Vraag nr. 67 van 2 februari 1998
van de heer CARL DECALUWE Kijk- en luistergeld – Tweede verblijf
De inning van het kijk- en luistergeld gebeurt nu door de Vlaamse Gemeenschap zelf en blijkbaar met groot succes. Naar modaliteiten toe wordt het kijk- en luistergeld per toestel bekeken. P e r s o n e n die een tweede verblijf hebben waar zij kunnen beschikken over een tv-toestel dienen eveneens kijk- en luistergeld te betalen, ondanks het feit dat deze toestellen niet frequent worden gebruikt. 1. Kunnen bij de inning van het kijk- en luistergeld
de toestellen in de tweede verblijven worden onderscheiden van andere toestellen ?
Zo ja, wat is het aantal toestellen in een tweede verblijf ?
2. Wat was het aantal toestellen in een tweede ver-blijf bij de recente campagne om "zwartkijkers en -luisteraars" aan te zetten hun kijk- en luis-tergeld te betalen ?
3. Waarom worden er geen aangepaste modalitei-ten ingevoerd voor toestellen in een tweede ver-b l i j f, aangezien die toch minder gever-bruikt wor-den ?
Antwoord
1. Bij de inning van het kijk- en luistergeld is het mogelijk om de toestellen in de tweede verblij-ven te onderscheiden. Het aantal toestellen bedroeg op 1 september 1997 (toestand van de eerste eigen inning door de Vlaamse Gemeen-schap) :
– bij de eerste verzending (belastingplichtigen A tot J) : 11.732
– bij de tweede verzending (belastingplichti-gen K tot Z) : 13.016.
2. Naar aanleiding van de mediacampagne om zwartkijkers en -luisteraars aan te zetten tot het betalen van het kijk- en luistergeld, waren er voor de tweede verblijven in totaal 1.045 spon-tane aanmeldingen via het groene telefoonnum-mer en 3.215 per brief.
3. In de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk-en luistergeld staat in artikel 3 dat iederekijk-en
ver-plicht is het kijk- en luistergeld te betalen, ook als men een toestel in een tweede verblijf heeft. Er kunnen geen modaliteiten worden ingevoerd voor deze toestellen, aangezien de wetgeving terzake een federale materie is.