boek, ronduit zeggen, dan moeten wy oprechtelyk bekennen, dat wy liever gezien hadden, dat men hetzelve aan het Nederlandsch publiek niet had in handen gegeeven. Wy gelooven niet, dat het aantal van lieden, die dit boek noodig hebben, en niet in staat zyn, om het oorspronkelyke Fransche Werk te leezen, onder ons zoo groot is, dat 'er rede genoeg zy, om het zoo algemeen bekend te maaken, en daardoor veelen, die nog weinig of niets van soortgelyke scherpzinnige tegenspraak van den Godsdienst weeten, in gevaar te brengen, om 'er door verleid te worden, en dat te meer, omdat de stoutste verdediger van het ongeloof zyne tegenwerpingen zoo breedspraakig voordraagt, en, in weerwil van de krachtigste tegenredenen, ten einde toe volhoudt, enDorantes zelf, na zoo sterk voor den Godsdienst te hebben hooren pleiten, nog steeds, met den grootsten ernst, blyft tegenspreeken, en zich alleen ten langen laatsten in zoo verre gewonnen geeft, dat hy het besluit neemt, om de zaak nader te onderzoeken. Men kan ook niet ontkennen, datAlcimus hier en daar stellingen te baat neemt, die door zeer veele warme voorstanders van het Christendom even zeer tegengesproken worden, als door de ongeloovigen. Men had ten minsten de beroeping op het onfeilbaar gezag der Kerke, op de kracht van zoogenaamde heilige Reliquien, en op steeds voortduurende Wonderwerken, hier niet in 't spel moeten brengen. Dit ter zyde gesteld, behelzen deze Samen-

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(9)

spraaken een aantal gewigtige bedenkingen, die de onbestaanbaarheid van het Stelzel der Natuur, en de onzinnigheid van het Ongeloof, in het helderste licht plaatzen.

De Brief van Jakobus van nieuws, met ingevoegde korte

Ophelderingen vertaald, en, door Praktikaale Aanmerkingen in Vertoogen, voor de Huisselyke Gemeenschappelyke Stichting, bearbeid door J. Clarisse, Predikant te Enkhuizen. Te Amsterdam, by J. van der Hey, 1802. In gr. 8vo. 355 bl.

Al wederom iets voor de huisselyke gemeenschappelyke stichting. Tot zoodanig gebruik heeft de Eerw.CLARISSEden voortreffelyken Brief van Jacobus van nieuws vertaald, en, door ingevoegde korte ophelderingen, en praktikaale aanmerkingen, bearbeid. Zoodanige stichtelyke behandeling der Apostolische Brieven, waarmede door deze proeve een begin gemaakt wordt, wil hy ten vervolge laaten dienen, op de voormaals door hem uitgegeeveneGedenkwaardigheden uit het leeven der Apostelen, en voorafgegaane Gedenkwaardigheden uit het leeven van Jesus door

BERGEN. 'Er is echter een aanmerkelyk verschil, in de wyze van bewerking. Men kan, zyns oordeels, het verbandmaatige en te zamenhangende der redeneeringen, in de Apostolische Brieven, volgends die vorige wyze van behandeling, niet wel, zonder geduurige herhaalingen, in het oog doen vallen. Dit heeft hem op het denkbeeld gebragt, om de Apostolische Brieven, immers, by voorraad, eenigen derzelven, in losse, onderling niet te zamenhangendeVertoogen, over aangelegene onderwerpen uit de Godsdienst- en Zedenleer, te behandelen; en wel zoodanig, dat tot deze Vertoogen, meestal een geheelenal zamenhangend gedeelte der Apostolische redeneering, doch ook, nu en dan, eene of andere daaruit gekipte, gewigtige uitspraak, de stof zou leveren.

Volgends dit plan, bevat dit Huisboek, in een-en-dertig Vertoogen, eene

doorloopende Verklaaring van den Brief van Jacobus, met Praktikaale Aanmerkingen.

Men vindt daarin eene weldoordachte vertaaling, en veel lichts verspreidende verklaaring van dezen Brief, en

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(10)

voorts, naar aanleiding van deszelfs leerryken inhoud, eene beknopte behandeling van de gewigtigste plaatzen uit de Christelyke Zedenleer, gepaard met dringende aanspooringen tot werkdaadige godvrucht, en getrouwe naauwgezetheid, in de beoefening van alle byzondere Christenplichten.

Wy hebben dit Boek, met goedkeuring en bewondering, geleezen. Met goedkeuring van den volyvrigen toeleg, om aan de uitbreiding van Godvrucht, Zedelykheid en Gelukzaligheid, onder de menschen, op zulk eene wyze, te arbeiden; en met bewondering van den arbeid, aan dit Werk besteed, waartoe veel meer schranderheid en gezond oordeel, en eene veel ruimere maate van geleerdheid en bybelkennis vereischt wordt, dan menigeen zal vermoeden.

Echter houde het ons de achtingwaardige Schryver ten goede, dat wy eene en andere aanmerking maaken, die wy ons, op grond van 't door hem geschrevene, in het Voorbericht, durven vleien, dat hem niet geheel ongevallig zullen weezen.

Vooreerst is het ons voorgekomen, dat de Eerw.CLARISSEin eens al te veel heeft willen geeven. Dit heeft hem soms vervoerd tot uitweidingen over zaaken, voor welker erinnering en behandeling hy elders geschikter gelegenheid zou gevonden hebben. -Vervolgends meenen wy opgemerkt te hebben, dat verscheidene stukken, die anders regt ter snede zyn te berde gebragt, al te lang uitgerekt zyn. Sommige Vertoogen gelyken meer naar zoogenaamde Toepassingen van eene gehouden Kerkreden, dan naar beknopte aanwyzingen van het leerryke in den Brief van Jacobus, zoo als men ze hier scheen te moeten verwachten. -Eindelyk hebben wy den schryfstyl over 't geheel wat te zeer ineengedrongen, en hier en daar zelfs, door de menigte van saamgevatte denkbeelden, eenigzins vermoeiend gevonden. Een weinig meer losheid, kortere zinnen, en wat meer dienen kan, om, ook by onkundige huisgenooten, de aandacht op te scherpen en gaande te houden, zal vervolgends het nuttig gebruik van soortgelyke Werken, bestemd voor de huisselyke

gemeenschappelyke stichting, die wy van dezelfde bekwaame hand met verlangen te gemoet zien, merkelyk bevorderen.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(11)

Christlyk Tyd-schrift tot opwekking en sterking van den Christlyken zin. Naar het Hoogduitsch van J.L. Ewald. 2de Stuk. Te Utrecht, by de Wed. J. van Terveen en Zoon, 1802. In gr. 8vo. 100 bl.

Niet zoo spoedig, als men eerst schynt voorgehad te hebben, wordt ditChristelyk Tydschrift, van welks doel en inrichting wy, in het voorleden jaar, verslag gedaan hebben(*), voortgezet. De verhandelde onderwerpen, in dit tweede Stuk, zyn van soortgelyken inhoud, als in het voorgaande. Doorgaands heerscht dezelfde

leevendige, by uitneemendheid ernstige, en, zoo als men het noemt, gemoedelyke schryftrant. Zie hier den inhoud van vyf onderscheidene stukjens:De Christen gevormd en gezaligd door liefde. - Het Euangelie, eene nodiging tot het hoogst genot. - Wegbezichtiging, ingericht naar het bevel Jer. VI:16. - Proeve over de gewoone bevestigende woorden van Jesus: VOORWAAR!VOORWAAR!IK ZEGGE U. - Invloed van Jesus getuigenis, aangaande zyn Persoon, op de Zedeleer, door Hem voorgeschreeven, naar Matth. XXVIII:18-20. - Een Werklied voor Christenen maakt het slot uit van dit boekdeeltjen, 't welk wy, omdat het best geschikt is, om geheel overgenomen te worden, onzen Leezeren, tot eene proeve, willen mededeelen.

Op! op! aan 't werk voor uwen Heer!

Voor Hem te werken is uwe eer.

Hy heeft een taak, om af te weeven, Huisvaderlyk, aan ons gegeeven.

En of Hy schoon afwezig zy, Blymoedig, dankend, weeven wy.

CHOOR.

Koom, lustig aan het weeven dan:

Een ieder weeve, wat hy kan.

Valt menig een het werken hard, En weeft hy ook met zweet en smart;

(*) Algem. Vad. Letteroef. 1801, bl. 558.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(12)

Moet iemand by zyn' arbeid zuchten, Geprangd door ongezonde luchten;

Ziet hy geen einde aan zynen taak:

Genade loont den arbeid vaak!

CHOOR.

Al drukt ons eens een zwaaren taak, Genade loont den arbeid vaak.

Beroeps-plicht, ons door God bereid, Geeft aan ons laken duurzaamheid.

Welaan! naar 't plan ons voorgeschreeven, Met liefde-daân het werk doorweeven!

Dit is 't wat onze Meester vraagt, Het werk dat Hem het meest behaagt.

CHOOR.

Wie doet niet gaarn wat Hem behaagt?

Wie geeft niet gaarn wat Hy ons vraagt?

De hand aan 't werk, het oog op Hem!

Tot Hem verheff' zich hart en stem.

Het werk van onze beste daaden Zy steeds versierd met gouden draaden Van smeekgebeên om Godlyk licht.

Die draad ga noit uit ons gezicht.

CHOOR.

Ja 't gantsche laken zy doorsneên Met gouden draaden van gebeên!

En hooren wy de rust-klok slaan, En ziet de Heer ons werk dan aan, En vindt Hy daarin welbehagen,

Straks doet Hy 't door zyn Eng'len draagen Naar 's vaders huis, om onze leên

Te dekken, als met eere-kleên.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(13)

CHOOR.

Zoo volgen onze werken dan, Een ieder weeve, wat hy kan.

Hy weev' tot vreugd van zynen Heere, Hy weeve zich een kleed van eere:

Koom, lustig aan het werken dan:

Een ieder weeve, wat hy kan.

Men had mogelyk beter gedaan, met dit opschrift 'er voor te plaatzen:Een Werklied voor Christen Lakenweevers. Wy kunnen althans niet zeggen, dat wy die allegorische wyze van uitdrukking zeer geschikt vinden, om Godsdienstig gevoel van plicht op te wekken.

Eenvoudige aanwyzing tot den huisselyken Godsdienst. Voor eenvoudigen en mingeoefenden. Te Franeker, by I. Verwey. In 8vo.

88bl.

De ongenoemde Schryver van dit boekjen, mogelyk wel dezelfde, van wiens bekwaame hand wy onlangs een nuttig Leerboek ontvangen hebben, is wel te recht van oordeel, dat de poogingen, tot bevordering van herstel van waare

Godsdienstigheid, die in alle standen geenzins toeneemt, voornaamelyk by lieden uit den geringeren en middelstand dienen beproefd te worden. Voor dezulken heeft hy getracht nuttig te weezen, door deze eenvoudige aanwyzing, tot invoering, of herstelling en hervorming, van den Huisgodsdienst; waarvan hy zich een

aanmerkelyken invloed op den openbaaren Godsdienst, en het geheele gedrag der menschen, ter bevordering van algemeene Volksverbetering, schynt te belooven.

In de eerste Afdeeling handelt hy eerst over de beste inrichting van den

huisselyken Godsdienst, in 't algemeen, namentlyk door met elkanderen te bidden, te zingen en zamen te spreeken, het zy in vereeniging van het geheele huisgezin, het zy by gedeelten van hetzelve. Vervolgends beschouwt hy de onderscheidene gedeelten derzelven in 't byzonder. Hy wil deze huisselyke oefening dagelyks aan vaste tydperken verbonden, en wel liefst in den morgenstond, by gelegenheid van het morgen-ontbyt, verricht hebben, het zy

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(14)

door het geheele huisgezin te gelyk, het geen hy, zoo als oudtyds, zelfs in de aanzienelykste huizen, plaats had, ten sterksten aanpryst, het zy by gedeelten, in zulke huizen, alwaar de dienstboden, in een afzonderlyk vertrek, afgezonderd van het overige huisgezin, hun verblyf hebben. Dit alles tracht hy, met veel schranderheid, als uitvoerlyk voor te stellen, en alle zwaarigheden en tegenbedenkingen, die men 'er tegen kan inbrengen, uit den weg te ruimen. Hy voegt 'er vervolgends nog eenige algemeene aanmerkingen by, die ook wel verdienen overwogen te worden.

Vooral leezenswaardig is de tweede Afdeeling, over het belang en de voordeelen van den huisselyken Godsdienst. - Een mensch, een Kristen is verplicht, zyn gantsche leeven godsdienstig aan te leggen; en daartoe is de beschrevene huisselyke oefening een allergeschiktst hulpmiddel. De Huisgodsdienst is ook van groot aanbelang, omdat men daardoor geduurig, aanhoudend en dagelyks tot het gezegde godsdienstig gedrag wordt opgeleid. Deze Huisgodsdienst bevordert eene geregelde orde in de huisgezinnen, en levert het beste onderlinge genoegen op.

De Huisgodsdienst is nuttig ter bevordering van eene goede opvoeding der kinderen, tot zedelyke beschaving der dienstboden, en derhalven in onze dagen eene weezenlyke behoefte. De Huisgodsdienst pryst zich aan, door het voorbeeld van braave menschen in den Bybel, en in het gemeene leeven. (Abraham, Josua, Lazarus, Martha en Maria, St. Julien, Boerhave en de Groot.) De huisselyke oefening, waare Godsdienstigheid bevorderende, is van een gezegenden invloed voor dit leeven, en onder anderen ook eene gepaste voorbereiding voor de eeuwigheid. - Deze drangredenen meent hy, dat elk tot invoering of herstelling van dezen huisselyken Godsdienstplicht moeten aanspooren. Allen worden met gemoedelyken ernst ontwikkeld, en alles met eene treffende aanmaaning besloten, die wy van harten wenschen, dat overal, waar dezelve maar eenigzins uitvoerlyk is, mag ter harte genomen worden. Dit welgemeend geschrift verdient waarlyk door elk, die Godsdienst en Kristendom bemint, geleezen te worden.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(15)

Kort Begrip der Christelyke Kerkgeschiedenisse, voor Volk en Jeugd; door J.I.F. Schmid, Predikant te Bickelsberg, in het

Hertogdom Wurtemberg. II Deelen. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1302.In gr. 8vo. te zamen 456 bl.

De nuttigheid eener verstandige en oplettende beoefening der Geschiedenis in het algemeen, die men te recht, metCICERO, voor ieder mensch,het licht der waarheid en de leidsvrouw des leevens mag noemen(*), en wel in het byzonder der Kerkelyke Geschiedenis, die voor Geleerden in alle vakken, en wel voornaamelyk voor hun, die zich op de Godgeleerdheid toeleggen, om verschillende redenen hoogst belangryk is; deze overgroote nuttigheid moge te recht tot aanpryzing dienen van elke pooging, om den lust tot deze studie op te wakkeren en te bevorderen. Men had reeds, in onze taal, deze en gene gepaste hulpmiddelen, waarvan men zich, tot dat einde, met veel vrucht kan bedienen; onder welken nog steeds het uitmuntend Werk van den beroemdenMOSHEIMde sterkste aanbeveeling verdient; terwyl de onvermoeideVAN HAMELSVELDook aan eeneAlgemeene Kerkelyke Geschiedenis der Kristenen arbeidt, waarvan reeds ettelyke Deelen voorhanden zyn. Echter oordeelde de geleerdeYPEYde vertaaling van dit Werkjen, van den Magister en PredikantJ.I.F.SCHMID, niet overbodig, als kunnende voegelyk tot eene bekwaame handleiding dienen, om zoodanige grootere Werken met des te meer vrucht te gebruiken. Wy stemmen daarin met den Hoogleeraar samen, en danken hem, benevens den PredikantS.VAN HOEK, die, op aanraaden van zynen Vriend, de moeite der Vertaalinge heeft op zich genomen.

De Geschiedenis wordt, in dit Kort Begrip, verdeeld in vyf Tydvakken. 1. Van de geboorte vanCHRISTUStot aan het einde der Apostolische tyden. 2. Van daar tot op

KONSTANTYNden Grooten. 3. VanKONSTANTYNtot opKARELden Grooten. 4. Van

KARELden Grooten tot opLUTHERenZWINGLIUS. 5. Van de groote Kerkhervor-

(*) Lux veritatis, magistra vitae. De Orat. L. II. 9.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(16)

ming tot op onze tyden. - In ieder van deze Tydvakken worden de voornaamste merkwaardigheden tot onderscheidene hoofdpunten gebragt, en niet zoo zeer in eene doorloopende verhandeling, maar elk afzonderlyk, in den trant vanMOSHEIM, voorgedraagen; en wel in dier voege, zoo als men hetvoor Volk en Jeugd, en dus voor eerstbeginnenden in deze weetenschap, en voor hun, die zich met eene oppervlakkige beschouwing van het voornaamste vergenoegen willen, geschiktst oordeelde: waarom men ook de aanwyzing der bronnen, waaruit deze Geschiedenis dient geschept, en der hulpmiddelen, die, om 'er meer van te weeten, behooren gebruikt te worden, schynt achterwege gelaaten te hebben. Ten dezen aanzien zouden wy nog aan hetKort Begrip der Kerkelyke Historie vanFORMEY, in 't Nederduitsch gevolgd, en met veele byvoegselen vermeerderd doorJ.DE LA FONTAINE, boven dat vanSCHMID, de voorkeur geeven. Dit Werkjen laat zich echter, uit hoofde van deszelfs beknoptheid, duidelykheid, en geleidelyke orde, met genoegen leezen.

Wy onthouden ons van aanmerkingen over deze en gene gebreken en misslagen, die in zoodanig geschrift, over zoo veerlerlei zaaken, ligt insluipen. 't Is vooral moeielyk, in de opgave van Kerkelyke geschilpunten, geheel onpartydig te blyven.

Warme voorstanders vanCALVYNen diens leerbegrip, overde genadige verkiezing, mogen het daarom onzen Schryver ten goede houden, dat hy, in het tweede Deel, bl. 101, het gevoelen van dien Godgeleerde, over hetvolstrekt besluit der verkiezing, zynDROEVIGgevoelen van deWILLEKEURIGEgenadeverkiezing genoemd heeft.

Specimen Historico-Juridicum &c. Dat is: Geschied- en Rechtskundige Proeve, over het Recht der Vrouwen, by de Romeinen, zo in de oude, als in de nieuwere tyden, aan de Utrechtsche Hooge Schoole, tot het bekomen van het

Meesterschap in de beide Rechten, verdeedigd, door G. Dorn.

Seiffen, Praeceptor der Latynsche Schoolen aldaar. Te Utrecht, by O.J. van Paddenburg. In 4to. 54 bl.

In deeze Rechtsgeleerde Proeve vindt men in een kort bestek en in eene zeer geschikte orde alles by

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(17)

elkander verzameld, 't geen tot de Rechten der Romeinsche Vrouwen in verschillende tydperken eenige betrekking heeft. Daar verder de Schryver zyne denkbeelden in een duidelyken styl en zuivere taal heeft weeten voor te stellen, kan zyn werk met nut en genoegen geleezen worden. Tot een staaltje van de zuiverheid der zeden by de oude Romeinen, kunnen wy ons niet onthouden, uit deeze Verhandeling iets mede te deelen: Hoe zeer, namelyk, de Romeinsche Mannen een uitgestrekt recht hadden over hunne Vrouwen, en zelfs eene vernietiging van 't Huwelyk konden eischen, indien dezelve, zonder hun toelaaten, wyn hadden gedronken, bestond echter Rome vyfhonderd jaaren lang, zonder voorbeeld eener Echtscheiding. De eerste, die dit vroeg, wasSP.CARVILIUS RUGA, die zulks echter alleen deed, omdat zyne vrouw onvruchtbaar was: ten welken einde hy, voor de Schatmeesters, moest zweeren, dat hy getrouwd was, uit verlangen naar kinderen. Met dit alles nam 't Romeinsche volk dier tyden hem kwaalyk, dat de begeerte, om kinderen te teelen, by hem zwaarder woog, dan de tot hier toe ongeschonden huwelykstrouw.

Handleiding tot de kennis en het gebruik der Hemel- en

Aard-globen, bevattende tevens de beschryving van de constructie en het gebruik van eene geheel nieuwe Aardglobe, welke in zich het gebruik der Hemel- en Aard-globen vereenigt; door Cornelis Covens.Met Plaaten. Te Amsterdam, by Mortier, Covens en Zoon, 1802.In gr. 8vo. 476 bl.

Zo ras de HeerCOVENSbezitter was geworden van de beroemde Globenmaakery vanL.VALK, was by al ras bedagt, om dezelve met de nieuwere ontdekkingen, welke in de laatste jaaren in de Sterre- en Aardrykskunde gedaan zyn, te verryken, en de nieuwe Constructie van den HeerADAMSdaar op toe te passen. Teffens

overweegende, hoe aanmerkelyk de Aardrykskunde, door de ontdekkingen der laatste Engelsche en Fransche Reizigers, is verbeterd, begreep hy, dat het noodig was, eene geheel nieuwe Aardglobe te vervaardigen, op welke alle de nieuw ontdekte Landen en Eilanden geplaatst zouden kunnen worden. Hiertoe

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(18)

was een middellyn van twaalf duimen, de gewoone maat der Globen vanValk, voldoende: terwyl de Uitgeever zich vleit, zo in de gravure, als in de naauwkeurigheid der plaatzing van alles, eene zo groote netheid en naauwkeurigheid aan zyn werk te hebben gegeeven, dat zyne nieuwe Aardglobe met de beste der nieuwst uitgedagte, in andere Landen, veilig zal kunnen naar den prys dingen.

De Globen vanValk werden voorheen altoos in het Latyn vervaardigd; dan daar by de Liefhebbers der Aardrykskunde, onder onze Natie, het Fransch, in 't algemeen, meer in gebruik is, dan wel het Latyn, zo heeft de maaker der nieuwe Globen de Fransche taale, voor zyne Globe, verkoozen; welke hy ook, in den smaak der tegenwoordige tyden, voor de Buitenlanders aangenaamer en geschikter oordeelt.

De eerste Middaglyn deezer Aardglobe loopt over het Canarische EilandFerro, twintig graaden ten Westen van 'tObservatorium van Parys. Voorts zyn de

Middaglynen, van vyf tot vyf graaden, op deeze Globe getrokken, en daarenboven ook de Middaglyn van Amsterdam, van welke de telling der Lengte in tyd een aanvang neemt, op dezelve aangetekend, 't geen voor onze Landgenooten van veel gemak is.

De Hemelgloben vanValk waren voorheen steeds van eene betere gesteldheid dan de Aardgloben, dewyl alle de oude bekende Sterrebeelden, met de grootste naauwkeurigheid, op dezelve waren getekend. In onze nieuwe Hemelglobe viel dus weinig te veranderen, behalven het invullen der nieuwe Sterrebeelden op hunne plaatzen, benevens de Sterren, die daaraan ontbraken. Teffens wierden de Grieksche letters, door welke de Sterren worden aangeduid, op de Globe gegraveerd, om dezelve dus in dien staat te brengen, welken de vorderingen der hedendaagsche Sterrekunde vereischen. Daar nu deeze beide Globen op de maat van twaalf duimen middellyn gemaakt zyn, zo kunnen de bezitters der oude Globen vanValk dezelve, voor een maatigen prys, doen overplakken.

Na deeze aanmerkelyke verbetering der Globe, kwam vooral de Constructie derzelve in aanmerking. Die vanAdams was voorzeker tot hiertoe de best voldoende;

doch de HeerCOVENS, overweegende, dat ook in deeze de waare beweeging der Aarde niet wordt aangetoond,

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(19)

vond dienstig te beproeven, of het niet mogelyk ware, aan de Aardglobe zodanig eene inrichting te geeven, dat men op dezelve alle voorstellen zou kunnen oplossen, niet zodanig als zy schynen, maar zo als zy wezenlyk zyn, en of men dan ook niet teffens de Hemelen Aard-globe in één werktuig met elkander zou kunnen vereenigen.

De uitvinder van dit stuk slaagde eerlang naar genoegen, en had het vermaak, dat zyn werk, door verscheidene kundige lieden in de Sterrekunde, volkomen wierd goedgekeurd. Hy gaf vervolgens eenig bericht, aangaande deeze nieuwe vinding, in eene Voorleezing inFelix Meritis gehouden, en wierd hierdoor verder

aangemoedigd tot het in 't licht geeven van deeze meer uitvoerige Handleiding over het gebruik der Globen. Hierdoor bekwam de Schryver gelegenheid, om het voor- en nadeel der oude en nieuwe Constructie beter te doen kennen, gelyk ook om het gebruik der Globen uit een ander oogpunt te beschouwen, dan doorgaans in de boeken, over deeze stoffen geschreeven, plaats heeft; door steeds het naauw verband, 't geen tusschen de Aardrykskunde en Sterrekunde bestaat, in het oog te houden.

Het geheele Werk is verdeeld in drie Boeken, wier eerste handelt over de Algemeene Voorbereidende Beginzelen: te weeten over de voornaamste eigenschappen der Spheer, en over de belangrykste hoedanigheden van de beweeging der Planeeten. Het tweede Boek bevat de beschryving der Constructie van de Globen en van deSphaera Armillaris, waarin, onder anderen, eene uitvoerige onderrichting wordt gegeeven over deeze nieuwe Constructie, en derzelver vergelyking met de oude. Het derde en laatste Boek handelt over 't gebruik der Globen, en wel in vyf Hoofdstukken: te weeten, 1o. Over de oplossing van een aantal voorstellen door de Aardglobe, volgens de nieuwe Constructie vervaardigd. 2o. Over het gebruik der Hemel- en Aard-globen, naar de Constructie vanAdams. 3o. Over deSphaera Armillaris. 4o. Over de toepassing van de Klootsche Driehoeksmeeting op de Sterrekunde, door 't gebruik der Globen. 5o. Over 't nut der Globen in de Zonnewyzerkunde.

Wanneer men de Globen, met het beste gevolg, zal gebruiken, is het niet voldoende, door dezelve eenige voorstellen te kunnen oplossen; maar men dient daar-

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(20)

door de betrekking te kennen, welke onze Aardkloot heeft tot andere Hemelsche Lichaamen, benevens die der gemelde Lichaamen tot onzen Aardbol. Hierom was het ook noodig, iets te zeggen aangaande den loop der Planeeten, en niet minder, om te handelen over de loopbaan van onzenSatelliet, de Maan; om dan verder zulks op het gebruik der Globen toe te passen, en dus te doen zien, welk voordeel wy uit hunne standen trekken kunnen, ter bevordering der kennis van onze eigen Planeet. In de vyfde Plaat, achter dit Werk gevoegd, vinden wy eene zeer

naauwkeurige afbeelding van ons Zonnestelzel, nog al vry wat verschillende van die, welke dagelyks voorkomen. Want in de eerste plaats vinden wy hier, op haare plaats, de nieuw ontdekte PlaneetHera, tusschen Mars en Jupiter; aangaande welke de Schryver kortelyk het volgende aantekent in de Voorrede, p. IX. ‘Deeze tusschen Mars en Jupiter zich beweegende Planeet, Hera genaamd, staat ongeveer 60 millioenen mylen van de Zon af, en volbrengt haaren loop, om de Zon, in 5 jaaren en 138 dagen, in eene loopbaan, welke ruim 7½ graad op het vlak der Ecliptica helt;

den afstand der Aarde van de Zon dus gelyk tien stellende, is de afstand van Hera van de Zon agt-en-twintig.’ Voorts wordt Saturnus afgebeeld met zeven Maanen, daar men voorheen maar vyf telde. Eindelyk is Uranus op zyne plaats afgebeeld, met zyne, tot hiertoe bekende, zeven Maanen.

Tot meerder gemak, in het gebruik deezer Handleiding, en van de nieuwe Aardglobe zelve, welke, wat haare werking betreft, de Hemel- en Aard-globe als 't ware vereenigt, is achter dit Werk gevoegd eene Tafel der Rechte Opklimming en Declinatie van 600 voornaame Sterren, welke meerendeels te Parys, en dus ook te Amsterdam, te zien zyn. Tot hetzelfde einde is 'er ook achter het Werk een naauwkeurige Alphabetische Bladwyzer der voornaamste zaaken, die in hetzelve behandeld worden, geplaatst. Gerustelyk durven wy dit Werk aanpryzen, als 't beste in zyne zoort dier geene, welke over zodanig eene stoffe hier te lande ooit zyn in het licht gegeeven. Wy hoopen dus, dat de Schryver, door een ruim debiet, zo van deeze Handleiding, als van de nieuwe Globen zelve, zyne moeite rykelyk beloond moge zien.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(21)

Verhandelingen en Waarneemingen, ter bevordering der Genees-, Heel-, Verlos- en Scheikunde. Iste Deel 3de Stuk. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1802.In gr. 8vo. 150 bl.

Dit Stuk deezer Verhandelingen en Waarneemingen, tot bevordering der

Geneeskunde, en der daarmede zo naauw verknogte Weetenschappen, bevat de volgende gewigtige stukken: SACHSE, ontvouwing en beoordeeling van de gevoelens onzer Hedendaagsche Geneeskundigen, over het tanden krygen der Kinderen.

HEFFELLE, geneezing der Huidziekten, alleen door uitwendige middelen. SUERSEN, voordeeligste bereiding van het Phosphor-zuur. JAHN, over eene langduurige onthouding van allerlei voedzel. J.GRUNER, geregtelyke verklaaring der bedriegery van het Osnabrugsch Wondermeisje. Inrichtingen, ter bevordering der Verloskunde, te Weenen. M.DINGEMANS, over het nut van hetAcidum Phosphoricum. J.ABERNETHY, over deForamina Thebesii in het menschelyk hart. Waarop volgen, eene

Waarneeming van het gemis der Galblaas by een Mensch; eene van een Kind met drie Beenen, en een middel tegen de Kiespyn. - Zeer uitvoerig en oordeelkundig is de Verhandeling van den HeerSACHSE, over de verschillende gevoelens aangaande het tanden krygen; bevattende veele gepaste aanmerkingen, tegen de ongegronde leer vanWICHMANN, en van andere onbezonnen uitventers van nieuwigheden, die ons gaarne zouden willen doen gelooven, dat 'er geene gevaarlyke toevallen door het tanden krygen gebooren worden; hetgeen ligtelyk aanleiding zou kunnen geeven tot de verwaarloozing van het doorsnyden des tandvleeschs, dat dikwyls, tot behoud van het leven der tedere zuigelingen, zo noodzaakelyk is.

Even onbezonnen oordeelen wy de hier medegedeelde Bydrage vanHECKERen

HEFFELLE, strekkende om aan te toonen, dat, zelfs de hardnekkigste huidziekten, alleen door uitwendige middelen kunnen geneezen worden, medegedeeld in 't Chirurgisch Journal van den HeereLODER, en door denzelven met een uitmuntend Byvoegzel vermeerderd; waarvan wy hier een gedeelte, tot waarschuwing, zullen mededeelen. ‘Het is

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(22)

(zegtLODER) door eene menigte van geloofwaardige waarneemingen bekend, dat veelerleije schadelyke gevolgen, vooral veele zoorten van zenuwtoevallen, zich voordeeden, wanneer men een uitslag eensklaps verdreeven had, of eene huidziekte, vooral de zodanige, welke met het loozen van eene vloeistoffe gepaard ging, spoedig had weggenomen. Men zal naauwelyks een Practicus in de Geneeskunde aantreffen, wien niet zodanige gevallen zyn voorgekomen. Meermaalen heb ik doofheid, blindheid, hevige hoofdpyn, beroerte, engborstigheid, waterzugt en dergelyke, na het te spoedig verdryven van hairworm, daauworm en schurft, alsmede na het onvoorzichtig opdroogen van eene oude hebbelyke zweer aan het been, zien ontstaan. Doorgaans kwam men deeze ziekten te boven, zodra men de voorige huidgebreken wederom daargesteld, of ten minsten door afleidende uitwendige middelen, of door konst veroorzaakte zweeren, wederom vergoed had. - Nog altoos zweeft my de gedaante van dien jongman voor oogen, die met eene bloeijende gezondheid op de Universiteit teJena gekomen was, en zich zorgvuldig voor alle buitenspoorigheden der jeugd gehoed had. Hy was met een ryklyk sterk stinkend zweet aan de voeten gekweld: op de onbezonnen raadgeeving van een Geneesheer, steekt hy eenige maalen de voeten in koud water; het zweet verdween; weldra, echter, verviel hy in een hardnekkigen hoest, met kortademigheid vergezeld, welke welhaast in eene waare longeteering overging. Toen hy reeds hierdoor was aangetast, en dagelyks zeer veel etter opbragt, zogt hy hulp by my. Alle aangewende middelen waren vruchteloos; zelfs het weder te voorschyn brengen van het zweet aan de voeten deed geen nut. Hy stierf aan de longeteering. - ’

Het medegedeelde middel, tegen de Kiespyn, bestaat in het zogenoemde Onzelievenheersbeestje (Coccinella septempunctata 't geen tusschen de vingeren gewreeven en dus aan de pynelyke tand wordt aangebragt. Deeze aanpryzing, dunkt ons, heeft veel van het kwakzalverachtige, dewyl 'er niet bepaald wordt, tegen welke zoort van Kiespyn, waarvan zo veele geheel in aard verschillende bestaan, het middel zal moeten dienen. Mogelyk heeft hetzelve iets van het dierlyk

magnetismus, 't welk, hoe belachlyk en ydel in

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(23)

zich zelven, echter, door zyne aanmerkelyke werking op de verbeeldingskragt, en daardoor op het zenuwgestel, dikwyls nog al belangryke geneezingen heeft daargesteld.

Genees- en Natuurkundige Verhandeling van de Hedera Arborea, of Klimop, enz. door W. Folkersma, Stads Med. Doctor te

Leeuwarden. Te Leeuwarden, by C. van Sligh, 1802. In gr. 8vo. 66 bl.

De Schryver van dit Stukje handelt, vry uitvoerig, over de kruid- en geneeskundige eigenschappen der Klimop; en deelt vervolgens een aantal Waarneemingen mede, volgens welke dit middel van zeer veel uitwerking zou geweest zyn, in het geneezen van Bloedspuwingen en andere tegennatuurlyke Bloedontlastingen, gelyk ook in Longeteeringen en in veele andere Borstkwaalen. Zo de kragten, door den Schryver aan dit middel toegeschreeven, insgelyks door proeven van andere Geneesheeren worden bevestigd, zullen wy Z. Ed. veel dankbaarheid, voor zyne ontdekking, verschuldigd zyn.

Reizen door de Staaten van Noord-America, en de Provintien van Opper- en Neder-Canada, in 1795, 1796 en 1797 ondernomen door Isaac Weld Junior,enz. Met Plaaten en Kaarten. IIde Deel. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn, 1802. In gr. 8vo. 425 bl.

Waarin deeze Reis van denIerlandschenWELDzich onderscheidt van de veelvuldige Beschryvingen en Berigten, wegens de Staaten vanNoord-America, hebben wy, het Eerste Deel aankundigende, in 't breede opgegeeven, en mogen onze Leezers daar heenen wyzen(*). Die zelfde geest heerscht in het Tweede Deel, thans

voorhanden.

Met den XXI Brief vangt hetzelve aan; en ontmoeten wy, by den eersten voetstap, welken onze Reiziger inCanada zet, een trek van diens Reizigers weder-

(*) Zie onzeVaderl. Letteroef. voor 1802, bl. 246.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(24)

zin van deAmericaansche Staaten, en zyne meerdere bevredigdheid met het nu ingetreeden Gewest. ‘Naa dat men eerst zoo even, over het MeirChamplain, uit den Vereenigden Staat is aangekomen, wordt men, door eene menigte van voorwerpen, als met geweld herinnerd, dat men in een ander en nieuw Land is. De Britsche Vlag; de Soldaaten op de wagt; de Fransche Inwooners, gindsch en herwaards loopende, met hunne roode mutzen; de kinderen aan de deur komende, om de voorbygaanden te groeten, iets, dat in geen gedeelte van den Vereenigden Staat bekend is; de hegtheid en het zindelyk uitwendig voorkomen der gebouwen;

deCalashes; de Bons Dieux; de groote Roomsch-Catholyke Kerken, en Kapellen;

de Kloosters; de Priesters in hunne rokken; de Nonnen; de Monniken; alles strekt om u te overtuigen, dat gy niet meer in eenig gedeelte van den Vereenigden Staat zyt; daarenboven is de Taal onderscheiden, wordende hetFransch hier algemeen gesprooken.’

Dit alles wordt ondersteund in den volgenden Brief, die de StadMontreal beschryft, en bovendien een lezenswaardig berigt geeft van den Handel in Pelteryen, daar gedreeven; terwyl de schets van de reizen des HeerenKENZIES, over Land na den Stillen Oceaan, met genoegen zal nagegaan worden.

De Reis vanWELDlangs deSt. Lawrence na Quebec, in den XXIII Brief, is vol van gewigtige byzonderheden; treffend en schoon is de beschryving dier Riviere.

Het gezigt daar langs verschilt zeer veel van, en is veel schooner dan dat op de Rivieren van deVereenigde Staaten. Het Onthaal is 'er beter; de Huizen zyn hegter.

‘Zommigen van de laagere Classis vanFransche Canadiers bezitten al de vrolykheid en leevendigheid van het Volk vanFrankryk: zy danzen, zingen, en schynen volstrekt geene zorg te willen kennen. Anderen, daarentegen, hebben, naar het schynt, in hunne Characteristieke trekken, zeer veel van de lompheid, stuurschheid en styfhoofdigheid van het Volk in deVereenigde Staaten. Hoogmoed en Ydelheid zyn egter de hoofdtrekken in hun Character; en indien men deezen slegts weet te vleijen, kan men zeker zyn van alles met hun te kunnen doen wat men wil.’ Bygeloof heerscht 'er in eene hooge maate; onze Reiziger ontmoette 'er een treffend voorbeeld van.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(25)

Breedvoerig is de beschryving der StadQuebec; men vindt dezelve in den XXIV Brief, met aanmerkingen op het inneemen dier Stad door deEngelsche Armée onder den GeneraalWOLFE; alsmede op den aanval van MONTGOMERYenARNOLDop Quebec, geduurende den Americaanschen Oorlog.

De XXV Brief loopt geheel over de tegenwoordige Staatsregeling, het Bestuur, de Wetten en den Godsdienst in de Provintien vanOpper- en Neder-Canada, den In- en Uitvoer, en de Belastingen.

De Grondsgesteldheid en Voortbrengzels vanNeder-Canada de Lugtsgesteldheid aldaar, en de Volksvermaaken, worden in den XXVI Brief beschreeven, Breed is

WELDover den Mast-boom, de Zuiker, welke dezelve oplevert, terwyl men van het sap ook Azyn en zeer goed Tafelbier, en een uitmuntende en aangenaame Liqueur maakt. - ‘De uitersten van hitte en koude inCanada zyn ontzettende; in de maanden July en Augustus ryst de Thermometer, volgens de schaal vanFahrenheit, dikwyls tot 96o, en egter gaat 'er zelden een Winter voorby, dat de Kwik niet zelve bevriest.

Die schielyke verwisselingen van hitte en koude, welke in denVereenigden Staat zo gewoon, en voor de gezondheid zo zeer nadeelig zyn, hebben egter inCanada geen plaats: de jaargetyden zyn 'er meer geregeld.’ De winter-vermaaklykheden in Canada worden zo bevallig beschreeven, dat men wenschen zou 'er eenen door te brengen: was het niet veel te uitvoerig, wy namen dit gedeelte over; wy tekenen alleen dit zonderlinge op: ‘Geen der huislyke Dieren zyn zoo bestand tegen de koude als de Paarden. Geduurende den winter worden alle de huisdieren, het gevogelte zelfs niet uitgezonderd, in een ruim hok byeen gezet, om elkander te verwarmen:

maar, ten einde de onkosten, om zo veel gedierte, den geheelen winter door, te voeden, voor te komen, slagten zy gewoonlyk, zoo ras de vorst begint, zoo veel vee en gevogelte, als zy oordeelen tot den volgenden voortyd noodig te hebben. Deze geslagte Dieren graaven zy in een gat in den grond, en dekken dezelve met een hoop sneeuw; en wanneer zy die noodig hebben, haalen zy ze daar onder van daan.

Op dezelfde wyze bewaaren zy hunne Groenten, en dezen blyven den geheelen winter zeer goed. De markten in de Steden zyn, geduurende dit

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(26)

jaargetyde, altyd het best voorzien, en de eetwaaren het beste koop, wyl de Landlieden als dan niet anders te doen, en een grooten voorraad van vleesch en andere dingen hebbende, die niets lyden door dezelve naar de markt te brengen, in grooten getale, met hunneCarioles, die altyd wel voorzien zyn, na de Steden snellen.

De Winter duurt gewoonlyk tot in het laatst van April, en zomwylen tot in May, wanneer de dooi zeer schielyk invalt. De sneeuw verdwynt spoedig; maar het loopt eenen geruimen tyd aan, eer de ontzachlyke ligchaamen van ys in de Rivier gesmolten zyn. Het tooneel, dat zich in dit jaargetyde op de Rivier deSt. Lawrence vertoont, is, in de daad, allerontzettendst.’ De breedere beschryving hiervan schildert het af, en vaartWELDvoort: ‘De snelheid van den groei inCanada, zo ras de winter slegts voorby is, gaat alle denkbeeld te boven, en is hoogst te bewonderen.

Naauwlyks is de Lente daar, of het schynt reeds Zomer. In weinige dagen zyn de velden bedekt met het schoonste en rykste groen, en de boomen met bladen. De onderscheidene tuingroenten volgen elkander met de grootste snelheid, en het zaad, dat in May gezaaid wordt, levert, reeds in het laatste gedeelte van July, den ryksten oogst op. Dit gedeelte van het jaar, waarin de Lente en de Zomer zoo gelukkig zich vereenigen, is boven alle beschryving aangenaam en vervrolykende;

de Natuur kleedt zich in haar schoonst en blydst gewaad, en de hitte is nooit drukkende.’

WELDleert in den XXVII Brief ons de Ingezetenen vanNeder-Canada, die omtrent vyf zesdenFranschen van afkomst zyn, kennen; hy toont, dat de voorwaarden, op welken de Gronden aan hun worden uitgegeeven, niet bevorderlyk zyn voor den bloei en welvaart des Lands. Een zeer ongunstigen oogslag wordt hier op de Landverkoopingen in deVereenigde Staaten geworpen. Zeker is 'er alles van verkeerdheid niet vry te kennen, ook in dit opzigt; dan wy hebben geen bewys, dan 's Schryvers verzekering alleen, in eene Aantekening, dieWASHINGTONdoet voorkomen als de Man, die, by den hoogen prys der Landen, alle zyne

Landgoederen, uitgezonderd die vanMount Vernon, zou te koop gesteld hebben.

WASHINGTON, zeker, staat genoeg bekend als een berekenaar en behartiger van zyn be-

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(27)

lang; dan wy durven bykans verzekeren, dat die verkoop, zo hy ze immer ten oogmerk gehad hebbe, niet doorgegaan is. Wy hebben voor ons, terwyl wy dit schryven,The Will of GeneralWASHINGTON,to which is annexed a Schedule of his Property, directed to be sold; waaruit blykt, welke Landeigendommen hy by zynen dood bezat inVirginia, Groot-Kanhawa, Maryland, Pennsylvania, New-York, Northwest-Territory, Kentucky. - Voorts krygen de Vereenïgde Staaten, ter

gelegenheid dat de Schryver spreekt van het verhuizen derwaards of naCanada, weder gevoelige steeken; hy beschuldigt den HeerCOOPERvan zeer veel

partydigheids, als deeze van de zedelykheid en goede orde aldaar spreekt. De Heer

COOPERzou misschien gronds genoeg vinden om hem op zyne beurt het zelfde ten laste te leggen. - Klemmend, intusschen, zyn onzes Reizigers aanmerkingen over het voordeel, te wagten van de Eigendoms-verzekering inCanada van wegen de Kroon, die nog ontbreekt; sterk spreekend het voorbeeld van eene nieuwe Volkplanting in de nabyheid vanQuebec. Deeze lange Brief is in veele opzigten een lofreden vanCanada, doormengd met ongunstige vergelykingen ten opzigte van deVereenigde Staaten.

De XXVIII vervolgt de aanpryzing vanCanada, alsWELDvan de gemaklykheid der reize vanQuebec na Montreal spreekt, en de Inwoonders van Canada, schoon niet altoos gepreezen, by die derVereenigde Staaten vergelykt. De beschryving van de StadTrois Rivieres, met het daar waar te neemene, is zeer leezenswaardig.

Met groot genoegen vergezelden wy onzen Reiziger, met zyn Reisgezelschap de RivierSt. Lawrence opvaarende. Wy kunnen van de reisbyzonderheden en voorvallen uit deezen XXIX Brief niets overneemen, doch niet nalaaten op te tekenen, hoe men, in de veelvuldige Dorpen derIndiaanen, in het gecultiveerde gedeelte van Neder-Canada, in het gelaat der Ingezetenen eene aanmerkelyke vermenging van het Bloed der Blanker met dat der oorspronglyke Inboorelingen van het Land ontdekt.

‘Daarteboven woonen 'er een aantalFransche Canadiers in deze Dorpen, die met Indiaansche Vrouwen getrouwd, en door de onderscheidene Natien, by welken zy hun verblyf houden, aangenomen zyn.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

(28)

Veelen van dezen hebben, door hunne donkere kleur, zwarte oogen, en lang zwart hair, zulk eene nauwe gelykheid met deIndiaanen, dat, wanneer zy even gelyk gekleed waren, men zeer nauwkeurig met het gelaat der laatsten zou moeten bekend zyn, om het eene geslacht van het andere te kunnen onderscheiden. Behalven dit stemmen de neigingen der beide Volken, op eene byzondere wyze, overeen. Beide hebben zy een afkeer van eene bepaalde woonplaats te houden; beide leiden een omzwervend leeven, en zoeken veel liever hun onderhoud in de Jagt, dan door het bebouwen en bearbeiden van den akker. De Natuur schynt hun eene wederkeerige neiging voor elkander te hebben ingelegd; zy vereenigen zich te zamen, en leeven op de vriendlykste wyze; en het is aan deze omstandigheid, meer dan aan eenige andere oorzaak, dat men het vermogen moet toeschryven, het welk, zo als bekend is, deFranschen altyd, zoo lang zy van Canada meester waren, op de Indiaanen gehad en geoefend hebben. Het is, in de daad, zonderling, dat in het Bovenland, niettegenstaande 'er geduurig aanmerkelyke geschenken door deEngelsche Ingezetenen onder deIndiaanen uitgedeeld, en derzelver natuurlyke regten door deEngelschen op alle mogelyke wyzen geëerbiedigd worden, de Indiaan egter, nog op den huidigen dag, ongelyk liever zyn verblyf zal neemen in het huis van eenen armenFranschman, dan in dat van eenen Engelschman.’

De XXX Brief beschryft de StadKingston, en wat tot die ommestreeken behoort, en levert verscheide byzonderheden, de Natuurlyke Historie betreffende, op. Wy vinden 'er verslag van het MeirOntario, in zo veele opzigten opmerklyk; van de Stad en de RivierNiagara. De beschryving van het Fort Niagara, thans in handen der Vereenigde Staaten, geeft op nieuw gelegenheid om derzelver gedrag ten opzigte vanEngeland in een ongunstigen dag te stellen.

Alleraanmerklykst is de XXXI Brief. Veele Watervallen hadt onze Reiziger reeds vermeld; dan hier ontmoeten wy die vanNiagara, welke alle andere overtreffen.

Keurig zyn de veelvuldige beschouwingen en waarneemingen onzes Reizigers; en daar hy zyn Werk doorgaande met fraaije Plaaten opgecierd heeft, strekken 'er drie, tot dit onderwerp behoorende, om ons van die gezigten een treffend denkbeeld te geeven, en de schoone

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1803

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Was hij in het vorige Deel den Constitutionélen van 1791 niet zeer genegen, de vergelijking met de mannen des bloeds doet hier de schaal ongemeen te hunnen voordeele overhellen.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1837.. J EZUS en de misdadigers aan het kruis, of Tafereel der begenadiging van den zondaar. ‘Wordt het gebeurde voorgesteld, en wel op zulk

Het is te hopen, dat een Schrijver van zoo veel aanleg, en zoo zeer met de anatome subtilior ingenomen, nog eens op dit onderwerp zal terugkomen, en, door zich minder te haasten,

De spreker zelf noemt dit stuk eene lofrede (bl. 131) ‘dat de vereenigde hulde van zijne drie oudste zoonen aan de schimmen van DE HEER , in wien deze eenen onderwijzer vonden die

- ‘het vroom gevoel en de teedere naauwgezetheid van geweten van eenen NEANDER , het bedaarde onderzoek van een GIESELER , het bespiegelend talent van een BAUR en DORNER , de

beweert naemlyk, dat men, by het woord Satan, in de twee eerste Hoofdstukken, niet heeft te denken op dat hoofd der booze geesten; maer dat de Dichter, onder die benaming, welke zo

Vaderlandsche Leezers, berigt, niet ten oogmerke te hebben met veele of zwaare Boekdeelen te voorschyn te komen, doet het plan, 't geen hy zich voorgesteld, en in eene breede

den te flrooken , en aan waare bedoelingen te beantwoor- den. Men meent dan klaar en duidelyk dingen te zien , welker geheele beftaanlykheid fomtyds twyfilachtig is, en welke ,