• No results found

PlanMER PRUP Rallycross Arendonk. Kennisgevingsnota

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "PlanMER PRUP Rallycross Arendonk. Kennisgevingsnota"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Arendonk

Kennisgevingsnota

Di en st Ru im te lijk e Pl an nin g

(2)

Colofon

Opdrachtgever:

Dienst Ruimtelijke Planning Provincie Antwerpen

Koningin Elisabethlei 22, 2000 Antwerpen tel.: 03 240 66 00

fax: 03 240 66 79 drp@admin.provant.be contactpersoon:

Ben De Bruyn

ben.debruyn@admin.provant.be 03 240 67 87

Dossiernummer: PRUP-2011-0050 Opdrachthouder:

Grontmij

Stationsstraat 51 2800 Mechelen contactpersoon:

Jeroen Bastiaens

jeroen.bastiaens@grontmij.be 015/45 13 00

Projectnummer: 751257011

Versie: 1257_KN_rev3_201300614

(3)

1. Voorwoord ... 5

1.1. Milieueffectrapportage: algemeen ... 5

1.2. Kort overzicht van de m.e.r.-procedure ... 5

1.3. De terinzagelegging praktisch ... 7

2. Algemene inlichtingen ... 8

2.1. Korte planbeschrijving ... 8

2.2. Initiatiefnemer van het plan ... 8

2.3. Toetsing aan de m.e.r.-plicht ... 8

2.4. Voorgesteld team van deskundigen ... 9

2.5. Administratieve voorgeschiedenis ... 9

2.6. Verdere procedures en besluitvorming ... 10

3. Situering van het plan ... 12

3.1. Ruimtelijke situering ... 12

3.2. Juridische en beleidsmatige situering ... 14

3.3. Beleidsmatige situering ... 26

4. Beschrijving van het plan ... 28

4.1. Verantwoording ... 28

4.2. Randvoorwaarden en aandachtspunten mbt inrichting plangebied ... 28

4.3. Resulterende inrichtingsprincipes en onderzoeksvragen ... 35

5. Onderzochte en niet weerhouden alternatieven ... 39

5.1. Nulalternatief ... 39

5.2. Locatiealternatieven ... 39

5.3. Inrichtingsalternatieven ... 39

6. Geïntegreerd ontwikkelingsscenario ... 40

7. Relevante informatie uit beschikbare studies ... 41

8. Scoping milieueffectenonderzoek: algemeen en specifiek op planniveau ... 42

8.1. Stap 1 – Scoping onderzoeksniveau ... 42

8.2. Stap 2 – Scoping relevante disciplines en effectgroepen ... 43

8.3. Stap 3 – Scoping algemene en onderscheidende effectgroepen ... 45

9. Nadere toelichting aanpak in planMER ... 48

9.1. Algemene opbouw per discipline ... 48

9.2. Mobiliteit ... 52

9.3. Gekende onzekerheden ... 71

9.4. Grensoverschrijdende effecten ... 71

9.5. Voorstel van inhoudsopgave ... 71

10. Kaartenbundel ... 72

(4)

Dossiernummer: PRUP-2011-0050

Tabellen

Tabel 3-1: Relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ... 16

Tabel 8-1: Bespreking relevantie clusters op planniveau in functie van de realisatie van het plan ... 44

Tabel 8-2: Resultaat Fase 3: onderscheidend karakter van de relevante effectgroepen ... 46

Figuren Figuur 3-1: Situering van het plangebied op macroschaal ... 12

Figuur 3-2: Situering van het plangebied op mesoschaal ... 13

Figuur 3-3: Situering van het plangebied op microschaal ... 14

Figuur 3-4 Uittreksel bestemmingsplan BPA Schotelven ... 15

Figuur 4-1: Bijzonder beschermde gebieden in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied ... 31

Figuur 4-2: Bijzonder kwetsbare gebieden in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied ... 34

Figuur 4-3: Samenvattende figuur: randvoorwaarden en aandachtsgebieden ... 36

Figuur 4-4: Afbakening plangebied (circuit en zoekzones parking) ... 38

Figuur 9-1: Situering potentiële meetpunten ... 56

(5)

De bedoeling van dit voorwoord is om een kort overzicht te geven van de m.e.r.- procedure. Tevens is het de bedoeling om informatie te bieden aan inwoners van de gemeente waar deze kennisgeving ter inzage ligt en over hoe ze concreet kunnen reageren op dit document.

1.1. Milieueffectrapportage: algemeen

Het voornemen om het huidige rallycross-circuit en bijhorende parkeerfaciliteiten te Arendonk te bestendigen zal worden afgetoetst aan de impact op het milieu. Dit gebeurt door middel van de opmaak van een milieueffectenrapport (kortweg MER).

Milieueffectrapportage (kortweg m.e.r.) is een juridisch-administratieve procedure waarbij, voordat een activiteit of ingreep plaatsvindt, de milieugevolgen bestudeerd, besproken en geëvalueerd worden. Via het milieuonderzoek wordt getracht om de voor het milieu mogelijk negatieve en positieve effecten in een vroeg stadium van de besluitvorming te kennen zodat de negatieve effecten kunnen worden voorkomen of gemilderd en de positieve effecten kunnen worden versterkt.

Op die wijze kan het voorliggend project of plan worden bijgestuurd. Het milieueffectrapport vormt bijgevolg een belangrijk instrument in de besluitvorming.

Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te beslissen of een bepaald project of plan toegelaten of vergund zal worden en onder welke voorwaarden.

Het voornemen tot de bestendiging van de huidige activiteiten betreft een plan, waarbij binnen het plan-MER een aantal alternatieven inzake parkeermogelijkheden zullen worden afgewogen. Doordat de geplande uitbreiding deels niet verenigbaar is met de huidige bestemmingen op het gewestplan fungeert dit planMER tevens ter voorbereiding van het op te maken Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP).

Omdat het plan-MER wordt opgesteld in functie van het op te maken PRUP moet het duidelijke uitspraken bevatten omtrent de elementen die in het PRUP moeten worden opgenomen, met name een gemotiveerde afweging van de locatie- alternatieven en inrichtingsconcepten en een opgave van milderende maatregelen met een ruimtelijke weerslag (bijvoorbeeld de situering en het ruimtebeslag van een geluidsscherm of –berm, enz.).

1.2. Kort overzicht van de m.e.r.-procedure

Het decreet betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (het zogenaamde mer/vr-decreet, hierna “het decreet” genoemd) beschrijft de m.e.r.-procedure (BS 13 februari 2003). Dit decreet is op het vlak van milieueffectrapportage voor plannen en programma’s gewijzigd (BS 20/06/2007).

Deze wijziging trad in voege vanaf 1 december 2007.

Voor wat betreft planMER’s in het kader van een RUP-procedure voorziet het nieuwe decreet het zogenaamde integratiespoor. In Art. 4.2.4. van het plan-m.e.r.- decreet

1

wordt de mogelijkheid voorzien om via een decreet of een besluit de procedure tot de opmaak van een plan-MER te integreren in de opmaakprocedure van een plan of een programma. Voor ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) is de procedurele integratie van het planMER en het RUP uitgewerkt in het integratiespoorbesluit voor RUP’s. Het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende

1 Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake mi- lieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS. 20 juni 2007).

(6)

Voorwoord Dossiernummer: PRUP-2011-0050

het integratiespoor voor de milieueffectrapportage voor een ruimtelijk uitvoeringsplan werd bekrachtigd op 18 april 2008. (BS 20 mei 2008).

Bij de start van deze procedure geopteerd om niet het integratiespoor te volgen, maar om voorliggend planMER de klassieke procedure te laten doorlopen zoals bepaald in het DABM en het uitvoeringsbesluit dd. 12 oktober 2007. Deze klassieke procedure is in verschillende fasen opgebouwd:

Kennisgevingsfase

Indien het voorgenomen plan planMER-plichtig is, stelt een team van deskundigen kennisgeving op. Hierin worden onder meer de voorgenomen activiteit, de aard, de ligging, doelstellingen en verantwoording van het plan beschreven. Ook wordt hierin een overzicht gegeven van de juridische en beleidsmatige context en onderzochte alternatieven, bestaande en beoogde vergunningen en relevante gegevens uit vorige rapportages en goedgekeurde rapporten. Daarnaast beschrijft deze kennisgeving de specifieke milieuaspecten die onderzocht en beschreven zullen worden in het MER, inclusief de verdere aanpak voor de bepaling en de beoordeling van deze aspecten. Na het opstellen van de kennisgeving, dient de initiatiefnemer het dossier in bij de bevoegde overheid, namelijk de Dienst Mer, afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Na eventuele aanpassingen wordt de kennisgeving volledig verklaard door de Dienst Mer en kan deze ter inzage gelegd worden.

Terinzagelegging en richtlijnen

De Dienst Mer legt de volledig verklaarde kennisgeving onverwijld ter beschikking van het publiek (= terinzagelegging). De Dienst Mer bezorgt eveneens een afschrift van de volledig verklaarde kennisgeving aan de betrokken gemeentebesturen (Arendonk en Oud-Turnhout), de provincie Antwerpen en de door de Vlaamse regering aangewezen administraties. Tijdens de terinzagelegging van het kennisgevingsdossier kunnen de burgers reageren. Bij de bekendmaking of terinzagelegging wordt duidelijk aangegeven dat eventuele opmerkingen over de inhoudsafbakening van het voorgenomen plan-MER binnen de 30 dagen na volledig verklaring van de kennisgeving aan de Dienst Mer moeten worden bezorgd.

Op basis van inspraakreacties van de inwoners en reacties van de aangeschreven administraties en openbare besturen en na een informele vergadering met de betrokkenen, stellen de medewerkers van de Dienst Mer richtlijnen op die de initiatiefnemer moet volgen bij het opstellen van het milieueffectrapport. De Dienst Mer stelt de richtlijnen op binnen de 20 dagen na het beëindigen van de terinzagelegging.

Ontwerprapport

Steunende op de richtlijnen stelt het team van deskundigen het plan-MER op onder leiding van een MER-coördinator. Het ontwerprapport wordt vervolgens ingediend bij de Dienst Mer en wordt besproken op de ontwerptekstbespreking.

Eindrapport

Na indiening van het planMER bij de Dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen, of de aangewende methodologie correct is en of de opmerkingen verwerkt werden. Daarna keurt de Dienst Mer het MER goed of af en stelt ze een goedkeurings- of afkeuringsverslag op. Deze goed- of afkeuring wordt binnen een termijn van 50 dagen betekend aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties, de MER-coördinator en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen.

Een goedgekeurd plan-MER is - in het kader van een RUP-procedure - vereist ten

behoeve van de officiële opstart van dit proces (plenaire vergadering).

(7)

inwoners van de betrokken gemeenten op de hoogte te stellen van de voorgenomen activiteit en zijn mogelijke gevolgen op de omgeving. Tevens is het de bedoeling om concrete, zinvolle reacties uit te lokken. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen plan zelf, over de alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis, ….

De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden naar aanleiding van het PRUP en van de latere vergunningsaanvraag. Dit is dus tijdens de latere besluitvormingsprocedure en niet gedurende de m.e.r.-procedure.

Vanaf het begin van de terinzagelegging heeft het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente(n) maximaal 30 dagen de tijd om de opmerkingen van de inwoners toe te sturen naar de Dienst Mer. De inwoners kunnen hun opmerkingen ook rechtstreeks doorsturen naar de Dienst Mer.

De Dienst Mer bundelt de zinvolle reacties op de kennisgeving en neemt een beslissing over de inhoud van het milieueffectrapport, de inhoudelijke aanpak, de methodologie van de rapportage en over de opstellers van het milieueffectrapport.

De kennisgeving wordt, samen met de ontvangen opmerkingen en adviezen, na de terinzage legging besproken op een vergadering waarbij de dienst Mer en de bevoegde overheid aanwezig zijn.

De Dienst Mer maakt een verslag van de vergadering op binnen twintig dagen na het beëindigen van de terinzagelegging. Het verslag bevat de richtlijnen over de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-MER, en eventuele bijzondere en aanvullende richtlijnen voor het opstellen van het plan- MER. Deze richtlijnen zijn een openbaar document en elke burger kan ze bij de milieuambtenaar van zijn gemeente opvragen. Deze richtlijnen zijn eveneens beschikbaar op de webstek www.mervlaanderen.be

Meer informatie is beschikbaar in een folder die de Dienst Mer daarover heeft

opgesteld. Deze folder vindt u op de webstek www.mervlaanderen.be of bij de

milieuambtenaar van uw gemeente. De folder kan u ook aanvragen via

mer@vlaanderen.be.

(8)

Dossiernummer: PRUP-2011-0050

2. Algemene inlichtingen

2.1. Korte planbeschrijving

Doel van het plan is om een planologische oplossing uit te werken in functie van rallycrossactiviteiten. Het bestaande rallycross-circuit wordt behouden en breidt niet uit. Naast het rallycross-circuit moet er tijdens wedstrijden ook ruimte zijn voor het opvangen van de parkeerbehoefte en dit zowel voor piloten (paddock) als voor bezoekers. In het planMER worden hiervoor verschillende zoekzones onderzocht en afgewogen. De afbakening van de zoekzones voor parkeren wordt maximaal rekening gehouden met de huidige kwetsbaarheid van het gebied. Op basis van randvoorwaarden vanuit de activiteit en structuurbepalende en kwetsbare elementen vanuit de omgeving worden de potentiële parkeerlocaties in beeld gebracht.

2.2. Initiatiefnemer van het plan

Provincie Antwerpen - Dienst Ruimtelijke Planning Koningin Elisabethlei 22

2018 Antwerpen

Contactpersoon: Ben De Bruyn

2.3. Toetsing aan de m.e.r.-plicht

2.3.1. Plan-m.e.r.-plicht

Om na te gaan of het voorgenomen plan onder de toepassing van de plan-m.e.r.- plicht valt, moeten drie vragen stapsgewijs beantwoord worden, namelijk:

Valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM)?

Ja

De provincie heeft de intentie om de ontwikkeling van rallycross-circuit in het plangebied ruimtelijk te vertalen en vast te leggen in een PRUP. Een ruimtelijk uitvoeringsplan betreft een plan dat door een overheidsinstantie wordt opgesteld om middels een wetgevingsprocedure door de Vlaamse Regering te worden vastgesteld. Dit maakt dat een ruimtelijk uitvoeringsplan onder de definitie valt van een plan of programma zoals gedefinieerd in het DABM.

Valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM?

Ja

Het plan vormt het kader voor de latere toekenning van een vergunning (waaronder minstens een stedenbouwkundige vergunning) aan een project, zodat het plan onder het toepassingsgebied van het DABM valt.

Valt het plan onder de plan-m.e.r.-plicht?

Ja

Het voorgenomen plan vormt een kader voor projecten zoals die vermeld

worden onder Bijlage I of II van het m.e.r.-decreet (bijlage II, Art.13). Dit

betekent dat de plan-m.e.r.-plicht van toepassing is. Aangezien er mogelijk

aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden door het voorgenomen plan en het

geen klein gebied van lokaal niveau of een kleine wijziging betreft, is een plan-

MER nodig.

(9)

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende de vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (BS 17/02/2005) bepaalt in bijlage I en bijlage II voor welke activiteiten een project-MER vereist is en voor welke activiteiten een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan worden ingediend. Bijlage II, art. 11a stelt dat voor permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen met een oppervlakte van 5 ha of meer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan worden ingediend. Het rallycross-circuit heeft een oppervlakte van ca. 4 ha, wat maakt dat rubriek 11a van Bijlage II hier niet van toepassing is.

Het Besluit van de Vlaamse Regering dd. 01/03/2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening (BS 29 april 2013) bepaalt in bijlage III voor welke activiteiten een project-m.e.r.-screening vereist is, die vervolgens bij de vergunningsaanvraag dient toegevoegd te worden. In een project-m.e.r.- screeningsnota dient aangetoond te worden dat het voorgenomen project geen aanzienlijke milieueffecten kan veroorzaken. Indien niet kan aangetoond worden dat het voorgenomen project geen aanzienlijke effecten veroorzaakt, of indien de bevoegde overheid oordeelt dat er toch aanzienlijke milieueffecten mogelijk zijn, dient alsnog een projectMER te worden opgesteld.

2.4. Voorgesteld team van deskundigen Externe deskundigen

Discipline Naam Erkenningsnummer Erkenning

vervalt op

Coördinator Xenia Goessens

Geluid en trillingen Guy Putzeys MER/EDA/393-V2 28/07/2013

Lucht Jan Verstraeten

Bodem Xenia Goessens MB/MER/EDA/639 Verlengd voor

onbepaalde duur

Grondwater Xenia Goessens MB/MER/EDA/639

Oppervlaktewater Xenia Goessens MB/MER/EDA/639

Fauna en flora Paul Durinck MB/MER/EDA/579-V1 Verlengd voor onbepaalde duur Landschap, bouwkundig

erfgoed en archeologie Rik Houthaeve MB/MER/EDA/520-V2 19/09/2013 Mens - socio-organisatorische

aspecten,

deelaspect ruimtelijke aspecten

Rik Houthaeve MB/MER/EDA/520-V2 19/09/2013

Mens - socio-organisatorische aspecten,

deelaspect mobiliteit

Rik Houthaeve MB/MER/EDA/520-V2 19/09/2013

Interne deskundigen

Ben De Bruyn, Provincie Antwerpen Miranda Coppens, Provincie Antwerpen

2.5. Administratieve voorgeschiedenis

In 1971 werd het perceel SPIEBOS aan vzw RT GLOSSO door de gemeente

Arendonk toegekend en in 1972 werd het rallycross-circuit officieel geopend. Het

rallycross-circuit werd op het gewestplan reeds gedeeltelijk ingekleurd als

recreatiegebied. Het andere gedeelte kreeg de bestemming natuurgebied. Als

gevolg van deze gedeeltelijke inkleuring kreeg de uitbater een milieuvergunning

voor een ingekorte omloop, nl. voor het gedeelte dat bestemd is als

recreatiegebied. Het circuit werd echter tot de jaren ’90 verder uitgebouwd en

(10)

Algemene inlichtingen Dossiernummer: PRUP-2011-0050

beslaat inmiddels ook een gedeelte van het natuurgebied. Bij het vernieuwen van de exploitatievergunning in 1992 werd de gedeeltelijke ligging van het rallycross- circuit in natuurgebied niet vergund. Na 1992 werd er een verbod opgelegd om het gedeelte van het circuit dat zich in natuurgebied bevindt nog verder te gebruiken.

Vanaf dit ogenblik zijn diverse aanvragen en herzieningsaanvragen ingediend.

In opdracht van de gemeente Arendonk werd het BPA Schotelven opgemaakt, ter regularisatie van het gedeelte van het rallycross-circuit gelegen in natuurgebied.

Het BPA werd goedgekeurd door de Minister van Ruimtelijke Ordening in 2000. Het volledige circuit met de langere omloop kon gedurende twee jaar gebruikt worden tot het BPA werd geschorst door de Raad van State op 9 januari 2003, omdat het BPA volgens de Raad niet het aangewezen middel was om de bestaande toestand te regulariseren.

In 2004 krijgt de verkorte omloop een nieuwe milieuvergunning klasse 2. De huidige exploitatievergunning loopt nog tot 7 augustus 2013 voor het houden van 8 wedstrijdweekends (16 dagen) per jaar. Op 16 februari 2012 gaf de provincieraad de goedkeuring om over te gaan tot de opmaak van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP)voor de uitbreiding van het rallycross-circuit. De opdracht omvat enerzijds de bestendiging van het reeds aanwezige rallycross-circuit en de uitbreiding van de parking.

2.6. Verdere procedures en besluitvorming 2.6.1. Watertoets

Samen met het plan-MER worden de nodige elementen voor het opstellen van een Watertoets conform de bepalingen van het decreet Integraal Waterbeleid aangeleverd. Eenmaal de bestemmingswijziging vastgelegd is en er meer projectinformatie bekend is, worden deze toetsen op een meer gedetailleerde wijze opnieuw uitgevoerd in functie van de vergunningsaanvraag

2.6.2. Ruimtelijk uitvoeringsplan

Naast een plan-MER zal ook nog een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) opgemaakt worden. De inhoud van het plan-MER, meer specifiek de ruimtelijke consequenties van milderende maatregelen en een gemotiveerde afweging van de inrichtingsconcepten, zullen worden bijgevoegd aan het PRUP. Dit kan gebeuren door een integratie in de toelichtingsnota of als afzonderlijk document dat als bijlage aan het PRUP wordt toegevoegd.

2.6.3. Project-m.e.r.-screening

In het kader van de nodige vergunningsaanvragen dient minimaal een project- m.e.r.-screening te worden uitgewerkt, cfr. het Besluit van de Vlaamse regering dd.

01/03/2013 inzake de nadere regels van het project-m.e.r.-screening (BS 29 april 2013). Dit Besluit bepaalt in Bijlage III, artikel 11a dat een project- m.e.r.screeningsnota vereist is voor permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen.

2.6.4. Vergunningsprocedure

Eens het project-MER en het PRUP zijn opgemaakt en goedgekeurd, kunnen de

benodigde vergunningen worden aangevraagd. In het kader van de

vergunningsaanvraag is eveneens een openbaar onderzoek voorzien. Gedurende 30

dagen kan iedereen zijn bezwaren of opmerkingen formuleren. Deze worden gericht

naar het college van burgemeester en schepenen. De vergunningverlenende

(11)

er een beslissing genomen met betrekking tot de vergunningsaanvraag.

(12)

Situering van het plan Dossiernummer: PRUP-2011-0050

3. Situering van het plan

3.1. Ruimtelijke situering

3.1.1. Macroschaal

De gemeente Arendonk is gelegen in het noordoosten van de provincie Antwerpen.

Het rallycircuit ligt in het zuidwesten van de gemeente Arendonk, vlakbij de gemeentegrens met Oud-Turnhout. Het gebied ten zuiden van het circuit (zoekzone P4) ligt op het grondgebied van Oud-Turnhout (zie Kaart 1).

Het circuit wordt via de gewestweg N139 (Schotelven) en de N18 ontsloten naar op-/afrit 25 van de E34 Antwerpen – Eindhoven.

Figuur 3-1: Situering van het plangebied op macroschaal

(13)

Het rallycross-circuit ligt ten zuiden van de N139 (Schotelven) en wordt in het zuiden begrensd door de lokale weg Steert. De toegang tot het circuit (in- en uitrit) aan de zuidzijde van het circuit gelegen langs een onverharde weg (Steert).

Ten oosten van het rallycross-circuit is het gehucht Schotelven gelegen. Ten westen bevindt zich het woonpark Hoekven ten noorden van de Nieuwe Staatsbaan op grondgebied Oud-Turnhout.

Op het gewestplan is het rallycross-circuit bestemd als gebied voor dagrecreatie in het oosten en natuurgebied in het westen. Het plangebied wordt omgeven door gebied bestemd als agrarisch gebied in het noorden, oosten en westen, natuurgebied in het zuidwesten en landschappelijk waardevol gebied in het zuiden.

Ten westen, op grondgebied van Oud-Turnhout is een groter gebied voor verblijfsrecreatie gelegen (Zie Kaart 2 t/m 4).

Figuur 3-2: Situering van het plangebied op mesoschaal

(14)

Situering van het plan Dossiernummer: PRUP-2011-0050

3.1.3. Microschaal

Het rallycross-circuit (deels zonevreemd gelegen) beantwoordt aan de nationale en internationale normen:

Lengte: 950 meter Breedte: 12-15 meter

Gemengd verhard/onverhard terrein: Asfalt: 60% / Grind: 40%

De controletoren, cafétaria en andere bebouwing bevinden zich aan de zuidzijde van het circuit.

Figuur 3-3: Situering van het plangebied op microschaal

De ontsluiting van het plangebied verloopt op heden via Schotelven-Steert.

3.2. Juridische en beleidsmatige situering

3.2.1. Gewestplan

Het plangebied is op het gewestplan deels in gebied voor dagrecreatie (oostelijk deel), deels in natuurgebied gelegen. De zoekzones voor parkeren bevinden zich in agrarisch gebied (P1, 2 en 3) en landschappelijk waardevol agrarisch gebied (P4).

Het plangebied wordt omgeven door agrarisch gebied en grenst in het oosten aan woongebied met landelijk karakter (Zie Kaart 3).

3.2.2. Bijzondere plannen van aanleg (BPA)

In 2000 werd voor het plangebied een BPA opgemaakt (BPA Schotelven), maar dit

werd op 9/1/2003 vernietigd door de Raad van State: de Raad van State oordeelde

dat door middel van een BPA geen van het gewestplan afwijkende bestemming kan

(15)

bufferstrook met groenbeplanting en geluidswerende schermen.

Figuur 3-4 Uittreksel bestemmingsplan BPA Schotelven

(16)

Dossiernummer: PRUP-2011-0050

Tabel 3-1: Relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

Data Inhoudelijk Releva

nt Bespreking relevantie Algemeen

m.e.r.-decreet en uitvoeringsbesluit

18/12/2002 (decreet) 10/12/2004

(uitvoeringsbesluit)

Regelt de m.e.r.-procedure en geeft de categorieën van ingrepen waarvoor een milieueffectrapport moet worden opgemaakt

Ja Plan-MER nodig voor de RUP-procedure. Project- m.e.r.-plichtig in functie van de vergunningsaanvraag (minimum project-MER screening).

Plan-m.e.r.-decreet en uitvoeringsbesluit

27/04/2007 (decreet) 12/10/2007

(uitvoeringsbesluit)

Dit decreet (BS 20/06/07) vormt een wijziging op het m.e.r.-decreet en is sinds 01/12/07 in voege. Het regelt het toepassingsgebied, de inhoud en de procedure voor de opmaak van een plan-MER

Ja Een plan dat wordt opgesteld om middels een wetgevingsprocedure (hier: RUP-procedure) door de Vlaamse Regering te worden vastgesteld én dat het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project valt binnen het toepassingsgebied van het plan-m.e.r.-decreet.

Decreet houdende de

organisatie van de ruimtelijke ordening en

integratiespoorbesluit

18/05/1999 18/04/2008

Regelt de organisatie van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen

Ja Voorliggend plan heeft als doel het rallycross-circuit juridisch te verankeren.

Vlaamse Codex Ruimtelijke

Ordening Decreet: 8 mei 2009 De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (een coördinatie van het decreet ruimtelijke ordening) voert vernieuwingen in op drie belangrijke punten: vergunningen, planologie en handhaving. Deze codex regelt de organisatie van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen en vervangt hierbij het Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en het Decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996

Ja Basis voor het ruimtelijk planningsstelsel op die bestuursniveaus, regelt de ruimtelijke structuurplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen, stedenbouw- kundige vergunningen, … Het plan-MER wordt opgemaakt i.k.v. de opmaak van een provinciaal RUP (PRUP). De procedure voor de opmaak van het RUP wordt beschreven in de Codex.

De gewestplanbestemming wordt weergegeven op Kaart 3. Relevante BPA’s en RUP’s komen aan bod bij de bespreking van het geïntegreerd ontwikkelings- scenario

Decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996

28/10/1996 (en latere wijzigingen)

Gecoördineerde tekst van de voormalige Stedenbouwwet van 1962 en latere aanvullingen

Ja Basis voor de plannen van aanleg (gewestplannen en bijzondere plannen van aanleg).

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

23/09/1997 Herziening BS:

21/04/2004 en BS 18/04/2011

Geeft een toekomstvisie over hoe we in Vlaanderen met onze schaarse ruimte moeten omgaan om een zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen (planhorizon loopt tot 2007);

Het RSV behandelt de structuurbepalende elementen op Vlaams niveau.

Ja Arendonk behoort tot het buitengebied van Vlaanderen. Andere functies zoals recreatie en toerisme, waterwinning en ontginningen, gemeenschaps- en nutsvoorzieningen kunnen als hoofdfunctie voorkomen, maar ze zijn niet structuurbepalend voor het buitengebied.

Uitgangspunt bij de ontwikkeling van toeristisch- recreatieve activiteiten is het recreatieve medegebruik met respect voor de draagkracht van

(17)

nt

het buitengebied.

Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Neteland, deelruimte 2:

Bovenlopen Kleine Nete:

Landbouwgebieden ten zuiden van Oud-Turnhout en rond Arendonk. Gewenste ruimtelijke structuur en programma voor uitvoering.

12/2007 Tweede fase van het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur.

Ja Het corssterrein zelf is niet gelegen binnen de afbakening van het AGNAS. De zoekzones voor parkeren zijn gelegen in het HAG: landbouwgebieden ten zuiden van Oud-Turnhout en rond Arendonk. Het beleid in de deelruimte is gericht op het vrijwaren en versterken van de landbouwfunctie.

Provinciaal Ruimtelijk

Structuurplan Antwerpen 28/08/2002 Het PRSV behandelt de structuurbepalende

elementen op provinciaal niveau. Ja Arendonk behoort tot de hoofdruimte

‘Noorderkempen’ en tot de deelruimte ‘rustig grensgebied’. Binnen de toeristisch-recreatieve structuur behoort Arendonk tot het strategische rustgebied. Hier geldt het principe van beperkt recreatief medegebruik. Uitbouw of inplanting van hoogdynamische toeristisch-recreatieve infrastructuur kan niet. Kwaliteitsverbetering van bestaande infrastructuur is wel mogelijk.

Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Arendonk

Het GRS behandelt de structuurbepalende elementen op gemeentelijk niveau.

Ja Volgende doelstellingen inzake gewenste toeristisch recreatieve structuur relevant voor dit plan zijn opgenomen in het GRS:

-

Geen nieuwe hoogdynamische toeristisch recreatieve infrastructuur;

-

Recreatief medegebruik met respect voor de draagkracht;

-

Speelruimten afstellen op randvoorwaarden open ruimte;

Besluit houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage

26/01/2007 Regelt de ruimtelijke veiligheidsrapportage Nee

Decreet houdende algemene bepalingen in verband met milieubeleid (DABM)

2011-2015 Creëert een algemeen juridisch kader voor het milieubeleid ter overkoepeling van de bestaande sectorale regelingen en omvat dus de doelstellingen en de beginselen voor het milieubeleid in Vlaanderen

Ja De gemeentelijke milieubeleidsplannen beschrijven acties met betrekking tot mobiliteit, natuurwaarden, integraal waterbeheer, geluidshinder, … Voor zover relevant zullen deze bij de respectievelijke disciplines aan bod komen.

Vlarem I en II en

milieukwaliteitsnormen 01/09/1991 (Vlarem I) 01/08/1995 (Vlarem II) En latere wijzigingen

Omvat het Vlaamse reglement op de milieuvergunningen; bevat onder meer de te respecteren immissienormen voor lucht,

Ja Milieukwaliteitsnormen voor water, bodem en geluid

(18)

Situering van het plan Dossiernummer: PRUP-2011-0050

Data Inhoudelijk Releva

nt

Bespreking relevantie bodem, water en geluid

Mobiliteit

Mobiliteitsplan Vlaanderen 10/2003 Bepaalt het Vlaamse mobiliteitsbeleid voor de komende jaren. Het plan tracht de bereikbaarheid van steden en dorpen te garanderen, iedereen gelijkwaardig toegang tot mobiliteit te geven, de verkeersveiligheid te vergroten, een leefbare mobiliteit te realiseren en de milieuvervuiling terug te dringen

Ja Dit plan vormt een algemeen kader voor het mobiliteitsbeleid en duurzame mobiliteit in Vlaanderen. De relevante elementen zullen worden opgenomen binnen de discipline mobiliteit.

Gemeentelijk mobiliteitsplan

Arendonk In een gemeentelijk mobiliteitsplan worden alle

ruimtelijke en verkeersontwikkelingen in kaart gebracht en worden samenhangende verkeersmaatregelen en ruimtelijke en ondersteunende maatregelen voorgesteld, die nadien in concrete acties worden omgezet

Ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline mens/mobiliteit

Bovenlokaal

fietsroutenetwerk Provincie West-Vlaanderen

Ja Op provinciaal niveau werd een functioneel bovenlokaal fietsroutenetwerk uitgewerkt met de aanduiding van de hoofdroute, de functionele route en de alternatieve functionele fietsroute.

Geluid

Besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai

22/07/2005 Dit besluit bevat de omzetting van de Europese Richtlijn 2002/49/EG in Vlarem. In dit besluit worden de factoren Lden en Lnight als geluidsbelastingsindicatoren naar voor geschoven. Daarnaast wordt een methodiek mbt beheersing van het omgevingsgeluid vastgelegd (opstellen geluidsbelastingskaart, vaststellen knelpunten, voorlichting en opmaak actieplan).

Ja De geluidsbelastingsindicator Lden en de verschillende maatregelen worden gehanteerd bij de uitwerking van de discipline geluid

Ontwerptekst verkeersgeluid 1998 In 1998 heeft Aminal in samenspraak met AWV en een college van erkende MER-deskundigen in geluid en trillingen een ontwerptekst opgesteld voor wegverkeersgeluid. De bepalingen in de ontwerptekst zijn enkel van toepassing op het geluid voortgebracht door het wegverkeer op openbare wegen (gewestwegen, provinciale wegen) met een jaargemiddelde verkeersintensiteit (Iv) van minstens 20.000 voertuigen pae (16 uurswaarde: 6 tot 22 h).

Ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline geluid

Ontwerp KB 1991 1991 In het Ontwerp Koninklijk Besluit tot

vaststelling van grenswaarden voor lawaai

Ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline geluid

(19)

nt binnenshuis en buitenshuis en van geluidsisolatie-eisen voor woningen uit 1991 worden richtwaarden en maximale waarden voorgesteld voor LAeq,T van wegverkeer.

In hetzelfde ontwerp KB worden eveneens grenswaarden opgenomen voor het specifiek geluid van spoorverkeer.

Lucht

Kaderrichtlijn(96/62/EG) en dochterrichtlijn inzake luchtkwaliteit

27/09/1996 Vormt de basis voor het luchtbeleid binnen de Europese Unie. In de dochterrichtlijnen worden voor 13 luchtverontreinigende stoffen luchtkwaliteitsnormen opgelegd.

Ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline lucht

Kyoto protocol 1997 Protocol waarbij waarin verschillende

industrielanden de verbintenis aangaan de uitstoot van broeikasgassen tussen 2008 en 2012 met gemiddeld 5 % te verminderen ten opzichte van 1990. De broeikasgassen die in het Protocol van Kyoto beschouwd worden, zijn koolstofdioxide, methaan, lachgas, HFK’s, PFK’s en SF6. Het Protocol van Kyoto is in werking getreden sinds 23/10/04.

Ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline lucht.

Spoorgebonden vervoer is zuiniger, verbruikt minder energie en brandstoffen. De uitbouw ervan kan dus een bijdrage leveren aan de reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Bovendien rijden de tramvoertuigen van De Lijn alle op 100% groene stroom.

Europese richtlijn 2001/81/EG

het NEC-reductieprogramma

27/11/2001 De in 2010 te bereiken emissieplafonds (National Emission Ceilings, NEC), worden vermeld in Bijlage 1 van de NEC-richtlijn. Naast het voldoen aan deze emissieplafonds legt de richtlijn op dat de lidstaten een programma opstellen voor een geleidelijke vermindering van de nationale emissies van de betrokken stoffen (NOx, SO2, VOS en NH3).

Op 12 december 2003 keurde de Vlaamse Regering het reductieprogramma goed. Het programma legt de grote lijnen van het emissiereductiebeleid voor deze stoffen tot 2010 vast.

Ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline lucht.

Idem als hierboven

Bodem

Bodemsaneringsdecreet Uitvoeringsbesluit en Vlarebo

22/02/1995 (decreet) en wijzigingen

5/03/1996

(uitvoeringsbesluit) en aanvullingen

Het decreet schept een wettelijk kader dat toelaat beslissingen inzake bodemsanering op systematische wijze te nemen

Ja Voor grondverzet van meer dan 250 m³, ook van niet-verdachte gronden, moet een technisch verslag en bodembeheerrapport worden opgemaakt, zelfs indien de uitgegraven grond wordt toegepast binnen dezelfde kadastrale werkzone of op de eigendom van de eigenaars van de uitgegraven grond

(20)

Situering van het plan Dossiernummer: PRUP-2011-0050

Data Inhoudelijk Releva

nt

Bespreking relevantie Decreet betreffende de

bodemsanering en bodembescherming,

Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en bodembescherming

27/10/2006 (decreet) 14/12/2007 (Vlaamse Reglement)

Het nieuw bodemdecreet is in werking sinds 01/06/08 en vervangt het vroegere bodemsaneringsdecreet.

Ja In het nieuwe decreet zijn de fundamentele principes uit het oorspronkelijke bodemsaneringsdecreet behouden. Een aantal wijzigingen situeren zich op het gebied van

saneringsplicht en overdracht van gronden: er wordt een duidelijke definitie gegeven van de saneringsplichtige, het begrip overdracht van gronden werd gewijzigd

bodemonderzoek- en sanering: de procedures werden gewijzigd ifv een efficiënter proces en afstemming met het (her)ontwikkelen van een grond.

Afvalstoffendecreet en Vlarea

02/07/1981(decreet) en wijzigingen

17/12/2004 (Vlarea)

Regelgeving met betrekking tot het achterlaten, opslaan, verwijderen en beheren van afval

Ja Een grondbalans is momenteel nog niet beschikbaar.

Indien bij de werkzaamheden grond vrijkomt, dient deze als afvalstof te worden beschouwd. Deze kan enkel als aan de voorwaarden van Vlarea is voldaan wordt, gebruikt worden als secundaire grondstof (hergebruik als bodem). Bij aanvoer moet de aangevoerde bodem voldoen aan de specifieke voorschriften (attest) (zie ook Vlarebo)

Delfstoffendecreet en

uitvoeringsbesluit 4/04/2003 Streeft naar een beter beheer van de oppervlaktedelfstoffen en wil minstens de effectieve ontginning mogelijk maken. De nodige instrumenten worden in het decreet voorzien

Nee

Mestdecreet (Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen)

22/12/2006 en

wijzigingen Hebben tot doel om het leefmilieu te beschermen tegen verontreinigingen van meststoffen

Ja Binnen de discipline mens-ruimtelijke aspecten wordt de inname van agrarisch gebied en verlies van mestafzettingsgebied onderzocht.

Grondwater en oppervlaktewater Grondwaterbescherming

(grondwaterdecreet)

24/01/1984, gewijzigd bij decreten van 12/12/1990 en 20/12/1996

Regelt de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging. Het omvat onder meer de reglementering betreffende de grondwaterwinning, alsook bepaalt het de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones rond drinkwaterwinningen

Ja De impact van onder meer bemaling wordt nagegaan in de discipline grondwater.

Wet op de onbevaarbare waterlopen

28/12/1967 Deelt de waterlopen in in verschillende categorieën:

categorie 1 (bevoegdheid Vlaams Gewest) categorie 2 (bevoegdheid provincie) categorie 3 bevoegdheid gemeente)

Ja Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende waterlopen bij de discipline water (zie ook Kaart 6).

Onbevaarbare waterloop categorie 2:

Loopbeemdenloop in het zuidwesten

Onbevaarbare waterloop categorie 3: Wepaloop ten

(21)

nt de niet geklasseerde waterlopen vallen onder de bevoegdheid van de eigenaars van de percelen.

Onder de bevoegdheid valt het beheer alsook de bepalingen voor beheer en onderhoud.

zuiden

Niet geklasseerde waterloop ten zuidoosten en ten zuiden

Wet op de bevaarbare waterlopen

05/10/1992 Duidt onder meer aan welke waterlopen als bevaarbare waterlopen worden beschouwd

Nee Er zijn geen bevaarbare waterlopen in het studiegebied en de onmiddellijke omgeving gelegen.

Regelgeving inzake wateringen

05/07/1956 Regelt de bevoegdheid van de wateringen met als doel in te staan voor de permanente afwatering van lagergelegen gronden.

Oorspronkelijk was dit voornamelijk in functie van landbouw, maar sedert het decreet integraal waterbeleid is de taak van de wateringen meer multifunctioneel.

Nee In (de omgeving van) het plangebied zijn geen wateringen werkzaam.

Regelgeving inzake Polders 03/06/1957 Regelt de bevoegdheid van de polders met als doel om het binnendijkse land te behoeden voor overstromingen door de zee, en het instellen van een optimaal peil in functie van het multifunctioneel gebruik van de gronden (eerst gericht op landbouw, nu sedert het decreet integraal waterbeleid meer multifunctioneel)

Nee Er zijn geen polders actief in het plangebied.

Decreet integraal waterbeleid 19/06/2003 (BS decreet) 31/10/2006 (BS uitvoeringsbesluit)

Legt de principes, doelstellingen en structuren vast voor een duurzaam waterbeleid conform de bindende bepalingen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Via dit decreet worden een aantal nieuwe instrumenten ingevoerd - zoals de watertoets - die de overheid in staat moeten stellen een effectief beleid inzake integraal waterbeheer te voeren. Het waterbeheer wordt voortaan beschouwd per deelbekken

Ja Het plan is onderhevig aan de verplichting tot opmaak van een watertoets. Het MER zal hiertoe de nodige elementen aanleveren.

De overstromingsgebieden worden weergegeven op Kaart 6.

Relevante acties in het deelbekkenbeheerplan worden in de discipline water geverifieerd met het voorliggend plan.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordening

01/10/2004 Stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

Ja Voorzien van de nodige hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen bij het realiseren van bijkomende verharding en de aanleg van een gescheiden systeem van afvalwater en hemelwater.

Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid

23/03/1999 Dit besluit regelt de voorwaarden en de verhoudingen waarin het Gewest bijdraagt bij de bouw en verbetering van openbare riolen.

Tevens werden een aantal codes van goede praktijk (herwaardering van grachtenstelsels en hemelwaterputten en infiltratievoozieningen) toegevoegd aan de bestaande codes

Ja Vooral de codes van goede praktijk met betrekking tot te voorziene buffervolumes en infiltratiemogelijkheden zijn van belang

(22)

Situering van het plan Dossiernummer: PRUP-2011-0050

Data Inhoudelijk Releva

nt

Bespreking relevantie Waterkwaliteitsdoelstellinge

n

Besluit Vlaamse regering: 24/05/1983 en aanvullingen

Met dit besluit werden door de Vlaamse Regering de oppervlaktewateren aangeduid die bestemd zijn voor de productie van drinkwater, zwemwater, schelpdierwater en viswater. Voor deze oppervlaktewateren gelden de overeenkomstige milieudoelstellingen zoals bepaald in hoofdstuk 2.3 van titel II van Vlarem

Ja In het plangebied is de doelstelling voor de meeste waterlopen basiskwaliteit.

Fauna en flora

Regelgeving betreffende vrije vismigratie

26/04/1996 en 18/07/2003

In de Beschikking van de Benelux Economische Unie (26 april 1996) en in het Decreet Integraal Waterbeleid wordt vooropgesteld dat in alle waterlopen van de hydrografische stroomgebieden van de Benelux vrije migratie van alle vissoorten mogelijk gemaakt wordt tegen begin 2010

Nee

Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu

21/10/1997 en aanvullingen

Heeft tot doel een verregaande bescherming, ontwikkeling en herstel van het natuurlijk milieu te verwezenlijken. Belangrijk hierbij is het standstill principe. Tevens voorziet het in de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON). Art. 16, art. 26 bis en art. 36 ter leggen de opmaak van respectievelijk een natuurtoets, VEN-toets en passende beoordeling vast.

Nee De Liereman (GEN339) op ca. 715m ten noorden is opgenomen in de eerste afbakening van het VEN Het Habitatrichtlijngebied Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout (BE2100024) is gelegen op ca. 715m ten noorden van het plangebied.

Het vogelrichtlijngebied ‘Arendonk, Merkplas, Oud- Turbnhout, Ravels en Turnhout is op ca. 1.300m ten noorden van het plangebied gelegen.

Vlaamse en/of erkende

natuurreservaten Art. 32 en 33 van

natuurdecreet Natuurgebieden die van belang zijn voor het behoud en ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk milieu kunnen door de Vlaamse Regering worden aangewezen of erkend als natuurreservaat

Ja Diverse gebieden worden beheerd als

natuurreservaat, erkend reservaat of domeinbos.

Deze worden besproken bij de discipline fauna en flora.

Het plangebied grenst aan het natuurreservaat De Lierman ten noorden van het plangebied (Zie Kaart 9).

NATURA 2000; Speciale

beschermingszones Europese regelgeving die werd omgezet in Vlaamse wetgeving via het natuurdecreet

(BS10/01/1998)

NATURA 2000 is het streven van Europa om een samenhangend Europees netwerk te vormen van gebieden en beschermingszones. Omvat speciale beschermingszones aangewezen in toepassing van de Europese Vogelrichtlijn 79/409/EEG (2 april 1979) en Habitatrichtlijn 94/43/EEG (21 mei 1992).

Ja Het Habitatrichtlijngebied Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout (BE2100024) is gelegen op ca. 715m ten noorden van het plangebied (Zie Kaart 8).

Het vogelrichtlijngebied ‘Arendonk, Merkplas, Oud- Turbnhout, Ravels en Turnhout is op ca. 1.300m ten noorden van het plangebied gelegen).

Ramsargebieden Conventie van 2 februari De Conventie van Ramsar heeft tot doel de Nee

(23)

nt

1971 bescherming van waterrijke gebieden van

internationaal belang.

Bosdecreet Decreet 13/06/ 1990 Regelt het behoud, bescherming, aanleg en beheer van bossen in Vlaanderen

.

Ja De relevantie zal nagegaan worden in de discipline fauna en flora

Beschermde dieren en

planten KB 16/02/76 en

22/09/80 Regelgeving die bescherming regelt van dieren en planten en beperkingen inhoudt naar vervoer, plukken of vangen, …

Ja Bij de discipline flora en fauna zal worden nagegaan of er soorten van deze lijsten in het plangebied voorkomen

Overeenkomst voor de bescherming van vleermuizen als uitvloeisel van de Conventie van Bonn

Conventie werd door België ondertekend op 1/10/1990 en op 3/05/2002 (BS 24 juli) door Vlaanderen bekrachtigd; trad in werking op 2/06/2003

Deze conventie handelt over de bescherming van migrerende wilde diersoorten, dus bescherming over de grenzen heen. Bepaalt dat het opzettelijk vangen, houden of doden van vleermuizen verboden is. Tevens dienen sites te worden aangeduid en beschermd die belangrijk zijn voor instandhouding van deze dieren (zoals ook voorzien in de Europese Habitatrichtlijn 92/43/EEG (21 mei 1992)

Ja De relevantie zal nagegaan worden in de discipline fauna en flora

Bermdecreet Besluit Vlaamse regering 27/06/1984

Doet aanbevelingen naar bermbeheer in functie van de bescherming van fauna en flora

Ja De relevantie zal nagegaan worden in de discipline fauna en flora

Gemeentelijk

natuurontwikkelingsplan (GNOP)

Kaderde in het milieuconvenant (overeenkomst tussen de Vlaamse en lokale overheden) en heeft als bedoeling om op gemeentelijk vlak het natuurbestand in kaart te brengen en het beleid te schetsen dat ervoor moet zorgen dat de natuur maximale overlevings- en ontplooiingskansen krijgt. Deze werden meestal vertaald in specifieke acties

Ja De acties die hierin zijn opgenomen worden in de discipline fauna en flora geverifieerd.

Gemeentelijk

milieubeleidsplan Arendonk

Kadert binnen de samenwerkingsovereenkomst die de gemeenten kunnen aangaan met de Vlaamse overheid. In het milieubeleidsplan stippelt de gemeente haar milieubeleid uit voor de periode 2005-2009

Ja De relevante elementen worden meegenomen in de verschillende milieudisciplines

Regionaal landschap Art. 54 van decreet op natuurbehoud

Betreft een gebied met landschappelijke waarde en waarrond op initiatief van de Provincie een samenwerkingsverband tussen gemeenten wordt opgezet

Ja Het plangebied is gelegen in het Regionaal landschap Kleine en Grote Nete

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Decreet tot bescherming van

monumenten, stads- en dorpsgezichten

03/03/76 en

aanvullingen De bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten wordt geregeld door de wet van 7 augustus 1931, aangevuld door het Decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van

Ja Kaart 11 geeft de beschermde stads- en dorpsgezichten en landschappen weer gelegen in de omgeving van het plangebied. Dit zal nader bekeken worden in de discipline landschap, bouwkundig

(24)

Situering van het plan Dossiernummer: PRUP-2011-0050

Data Inhoudelijk Releva

nt

Bespreking relevantie Monumenten en Stads- en Dorpsgezichten, met

latere wijzigingen. Dit decreet regelt de bescherming, instandhouding, onderhoud en herstel van monumenten, stads- en dorpsgezichten

erfgoed en archeologie.

Decreet betreffende de landschapszorg

16/04/96 en aanvullingen

Regelt de bescherming van landschappen en de instandhouding, het herstel en het beheer van beschermde landschappen, ankerplaatsen en erfgoedlandschappen. Stelt maatregelen vast voor de bevordering van de algemene landschapszorg. Ankerplaatsen kunnen worden aangeduid bij besluit van de Vlaamse Regering.

Wanneer de bepalingen uit de ankerplaatsen worden opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplannen, spreekt men van erfgoedlandschappen.

Ja De beschermde landschappen en ankerplaatsen worden besproken bij de discipline, bouwkundig erfgoed en archeologie. Kaarten 10 en 11 geven een overzicht hiervan.

Decreet houdende maatregelen tot behoud van erfgoedlandschappen

Decreet: 13 februari

2004 Erfgoedlandschappen zijn gebaseerd op de

aangeduide ankerplaatsen, de meest waardevolle landschappen van Vlaanderen, waarin een geheel van verschillende erfgoedelementen (naast landschappelijke ook monumentale of archeologische) voorkomt. De ankerplaatsen werden geïnventariseerd in de landschapsatlas. De Landschapsatlas geeft een inventaris van de landschappelijke relictgebieden van Vlaanderen. Volgende soorten relicten worden onderscheiden: relictzones, ankerplaatsen, lijnrelicten, puntrelicten en zichten.

Ja In de discipline zullen de relevante relictzones, ankerplaatsen, lijn- en puntrelicten aangegeven en besproken worden. Kaart 10 geeft reeds een eerste overzicht hiervan.

Landschapsatlas 15/06/01 De Landschapsatlas geeft een inventaris van de landschappelijke relictgebieden van Vlaanderen.

Volgende soorten relicten worden onderscheiden: relictzones, ankerplaatsen, lijnrelicten, puntrelicten en zichten.

Ja In de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden de relevante relictzones, ankerplaatsen, lijn- en puntrelicten opgesomd en besproken. Kaart 10 geeft een overzicht hiervan.

Decreet op het archeologisch patrimonium

30/06/1993 en 28/02/2003

Regelt de bescherming van het archeologisch patrimonium.

Ja Maatregelen dienen te worden genomen om het archeologisch bodemarchief te beschermen of te onderzoeken. Hierop zal verder ingegaan worden bij de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Conventie van Malta 16/01/1992 Verdrag inzake de bescherming van het

archeologisch erfgoed. Ja Maatregelen dienen te worden genomen om het archeologisch bodemarchief te beschermen of te

(25)

nt Art. 5.3 stelt dat milieueffectrapportages en de daaruit voortvloeiende beslissingen ten volle rekening houden met archeologische vindplaatsen en hun context.

Art. 5.4 legt op om zorg te dragen, wanneer bestanddelen van het archeologische erfgoed zijn gevonden gedurende bouwwerkzaamheden.

In artikel 6.2. wordt bepaald passende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat bij grote particuliere of openbare ontwikkelingsprojecten de totale kosten van eventuele noodzakelijk daarmee verband houdende archeologische verrichtingen worden gedekt door gelden afkomstig uit de overheid- of privésector, al naargelang. Op de begroting voor deze projecten dient eveneens een post opgenomen te worden voor voorafgaande archeologische studies en onderzoeken, voor beknopte wetenschappelijke verslagen, alsmede voor de volledige publicatie en registratie van de bevindingen.

onderzoeken. Hierop zal verder ingegaan worden bij de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Inventaris van het bouwkundig erfgoed

De inventaris van het bouwkundig erfgoed (‘Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen.

Inventaris van het bouwkundig erfgoed in Vlaanderen’) vormt een gebiedsdekkend overzicht van het bestaande bouwkundige erfgoed – zowel beschermd als niet-beschermd – in Vlaanderen. Actueel wordt de vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed voorbereid. Deze vaststelling leidt tot een wettelijke erkenning van de objecten die opgenomen zijn.

misschi en

Binnen de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie wordt de relevantie nagegaan.

Beheer open ruimte, ruilverkaveling,

landinrichting en natuurinrichting

1984-1994 Heeft als doel de open ruimte zodanig in te richten dat alle facetten die in het gebied aanwezig zijn zich volwaardig kunnen ontwikkelen. VLM werd opgericht om deze taak tot landinrichting uit te voeren. Bij een ruilverkaveling ligt de hoofdaandacht op de landbouw, bij een natuurinrichting op het behoud van fauna en flora, steeds rekening houdend met het multifunctioneel buitengebied

Neen Er zijn geen ruilverkavelings-, of natuurinrichtingprojecten in de onmiddellijke omgeving.

(26)

Dossiernummer: PRUP-2011-0050

3.3. Beleidsmatige situering

3.3.1. Vlaamse visie m.b.t. permanente omlopen met trainingsfaciliteiten voor gemotoriseerde sporten en andere lawaaierige sporten

De Vlaamse Regering besliste op 19 juli 2002 dat er in Vlaanderen minimaal 15 locaties voor permanente omlopen met trainingsfaciliteiten voor gemotoriseerde sporten dienden te komen volgens een provinciale spreidingstabel. Op 4 februari 2005 precisieerde de Vlaamse regering de procedure die de Vlaamse provincies moesten volgen bij het indienen van voorstellen en locaties voor dergelijke terreinen. Een voorwaarde van de Vlaamse Regering is om voor alle voorgestelde locaties een lokaal maatschappelijk draagvlak aan te tonen, wat de zoektocht sterk bemoeilijkt.

In het kader van de huidige regelgeving kunnen lawaaierige sporten niet in gebieden met als ruimtelijke bestemming zeehavengebied en bedrijventerreinen.

Ook bij brownfieldontwikkelingen blijven lawaaierige sporten in de kou staan.

De Vlaamse regering stelde in haar voorgaande beslissingen eveneens terecht het basisprincipe van multifunctionaliteit teneinde deze lawaaierige sporten zo maximaal mogelijk ruimtelijk te groeperen op enkele hiertoe specifiek weerhouden locaties. Multifunctionele invulling gaat echter gepaard met een groter ruimtebeslag en de ruimte in Vlaanderen is schaars.

De beleids- en operationele doelstellingen voor de gemotoriseerde en andere lawaaierige sporten dreigen niet gerealiseerd te kunnen worden bij gebrek aan geschikte locaties.

3.3.2. Motivering zoekzones terreinen voor gemotoriseerde sporten in de provincie Antwerpen

De motiveringsnota is een uitvoering van bindende bepaling nr. 51 van het ruimtelijk structuurplan van de provincie Antwerpen (RSPA). De bindende bepaling stelt dat de provincie de ontwikkelingsmogelijkheden van terreinen voor lawaaihinderlijke sporten onderzoekt.

In de spreidingstabel opgesteld door de Vlaamse regering werd voor de provincie Antwerpen een minimum van 3 en een maximum van 4 terreinen opgenomen. Voor de provincie Antwerpen werden 3 locaties definitief aangeduid als permanente omlopen. nl. Hondapark te Balen, Kraaienhorst te Brecht en Rooiveld te Westerlo.

Bijgevolg zou het rallycross-circuit in Arendonk uit de boot vallen. Hierdoor zou de provincie Antwerpen voldoen aan de doelstellingen van de Vlaamse Regering. Voor de definitief vastgestelde terreinen werd geen maatschappelijk draagvlak gevonden voor sporten met niet geasfalteerde ondergrond. De terreinen Breughelheide in Lille, het bestaande circuit in Arendonk en de militaire schietstand in Turnbout werden verder onderzocht door de provincie.

Het terrein te Lille beschikt over een vergunning voor het inrichten van dergelijke sportactiviteiten tot 2022. De provincie vindt het aangewezen om deze site toekomstgericht in reserve te houden als permanente omloop, mocht een van de drie reeds aangeduide omlopen in de provincie Antwerpen niet vergund geraken.

De gemeente was met de aanduiding van reserveterrein niet akkoord, waardoor de

aanduiding niet wordt weerhouden.

(27)

provincie Antwerpen vond zich bereid om hiervoor een PRUP op te maken.

De voormalige militaire schietstand in Turnhout kan niet weerhouden worden,

gezien de plannen van de stad Turnhout van het voorzien van actieve en passieve

recreatie op het terrein.

(28)

Beschrijving van het plan Dossiernummer: PRUP-2011-0050

4. Beschrijving van het plan

4.1. Verantwoording

Doel van het plan is om een planologische oplossing uit te werken in functie van rallycross-activiteiten. Volgens het gewestplan is het rallycross-circuit deels gelegen in een gebied voor dagrecreatie en deels in natuurgebied. Omdat het exploiteren van een rallycross-circuit onverenigbaar is met de bestemming natuurgebied, is de bestaande milieuvergunning

2

enkel geldig voor de zone gelegen in gebied voor dagrecreatie. De procedure voor de opmaak van het RUP werd opgestart zodat het volledige circuit in gebied voor dagrecreatie komt te liggen.

Naast het rallycross-circuit moet er ook ruimte zijn voor het opvangen van de parkeerbehoefte en dit zowel voor piloten (paddock) als voor bezoekers. In het planMER worden hiervoor verschillende zoekzones onderzocht en afgewogen. De afbakening van de zoekzones gebeurt op basis van randvoorwaarden vanuit de activiteit en vanuit structuurbepalende elementen vanuit de omgeving.

4.2. Randvoorwaarden en aandachtspunten mbt inrichting plangebied

4.2.1. Randvoorwaarden vanuit de activiteit

Vanuit de activiteit van het plangebied worden volgende randvoorwaarden beschreven:

Gebruik van het rallycircuit:

o Het rallycross-circuit zal enkel kunnen worden gebruikt voor maximaal 8 wedstrijdweekends (16 dagen) per jaar;

Inrichting van het rallycircuit:

o de bestaande omloop, die deels zonevreemd ligt, blijft behouden;

o De bijhorende randinfrastructuur moet beantwoorden aan de nationale en indien mogelijk internationale sportfederaties. Een permanent terrein dient minimaal te beschikken de nodige basisuitrusting : kleedkamers, douches, toiletten, cafetaria, leslokaal (vergaderzaal), EHBO-lokaal, technische werkruimte, lokaal voor onderhoudsmachinepark, bergruimte, sproei- installatie, afwateringssysteem, stoominstallatie/afspuitinstallatie, centraal selectief containerpark, olietonnen, geluidsbermen, omheining,…

o Ruimte voor de opvang van de parkeerbehoefte voor de piloten en de bezoekers;

Goed en veilig functioneren van de rallycrosswedstrijd:

o bezoekersparking: op een vlotte en veilige manier te ontsluiten vanaf de N139;

o duidelijke looproute met onthaalinfrastructuur bij toegang circuit (ticketing);

o pilotenparking (paddock) nabij in- / uitrit circuit;

o vermijden conflict tussen looproute bezoekers en rallyvoertuigen (paddock <>

circuit);

2 07/08/2008, geldend voor een looptijd van 5 jaar.

(29)

3.5.2.1. Afbakening plangebied

Het plangebied omvat enerzijds de zone waar het circuit gelegen is en anderzijds de zoekzone(s) waar de mogelijkheid tot parkeren onderzocht wordt.

De afbakening van het rallycross-circuit is éénduidig bepaald en vormt dan ook een gedefinieerd onderdeel van het plan. De bestaande omloop blijft behouden.

De locatie(s) inzake parkeren zijn op heden echter niet éénduidig bepaald en maken deel uit van het verdere onderzoek. Hierbij wordt gewerkt met ruime zoekzones rondom het rallycross-circuit.

3.5.2.1. Afbakening zoekzones parkeren

Bij het bepalen van de zoekzones voor het parkeren (voor piloten en bezoekers) worden volgende uitgangspunten gehanteerd:

parkeren gebeurt aansluitend aan en in de onmiddellijke omgeving van het rallycross-circuit;

parkeren gebeurt ten zuiden van de N139 in functie van verkeersveiligheid (overstekende bewegingen door voetgangers);

de zoekzones volgen maximaal bestaande perceels- en of eigendomsgrenzen;

Bij het onderzoek naar de afbakening van de zoekzone met betrekking tot potentiële parkeerlocaties - piloten enerzijds, bezoekers anderzijds- wordt gestart met een analyse van de huidige ruimtelijke kenmerken van het plangebied en de draagkracht van de omgeving. Dit laat toe om bij de inpassing van het programma de randvoorwaarden vanuit de omgeving te leren kennen en om eventuele bestaande milieuknelpunten te determineren. Dit alles identificeert de aandachtspunten (randvoorwaarden) en verbeterpunten bij mogelijke ontwikkeling van het plangebied.

De draagkracht van het plangebied wordt onderzocht aan de hand van een kwetsbaarheidsanalyse en op deze wijze komen de zones in beeld die in principe uit te sluiten zijn of bijzondere aandacht vergen voor de geplande ontwikkeling omwille van hun kwetsbaarheid. Indien mogelijk kunnen milderende maatregelen worden voorgesteld om de eventuele effecten te milderen. Op deze manier kunnen de ruimtelijk te vertalen randvoorwaarden voor mogelijke ontwikkeling van het plangebied in beeld gebracht worden. De doelstelling is hierbij na te gaan of op een kwaliteitsvolle wijze het gewenste programma van de zoekzone kan worden gerealiseerd, waarbij significante effecten ten aanzien van kwetsbare elementen worden gemeden of te milderen zijn.

De kwetsbaarheidsanalyse wordt uitgevoerd aan de hand van de aanwezige bijzonder beschermde gebieden en de bijzonder kwetsbare gebieden in en in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Deze elementen zijn bepalend voor het al dan niet optreden van aanzienlijke milieueffecten.

Bijzonder beschermde gebieden

Met de term ‘bijzonder beschermde gebieden’ worden de gebieden bedoeld zoals

geformuleerd in het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de

categorieën van projecten onderworpen aan de milieueffectrapportage. Categorieën

van deze bijzonder beschermde gebieden die relevant zijn ten aanzien de

deelgebieden/zoekzones zijn:

(30)

Beschrijving van het plan Dossiernummer: PRUP-2011-0050

natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;

bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;

een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone;

het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

de speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

Volgens een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan vastgesteld erfgoedlandschap

De bijzondere bescherming duidt op een bijzondere waarde van het gebied en bijgevolg ook op een bijzondere gevoeligheid ten aanzien van ontwikkelingen in het gebied zelf of de (directe) omgeving. Aangegeven wordt welke de status /hardheid van de bescherming (is de bescherming uitsluitend, op welke wijze is ze voorwaardestellend, …).

De aanwezigheid van bijzonder beschermde gebieden geeft weliswaar een idee van belangrijke te beschermen waarden, maar geeft vaak onvoldoende de kwetsbaarheid van een gebied weer. Een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van het gebied is in dit stadium van het onderzoek niet zinvol. Daarom wordt de kwetsbaarheid van het plangebied gekarakteriseerd aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal, dat een ruwe indicatie hiervan weergeeft. Gezien dit een eerder ruwe werkwijze is die de specifieke eigenheid van het gebied onvoldoende in rekening brengt, wordt er uitgegaan van het voorzorgsbeginsel op dit vlak. Dit betekent dat – als er twijfel is over de kwetsbaarheid – er wordt uitgegaan van een ‘worst case’ inschatting van de kwetsbaarheid.

Bijzonder beschermde gebieden in of grenzend aan het plangebied

natuurgebieden Het westelijke deel van het plangebied (het circuit zelf) is gelegen in natuurgebied.

Door het huidige bodemgebruik wordt het deel natuurgebied gelegen binnen het circuit als een niet te vrijwaren criterium beschouwd.

Het natuurgebied ten westen van het rallycross- circuit wordt als te vrijwaren beschouwd.

speciale beschermingszones Nvt Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) Nvt bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde

Nvt ten noorden op ca. 500 m

erfgoedlandschap vastgesteld in RUP Nvt beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone

Nvt

(31)

Figuur 4-1: Bijzonder beschermde gebieden in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied

(32)

Beschrijving van het plan Dossiernummer: PRUP-2011-0050

Bijzonder kwetsbare gebieden

Onder ‘bijzonder kwetsbare gebieden’ worden bijgevolg deze gebieden begrepen die gevoelig zijn voor ingrepen ter hoogte van het deelgebied en/of de nabije omgeving. We onderscheiden

3

:

recent overstroomde gebieden;

(open) geklasseerde waterloop

gebieden met een zeer slechte drainage (zeer natte gronden, drainageklasse f, g, h of i volgens de bodemkaart

overstromingsgevoelige gebieden volgens de watertoetskaarten

waardevolle of zeer waardevolle gebieden volgens de Biologische Waarderingskaart en faunistisch voorname gebieden;

relictzones en ankerplaatsen volgens de

woonconcentraties (volgens topografische kaarten, gewestplan)4;

landbouwgronden met een hoge of zeer hoge waardering volgens de landbouwtyperingskaart;

landbouwgronden gelegen binnen de herbevestigde agrarische gebieden.

stiltegebieden

Bijzonder kwetsbare gebieden

(open) geklasseerde waterloop Ten zuidoosten van het circuit stroomt de Loopbemdenloop, een waterloop van 2e categorie.

Ten zuiden van het circuit is de Veepaailoop gelegen, waterloop van 3e categorie.

Het vrijwaren van deze waterlopen en de zone van 5m rondom vormt een harde randvoorwaarde. Rondom de waterloop wordt een buffer van 50m vooropgesteld.

Gebieden met zeer slechte drainage De zone ten zuiden van Steert, omvat natte zandbodems.

Natte bodems vormen een aandachtspunt in het verdere onderzoek

Gebieden zeer gevoelig voor grondwaterstroming

Het gebied ten zuiden van Steert wordt aangeduid als een gebied dat zeer gevoelig is voor grondwaterstroming.

Aangezien er geen ondergrondse constructies verwacht worden, wordt dit niet verder meegenomen als randvoorwaarde of aandachtspunt.

Overstromingsgevoelige gebieden Het gebied ten zuiden van Steert is mogelijk overstromingsgevoelig.

Aangezien de potentiële locatie van de parking slechts een tijdelijk bodemgebruik betreft, wordt het vrijwaren van dit overstromingsgebied niet als harde randvoorwaarde meegenomen, maar wordt dit in het verdere onderzoek als een aandachtspunt beschouwd.

Waardevolle of zeer waardevolle gebieden volgens de BWK

De zone ten westen van het circuit wordt als biologisch waardevol aangeduid. Het omvat naaldhoutaanplant zonder ondergroei (pa), loofhoutaanplant ((n), gemengd loofhout (gml) en popuier (pop).

Deze waardevolle gebieden worden als aandachtspunt meegenomen in het verdere onderzoek. Het vrijwaren van deze gebieden wordt hierbij vooropgesteld.

Relictzones en ankerplaatsen Ten oosten van het circuit is de relictzone ‘Domein Corsendonk,

Dit waardevol gebied wordt als aandachtspunt meegenomen in het

3 De onderscheiden kwetsbare gebieden hebben een verschillende juridische status. De terminologie

‘kwetsbaar gebied’ in het kader van deze methodiek staat evenwel los van deze juridische status.

4 Andere gebieden waar veel mensen aanwezig kunnen zijn – zoals scholen, ziekenhuizen, kantoren, … - zijn niet mee opgenomen als kwetsbaar gebied. De reden hiervoor is dat de aanwezigheid van dergelijke activiteiten over het algemeen niet snel aan de hand van kaarten kan vastgesteld worden en dat de voorgestelde methodiek voor de scoping gebaseerd is op een eerste snelle screening aan de hand van kaarten. Om deze tekortkoming te ondervangen, zal bij de discipline mens de aanwezigheid van dergelijke activiteiten in de nabijheid van het plangebied nagegaan worden.

(33)

vooropgesteld.

Woonconcentraties Dichtstbijzijnde woonconcentratie bevindt zich op ca. 275 m ten oosten van het circuit

De ligging van het woongebied wordt als aandachtspunt meegenomen

Landbouwgronden met een hoge of zeer hoge waardering

Er komen geen landbouwgronden met hoge of zeer hoge waardering voor in of grenzend aan het circuit.

HAG Het agrarisch gebied rond het

rallycross- circuit werd beleidsmatig herbevestigd als agrarisch gebied.

HAG wordt niet als te vrijwaren beschouwd, maar wordt wel als aandachtspunt meegenomen in het verdere onderzoek.

Stiltegebieden Er komen geen stiltegebieden voor in of grenzend aan het circuit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

Highlighting any inadequacy of customer care process at Maflkeng Post Office, determining if the current customer care tools utilised are optiomal or not,

This research aims to examine consumer rationality as a function of preference by looking at the behaviour of selective consumer in the market that offers choices

Op afdelingen waar niet alle bewoners bezoek hadden ontvangen, had gemiddeld 19% van de bewoners in de afgelopen 4 weken geen contact met familie of vrienden gehad en was

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

F consists of all continuous distribution functions; then the Bahadur efficiency of sum- and max-type statistics is found for the statistics that result when the

Dit verklaart waarschijnlijk ook waar- om het Ministerie van Economische Zaken nog niet met een (eenduidig) standpunt over het al dan niet tegen- gaan

Er zijn twee foutenpercentages berekend; op positie en op herkenning. Bij de eerste wordt een fout geteld als de waargenomen positie niet juist is, ongeacht de