• No results found

Bevoegdheden en plichten van de arbeidsinspectiediensten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bevoegdheden en plichten van de arbeidsinspectiediensten"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

Bevoegdheden en plichten van de arbeidsinspectiediensten

INHOUD

p. 1/ Bevoegdheden en plichten van de arbeidsinspectiediensten

p. 5/ Btw – Artsen en ziekenhuizen – Belastbare prestaties – Normale en bijzondere regeling

p. 8/ Voorontwerp van wet met fiscale en diverse bepalingen neergelegd in Kamer

1. Inleiding

Met het oog op een betere preventie en een effi ciën- ter opsporingsbeleid, heeft het nieuw Sociaal Straf- wetboek de bevoegdheden van de arbeidsinspectie aangepast.

Terwijl de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie voornamelijk de bedoeling had om de Belgische arbeidsreglementering in over- eenstemming te brengen met het IAO-Verdrag, be- oogt het Sociaal Strafwetboek, dat op 1 juli 2011 in werking is getreden, de toepassing van het ar- beidsrecht effi ciënter te maken.

De voornaamste wijzigingen die dit Sociaal Straf- wetboek aanbrengt, betreffen de diversifi catie van de straffen, die gegradueerd worden volgens de zwaar- wichtigheid van de inbreuk, maar het verbetert ook de leesbaarheid en de samenhang van de teksten, inzonderheid voor wat de plichten en bevoegdheden van de arbeidsinspectiediensten aangaat.

Voortaan zal de geldigheid van het optreden van de Sociale Inspectie afhankelijk zijn van de naleving van twee door het Sociaal Strafwetboek voorge- schreven beginselen : het fi naliteitsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel.

Geleid door deze twee beginselen, beschikt de soci- aal inspecteur in de uitoefening van zijn toezicht-

en controleopdracht over aanzienlijke bevoegdhe- den (punt 2) en is hij, anderzijds, gehouden tot de naleving van specifi eke plichten (punt 3).

2. De bevoegdheden van de sociaal inspecteurs

De sociaal inspecteur beschikt, enerzijds, over een beoordelingsbevoegdheid en, anderzijds, over onder- zoeks- en toezichtbevoegdheden (F. KEFER, Précis de droit pénal social, Anthémis, 2008, p. 273 e.v.).

2.1. Beoordelingsbevoegdheid

Naast hun opdracht inzake het toezicht op de toe- passing van de sociale wetten en de vaststelling van de inbreuken erop, beschikken de inspecteurs over een adviserende bevoegdheid ten behoeve van de werkgevers en werknemers.

Dienaangaande beschikt de sociaal inspecteur over een beoordelingsbevoegdheid om inlichtingen en advies te verstrekken, waarschuwingen te geven, een termijn vast te stellen waarbinnen de overtre- der zich in regel moet stellen, zijn onderzoeks- en toezichtbevoegdheden uit te oefenen en PV’s op te stellen tot vaststelling van de inbreuken op het So- ciaal Strafwetboek.

Die beoordelingsbevoegdheid wijkt af van arti- kel 29 van het Wetboek van Strafvordering, lui-

(2)

dens hetwelk «iedere gestelde overheid, ieder open- baar officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wanbedrijf, is verplicht daarvan dadelijk bericht te geven aan de procureur des Konings bij de recht- bank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en aan die magistraat alle desbe- treffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen (...)» (M. MORSA, Les inspections sociales en mouvement, Larcier, 2011, p. 197 e.v.).

2.2. Onderzoeks- en toezichtbevoegdheden

2.2.1. Toegang tot arbeidsplaatsen en/of bewoonde ruimten

Het Sociaal Strafwetboek moet de door de sociaal inspecteurs afgelegde plaatsbezoeken nauwkeurig reglementeren (Ch.-E. CLESSE, Le Code pénal so- cial – Premiers commentaires des principales nou- veautés, J.T.T., 2010, p. 369 e.v.).

Wat betreft de toegang tot de arbeidsplaatsen of an- dere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar personen werken die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, mogen de sociaal inspecteurs bij de uit- oefening van hun opdracht op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwitti- ging, vrij binnengaan in alle arbeidsplaatsen.

Wat betreft de toegang tot bepaalde bewoonde ruim- ten bepaalt het Wetboek dat de sociaal inspecteurs enkel toegang hebben tot de bewoonde ruimten in de volgende vijf gevallen :

– wanneer ze zich tot vaststelling op heterdaad van een inbreuk ter plaatse begeven;

– op verzoek of met toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de bewoonde ruimte; het verzoek of de toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de visitatie wor- den gegeven;

– in geval van oproep vanuit die plaats;

– in geval van brand of overstroming;

– of wanneer ze in het bezit zijn van een machti- ging tot visitatie uitgereikt door de onderzoeks- rechter.

De voornaamste wijziging die het Sociaal Strafwet- boek hier aanbrengt, is dat de bevoegdheid inzake

de uitreiking van de machtiging tot visitatie wordt overgedragen van de politierechter naar de onder- zoeksrechter.

Voor het bekomen van een machtiging tot visitatie, moeten de sociaal inspecteurs, sinds 1 juli 2011, een met redenen omkleed verzoek aan de onder- zoeksrechter richten. Dit verzoek moet minstens de volgende gegevens bevatten :

– de identifi catie van de bewoonde ruimten die het voorwerp zijn van de visitatie;

– de wetgeving die het voorwerp is van het toe- zicht en waarvoor de sociaal inspecteurs van oordeel zijn een machtiging tot visitatie nodig te hebben;

– wanneer dit het geval is, de eventuele inbreuken die het voorwerp zijn van het toezicht, alsook alle bescheiden en inlichtingen waaruit blijkt dat het gebruik van dit middel nodig is.

Voor de toegang tot de bewoonde ruimten na 21.00 u en vóór 5.00 u kunnen de sociaal inspecteurs een machtiging tot visitatie bekomen, mits het verzoek aan de onderzoeksrechter bijzonder wordt gemoti- veerd.

2.2.2. Opsporingsrecht

De sociaal inspecteurs kunnen overgaan tot het op- sporen en onderzoeken van de informatiedragers in de volgende gevallen :

– wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die informatiedragers niet vrijwillig voorlegt, zonder zich evenwel te verzetten tegen deze opsporing of dit onderzoek;

– wanneer de werkgever, zijn aangestelde of last- hebber op het ogenblik van de controle niet be- reikbaar is.

De sociaal inspecteurs kunnen slechts overgaan tot de opsporing of het onderzoek van deze infor- matiedragers op voorwaarde dat de aard van de op- sporing of het onderzoek dit vereist wanneer het gevaar bestaat dat deze informatiedragers of de ge- gevens die zij bevatten naar aanleiding van de con- trole verdwijnen of worden gewijzigd of wanneer de gezondheid of de veiligheid van de werknemers dit vereist.

Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber zich verzet tegen deze opsporing of dit onderzoek wordt een proces-verbaal opgesteld we- gens verhindering van toezicht.

(3)

2.2.3. Recht van toegang tot het informaticasysteem

Wanneer de informatiedragers met hetzij sociale gegevens, hetzij andere door de wet voorgeschre- ven gegevens, toegankelijk zijn via een informati- casysteem of via elk ander elektronisch apparaat vanuit de arbeidsplaats of vanuit een andere plaats die aan het toezicht van de sociaal inspecteurs is onderworpen, moeten de werkgever, zijn aange- stelden of lasthebbers aan de sociaal inspecteurs een recht van toegang langs elektronische weg tot het informaticasysteem of tot elk ander elektro- nisch apparaat en tot deze gegevens waarborgen, een recht van fysieke toegang tot de binnenkant van de kast van het informaticasysteem of van elk ander elektronisch apparaat, evenals een recht tot downloading en tot gebruik langs elektronische weg van deze gegevens.

De werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die een beroep doen op een informaticasysteem of op elk ander elektronisch apparaat om de sociale gegevens of andere door de wet voorgeschreven gegevens op te maken, bij te houden of te bewaren, zijn ertoe ge- houden, op verzoek van de sociaal inspecteurs, ter plaatse, de dossiers met betrekking tot de analyses, de programma’s, het beheer en de exploitatie van het gebruikte systeem ter inzage over te leggen.

De sociaal inspecteurs mogen kopieën nemen, in welke vorm ook, van de informatiedragers – socia- le gegevens, door de wet voorgeschreven of andere gegevens die zij nodig achten voor het volbrengen van hun opdracht – of zich deze kosteloos laten ver- strekken door de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers.

Wat de integriteit van de gegevens betreft, mogen de sociaal inspecteurs, door middel van het infor- maticasysteem of elk ander elektronisch apparaat en met de bijstand van de werkgever, zijn aange- stelden of lasthebbers, de betrouwbaarheid nagaan van de geïnformatiseerde gegevens en bewerkin- gen, door de overlegging ter inzage te vorderen van stukken die in het bijzonder zijn opgesteld om de op informatiedragers geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm.

2.2.4. Beslag en verzegeling

De sociaal inspecteurs kunnen de informatiedra- gers met sociale of andere door de wet voorge-

schreven gegevens in beslag nemen of verzegelen, ongeacht of de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers al dan niet eigenaar zijn van deze in- formatiedragers.

De sociaal inspecteurs mogen ook andere goede- ren, ongeacht of de overtreder al dan niet de ei- genaar is van deze goederen, in beslag nemen of verzegelen. De verzegeling moet binnen het strikt opgelegd wettelijk kader vallen, wat inhoudt dat de arbeidsinspecteurs geen voertuig of geldsom- men in beslag kunnen nemen die de opbrengst zijn van de inbreuk. Vanuit dit standpunt is enkel een gerechtelijk beslag mogelijk.

2.2.5. Het recht om vaststellingen te doen met beeldmateriaal

Het nieuw Sociaal Strafwetboek versterkt de rech- ten van verdediging met betrekking tot het door de arbeidsinspecteurs gemaakte beeldmateriaal.

Voortaan moeten de inspecteurs over een door de onderzoeksrechter uitgereikte machtiging beschik- ken om beeldmateriaal te maken in een bewoonde ruimte, tenzij het beeldmateriaal bestemd is om de vaststelling te doen van inbreuken op de wetge- ving betreffende het welzijn van de werknemers en er zich ingevolge deze inbreuk een arbeidsongeval heeft voorgedaan of zou kunnen voordoen.

2.2.6. Vordering tot staking

Sinds het nieuw Sociaal Strafwetboek zijn het de leidende ambtenaren van de inspectiediensten, en niet meer de bevoegde minister, die de vordering tot staking moeten instellen.

2.2.7. Processen-verbaal van verhoor

Met betrekking tot de grond- en vormvoorwaarden van de processen-verbaal van verhoor en tot vast- stelling van een inbreuk, schrijft het nieuw Sociaal Strafwetboek bepalingen voor die meer duidelijk- heid bieden, en dus een betere werkbaarheid van de rechten van verdediging.

3. Plichten van de sociaal inspecteurs

Er zijn er vier : vertrouwelijkheidsplicht, geheim- houding, integriteit en de verplichtingen inzake de plichtenleer.

(4)

De wet van 16 november 1972 heeft artikel 15 van het IAO-Verdrag nr. 81 in het Belgisch rechtsstel- sel omgezet. Artikel 15 luidt als volgt :

«Onder voorbehoud van de uitzonderingen waarin de nationale wetgeving kan voorzien,

a) mogen de arbeidsinspecteurs geen enkel recht- streeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen waarop zij toezicht dienen uit te oefenen;

b) mogen de arbeidsinspecteurs, op straffe van gepaste strafrechtelijke straffen of tuchtmaat- regelen, en zelfs nadat zij uit dienst zijn, geen fabrieksgeheimen, handelsgeheimen, noch exploi- tatieprocessen onthullen waarvan zij in de uitoe- fening van hun opdracht kennis zouden gekregen hebben;

c) is het de arbeidsinspecteurs verboden de naam van de indiener van enige klacht of aangifte be- kend te maken waarbij hun een gebrekkige in- richting of een inbreuk op de wettelijke bepalin- gen wordt gemeld en aan de werkgever of aan zijn vertegenwoordiger te onthullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een onderzoek werd inge- steld.»

Deze bepaling is de normatieve bron van de plich- ten van de sociaal inspecteurs.

Ze geeft aanleiding tot vier plichten die de sociaal inspecteurs moeten naleven. Zo niet kunnen ze zich blootstellen aan strafrechtelijke en andere sanc- ties.

3.1. Vertrouwelijkheid van de gegevens

De sociaal inspecteurs moeten de nodige maatre- gelen nemen om het vertrouwelijk karakter te ver- zekeren van de sociale gegevens van persoonlijke aard waarvan ze kennis hebben gekregen in de uit- oefening van hun opdracht en om te verzekeren dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend voor de uitoefening van hun toezichtopdracht.

Het Sociaal Strafwetboek breidt deze vertrouwelijk- heidsplicht uit tot derden.

3.2. Geheimhoudingsplicht

Behoudens uitdrukkelijke machtiging van de in- diener van een klacht of van een aangifte betreffen- de een inbreuk op de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, mogen de sociaal inspecteurs in geen enkel geval, zelfs niet voor de

rechtbanken, de naam van de indiener van deze klacht of van deze aangifte bekendmaken.

Deze geheimhoudingsplicht strekt ertoe te vermij- den dat de werkgever represailles zou nemen tegen de werknemer die de klacht heeft ingediend.

Deze verplichting houdt eveneens het verbod in om aan de werkgever of zijn vertegenwoordiger te ont- hullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een onderzoek werd ingesteld.

Elke inbreuk op deze geheimhoudings- en vertrou- welijkheidsplicht wordt bestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

3.3. Integriteitsplicht

De sociaal inspecteurs mogen geen enkel recht- streeks of onrechtstreeks belang hebben in de on- dernemingen of instellingen waarop zij toezicht dienen uit te oefenen.

Het begrip rechtstreeks belang kan bestaan in de uit- oefening van enige functie, zelfs kosteloos, in de pri- vate aangelegenheden met winstgevend oogmerk.

Dit begrip houdt, bijvoorbeeld, het principieel verbod in voor de inspecteurs om aandelen te bezitten in de onderneming waarop ze toezicht moeten uitoefenen.

Omtrent het begrip onrechtstreeks belang, waar- over tijdens de voorbereidende besprekingen van de wet van 16 november 1972 geen toelichting werd verstrekt, stelt de rechtsleer dat het «elke re- den (...) van persoonlijke aard die de objectiviteit van de verrichte controle zou kunnen aantasten» betreft (M. MORSA, Les inspections sociales en mouve- ment, Larcier, 2011, p. 358).

3.4. Naleving van de voorschriften inzake de plichtenleer

De sociaal inspecteurs dienen bij het uitvoeren van hun toezichtopdracht de voorschriften inzake de plichtenleer in acht te nemen. Deze voorschriften zullen opgenomen worden in een Code van Plich- tenleer die door de Koning zal worden vastgesteld.

De vaststelling van deze voorschriften van plich- tenleer werd immers aan de Koning toevertrouwd, na advies van de Sociale Inlichtingen- en Opspo- ringsdienst.

(5)

Daaruit volgt onder meer dat de nieuwe bevoegd- heden van de sociaal inspecteurs op redelijke en verantwoorde wijze moeten worden gebruikt in de omstandigheden waarvoor ze zijn voorzien.

4. Conclusies

Het Sociaal Strafwetboek is bedoeld om de effi ciën- tie van het arbeidsrecht te verhogen.

Het is duidelijk dat de nieuwe wet de bevoegdhe- den van de arbeidsinspectie heeft aangepast om de preventie te verbeteren en de opsporing effi ciënter ter maken.

Het Sociaal Strafwetboek houdt een uitbreiding in van de bevoegdheden van de arbeidsinspectie- diensten, maar ook van hun plichten, aangezien ze sindsdien steeds gehouden zijn tot naleving van

het fi naliteitsbeginsel en het proportionaliteitsbe- ginsel.

Er komt een nieuwe partij in beeld, met name de onderzoeksrechter, die voortaan de machtiging tot visitatie van de woning aan de arbeidsinspectie- diensten moet uitreiken.

Het Sociaal Strafwetboek wil er blijkbaar voor zor- gen dat het sociaal recht beter wordt nageleefd, wat een stap kan zijn in de richting van een ef- fectievere toepassing ervan. Dat neemt uiteraard niet weg dat de fundamentele rechten moeten wor- den geëerbiedigd, zoals de onschendbaarheid van de woning, gegarandeerd door artikel 15 van de Belgische Grondwet.

Michel STRONGYLOS Advocaat Elegis-Hannequart & Rasir

Btw – Artsen en ziekenhuizen –

Belastbare prestaties – Normale en bijzondere regeling

1. Probleemstelling

Bepaalde artsen en ziekenhuizen voeren, tegen een specifi eke vergoeding, klinische proeven uit ten voordele van farmaceutische bedrijven, onder- zoekscentra, ...

Dergelijke prestaties worden niet gedekt door de vrijstelling bedoeld in artikel 44, § 1, 1° en 2° van het Btw-Wetboek. Er wordt btw geheven volgens de modaliteiten van de beslissing ET 116.111 van 21 februari 2011.

2. Medische prestaties onderworpen aan de btw

2.1. Principe

Worden hier bedoeld, de klinische proeven ten voor- dele van farmaceutische bedrijven of onderzoeks- centra, die door de artsen of ziekenhuizen worden gerealiseerd.

In dit kader wordt een patiënt onderzocht, waar- bij een nieuw geneesmiddel wordt toegediend, een nieuwe behandeling wordt toegepast, de ziekte wordt opgevolgd, de resultaten worden geanaly- seerd en een aangepast verslag wordt opgesteld, mits bedoelde fi rma’s een vergoeding betalen aan de artsen of ziekenhuizen.

De vrijstelling bedoeld in artikel 44 van het Btw- Wetboek mag niet worden toegepast op deze klini- sche proeven (die vrijstelling is strikt beperkt tot de medische zorgen, de hospitalisatieprestaties, ... die aan een patiënt worden verstrekt en door laatstgenoemde worden vergoed, hetzij recht- streeks, hetzij door tussenkomst van een geschikt organisme).

De vergoedingen die voor bedoelde klinische proe- ven door de artsen of ziekenhuizen worden ont- vangen van de fi rma’s waarvan sprake, moeten met andere woorden aan de btw worden onder- worpen.

(6)

2.2. Belastingregelingen

2.2.1. Begrippen

Voor de toepassing van de btw zijn in België twee regelingen in voege :

– de normale regeling voor een belastingplichtige, die btw int, met recht op btw-aftrek;

– een optionele bijzondere regeling.

De vrijstellingsregeling wordt uitdrukkelijk uitge- sloten voor deze klinische proeven (zie ook 2.2.4.)

Degenen die de prestaties verrichten, moeten in het bezit zijn van een btw-identifi catienummer.

Wegens de op hen betrekking hebbende implicaties (cf. 2.2.2. en 2.2.3.) moeten de medecontracterende afnemers op de hoogte worden gebracht van de belastingregeling die op de klinische proeven van toepassing is (normale of bijzondere regeling).

De artsen en ziekenhuizen moeten het btw-contro- lekantoor waaronder ze ressorteren (604 A) op de hoogte brengen van de uitvoering van bedoelde prestaties (toekenning van een btw-nummer, ...).

Naar aanleiding daarvan wordt de keuze voor de normale regeling of de bijzondere regeling aan de btw-administratie meegedeeld.

2.2.2. Normaal regime

De normale regeling impliceert alle verplichtingen die deze belastingregeling beheersen.

In principe moet op de facturen de Belgische btw worden aangerekend en mag de regeling van over- brenging van betaling normalerwijs niet worden toegepast (zie evenwel infra).

De self-billing-procedure blijft nochtans mogelijk, onder de voorwaarden gestipuleerd in circulaire nr. 48/2005. In wezen bestaat de self-billing-proce- dure uit de opstelling van een factuur door de op- drachtgever. Bedoelde circulaire preciseert ook de omstandigheden en modaliteiten waaronder de be- taling van de verschuldigde btw, bovenop de factu- ratie, ook naar de medecontractant wordt verlegd.

Als de opdrachtgever vraagt om de overbrenging van de betaling van de btw te zijnen laste, moet hij op dezelfde manier tewerk gaan voor alle artsen en

ziekenhuizen waarmee hij de self-billing-procedure toepast.

We signaleren ook dat, zodra een arts of een zie- kenhuis de bijzondere regeling vraagt (cf. 2.2.3.), de overbrenging van betaling verplicht wordt. De medecontracterende afnemer moet dan de over- brenging van de btw-betaling toepassen voor alle prestatieverleners waarvoor de self-billing geldt, en dit ongeacht het feit of de arts of het ziekenhuis aan de normale regeling of aan de bijzondere rege- ling is onderworpen (verplichte vermelding op de factuur «belasting te voldoen door de medecontrac- tant – beslissing ET 116.111»).

2.2.3. Bijzondere regeling 2.2.3.1. Begrippen

Als de artsen of ziekenhuizen, naast hun activitei- ten die door artikel 44 van het Btw-Wetboek zijn vrijgesteld, geen enkele andere activiteit uitoefe- nen die aan de btw is onderworpen, met uitzonde- ring van het bedoelde onderzoekswerk, inclusief de klinische proeven, mogen ze voor de bijzondere regeling kiezen.

De gevolgen van die bijzondere regeling zijn : – geen indiening van ‘normale’ periodieke aangiften

(soms wel ‘bijzondere’ btw-aangiften, cf. infra);

– betaling van de btw volgens bijzondere modali- teiten (cf. 2.2.3.2.).

2.2.3.2. Betaling van de btw – bijzondere regeling

Als de ontvanger van bedoelde prestaties ‘norma- le’ periodieke aangiften in België indient, geldt de overbrenging van betaling uit hoofde van de mede- contractant.

Is dat niet het geval, dan gebeurt de betaling van de verschuldigde belasting door middel van de ‘bij- zondere’ kwartaalaangiften die door de arts of het ziekenhuis worden ingediend.

2.2.3.3. Facturatie – bijzondere regeling

2.2.3.3.1. Opdrachtgever dient «normale»

periodieke aangiften in België in

De afnemer stelt de factuur in twee exemplaren op voor rekening van de arts of het ziekenhuis

(7)

(self-billing verplicht). De vermelding «belasting te voldoen door de medecontractant – Beslissing ET nr. 116.111» wordt op dit document aangebracht.

Het volgnummer van die factuur wordt door de af- nemer toegekend, maar per dienstverlener geïndi- vidualiseerd.

Het dubbel van deze factuur wordt aan de dienst- verlener overhandigd.

De aanvaarding volgt de ‘impliciete’ regeling (cf.

circulaire 48/2005 : als de dienstverlener niet rea- geert binnen een bepaalde termijn, wordt de door de afnemer opgemaakte factuur correct geacht.

De afnemer bewaart bedoelde facturen, per dienst- verlener, op basis van die door hem toegepaste nummering.

2.2.3.3.2. Opdrachtgever dient geen «normale»

periodieke aangiften in België in

De arts of het ziekenhuis levert dan een regelma- tige factuur, met btw, aan zijn afnemer af.

Dit geldt meer bepaald als de factuur gericht is aan een andere arts of een ander ziekenhuis, of aan een ziekenhuis dat volledig is vrijgesteld door arti- kel 44 van het Btw-Wetboek.

De self-billing-procedure blijft evenwel toegela- ten, met dien verstande dat de overbrenging van betaling ten laste van de medecontractant volledig wordt uitgesloten (de afnemer dient geen «norma- le» periodieke aangifte in).

2.2.3.3.3. Opdrachtgever buiten België

De factuur wordt door de arts of het ziekenhuis af- geleverd aan de afnemer die in een andere lidstaat van de EU is gevestigd, met de vermelding «arti- kel 196 – Richtlijn 2066/112/EG». De btw wordt door die afnemer door zelfvereffening betaald.

2.2.3.4. Jaarlijkse opgave van de

belastingplichtige afnemers – bijzondere regeling

Deze opgave is verplicht, vóór uiterlijk 31 maart, voor de dienstverleners die het afgelopen jaar een omzet van minstens 250 euro exclusief btw hebben gerealiseerd.

2.2.3.5. Opgave van de intracommunautaire handelingen – bijzondere regeling

Als de opdrachtgever is gevestigd in een andere lidstaat, is de btw verschuldigd in de lidstaat van de belastingplichtige afnemer (B to B – artikel 21,

§ 2 Btw-Wetboek). De betrokken diensten moeten worden vermeld in de lijst van de intracommunau- taire handelingen (code «S» en ad hoc identifi catie van de belastingplichtige afnemer).

2.2.3.6. «Bijzondere» aangifte – bijzondere regeling

Bedoelde ‘bijzondere’ aangifte is verplicht uit hoof- de van de arts of het ziekenhuis voor :

– de intracommunautaire verwervingen waarvoor de Belgische btw verschuldigd is door de aange- ver;

– de intracommunautaire diensten waarvoor de Belgische btw verschuldigd is door de opdracht- gever;

– de klinische proeven voor een belastingplichtige afnemer in België die geen periodieke aangiften indient (cf. 2.2.3.2.).

2.2.3.6.1. Belgische btw op intracommunautaire verwervingen – bijzondere regeling

Geen enkele drempel of optie moet in aanmerking worden genomen. De arts of het ziekenhuis is niet langer een btw-plichtige die volledig is vrijgesteld door artikel 44, maar een ‘normale’ btw-plichtige als gevolg van de opgesomde prestaties. De Belgi- sche btw is altijd verschuldigd op de intracommu- nautaire verwervingen die door die personen wor- den gerealiseerd.

2.2.3.6.2. Belgische btw op ontvangen intracommunautaire diensten

De B to B-regel moet worden toegepast (artikel 21,

§ 2 Btw-Wetboek). De Belgische btw is verschul- digd door de arts of het ziekenhuis, als btw-plich- tige afnemer.

2.2.3.6.3. Klinische proeven voor belastingplichtigen in België

Als de arts of het ziekenhuis een onderzoek uit- voert voor een opdrachtgever die in ons land is ge- vestigd en die niet gehouden is tot de indiening van ‘normale’ periodieke aangiften, kan de over-

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be

brenging van betaling van btw niet worden toege- past. De Belgische btw is verschuldigd door de arts of het ziekenhuis via de bijzondere aangifte die hij moet invullen (cf. 2.2.3.2.).

2.2.4. Andere aan de btw onderworpen activiteit(en)

De volgende verschillen moeten worden toegepast als de arts of het ziekenhuis nog een andere «aan- vullende» activiteit uitoefent, bovenop de activiteit die wordt vrijgesteld door artikel 44 van het Btw- Wetboek en bovenop het voornoemde onderzoeks- werk (bijvoorbeeld niet vrijgestelde opbrengsten van een cafetaria, funerarium en koelkamers toe- gankelijk voor niet-patiënten, bewaring van ge- neesmiddelen, ..., d.w.z. aan de btw onderworpen handelingen).

Als de omzet voor de als «aanvullend» gekwalifi ceer- de activiteit jaarlijks niet hoger is dan 5 580 euro, mag de arts of het ziekenhuis de vrijstellingsrege- ling vragen voor deze aanvullende activiteit en de bijzondere regeling voor het onderzoekswerk.

Uiteraard mag de arts of het ziekenhuis de nor- male regeling vragen voor alles samen.

Als het bedrag van de aanvullende activiteit echter hoger is dan 5 580 euro, moet voor alles de norma- le regeling (met indiening van normale periodieke aangiften) worden toegepast.

3. Slotbeschouwingen

Ook vroeger konden de artsen en de ziekenhui- zen btw verschuldigd zijn op bepaalde intracom- munautaire verwervingen (jaarlijkse drempel van 11 200 euro bereikt, optie, ...) en op bepaalde intra- communautaire diensten (B to B). Nu moet hieraan, onder de uitdrukkelijk geformuleerde omstandig- heden, een btw-heffi ng worden toegevoegd op be- paalde handelingen die met de ‘afnemers’ worden verwezenlijkt.

Dit artikel beperkt zich tot de essentie van de beslissing ET 116.111 van 21 februari 2011, een exhaustieve bespreking zou ons te ver leiden.

Deze beslissing is gepubliceerd op de website www.fi sconetplus.be.

Yvon COLSON Externe medewerker van het BIBF

Voorontwerp van wet met fi scale en

diverse bepalingen neergelegd in Kamer

Een voorontwerp van wet goedgekeurd met fi scale en diverse bepalingen werd onlangs neergelegd in de Kamer.

Het voorontwerp vaardigt specifi eke maatregelen uit:

– de aanpassing van artikel 47 WIB 1992 naar aan- leiding van het advies van de Europese Commis- sie over de gespreide belasting op meerwaarden;

– de aanpassing van de recente wijziging van de regels voor de opheffi ng van het bankgeheim;

– de bekrachtiging van recente koninklijke beslui- ten over de bedrijfsvoorheffi ng;

– de bekrachtiging van het KB tot wijziging van de wet van 3 april 1997 betreffende het fi scaal stelsel van gefabriceerde tabak en een aanvul- ling van de wettelijke bepalingen;

– de opheffi ng van de provinciale registratiecom- missies in het kader van de omzetting van de dienstenrichtlijn;

– de afschaffi ng van de registratie als aannemer.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

en worden de kosten, vastgesteld in artikel 6, verhoogd met voor iedere 15 minuten dat de bijstand door de getuige daarbij langer dan anderhalf uur, respectievelijk drie uur

Het advies van de Subsidie Advies Commissie (kamer Evenementen, Sport en Cultuur) om de subsidie 2017 voor de sportactiviteiten voor de Basketbalclub Bronx vast te stellen op

‘Welke zwakheden kent het huidige btw-systeem met betrekking tot carrouselfraude, worden deze zwakheden in het voorstel van de Europese Commissie voor een definitief btw-systeem

Enkel de prestaties die door erkende diëtisten worden verstrekt en die opgenomen zijn in deze nomenclatuur van de revalidatieverstrekkin- gen, zijn vrijgesteld van btw ongeacht

Subsidies kunnen ook een dergelijke tegenpres- tatie vormen en bijgevolg opgenomen worden in de maatstaf van heffing van de btw, voor zover ze rechtstreeks verband houden met

Als uw onderneming alleen activiteiten uitoefent die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Btw- Wetboek en als voldaan is aan bepaalde voorwaarden (bv. bepaalde

Ik ben een dokter (belastingplichtige, wiens uitsluitende activiteiten van de belasting zijn vrijgesteld krachtens artikel 44 van het Btw-Wetboek) en ik geef lessen aan

Deze poort is een vrijdragende constructie, gemonteerd op palen die bevestigd worden in een betonfundering zonder bijkomende bevestigingselementen, eenvoudige montage..