• No results found

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1789 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1789 · dbnl"

Copied!
1326
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LETTERMEFENINGEN.

(2)

LETTERMEFENINGEN.

(3)

NIEUXE

ALGEMEENE VADERLANDSCHE

LETTER.OEFENINGEN,

WAARIN D E

BOEKEN EN SCHRIFTEN,

DIE DAGELYKS IN ONS VADERLAND EN ELDERS UITKOMEN, OORDEELKUN-

DIG TEVENS EN VRYMOEDIG VERHANDELD WORDEN.

BENEV ENS

MENGELWERK)

tot Fraaije Letteren, Konflen en Weetenfchappen, betrekkelyk.

Vierde Deels , Eerfle Stuk.

Met Plaaten.

+ * +

+ + + 4- t

+ + f +++ 4.

4-+

Te AMSTERDAM,

By A. VAN DER K R O

en

By J. YNTEM A,

MD CCLXX XIX.

(4)

LETTERMEFENINGEN.

(5)

NIEUWE AL GEMEENE

VADERLANDSCHE

LETTER-OEFENINGEN,

WAARIN D E

BOEKEN EN SCHRIFTEN,

DIE DAGELYKS IN ONS VADERLAND EN ELDERS UITKOMEN, OORDEELKUNw

DIG TEVENS EN VRYMOEDIG VERHANDELD WORDEN.

J. D. 2vIICHAELIS , Nieuwe Overtetting des 0. 7'. met aan- merkingen vaor ongeleerden. In het Nederduitsch over- 1ebragt door den Deer w. E. DE PERPONCHER. VIII.

Deel. 7e Utrecht, by de Wed. J. van . Schoonhoven, 1788. Behalven bet Voorwerk, 306 bladz., in gr. octavo.

Tn dit Deel worden de Boeken der Richteren en van

Ruth , op ene foortgelyke wyze , als de voorige Bybel- fchriften , opgehelderd; het beloop der gefchiedenisfen, en de betekenis van deze en gene fpreekwyzen , die den Lezer enige belemmering kunnen veroorzaken , ontvangen bier het vereischte Licht; en bovenal worden de merk- waerdige voorvailen , die des Lezers aendacht natuurlyk gevestigd houden , in derzelver voornaemile byzonderhe- den, naeuwkeurig nagegaen. Bybeloefenaers zullen der- halven ook van dit Deel een vrugtbaer gebruik kunnen waken, zo ten opzichte van 't algemene beloop, als van deze en gene voarvallen in 't byzonder. Gereedlyk amp.

den wy een ftael van de lactfte foort bier kunnen bybren- E,ren; maer de breedvoerigheid wederhoud ons ; en wy oordeelen ook den Lezer wel zo veel dienst te zullen doen , met het mededeelen van cue enandere aenmerking, die ene meer algemene opheldering behelst, welke , in- zonderheid in 't nagaen van de gefchiedenis der zogenaem- de Richteren, meermaels te Bade komt. — Van dien aert is de volgende. Naer luid des verhaels , II

IV. DEEL. N. 41.G. LETT. NO. I. A ftraf

(6)

2 3. D. MICHAtLIS

flrafte God des Volks afwyking van zynen dienst gewoon- lyk , met lien aen de onderdrukking harmer vyanden bloat te laten; dan hy verloste hen ook eerlange, wanneer die rampen naer zyne \Vysheid hoog genoeg geftegen waren, uit hunne nooden. Dan verwekte (volgens onze Neder- Ilia/ache vertaliog,) de ilEtilE Richtore5, &tie verlostez uyt de hant der genen diefe beroofden : of, gelyk de Heer Michaelis dit zestiende vets vertolkt: dan befChikte Cod het zoo dat 'er een , order hen , te veal:Mow tradt, Richter werdt en ze bevrydde , van 't geweM geenen, Wien zy, , tot rids verre, ten prooi verfirekt batten, wells voorfiel hy alcius toelicht

„ De meening is deeze. De Voorzienigheid befehikte het zoo , dat 'er zig een dapper man vond t , die moeds ge- noeg hadt , om zig, tot aanvoerer des verdrukten Volks, op te wer pen , het zelve van de dienstbaarheid te verlosfen en Richter te worden. Richter nu, (of "t geen wy zoo noe- men *,) was, by de Israelieten en Plicniciers , de naant der (*) Watineer men het gezag en regtsbewind dezer Perfbonen, in 't flebreemsch Schephrtim geheten , gade gelyk de Meet rte Perponcher dit by den aerwang dezes Boeks ontvouvvt, tnoet men Ma hem, in navolging van E , cinorn (a), erkennen,

„ fiat de naarn Van Richter:, wetken men bun, in ooze ovei zet- tingen , gegoeven heeft , naar 't gewoon gebruik deszelven

„ in onze taaten , niet al te wol op Arun pa q. Veel ear 2ou ,. zc Regeerende Legerhoofden, Aanvoerers, -Redden, Her- o fellers van 's Lands Vryhcid en Codsdienst .kurm.2m noemen."

Overeenkomilig flier mccie tekent zyn Ed op Richt III: to, t r.

tnede aen:., Hier ziet men, ender andererr, hoc veel bee:er . 't

„ vloeen zoo w verta,alen Urn eet t Redder, Verlos.ler, ,

voerer te word.:'n infira61: dan, een Richter te worden, in

„ Israel, of nItz Tsral te richten; daar dit, in ooze taalen , een

„ geheel ander denkheeld geeft , dan 't geen bier verhaald worth."

Dft dringt hy nog nader aen , by de berchouwing der gefehie.

tlenisfe van simpt,11, ., van welken tog (4cgt by,) geen eene en-

„ kele Richtcrlyke daad vctmcld worth , mar daartegen zeer

„ veelen , die gfiRsch uiet . met de Riehterlyke waardigheid , firooken. Verdeediger , Redder , VerlWer, , Bedwinger vast

„ den vyand kan men hem , met voile reeht, noernen ;wyl ook, wanneer hy niets deedt , d enkele vrees, voor ayne kragt,

„ den vyand in toom moest houdcn. Maar waarin men , by

,, hem , den Richter erkenne,i kan , is zeeker moeilyk aan te

wyzen. Veel e2r ziet men, in hem , eenen held, die, door

(a) Inl. in '1 0. 7'. a p. 44:. al,iaar aang4aalti.

It

z31

-

(7)

NIEUWE OVERZETTING DES 0. T.

der lioogfte Overheden of Bevelliebbers van een vry Volk.

Dewyl nu de omtrent deeze perfoonen 'hier ge- bruikte fpreekwys in 't Hebreeuwsch veel gewooner is, dan die geene, die ik 'er voor zetten moest , in' onze taa- len, wit ik ze niet te dikwils gebruiken; en beding my daarom de vrybeid , van ze fomtyds, met eenige andere, van gelyke beduiding, te verwisfelen : als eenen Richter fehenleen eenen Richter geeven. Doch vooral moet ik bier opmerken, dat de uitdrukking , God liet Richters op.

_Pan, in 't geheel niet zeggen wil, dat deeze Richters, door eene onmiddelyke en hovennatuurlyke aandryving van God, hun richterampt hebben aanvaard; maar dat deeze uitdrukking ook zelfs kan gebruikt warden , om•

trent verrichtingen die niet eens in rechten gegrond zyn.

De Oosterlingen tog pleegen, gelyk men zig , nit Dent.

4: 19. (e) [alwaer de Heer Michaelis zich bier over bree- der uitlaet,] herinneren kan , idles wat under 't heftier der Voorzienigheid gefchied, en dus alles, wat 'er in de waereld voorvalt, goed, zoo wel 'als kwaad , aan God toe te fchryven , wyl bet tog een deel der door hem ge- fchaape waereld is. En elk Wysgeer, die toeftaat, dat 'er, in de waereld, niets by toeval gefchied, maar alles, van God, afhangt , zal ook, tegen deeze uitdrukking, niets in te brengen hebben. Alleen zal by ze misichien wat fpaarzaam gebruiken , en flegts dan, wanneer by ieti zeer fterks zeggen wil. Desgelyks zou een gefchiedichry- yer, die de gefchiedenis , met een wysgeerig oog-, be- fchouwde, en aan de albeftierende Voorzienigheid dagt, fomtyds het zelfde kunnen doen, en dus b. v. zeggen:

„ Toenn-Henrik de IV. , Boning van Vrankryk, in 't jaar

„ 16w, de bekende groote veldtogt voor bad, bin ge-

„ heel Europa eene groote omwenteling boven 't hoofd;

„ maar God heeft dezelve, door Ravaillac, verhinderd;”

zelfs: „ maar de Voorzienigheid ftiet dit idles om ver, en liet 'er Ravaillac tusfchcn beiden komen." Door zulk zyne kragt, de nuttigae burger, de van zyn Vaderland meest

„ verdienende man hadt kunnen worden ; maar die , in den

„ fehoot der wellust, het best gedeelte zyner bellemming ver.

geet, den grooten aaniew zyner ziel verzaakt, en , daar by

„ eens begonnen heeft zyne driften in te willigen, hoe Unger,

„ hoe verder , door dezelven wordt weggeneept , en. qok einde toe een flaaf der zonde blyft."

A 2

(8)

4 J. D. MICHAELIS ,

zulk een zeggen nu, zal hy immers geenszins beweeren willen , dat Ravaillac wel deedt, toen by den grooten Henrik vermoordde. Veel min dat God deezen, ik weet niet, of ik zeggen moet, booswigt of krankzinnigen, be- vel gegeeven, of hem gezonden hebbe, om, onder zyn oog , eene affchuwlyke daad te beflaan. Alleen zal hy bedoelen , dat de albeftierende Voorzienigheid Ravaillac tot een werktuig gebruikte , om iets te verhinderen , dat anders gebeurd zou zyn. Gustaaf Adolf mag , in den flag, by Lutfen , omgekoomen zyn , zoo als men wil, door de hand van eenen dapperen vyand , of door die van eenen affchuwlyken verrader , niemand tog zou het eenen gefchiedfehryver kwaalyk neemen, indien hy, dee- zen dood aan de Voorzienigheid toefchryvende , zeide:

dat de Voorzienigheid den Verlosfer van Duitschland, door eene onbekende hand, deedt fneuvelen, op dat by niet , van Duitschlands Vcrlosfer, Duitschlands Boning worden zou.

Is 'er derhalven ; onder de Richters , in dit bock vermeld, een , die iets deedt, bet welk, naar de begin- ,1 felen der Zedekunde , niet kan worden gebillykt (t);

heeft

(t) Overcenkomflig met de bier boven geplaetfie aentekening, merken de Heeren Illichanis en de Perponeher, , by deze en ge- ne voorvallen , by herhaling aen , dat men deze zogenoemde .Richters niet hebbe te befchouwen als voorbeelden van deugd , maer inzonderheid in

111113

character als Heiden en Verlosfers, die voor 't overige gansch niet vry waren van menschlyke zwakhe_

den en gebreken. Ze waren dus juist niet deugdzaem, maer als belden grout. Ze maekten zig wel inzonderheid meermaels , zeggen ooze Aentekenaers , fclauldig aen eene kwalyk hegrepen liefde voor het .Vaderland ; een afdwalend Patriottisnaus , waer- door men alle middelen , ter reddinge , des .Vaderlands, bykans, voor geoorlofd bond , zo dat men 'er de Deugd wel eens aen opoffere. Derzulker daden zyn , gelyk vele Patriottifche held- haftige bedryven , ene verrnenging van veel Vaderlandsliefde en

Neel

beldenmoed , met min of meer onregtvaerdigheid. Zo komt byzonder Sinlpfon voor , wel als een dapper man , ja als een wonder van dapperi:cid , Inner gcenzins als een deugdzaem of goeJ ze.delyk man. In gevallen van die Datuur verheft een Ge- fchiediehryve r of een Dichter zodanig iemand , als een Redder van. zyil Vadcaind, zonder zyn zedelyk character wyders in agt te nemen. Men roept in zulke omflandigheden, zodanige da.

den nit als Patriottifche bedryven, zonder dezelven juist zede-

kun

(9)

METYWD oVERzETTING DES D. T. 5 heeft b. v. Ehud aan den Koning van Moab eenen moord begaan; geenzins moeten wy daar uit , dat deeze daad in 't bock der Richteren vermeld wordt , ja zelfs niet, uit de fpreekwyze, God liet den Richter opliaan , beflui- ten , dat deeze daad rechtmaatig zy, en dat bet veroor- loofd zy, iets diergelyks te onderneemen. God laat menfchen opflaan, om dat geene te doen, wat zy werk- lyk doen : ook Ravaillac, oin Henrik den IV. te vermooli- den ; ook Pharao , om zig teegen hem zelven te verhef- fen. Want had God, die de almagtige is, in Wiens hand de harten der Konirfgen zyn , zoo '.dat by ze als water- beeken heenen leide, werwaards by wil, het niet willed.

toelaaten , Dimmer zon , Ravaillac zynen dolk in 't hart van Henrik den IV. heb.ben. kunnen fteeken,maar zon'er in verhinderd zyn geworden:, daar nu alle de omflandig- beeden , zelfs het gedrang . op ,de ftraat, hem gunftig wa- ren; ni:nmer ook zou Pharao zoo lang , by zyn hardnek- kig befluit , hebben kunnen volflarden. Maar. volgt nu bier nit , dat Ravaillac of Pharao, wel gedaan hebben ? Volgt 'er uit , dat zy, Gods ingeeving werden gedreeven? De bier bedoelde fpreekwys beflist tins niets, onnrent de regtmaatigheid cener daad ; zy zegt alleen , dat God het zoo befcbikt heeft., En de Voorzienigheid kan immers gok , den , onregtvaardigften mensch „ tot be- vryding eens Volks , gebruiken: Ja zyn wel de meeste groote Belden en bevryders der volken, welken de wae- reld bewondert, , van. alle onregt vry te fpreeken? Maar daarom zyn zy niet te min werktuigen , in de hand der Voorzienigheid, geweest. - Of derhalven deeze of geene Richter wel of kwaalyk handelde , moct niet -wor-

den beoordeeld , nit de fpreekwyze , God liet hem op- 11,1an , maar nit den cart zelfs der daaden van hem ver- Inefid. Jefta b.- v. deedt ongetwyffeld wel van zig op te werden tot aauvoerer eens_ yolks , dat met eenen on-

regtvaardi;en oorlog, gedreigd wordt; maar 't geen'Ebud, aan den Korring Van Moab , decdt , zal niemand billy- ken. Of is 'er iemand , die het hillykt, dan mag "t Wel gevaarlyk ,zyn„- zig, met hem , alleen, te bevinclen.'

ook verve van Baer , dat de Heer de Per poncher dit gedrag van aud ion billyken; by wrackt het zede-

kun- kundig goed re keuren ; berehouwende dezelven alleen van, die zvde , van welke .zy waerlyk P.arri.3ttisch , psoot en Ileldhaftig zyn.

A3

(10)

6 3. D. MICHAELIS , NIETJWE OVERZETTINd DES 0. T.

kundig befchouwd: maer men behoort, zyns eragtens , in

"t beoordeelen van Ehuds died, of van hem, zyn per- foonlyk character befchouwd, ook Bade te alien de denk- wyze en begrippen van dien tyd. Zyn laet zich, in zyne aentekening op Richt. HI: az. hier over breeder nit, en zyne opmerking deswcgens ook'op verfeheiden andere perfoonen en derzclver bedryven , in die dagen, toepasfelyk, „ Men weet , (zegt hy onder anderen ,) welke diepe wortclen wraakzugt vyandfchap en list in het hart der inwoonderen deezer Afiatifche gewesten ge- fehooten hadden. ---- En 't is bekend . , dat elk Zig Coen , veel meer dan nu , tot eige verdeedigingen eige iivraak , gerechtigcl hield; en de zwakke en verdrukte wet meer dan nu dagt, flat hem alles geoorloofd ware , om zig zelven en zyn Vaderland , teegen onregt en geweld , te bevryden ; en door list, ja . eelfs verraad, zyn gebrek dart magt te vergoeden. Ehud kan derhalven zeer wel, in alle andere opzigten , van een goed character zyn ge- weest , of fchoon hy, door de omftandigheeden en denk- wyze van zynen tyd , vervoerd , gemeend hebbe dat hem , teegen den openbaaren vyand eii verdrukker van zyn Vaderland , alles geoorloofd ware. - Xindelyk was , in Ehuds daad , niet alles even laakenswaardig-.

Zyn oogmerk en zyne beweegredenen waren edel en goed;

en ook in de uitvoering was dit edelmoedig , dat hy zig zelven alleen in gevaar ftelde , zonder , zoo veel uit de gefchiedenis blykt , demand anders , in zyne hachlyke en bedenklyke onderneeming , te hebben ingewikkeld. En dit moet ten mintlen eenigen lof mengen onder de ver- oordeeling , welke de by hem aangewende middelen an- ders met regt verdienen."

Befpiegelingen der vier Leevensilanden van den Mansch.

Met Plaaten.. re Haarlem, by A. Loosjes 1788. la gr. octavo, 348 Nadi,

M et afgifte der twee laatfte Stukjes, gaande over

den middeibaaren Leevensfland en den Ouderdoni ,

verkrygen deeze Belpiegelingen hair volkomen hellag. Uit

het geen wy, nopens de voorige Befpiegelingen betref-

fende de Kindschhcid en de Jeugd, raakende des AutheurS

plan en deszelfs uitvoering gezegd hebben (*), heeft men

niet

(*) Zie N. Zgena.Vaderl. Letterocf. I. D. bI. 36. 111. D. bl. 32.

(11)

EESPIEGELINGEN DER VIER LEEVENSSTANDEN. ?

niet anders clan een gunftig denkbeeld van dit Gefchrift kunnen vormen; en dit denkbeeld zal , by het doorblade- ren van deeze laatfte Befpiegelingen, die ult eigen aart

wel zo gewigtig zyn , niet verzwakt , maar veel eer ver- flerkt worden • waar van de volgende lesfen van den af.

ge-leefden Phil:mon aan zynen Kleinzoon Alexis ter proeve kunnen ftrekken. -- De Grysaart had hem, met de uiterfle bedaardheid, te kennen gegeemon, hoe by zyn fled- uur ten zekerfte voelde naderen. Zuiks had den jonge- ling verrukt, en coca betuigen : Mag ik u bidden:

,, Leer mlj , eer gij dit ondermaanfche verlaat , leer mij

„ den weg , om een zo gelukkig Grijsaart te warden, en

„ vooral met zulk Gene vergenoegdheid den Blood te kun- nen tegentreeden." Hier op hervatte Philemon het ge- fprek, en vervolgde in deezer voege:

„ Nu zoudt gij mij door uwe taal bedroeven; zo ik niet wist, dat gij in verrukking fpraakt. Hebt gij niet dagelijksch miin voorbeeld gezien , en heb ik uwe prij- zenswaardige opinerkzaambeid niet befpeurd? 't Is geene trotschheid die mij aan den eindpaal mijns leevens be- zielt, als ik u raa zo te leeven, als ik geleefd heb.

Niet , dat ik onfeilbaar geweest ben: neen, myn ALEXIS . f.

wel ver van daar, doch het is Gode hekend, dat ik van vroegfte jeugd- al, tot op het tegenwoordig oogen- blik toe, Mies hob. aangewend, vat ftrekken kon, bin Gode welbehaagelijk , en mijne medemenfchen nuttig te leeven. Die, ten alien tijde, zijne naasten lief heeft als zichzelvenen , in . alle omflandigheden , under dat bezef leeft, heeft niet te vreezen, dat hij immer ongelukkig warden zall indien hij tevens in de bewustheid van het aanzijn eener altoos weldaadige en wijze Voorzienigheid.

zijne dagen flijt. Kan, denkt gij misfehien , kan ik mij zelven niet door wellust en onmaatigheid bederven,fchoon ik mijnen naasten ten hartelijkften lief heb? Neen, mijn noon! zulks is onmogelijk. Gij bezeft, immers, dat gij door wellust, van welken aart ook, de kragten van uw lichaam verzwakt, en dus de werktuigen , die gij tot heil uwer naasten gebruiken moet

' van hunne veerkragt be- Tooft. Door alle onmaatigheid ontfteelt men, als ik het zo noemcn mug, jets, het Been onzen naasten toeknmt.

Bezefte de wellusteling voor het pleegen van zijne fehan- delijke daaden, dat hij tegen de rechten der menschliik, heid zondigde , dat hij zijnen geest zo aanmerkeliik ver- Rompte, en zich dus voor een gedeelte onbruikbaar maak-

4. te

(12)

EESPIEGELINGEN

te voor de menschlijke zamenleeving , zou hij niet aflaa- ten van zich met die zondefmerten te bezoedelen? Zo in den onmaatigen de gedachten opklom , dat de over- tollige fpijs en drank, door hem, als een gulzigen veel- vraat , in een jaar verflonden , het armmoedig huisgeziii der weduw, , die agter zijn tuin woont , een vierde deel van een jaar zou kunnen voeden en verkwikken , jaa bedacht hij, dat misfchien een zwakke Grijsaart ligt te fnakken na een droppel van den wijn , dien hij, tot verclerf van ziel en lichaam , bij ruime teugen in zal zweigen ; zou hij dan zijne perkelooze vraatzucht niet inbinden , en het ten boorde toe vol gefchonken glas met eene beevende hand , van zijne lippen te rug trek- ken ? Dit doet althans de menschlievendheid mij ver- trouwen.

59

Laat ik u ook nog deeze les mededeclen , mijn Zoon Zijt in voorfpoed bedaehtzaam , en in tegeri- fpoed moedig. De ondervinding alleen zal u den waa- ten nadruk en het gewigt van deeze les doen kennen : jaa de opvolging derzelve is de beste grondflag , orn

eenpaarig gelukkig .te weezen.

„ Vreemder zal het u klinken , als ik u ter bevorde- ring van uw geluk raade : Denk dagelijksch aan uwen dood: en daarom zal ik , in dit opzigt , wat breedvoe- tiger dienen te zijn. Het gedenken aan den dood is zeker in den cerften opflage eene zeer treurige bezig- heid , en, fchoon ik aan mijne afneemende kragten dui- delijk benierk , dat tusfchen mij en het graf maar eerle geringe tusfchenruimte is , fchoon ik de gedachte des doods , als het wan , in eerie aangenaame 'gedachte heb doen veranderen , gevocl ik eerie huivering , wanneer ik bet gewigt der Sitaatsvorandering doordenk. . Maar laat ik u ophelderen , hoe de gedachte . des doods mij niet bedroeft, Ik vraag mijzelven : Wat is de dood ? De dood is niers anders , dan het laatst oogenblik van dit dierlijk leeven ; het oogenblik, waarin •de.. mensch , zo zijne ziel tot dat oogenblik werkzaam blijft , bezeft:

ik houd op te beflaan , in dien flaatr, in welken ik een nantal van jaaren heb doorgebragt. Ik heb mij reeds vroeg gewe.nd aan bet dageliiksch herdenken , dat mij rnog„elijk , dat oogenblik , op dien dag, te wachten flond.

FJerst verminderde • daardoor altoos mijne natuurlijke vro-

lijkluid; maar ik zonderde •wel ras van bet denkbeeld

des (foods dat van pijn en ziekte gif; AIS-niet tot den

flood,

(13)

DER VIER. LEEVENSSTANDEN. 9 dood, maar tot de ellende van het leeven behoorende.

Dus viel 'er al veel aakeligs weg : maar de fcheiding van mijne vrienden, van mijne bekenden: jaa, dit denk- beeld is voor den mensch eene harde zaak; maar heb ik iI niet dikwerf, niet aanhoudend van een leeven naa dit leeven gefprooken, mijn zoon! heb ik u de gronden van den Christelijken Godsdienst niet zo duidelijk mij mo- gelijk open gelegd? Hebt gij niet uit de overtuiging van

uw hart uitgeboezemd: „ Ik ftaa verbaasd, dat niet alle

„ verflandige .menfchen den Christelijken Godsdienst

„ omhelzen, zo eenvoudig, zo verheven , zo overeen-

„ ftemmende met de Goddelijke goedheid , en de men- fchelijke natuur.” - Heb ik u men te vergeefsch reden gegeeven van dit zo wonderbaar verfchijnzel? Im- mers p een: toen ik u aangetoond had, dat verftandigen en vernuftigen zo dikwerf met elkander verward wier- den , en dat veele vernuftigen voor het licht hunne oo- gen flooten om het geleide hunner woeste driften te volgen , vielt gij mij om mijnen hals , en zeide met eene verrukking, die mij de vreugde van een Engel fmaaken deedt „ Ik dank God, dat ik van hem zo veel ver- flands ontvangen heb, dat ik een Christen kan zijn."

Gij zijt een Christen, mijn kind! en op het fchild des Christendoms verhest de pijl des doods bijkans alle zijne fcherpte. Met recht immers kan de Christen, wien het onftervelijk leeven door God geopenbaard is, volgt hij de Geboden- van den vriencl zij ner ziele JESUS CMRISTUS

uitroepen : Dood! want- is uw prikkel? --- Was. het niet een der beroemdfte Heidenen, die wenschte, en.

met hoe veel reden, indien hij, in het auk van de on- ftervelijkheid der ziele , doOlde, in die dooling te vol- harden , en dat hij zich die niet gaarne wilde laaten ont- rukken. Zou dan de Christen , die een overvloed vain bewiizen, voor eene zo troostriike ,waarheid .heeft, zich laaten ontrooven ? zou gedeogen dat dezel- ve, ik weet niet welke nevelen , immer voor hem veruisterd wierden ?

, Een Goddelijk Leeraar, ten Hemel afgedaald, pre- cliit de onflervelijkheid der ziel, bevestigt de waarheid van zijne Hemelleer met een openbaaren dood, ver- rijst , naa drie dagen in een graf, • door wagten bewatikt, gerust te bebben , nit bet ftof des doods; hij ver- toont zich veertig dagen lang op deeze aarde , een ,aanzienlijk aantal pe ‘ifoonen Ziet - en in het

A $

(14)

10 BES P 1E GEL DI E N DER VIER. LEEVENSSTANDEN.

gezicht zijner vrienden vaart hij ten Hemel, na een plants van Eeuwig geluk. En wie waren de Leeraars, de naa- volgers van dien grooten Leermeester? de magtigen der aarde? neen: arme Visichers, geringe Handwerkslieden, die door wonderwerken in ttaat gefteld moesten worden , om een leer, ftrijdig met de verdorven denkbeelden' van Jood en Heiden , alom te verkondigen. Een der braaffte, doch der itrengtie vervolgers van Jesus Leer, in zijne vervolging door een wonderwerk tegengehouden en be- keerd , de fchrandere , de braave PAULUS oinhelst die Leer, en wordt de grootae voorftander.... maar ik weid af, o mijn Zoon.... Als CHRISTUS Hier van den Hemel tot de menfehen is neergedaald ore een Goddeliike Leer te verkondigen , dan zal 'er nimmer een afdaalen....

Laaten anderen twijfelen , ik heb onder de twiifelaars veelal zwaannoedigen of ligtgeloovigen, maar weinig be- daarden en \ oordeelkundigen aangetroffen.

„ Altoos, altoos , ik beken het met eene zekere fmart , Mgt 'er iets duisters over Voor den mensch. •De weg, langs welken wij dit leeven verlaaten . is met eenen aake- )igen en ondoordringbaaren nevel bedekt. Maar de aan- genaamfte hoop , op den Gudsdienst rustende , verdunt dien zwarten wolk. Miin kind ! ik verlapg, en ik beef e om een' !tap te don, zo gewigtig, to beflis- fend."

Eerfle Brief van G. BONNET aan ten Vriend , over ha gefchil aangaande de Rede en Naar gezag in den Gods- dienst. Te Utrecht, by A. van Baddenburg;i788. In gr. edavo, So blade.

U it de Aenmerkingen van den Hoogleeraer Bonnet, op bet tweede Stuk des Briefs van den Heer van fk-

=err, , en den derden Brief van dien Heer, ter beantwoor dinge' dezet Aenmerkingen, heeft inen, (alle de overige byzonderheden deer ,

1,

atende, onder anderen, een de ene 'Zyde , duidelyk kuntien opmaken , hoe de Hoegleertter Van oordeel ty, dat bet in dit gefchil nict zo zeer aen- koMe, op het nattatrlyk , als 'wel op het zedelyk bederf Bier Pode, en het dip de zaek van den Heer van flemert was e'te toonen, dat' de onderwerpelyke rede met op- zicht. tot 's menfchen weer geluk, en de rechte kennis der geopenbaerde waerheden ", welken • daer op ene nauwe

be-

(15)

G. BONNET, BRIEF AAN EEN VRIEND. II

betrekking hebben, niet kan gezegd worden zedelyk be- doi ven te zyn : dat de behandeling van dit onderwerp vooraf moest gaen, eer dat het gezag van de Rede iii deli Goddienst ovcrwoogen konde worden. Aen de andere zyde heeft men gezien , hoe de Heer van Hcmcrt van oordeel zy , dat de Hoogleeraer , het gefchil over het zedelyk bederf daer latende , beboorde over te gaen tot bet befchouwera van het gezag der Red; als behoorende het gefchil, over het zedelyke vermogen des menschlyken verftands, niet tot zyn bedoelde, en hebbende geen ge- meenfchap met dat over het gezag, der Pere. - De thins afgegeven Brief van den 'Hoogleeraer, .niet aen den Heer van nemert maar aen een Vriend, that inzon- derheid om te toonen , dat de Hoogleeraer t ' dver reden heeft, om zyne briefwisfeling met den Heer van Hemert niet voort te zetten. Ten dien einde geeft by zynen Vriend een achtervolgend verflag van 't beloop der we- derzydfche hriefwisfelinge , over dit gefchil, waer uit men het dus ver verhandelde gereedlyk kan opmaken; en laet zich , na dit gegeven berigt, ten befluite , aldus uit:

Oordeel nu , myn vriend , of het met de goede trouw, met de vriendfchAp, met bet .00gmerk der onder- nomene briefwisfeling kan overeengebragt worden dat de Heer van Hemert , in plaats van voet by 't fink te zetten, zich van cell, den leezer misleidende, uitvlugt bedient, en het my'daardoor noodzaakclyk gemaakt heeft, om7den kustelyken tyd te verfpillen met dingen, welke niets, tot de hoofdzaak doen?. Al ware het zelfS.5 dat ik Thet gefchil, over de bedorvenheid filer rede, rea- mer, dan zyne bedoeling medebint , genomen 'had, dan nog, (gy zult dit met my erkennen ,) zou de welvoeg- lykheid, beneVetis zyne verklaarde zucht :tot waarbeid , gevorderd hebben my daar in te volgen (*). Dan, ik had.

(*) Mogelyk denkt iemand ter dozer gclegenheid , maer had de Hoogleeraer den neer van 'Heinen niet kunneviavolgen?

Terwyl toch de Heer van Irentri geen Bast toimele te

um, vbor als 'nog, zyn gevoelen • over het zedetyk vermogen des menfehetyken verftands re verdedigen, waerom 'kin in e'en- zen tnaer niet te gemoet gekomen, en, over -het gni2g van lie

rode in den Godsdienst , inet hem gettandeid? f - zie bier het antwoord van zyn Hoogeerwaerden , op zodanig ene voor- onderflelde bedenking van zynen Vriend.

(16)

12 G. BONNET BRIEF AAN EEN VRIEND.

had zyne toegeevcndheid in deezen niet noodig. 't Was niet volgens myn , maar volgens zyn plan , dat ik de leer , aangaande het zedelyk onvermogen des menfchelyken ver- ftands , zoo ver by die weérfproken hadt , tegen hem verdedigde. Nimmer had ik, derhalven , kunnen ver- wagten , dat zyn WelEd. in zulk een fmaak :tan my zou h e bben durven fchryven, als ware ik dom genoeg ge- wee st om niet te verftaan het geen ik las; of Gnopregt g enoeg , om den {hat des gefchils , tegen myn beter wee- ten aan, te veranderen. Met den woord, nooit had ik kunnen denken , dat Hy bekwaam was , om, met over- leg , een der flegtfte flreeken te gebruiken , waarvan re- mand, om zich uit verlegenheid te redden, en het zynen tegenfchryver moede te maaken zich bedienen kan."

„ Begrypt ge niet, myn Vriend, ais men, in het behandelen van gefchillen, op die wyze to welt Ran en, eer bet eene afgedaan is, bet andere by der hand vat. dat men dan nimmer aan een goed einde kan komen ? Daarenboven, iemand, die eens , wanneer by zich verlegen vindt , geen zwaarigheid maakt, om, ongeacht de ilerkfle blyken van het tegcndeel zy- nen tegenfchryver te gernoet te voeren, 't geen gy beweerd

„ en verdedigd hebt, verwerp ik wel als valsch maar het is

„ de zaak niet welke wy nu te behandelen hebben. Nader..

„ hand, zoo gy wilt, kunnen wy bier over reelontwisten; maar

„ voor tegenwoordig komt zulks niet te pas:" ik zeg . by, die niet fchroomt, om , in verlegenheid gebracbt zynde, zich van zulke uitVhigten te bedienen, 'van dien mag men verwag- ten , dat , zoo dikwils, het hem dienilig fchynt, de goede trouw, aan zyne inzichten gereedelyk zal opofferen., Ais re- mand zich zoo ver heeft bekend gemaakt, dan,is het, mar my.

ne gedachten, best, eene, met hem hegonren, onderbandeling van deezen aart of te breeken. Vat kan- 'er yerdrietiger zyn, dan . zich in de noOdzaaklykheid gebragt to zien,, of den kostelykee tyd' to verfpillen, met het ontdekken en aanwyzen

van bedriegelyke uitvlugten ; of, zulks niet doinde moeten getreo ten , dat vooringenomene leezers het

eenes verdedigers der leerflellingert van de Uervorim(* Berk, of wel , .zyne tgegeefiykheid, om maar to volgen ; daar men hem hebben wil , gereedelyk ' aanmerken als eon bugs, idat by, met de zaak, , door hem beweerd, , verlegen is, en dezelve ten besten geeft? \Vat kan onaangenaamer r zyn, dan te moe- ten zien , dat men een bIllyken eisch , 0± by de . boofdzaak ie blyven , zelfs als befpottelyk doet Voorkomen ?"

Proe-

(17)

j ■ CLAESSEN, PROEVE.

Proeve van een Preeparatoir en Peremptoir Fxamen , geni Synodal ReIblutief2. Door JOANNES CLAESSEN

Predikant te Leerdam. 7'e ifinflerdam , bij M. de Bruijn 1788. Behalyen het Voorwerk , 276 bladz., in gr. octavo.

Ten ieder, , die geen Vreemdeling in Nederlands P-lbeftuur is , weet , dat , volgens Synodale Refolutien , alle de zodanigen , die genegen zyn om het Leeraers- ampt in Nederlands Kerk te aenvaerden een tweeérlei Examen of Onderzoek moeten doorftaen. Eerst een preeparatoir of voorbereidend , waerop zy, als Proponen-,

ten , beroeplyk verklaerd worden : en dan ten tweede een peremptoir of volledig onderzoek , waer op zy, be- roepen zynde, alle de deelen van den Heiligen Dienst mogen waernemen : het eerfte gaet gemeenlyk over de Systhematifche waerheden , naer de gewoone leiding niet

♦erder dan tot het Leerartykel van de Christelyke Kerk ; en het tweede gaet over de Leer nopens de Christelyke Kerk, mitsgaders de Sacramenten , enz. De Eerwaerde Claesfen , deze inrichting ten hoogfte goedkeurende , en een naeuwkeurig onderzoek van dien aert ten fterkfte aen- pryzende , heeft dit onderwerp in de uitvoering opmerk- zaem nagegaen , en zulks heeft hem aenleiding tot het opftellen van dit Gefchrift gegeeven. Hy is daer door , gelyk by in zyne Voorreden betuigt , „ opgewekt , om te

„ beproeven , of hij den Examinatoren en Examinanden niet van eenigen dienst zoude kunnen zi n , door eene 11 Proeve van een Proeparatoir en Peremptoir Examen , vol-

5/

Bens Synodale Refolutien , uit te geeven , niet met oog-

51

merle, om die te doen ftrekken tot eenen legger voor de Examina, maar om eenen wegwijzer te ziin voor de

ionge lieden , en hun de Godgeleerdheid, die daar be- ,' handelt wordt , in eene korte fchets te geeven , wel ver-

„ zekerd, dat het die waarheden zijn , waarop het on-

„ derzoek gefchieden moet: die zich met het zelve ge-

„ noegzaam bekend maakt, zal gelegenheid hebben , op

„ alle vraagen , die hem gedaan worden, te kunnen ant-

„ woorden ; terwijl hij terftond bliiken geeven zal, of

„ hij de ftukken verflaat , dan of hij de klanken maar

„ weet.”

Met dat oogmerk behandelt zyn Eerwaerde , in de eer- . fte plaetze, de Leeringeu, die tot het preeparatoir Exci.

meta

(18)

14 3. CLAESSEN, PROEM

men behooren ; en daerop gaet by ten peremptoir Examen.

over, tot het nagaen van de Artykelen der Kerke en der Sacramenten als mode tot ene byzondere overweging van de bekende vyf Artykelen der Remonftranten ; en bier aen hecht by ten laetfte nog een tort onderzoek van enige leerftelzels , dat ene hyzondere proeve van de we- derleggende Godgeleerdheid aen de hand geeft. Dit les, by !Lanier van Vragen en Antwoorden , met bet aen.

voeren van tegenwerpiugen en oplosfen van dezelven gevoerd,rnaekt daze Proeve , overeenkomftig met het oogj merk des Opftellers , tot ene gefchikte handlelding voor jonge Lieden , die zich tot deze Era:Bina hebben voor te bereiden, die 'er zich dus , ter betere bekwaemmaking, met vrugt van zul! en kunnen bedienen.

a

De eerfle waarheden van den Christelyken Godsdienst , op eene bevattelyke wyze, zonder bezwaar van 't geheugen, ten nutte van kleine Kinderen, voorgefield. 7'e Amfier- dam, by J. Roos en Zoon , 1788. Behalven de Voorre- de , 48 bladz. in octavo.

en is dit Stukje oirfpronglyk verfchuldigd aen den deer 7. F. Yacobi; welke een Gefchrift van dien aart in 't Hoogduitsch gegeven heeft, dat den Eerwaer- den y. F. Scheicr zo wel voldeed, dat by befloote het zelve tot een leiddraed te verkiezen , en naer dit geleide een leerboekje vOor de Nederlandfche Jeugd in 't alge- meen , en voor de Jeugd in zyne geliefde Gemeente te Rotterdam in 't byzonder, te vervaerdigen. Het beant- woord by uitflek wel aan den Tytel , en men mag op goeden grond verwachten , dat 'er inderdaed een zeer leerzaem gebruik van gemaekt zal kunnen worden : voor- zl wanneer men de onderrichting van den Heer Yacobi in agt neetnt , welke ook, in het gebruik van andere on- derwysboekjes in Godsdienftige waerheden , te made kan komen. „ By zeer jonge kinders van vyf of zes jaaren moet bet onderwys met met de eerfle vraagen

311

dezer aanleidinge begonnen worden. Dat vindt eerst plaats by kinders van zeven tot acht jaaren. Tedere

319

kinderen moet men eerst zeer kleine en duidelyke fpreuken van Gods volmaaktheden , en van de eerfte ,, en aangenaamfte pligten jegens hem en den naasten

trachten in te prenten , en wel zoo , dat men hen de-

s, „ zel.

(19)

ZERSTE WAARHEDIIN, INZ.

EC1Ve niet op eene moeilyke wyze laat van buiten lee- ren, maar dat men ze hun zoo dikwils met liefde en o, vriendlykheid voorzegge, tot dat hun geheugen dezel.

$>

y

e gevat heeft. Men moet ook niet te fchielyk van

$5

I) de eene fpreuk tot de' andere voortgaan, dewyl de eer-

5)

fte dan ligt vergeeten worden. Wanneer het kind ze-

ID y

en en acht jaaren bereikt heeft, zoo kan men zulke vraagen doen, als in deze aanleidinge opgegeven wor- den. In den beginne moet men te vrede zyn , wan., neer hex kind richtig ja en neen antwoordt. Maar in 't vervolg van tyd kan men het zelve gewennen, oni meer woorden nit tie vraagen , die men het gedaan 31 heeft, by te voegen. Maar men moet het geene ant- 0.

woorden van buiten laten leeren ; antlers words het ol niet gewoon , zelve te denken. Wanneer het kind eerst eene vaardigheid in het lezen heeft, dan kan men het

91

zelve fpreuken van buiten laten leeren , maar geene antwoorden op vraagen, die uit zulke fpreuken getrok.

ken worden."

*2

J OAN PLATER FRANK, M. D. Geheimraad cn Lyfarts des Bisfekops van Spiers, cnz. Samenflel eerier Gences- kundige Staatsregeling. Uit het Hoogoluitsch vertaald, en met ./.anmerkingen vernaterderd door H. A. BAKE-,

Suds M. D. te Woerden. Deel. Te Leyden, by F. de Does, 17t8. In gr. 8vo, 4 82 bladz.

dit tweede Deel, weiks inhoud even belangryk is als 1 het voorgaande (*), handelt de beroemde FRANK in de eerile pfdeeling over de algemeene voorznrgen, voor in onecht bezwaugerde Moeders en haare vruchten.

Hy befchouwt in het eerfie Hoofdfink de onechte voorttee- ling in het algemeen , en toont derzelver nadeelige gevol- gen in het zedelyke en burgerlyke; in het tweede Hoofd.

deel handelt by over het verwekken van misgeboorteu, bet te vinden leggen en ombrengen der kinderen. - In de tweede Afdreling verledigt zig de geleerde Schry.

ver met de befchouwing, en het tinder crnderzoek,4 van

fommige omftandigheden , welke van de geboorte af, tot

aan het zevende Jaar, op het leven en de gezonde

chaamsgefteldheid der kinderen eenen , het opzicht der

Regeering overwaardigen, invloed hebben ; en hier vindt

by

Zie N. Ahem. Vad. Letteroef. IL Deel, bIs 104, en 40.

(20)

16 3, P. FRANK GENERSKUNDICE STAATSRECELINC.

hy , aanleiding, am in het ecrfle Hoofddeel te blyven ft:Ian by de plichtmaatige zorge voor het behoeden der jonge kinderen voor byzondere ongelukken , en voor die gebreken der gewoone opvoeding, welke hunne ge- zonde ligchaamsgefteldheid kunnen benadeelen ; in het tweede Hoofddeel, van de plicht der Moeders,om zelf haa- re kinderen te zoogen , en den invloed hiervan op het wel- zyn Van den Staat; in bet derde Hoofddeel, van de beste Inrichtingen , aangaande de Zoogilers , en de eerfte ver- zorging van dic kinderen , welke zonder Moeder opge- voed moeten worden; en eindelyk, in het vierde Hoofd- deel , van de Vondelingen en Weeshuizen. — De derde en laatfle Afdeeling bevat een uitmuntend voorftel van de plichten der Overbeid , nopens de openbaare opvoeding der Schooljeugd. — Een onderwerp , waarover zeer veel g.efchreeven , dock waaromtrent nog zeer veel te ver- beteren valt. — In bet eerfle Hoofddeel fchetst de Schryver het iiadeel eener al te vroege en ernilige infpan- ning van der kinderen ligchaams- en zielsvermogens; in het tweede Hoofddcel deelt by zyne gedachten mede over de inrichting der Schoolen tot welzyn der Kinderen , en ten meesten nutte van den Staat; het derde Hoofddeel han-

? delt over het weder invoeren der Ligchaams-oefeningen , en derzelver nuttigheid in de algemeene opvoeding.

Wy onthouden ons iets over de verdienften van onzen uitmuntenden Schryver, in het behandelen der opgenoem- de onderwerpen , by te voegen: zyne verdienften als Wys- veer, als Arts, als Menfchenkenner, en Menfchenvriend, zyn algemeen bekend , en in dit Werk, het welk eenig in zyn foort is , byna op iedere bladzyde kennelyk.

En, wy kunnen niet nalaaten om onzen wensch te her- haalen , dat namentlyk dit Werk, door Lieden van alle ftanden , mope geleezen, en de voorfchriften, daarin ver- vat , behartigd warden?

De geleerdt Bake, die , ten nutte van zyne Landgenoo- ten , de Vertaaling van dit Werk op zig genomen , en door verfcheiden zeer leerryke Aanmerkingen , vooral zul- ke, die betrekking tot ons Land hebben, hetzelve ver- rieerderd heeft, verdient daarvoor de algemeene achting

an dankbetuiging.

fraar-

(21)

3. R. FORSTER , WAARNEEMINGEN. '7

Waarneemingen over de Aardrykskunde, de Natuurkunde, den aart en de zeden der Menfchen ; door J. It. FOR- STER , Jur. Med. et Phil. Dr. Hoogleeraar in de JVa- tuurk. to Halle, en Lid von verfcheidene geleerde Ge- nootfehappen, verzameld op zyne reis random de Irae- reld. Naar de Hoogduitf^ he vertaaling, en met de aan- merkingen van zynen Zoo; en Reisgenoot G. FORSTER , Hoogleeraar aan het Carolinian te CasfeI. Eerfie Te Haarlem, by A. Loosjes , 1788. Behalven het Poor.

work, 268 blaelz. in gr. o0avo.

M et bet afgeeven deezer Waarneemingen heeft de Heer Fiirfler niet bedoeld , eenig Natuurkundig Zamen- ftel te begunfligen , mar bet zyne toe te brengen, tot het geen door den tyd, by herhaalde waarneemingen, tot bet gegrond vormen van een Steizel zou kunnen dienen. „ Wy fpoeden ," zcgt by, als by zyne opmer- kingen , nopens de Winden, mededeelt, geen men ook op alle de andere onderwerpen , door hem behan- deld, mag overbrengen : „ Wy fpoeden ons dikwils dan bet meest met onzen arbeid, en met de gevolgtrek-

9/

kin uen uit onze waarneemingen , wanneer wy de

39

king

en reden hadden, om eerst twee of drie Eeuwen lang alleen ftoffe te verzamelen, en het voor de na-

„ komelingfchap over te laaten , om 'er een gebouw uit

„ op te maaken. Met cene kleine hoeveelheid van data

uitgerust, gnat men finks aan het maaken van een ftelfel, bet welk op twyfelachtige waarneemingen

„ fteunt, met gisfingen opgetooid worth, en wel ras

„ van zelf inftort, of ten minflen deszelfs beftryderen de overwinning niet moeilyk kan maaken. Om dit

„ lot to ontga.a.n, zullen wy ons bier alleenlyk tot ge-

„ beurtenisfen bepaalen , de beflisfing aan anderen over-

„ laaten, en onze befluittrekkingen voor niets weer ,

„ dan zy waarlyk zyn dat is, voor enkele gisfingen

„ uitgeeven.” Uit dit gezigtpunt heeft men dee- ze byeengebragte Waarneemingen te befchouwen; en dat cradeflaande, zullen de opmerkzaame Natuuronderzoekers er een vrugtbaar gebruik van kunnen maaken; terwyl voor 't overige alle de zodanigen , die lust liebben in Dt nafpooren- van natuurlyke wan] neemingen , in "t door- loladeren van dit Werk een doorgaand leerzaant genoegla z ullen vinden.

IV. REEL. N. M.G. LETT. NO. I. De

(22)

I= 3. R. FOR.STER

De Freer FOrfler , naamlyk , draagt hierin V6Or zyne opmerkingen, geduurende zyne reis rondom de Waereld, b.ovenal in de Zuidzee, over eene groote verfcheidenheid van voorwerpen, hem door de Natuur aangeboden. Het cerfte ,Stuk, titans afgegeeven , gaat over den Aardbo- dem , en het Land, met deszclfs verhevenheden, laagen en grondfloffen; over het Water in den Oceaan; over den darnpkring, deszclfs veranderingen en v.zfehynze- len; over de veranderingen van den Aardbol , mitsgaders over de organifche of bewerktuigcle lichaamen, zo Plan- ten als Dieren. En in de twee volgende Stukken, ie- der na genoeg van dezelfde grootte als dit ur ge, zal- len voorts vervat zyn, 's Mans aantekcningen \vegens, het Menschlyk GeIlacht, ter ontvouwinge van het merk- waardigite, dat inzonderheid de Volken op de Eilanden in de Zuidzee betreft. Men zal 's Mans waarneernin- gen met te meerder leerzaam nut en vermaak overwee- gen , om dat 'er alleszins cane behoorlyke oplettendheld in dooraraalt , met cane naauwkeurige onderfcheiding Nan ' t geen by flegts ter loops of meet . gezet heeft kun- pen beichouwen; terwyl by zyne daaruit afgeleide ge- volgtrekkingen niet meesteragtig opdringt, maar ter na- dere overdenkinge en verdere nafpooringe. aanbicdt. — Wy zouden dit, in 't bybrengen van vericheiden by- zonderbeden , kunnen toonen ; maar wy agten den Lee- zer meercier dienst te zullen doen , Met, ten deezen aanzien, bet oog te flaan op an enkel ank , dat als eert geheel inkomt, te weeten, het geen Heer FOrfier by- jorengt , met betrekking tot het groote Vraagfluk , lover bet 0/ of niet aanweezen van (fen vast Zilidlancl; waar- dmtrend by ons eerst het volgende aan de hand geeft, suet opzigt tot de tot nog toe geciatme ontdckking :

„ De Schryvers van de algemeene Waereldlyke Ge- fchiedenisfen, (zegt hy ,) en de Galeerde Prafident DES BROSSES (*), hebben reeds lane vermoed,. dat 'er in het Zuiden nog een vast land gevonden wordt. De voornaame grond, waar op zy fteunden, was, dat de reeds bekeri-de Landen in bet Zuidlyk halfrond naar hun oordeel, niet genoegzaam waren , om voor die van bet Noordlyke tot evenwicht te ftrekken. Zeker

Schry-

(*) Modern Univ. Mist. Fol. Pol. V. p. 2. of 8°. Pol. XL

p. 275. DIAS 3RO68E$ 2 Voyages aux Terre: .elufir. Vol. 1. p.

(23)

WAARNEEMINGEN,

29 SChryver (*), wins yver, om Geographifche kundig- heden uit te breiclen , de zeevaart te bevorderen , en nieuwe ontdekkingen te maaken, van een zeer gunfligen kant bekend is, heeft de bewyzen , die daartoe behoo7 ran , onlangs in een fierker licht geplaatst. Dan, deeze onze reize om de Waereld heeft ontegenzeglyk bewee- zen dat in het Zuidlyk halfrond , aan deeze zyde van den Go grand Z. B. , buiten de door ons ontdekte Ei- Emden , in den Zuider Ocenan geen ander land te vinden is. Al Wilde men nu beweeren , dat op acne breedte, tot Welke wy niet zyn doorgedrongen, en dus aan de andere zyde van den (o', vast land gevonden worth, zoude men evenwel moeten toeftemmen , dat deeze brok lands , iii vergelykinge met de landen van het Noordlyk halfrond , veel te klein is (t). Maar zoude men, in de veronderftellinge, dat het flelfel van het evenwicht tus- fchen beide de halfronden noodzaaklyk is , niet kunnen beweeren, dat het gebrek aan een grooter land daardoor vergoed worth , dat op den grond van den Zuider Oce- aan CS) zulke lichaamen liggen , door welker grootere betrelchice zwaarte.bet evenwicht weder herald wordt?

En hoe veele andere middelen, om deeze zwaarigheid weg te neemen, kunnen 'er niet nog plants hebben, die

y our onze bekrompene kundigheden nog verborgen zyn?"

Na deeze vooronderftelling dus tegengegaan te hebben, laat de Heer For f ler zig in 't breede uit, over het Ys en, deszelfs oorfprong, dat hem ook aanleiding geeft, ont wader op het voorige onderwerp te komen, ter afwyzin- ge van eene andere vooronderalling. Zyne bedenkingen.

over bet Ys en deszelfs oorfprong , zyne ondervindingen deswegens in de Zuidzee, behelzen veel leezenswaardigs;

doch wy kunnen 'er ons bier niet mede ophouden, dart voor zo ver het een en ander betrekking heeft tot het voorige onderwerp. Men vindt, gelyk bekend

is

(*) DALRYMPLE'S Collea. of Voyages to the South Sea. Vol. II.

App. P. x.

Ca) Deeze brok wordt nog kleiner, als men nagaat, dater, volgens het geen Fdrfier verder meldt , zelfs tot aan deeze zy- de van 7 c graaden, geen land van eenige uitgefIrektheid, naar alle gedachten , te vinden zy.]

(§) En in het algemeen in de landen van het Zuidlyk half- fond. G. F.

B z

(24)

SO 3. R. FORSTER,

is , Mannen van naam , die beweeren, dat het Ys alleen aan de kusten, en wel alleen uit versch water, ontitaan kan, of zelfs alleenlyk op rivieren, zo als in Siberien en de Baay van Hudfon, in zee gevoerd kan worden.

„ Ingevolge van dit gevoelen verwachtte ik, (betuigt de Heer Fiirfler,)inderdand, dat wy haast een vast Land in het Zuiden zouden ontdckken, toen wy in December, 1772, een grooten voorraad van Ys ontwaar wierden.

Dan , deeze myne verwachting wcidt toen , en nader- hand, toen wy tweemaalen over den 67° en eens over den 71° Z. B. kwamen, te leur gefIeld. Myne twyfelin- gen, die ik, in andere opzichten, nopens het aanweezen van zulk een Zuidlyk land, had, kwamen derhalven we- der boven , en bewoogen my tot een nader onderzoek der gronden , op welke de zodanigen hun gevoelen , zo wel ten aanzien van de wyze op welke het Ys ontflaat, als van de noodzaaklykheid , dat 'er in het Zuiden zulk een vast land zyn moet , gevestigd hebben." — Onze Schryver wederlegt hierop breedvoerig, zo natuur. als gefchiedkundig, het geen men, in dit geval, nopens het bevriezen van Zeewater , in openbaare of uitgeftrekte Zeeen , beweert. Intusfchen gaat by byzonder na het denkbeeld van den Hecr de Bufon (*), die wil, „ dat de

„ groote ysklompen, welke men in de Zuidzee ontmoet , nit het binnenfle van het naby den pool gelegen land,

9)

,, op deszelfs groote rivieren afgedreeven moeten zyn , zo

„ als ze op den 0obi en Yenefai, en andere groote rivie-

„ ren , in den Noorder Oceaan dryven." Dan, hierom- trent, vooronderftellende , dat men daarin , (gelyk men wil ,) eenige gelykheid kan flaande houden , merkt by het volgende am:

„ Indien 'er een Zuidland is , dan moeten , op dien gemelden gron

b

cifla cr , deszelfs kusten zich inso-elyks van bet Oosten na het Westen ,hoewel nog Zuidryker, , dan wy op onze vaart geweest zyn , by gevolg misfchien aan de andere zyde van den 6o°, en op fommige plaat- zen zelfs boven den 71°, uititrekken. De rivieren, die 'er in zyn , zouden uit deszelfs binnenst gedeelte, by gevolg van bet Zuiden na bet Noorden, moeten droo- men , om in de zee te loopen. Daar wy nu reeds on- der den 54' , op het Eiland Zuid-Georgien, het welk naauvv- lyks

(*) DE BUFF0N, Hist. Nit. (edit, in t 2mo.) T. I. p. 313. ela

3:9. en 'I'. IL p. 91. en

(25)

WAARNEEMINGEN.

lyks zestig Duitfche mylen in den omtrek groot is ,mid- den in den Zomer (*), eene koude vonden, waarby de Thermometer op 30, 32. of ten hoogite op 34° ftondt , het geheele land met diepe fneeuw bedekt, alle de ha- vens met ysklompen, die 6o ja So voeten boven het wa-

ter uitftaken , gevuld, en geen het minfte fpoor van wel- len of rivieren; hoe weinig rede is 'er dan om te ver- wachten , dat men boven den 7t°, of zelfs by het as- punt, rivieren zal aantreffen; en bier toch zouden zy moeten ontftaan , zo het mooglyk was, dat zy op het veronderftelde Zuidland konden plaats hebben.

iliermede vervalt het voorgeeven van zelf, dat door de rivieren van het Zuidland het ys in zee zoude gedree- ven worden.

„ 'Er is, (voegt by bier by ,) nog eene omftandig- heid, die gewislyk klaar bewyst, dat, ten minften on- der die luchtftreek, onder Welke nog eenige groci van planters of gewasfen mooglyk is , geen Zuidland moet gezocht worden. Alle Noordfche zeeen werpen zulk eene aanzienlyke hoeveelheid van bout, op de kusten van Nova Zembla , Spitsbergen, Groenland , enz., dat de ongelukkigen , die zich in de noodzaaklykheid bevin- den , om aldaar te moeten overwinteren, eenen genoeg- zaamen voorraad van brandhout kunnen vinden , alhoe- wel 'er op deeze kusten niet 66n boom groeije. Maar in alle Zuidlyke zeeen ziet men geen bet minst bewys van eenig dryfhout. De Franfchen vonden op deFalks- eilanden naauwlyks een paar flukjes , die 'er waren aan- gefpoeld, alhoewel zy 'er , tot op een taamlyken af- thud, naauwkeurig na gezocht hadden. En wy vonden het ook even zo min op de kusten van .Zuid-Georgien."

Beweert men, tegen het ontftaan van ys in zee, dat het land , ten "Milne als een fleunpunt (t), waar aan het ys zich vast kan hechten , onontbeerlyk is , zo be- roept onze Autheur zig daartegen op de proefneeming van den Heer Nairne (s), in wclke het ys , aan de oppervlakte van het zeewater, bevroor, en zyne krys- tal- die met onze maanden Juny

zyne Proefneeming in het 65.

(*) In December en January, en July overeenkomen.

(t) DE BUFFON. T. I. p. 34.

(§‘ De Heer NAtItNE befchryft Deel der Phi10f. Transafi.

B3

(26)

J. R. FORSTER,

tallen benedenwaarts fchoot. „ Buiten twylfel ontflaat derhalven (zegt by ,) het ys daar bet eerst , daar de koude het grootst is; dewyl nu de lucht het eerst op de opperviakte der zee werkt, moet het ys van boven na beneden gevormd worden , aim bet water , hoe Ian- ger hoe dieper, , zyne koude mededeelen, en het voor ec- nen flerkeren grand van bevriezing bckwaam maakey, lk veronderftelle, dat de eerfte rimpeling en bevriezing altoos by flit weder gefchiedt, welk laatfte op hooge Zuidlyke breecitens, ingevolge van onze cigene waar- neemingen , niet ongewoon is. Misfchien zoude men, met veel waarfchynlykheid, kunnen beweeren , dat de ge- heele ftrekking van den Zuidpool tot den 8o° Zuider- breedte, geheele Eeuwen lang , door êën enkelen , onge- deelden , vasten -ysbank bedekt is. In dit geval zoude de rand alleen van deeze ontzaglyke ysvlaktc aan eenige verandering onderhevig zyn ; dewyl dezelve, des Win- ters, door aangroeijing in omtrek zou toeneernen , maar, , by het wederkeeren van zachtere jaarfaifoenen , door de winden befchadigd worden , en gedeeltens , die 'er van tyd tot tyd afbreeken, aan de zeeftroomen, die dezelve verder Noordwaarts voeren , moeten prys geeven. Hoe gemaklyk kunnen niet groote ysvelden en bergen , (tus- fchen welke de zee met ontelbaar veel kleine ysfchotfen bezaaid is , en alwaar de wind niet in Chat is , om een hooge zee to maakenOby bet wederkeeren van den Win- ter aan elkander vast vriezen (*), zonder dat men in het minst (*) Onze Schryver heeft deswegens wat vroeger reeds opge.

merkt, „ dat de koude boven den 71° Z. B. inzonderheid in den Winter, fcherp genoeg moot zyn, om de zee tot den 280 to verkoelen , het welk het vriespunt voor het zeewter is.

De koude houdt daar zeven of acht maanden lange, met on- afgebroke hevigheid , aan , zoo dat 'er tot het bevriezen van groote brokken ys tyds genoeg is. Dan 'er zyn nog meer an- dere wyzen, op welke deeze ysklornpen konnen ontflaan. Men felle eens, dat het ys, het weik, by itil weder, in zee gebo- ren words, niet, (gelyk zommigen willen,) boven de 12 voe- ten dik konde worden ; nochtans breckt eon form nacierhand dergelyke ysvelden , die van eene zeer groote uitgefirektheid zyn ; de ftukken drukken elkander neder, worden op elkander geworpen , vriezen wel haast wederom vast, en ftapelen zich ten laatften tot Bergen , die eenige mylen lang, en van twintig

tot zestis vademen dik zyn. Ook brengt de fneouw,

die

(27)

WAARNEEMI NGE

tninst noodig hebbe, aan dezelve eenig land tot een vast punt te geeven , om 'er zich aan te heaten? Men neeme bier by nog in aanmerking, dat de vorst in de Noordfchc landen lomtyds zo ftreng begint, dat al het water ipoedig tot eene foort van deeg of pap flak , en op eenmaal bevriest (*). In de luchtftreek by den ZuidpObi doet de kande , waarfchynlyk , dezelfde uitwerking, char buitendien het r uidlyk halfrond , op dezelfde graadeit van breedte , buiten, twyfel kouder is dan het Noord- lyke."

Maar tegen dit laatfte komt de Heer nit BUFFON op (f);

oordeelencre dat de Zeclieden zich zuiks alleen Verbett- den , om dat zy daar bet ys , verder van 'den pool af, otir- moet hebbcn , het welk nogtans misfchien aan deeze of geene byzondere oorzaaken moet warden toegefchreeven.

Dan dit denkbceld wederlegt de Heer F5rIlor ten 6ort- rligften,

„ 1Vanneer men(vervolgt hy,) de warkundige waarneemingen op d'e Falklands Eilanden , onder deft

*1.° Z. B. (§), met die vergelykt, welke in verfcheide- ne deelen van Europa, onder dczelfde (mar Noordly, ke) pools hoogte gemaakt zyn, zal elk onpartydig Lee' zcr moeten tocflemmen , dat de warmte in het fuidlYit halfrond werkelyk Beringer is, dan onder dezelfde gran, den in het Noordlyke. De bergen van het Vim-land , het Staatenland , het Eiland Zuid-Georgien en het ZegreA•

with-eiland, tusfchen den 54 en 59' Z. B. die in deft Zomer zelfs altoos met fneeuw en ys bedekt zyn, get,- yen daarvan een verder bewys , en laaten, ten opzichte van deeze merkwaardige byzonderheid, in de natuurlyke gerchiedenis van den Aardbol, geen twyfel over."

De oorzaak van dit groot onderfcheid moet , zyns oordeels , in de afweezenheid van een groat Land in het Zuiden gezogt warden. Om den Noordpool van den 6o tot

die dikwyls verfeheidene ellen iioog valt , en, door den regen, ontciooit , op het nieuw bevriest, en geduurig vaster wordt, veel toe, om de ysbergen op het laatst tot eene ongeloorlyk,

hoogte te doen kiln-mien."

(*) Reize van GVELIN (den Ouden) na Siberien.

( Hist. Nat. T. 1. p. 312.

Coneaion of Voyages chiefly id till Southern Ocean, by A. DALRYMPLE.

B4

(28)

i+ J. F5R1TER WAARNEEMINCEN.

tot den 66 graad liggen , gelyk bekencl is , van alle zyn den , uitgeflrekte Landen , die ten dcele bewoond en be- bouwd worden; die vrugten voortbrengen; en op wel- ken, in den korten Zomer, zomtyds eene hevige hitte plaats heeft. Geheel anders is 't in 't Zuidlyk half- rond. „ Daar vonden wy , " zegt de Heer Forster,

„ omtrent den 6o° der breedte en verder Zuidwaarts , buiten de beide onaanzienlyke Eilanden, in de Zuider Atlantifche Zee, nergens land (*); en midden in den Zomer ftondt , in deeze koude lachtftreek, de Thermo- meter nooit vyf graaden boven het vriespunt, maar wel dikwyls beneden het zelve. Dikwyls viel 'er fneeuw en bagel , en dikwyls bevroor des nachts het water , het welk in open vaten op het dek ftondt. Daar men zulke Zomernachten heeft, kan men ligtlyk bcgrypen, hoe het in den Winter gefteid moest zyn." Uit dit alles , bet welk alle Zeevaarenden in deeze fireek bevestigen , is, vervelgt onze Autheur, , niets gewisfer, , „ dan dat tusfchen 6o en 71° Z. B. geen groot land gevonden wordt , en dat de Eilanden, die het naast by deeze breed- te koomen , ongelyk Teel louder zyn , dan alle landen , die op den zelfden grad van Noordlyke breedte

Men voege bier by, dat de Zon eigenlyk acht dagen lan- ger in de Noordlyke tekenen van den Dierkring dan in de Zuidlyke vertoeft , bet welk insgelyks den Winter in bet Zuidlyke halfrond acht dagen lancer, en den Zomer even zo veel korter maakt , waar door de koude ecn 221'k of byna h grooter, dan op de Noordlyke helft van on- zen Aardbol worden kan Lt)."

(*) En deeze Eilanden , zynde Zuid-Georgien en Zandwick.

eiland. (welk laatite het verfte Land is dat men ten Zuiden ont- dekt heeft.) Welker akelige geaeldheid de Heer FOgier alvoo- rens beichreeven heeft, komen nog uit hoofde van derZelver Egging tusfchen den 54 en 59° Z. B., buiten dicn niet binnen

die bepaaling.

[(t) Men begrypt dit onderfebeid to gereeder, wanneer men

nagaat, dat her in 't Noordlyke halfrond Winter is, wanneer

de Zon zig het naast by de Aarde hevindt ; waarmgen de Win-

ter in 't Zuider halfrond plaats heeft, wanneer de Aarde op Kaa-

ren verften affland van de Zon is: 't welk de koude, in het

laatite gevai, alle andere dingen gelyk ftaande, natuurlyk groo-

ter meet doen zyn , dan in 't eerfte geval

(29)

AMSTERDAM'. as

Amfierdarn, in zyne Gefchiedenisfen , Voorregten, Keep.

handel , Gebousven , Kerkengaat, S'choolen , &buttery , Gilden en Regeeringe , befchreven om to dienen ten ver- volge op het Work van JAN WAGENAAR Ilistoriefchry- ver der Stad. Veertiende LS-Wk. Te Amlierdam ell Har- lingen , by P. Conradi en V. van der Plaats , 1788.

Als bezitters der uitgegeevene Dertien Stukken. In gr.

8vo. groat 301 bladz.

ie het Werk van den Heere WAGENAAR, de Gefchie- denis en Befchryving van Amiterdam bchelzende gelezen hebben, weeten, dat by zyn verhaal van de Ge- fchiécienisfen dier Stad niet verder heeft voortgezet dan tot aan het jaar 1740, oordeelende , gelyk by zelve zegt, dat „ de zaaken , na dien tyd voorgevallen , nog te versch

„ gefchied waren , dan dat zy met de vereischte gegrond-

„ beid, omitandigheid en naauwkeurigheid, zouden kon- nen Verhaald. worden,” (*) Den liefliebberen der Va- derlandfche Gefchiedcnisfen konde , derhalven, een aan- genaamen dienst gedaan worden, door bet vervolgen van het afgcbroken Werk. De lotgevallen der voornaamfte Siad van den Nederlandfchen Staat kunnen niet misfen op zichzelve belangryk te zyn voor den Leezer, en wor- den het nog meer door den grooten invioed, welke die Stad altoos gehad heeft, en natuurlyk moest hebben, op het algemeene Staatsbeftier. 't Is hierom, zeggen de Uit- geevers in eene korte Voorreden , dat de Leezer, in de volgende verhaalen , zo wel als in de voorgaande van den Heere J. WAGENAAR, byzonderheden zal aantrefen , die, in den eergen °gag , geen naatorrr verband fcheenen te hebben met onze dan met eenige andere Stad van Holland, loch die, evenwel, by de uitkomst , bleeken door heimely.

ke of openbaare bewerking onzer It egenten befluurd te zyn geworden , ten algemeenen,beste, of ter afwendinge van ge., vreesde onheilen. Dit is eene zees zekere waarheid, maar of derzelver gevolgen zo verre .moeten getrokken worden, dat men van de Geichiedenisten van Amfterdam eene be.

knopte Vaderlandfche Historic maake, de verhaalen van Veldtocliten, Gevechten en Veldflagen, daar invlechre, gclyk in dit Vervolg gefcilledt , laaten wy aan het oordeet van anderen.

( 4 ) WAGENAAR Anfierdam , Sulk, bl. 743. in folio.

B 5

De

(30)

AMSTERDAM.

De I.Jitgeevers merken , in hunne Voorreden , insge- lyks aan , dat de Heer WAGENAAR zyne Befchryving van Amiterdam , de Gefchiedenisfen Bier stad niet verder brengt , dan tot den aanvang der tegenwoordige Eeuwe,

e den. Dood van Prinfe WILLEM DEN DERDEN , in het

j aar 1702. voorgevallen ; en dat de berichten , welke mem vervolgens ontmoet van het gebeurde tot aan het jaar 1740, rneer den /want verdiencn van korte aanwyzingen , dan dien van Gefchiedenisfen. Men heeft daarom goedgelron- den dit Vervolg te beginnen met den dood van den ge- melden Vorst, en dit I- certiende Sink brengt de Gefchie- denis , in Twee Boeken, tot op de Verklaaring van Frank- rvk's befluit , om den 'c:taatfchen bodem aan te taste/,

j

gedaan in het jaar 1747 (*) , loopende het eerfte Bock, of wel het Vierentwintigfte, (want men heeft bet getal der Boeken vervolgd,) tot bet jaar 1719; en het Vyfen- twintigile vervolgens tot het jaar 1747.

Zo veel wy hebben kunnen nagaan, is dit tegenwoor- dige Stuk voornaamelyk byeen verzameld uit WAGENAAR'S

Befchryvinge van Amlit.rdam , en deszelfden Schryvers Faderlandfche Historic. Uit het eerstgernelde Werk heeft men overgeuomen de beknopte Aantekeningen , welke in het laatfte gedeelte van het XXIIfte en in het XXX1Ifte Bock voorkoomen. Het geene WAGENAAR , in bet Twee- de en Derde Stuk van zyn Werk (f), hierendaar aante.

kent , van eenige veranderingen aan openbaare Gebouwen, Stichtingen, Markten , enz. heeft men ingevoegd in de gebeurtenisfen der jaaren, in welke die veranderingen ge- rnaakt zvn. Dus is het geene bladz. 47. gezegd wordt , van de Brownisten of Bruinisten , te vinden by WAGENAAR.

lIde Stuk, bl. 174. van de Voorrechten der Burgeren , bl. az. by WAGENAAR , 149. van de veranderingen aan de Zuider Kerk , Franfche Roomfche Kerk , en de volbouwinge van het Brantzen Hofje , bladz. 203. by

WAGENAAR, II, 131. 211. en 355. van de Orcionnantien voor het St. Joris Hof, en voor het Veer op Bolswaard,

bladz.

(*) Den 17 April. Zie WAGENAAR had. MI?. XX. Deel, bl.

56. Dit is in dit Vervolg. niet aangetekend , fehoon 'er gemeld worde, dat men deeze Verklaaring niet voor de imam.] Novem.

ber beantwoordde.

(0 De Leezer Believe te weten, dat wy altoos den Druk in

folio aanhaalen, als hebbende tegenwoordig de gelegenheid niet

om dien in 8vo na te zien.

(31)

AMSTERDAM. 47 bladz., 209. by WAGENAAR , II , 318. en 511 (*) ,van de Mandemarkt, bladz. 214. by WAGENAAR, II, 430.

De Leezer befluite hieruit evenwel niet, dat by in dit Werk niets zal aantreffen, het geene by niet in de twee bovengernelcle van den Heere WAGENAAR ZOtlde kunnen leezen. Sommige gebeurtenisfen worden verhaald , van welke WAGENAAR of zwygt , of veel kortere melding maakt. Van dien aart is het geene op bladz. 221-229 ge-, boekt is, raakende de onlusten op Curacao, in het jaar 1740 , waarvan wy niet weeten by den laatstgemeldcn.

Schryver iets gelezen te hebben. Het verflag, welk dee-, g e geeft van den opftand en moord der Chineezen te Batavia, is ook merkelyk beknopter, en verzeld met min- der omflandigheden, dan bet geene bier voorkoomt van bl. 229. tot 241. De Heer, WAGENAAR fpreekt in zyne Befchryvinge van Amfterdarn (§), met, weinige woorden, van een kostbaar Vunrwerk, ter gelegenheid van bet ilui- ten van den Vrede , tusfchen Rusland en Zweeklen, in den jaare 1721 door den Heere VAN BRANDTZ, afgefle- ken : maar hier vindt men van bl. 122. tot bl. 132. eene uitvoerige befchryving van dat Vunrwerk, met al de De- coratien, Opfchriften, enz. daartoe behoorende, nevens de aanmerking, „ dat de Heer VAN BRANDTZ zo aan het

„ Hof van Rusland, als bier te Laude , met dit alles ,

„ geene geringe eer behaalde." Van het Spiegelgevecht te water , het geene op den 2lften April 1717, ter eere van hunne Czaarfche NIajefteiten , te Amiterdarn gegeven- werd, zullende fpreeken, heeft onze Schryver den Zein- brief voor de beide Esquaders geboekt a), welke by WAGENAAR. ontbreekt.

Somtyds verfchilt ook het verhaal des Schryvers zins van dat van zynen Voorganger. By voorbeeld, hier leest men , dat de Prinfes Weduwe van JAN WILLEM FRI- so evengemelde Spiegelgevecht hebbe bygewoond, terwyl WAGENAAR zegt, dat zy tegenwoordig zy geweest by een ander diergelyk vermaak, bet Been in de maand

Au- (*) WAGENAAR zegt daar, dat her gemelde Veer , ter dier 00, van de Friefthe nyde in den tegenwoordivn flaat g .ehrav is, i)e Schryver van het Vervoig fchynt van eene Amflerdamfcbe Or- donnantie te fpreeken.

(t) Vaderl. Hilt. D. XIX, hi. 282'285.

-(s) Stuk I. bl. 735. Bl. 86, 87.

(32)

AMSTERDAM.

Augustus deszelfden jaars gegeven werd , op verzoek van Czaar PETER , die ook zelve het eerfte niet gezien had (*). - De komst van den Prins van Oranje, en die van den Afgezant van Marocco, te Amflerdam , wordert bier, bl. 188, 189, geplaatst op het jaar 1729: by WA-

GENAAR. , bl. 739, op het jaar 173o. Eenige andere ver- fchillende verhaalen, maar van weinig aanbelang , meenen wy onder het leezen opgemerkt te hebben.

De Uitgeevers belooven in hunne Voorreden , „ dat de

„ Gerchiedenisfen zullen vervolgd worden tot op de om- wenteling, in den voorleden jaare voorgevallen." Het zal hun gewisfelyk niet aan Frolic ontbreeken, om nog ee- xige Deelen te leveren, ter vervullinge van die belofte.

Amiterdam heert , vooral in de laatfle jaaren , eene zo aan.

zienlyke, zo veel geruchts maakende , en op verfchillen- de tyden, zo verfchillende rol gefpeeld op het tooneel der Staatkunde, dat ieder beminnaar des Vaderlands en der Gefchiedenisfe moet wenfchen , het gedrag dier Stad, naauwkeuriglyk en met onpartydigheid , door erne be- kwaame hand befchreven te zien. De vraag is, of het fchryven van Gerchiedenisfen , zo zeer na aan den tegen- woordigen tyd, niet te moeilyk , en, zo 't onpartydig en naar waarbeid gefchieden zal , wel zonder gevaar is?

WAGENAAR , ten minften , werd door die bedenkinge, van het vervolgen zyner Vaderlandfrhe Historic , afge- fchrikt , gelyk by zelve betuigt in het Berigt , geplaatst voor derzelver XXIfle Deel.

Wy moeten den Leezer nog berichten , dat de Uitgee- vers belooven het Werk met een goed aantal van Plaaten of Prenten te verfieren , en dat het zo wel in groot en klein folio , als in octavo, is gedrukt, ten einde de Be- zitters der onderfcheiden formaaten des Werks van wA-

GENAAR. gelegenheid te geeven, om dit Vervolg by het- zelve te kunnen voegen.

(*) WAGENAAR ifinflerdam, I. Stuk, bl. 731.

fiferk-

(33)

LEVENSGES. VAN FREDRIK, VRYHEER VAN DER TRENCK.

Merkwaardige levensgefchiedenis van FREDRIK VRIJHEElt VAN DER TRENCK befchreverz . door hemzelven. Naar de nieuwe vermeerderde en vertcterde nitgave , die te Berlin met Privilegie van den Boning gedrukt is, uit het .Hoogduitsch vertaa d , en door eenige Zantekeningen op- gehelderd. Met Plaaten. Tweede Deel. Te Arngerdam, bij M. de Bruijn, 1788. In gr. octavo, 276 bladz.

By 't afloopen van 't voorige Deel , zagen we den.

Vryheer van der Trenck gevanglyk na Maagdenburg gevoerd, en des vangt dit tweede aan, met eene befchry- ving van die Maagdenburger gevangenis ,, en zyn weder- vaaren in dezelve; welk berigt eene reeks-van rampen en te leurftellingen behelst , doormengd met veelerleie out.;

moetingen en bedryven, waarin 's Mans voorheen gemel- de character beflendig blyft doorflraalen. 'Er verliepen negen jaaren en ruim vyf maanden , eer by geflaakt werd;

en de Graaf von Scblieben , die des Konings bevel van ontilag aankondigde , had order, om hem, by nagt, in een overdekten wagen , over Dresden na Praag te bege- leiden , en niet toe te laaten , dat by op de reize met lemma fprake. Hier gekomen zynde , was by nu in vol.

komen vryheid, doch het duurde niet lange. 'Er kwam,

na eenige dagen , eene estafette van Weenen , en by

werd, onder een goed escorte, van Praag, als een ar-

restant, na Weenen gezonden. De Adminiftrateurs zyner

goederen hadden hem dit ongeval bewerkt : zy hadden

hem aan 't Weener-Hof befchreeven als gevaarlyk dolzin-

nig ; en hun doelwit was, hem, onder voorwendzel van

onzinnigheid, in de vesting Griiz te doen opfluiten; en

hem , als dan, geduurende zyn ganfche leven, onder

ratele te houden. Edoch dit mislukte hun; dan desnict-

tegenflaande flaagde de Vryheer van der Trenck ,Voort3

niet , in zyne wettige prxtenfle op de voorvaderlyke

Trenckfche goederen , en verdere aanmerkelyke. fommen

gelds , die hem regtmaatig, toekwatnen. Van de onregt-

vaardige behandelingen , hem bier omtrent , gelyk ook ten

opzigte van andere omflandigbeden , hem aangeclaan , die

hem veel verdriets baarden , en dikwerf op zeer groote

kosten jaagden , geeft by in het verdere verhaal een

voerig verflag. Dit , gepaard met zyne ongerchiktheia

voor het Hofleeven , deed hem wel dra van Weenen ver-

trekken ; by begaf zig , by eene voorkomende gelegen-

held

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Was hij in het vorige Deel den Constitutionélen van 1791 niet zeer genegen, de vergelijking met de mannen des bloeds doet hier de schaal ongemeen te hunnen voordeele overhellen.

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1837.. J EZUS en de misdadigers aan het kruis, of Tafereel der begenadiging van den zondaar. ‘Wordt het gebeurde voorgesteld, en wel op zulk

Het is te hopen, dat een Schrijver van zoo veel aanleg, en zoo zeer met de anatome subtilior ingenomen, nog eens op dit onderwerp zal terugkomen, en, door zich minder te haasten,

De spreker zelf noemt dit stuk eene lofrede (bl. 131) ‘dat de vereenigde hulde van zijne drie oudste zoonen aan de schimmen van DE HEER , in wien deze eenen onderwijzer vonden die

- ‘het vroom gevoel en de teedere naauwgezetheid van geweten van eenen NEANDER , het bedaarde onderzoek van een GIESELER , het bespiegelend talent van een BAUR en DORNER , de

beweert naemlyk, dat men, by het woord Satan, in de twee eerste Hoofdstukken, niet heeft te denken op dat hoofd der booze geesten; maer dat de Dichter, onder die benaming, welke zo

Vaderlandsche Leezers, berigt, niet ten oogmerke te hebben met veele of zwaare Boekdeelen te voorschyn te komen, doet het plan, 't geen hy zich voorgesteld, en in eene breede

(4.) Dat gij bij nadeelige beoordeelingen van anderen hunne goede zijde niet verbergt, maar hunne waarde, welke zij in een ander opzigt hebben, iegt laat wedervaaren: en, ('t geen