• No results found

Inspectierapport Peuteropvang de Kiem (KDV) J.P. Coenstraat BP Enschede Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport Peuteropvang de Kiem (KDV) J.P. Coenstraat BP Enschede Registratienummer"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

Peuteropvang de Kiem (KDV) J.P. Coenstraat 9

7541BP Enschede

Registratienummer 559459221

Toezichthouder: GGD Twente

In opdracht van gemeente: Enschede

Datum inspectie: 28-09-2017

Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 25-10-2017

(2)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 4

Overzicht getoetste inspectie-items ... 8

Gegevens voorziening ... 11

Gegevens toezicht ... 11

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 12

(3)

3 van 13

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.

Beschouwing

Deze beschouwing beschrijft de resultaten bij de uitgevoerde inspectie. Na de feiten over het kindercentrum en de inspectiegeschiedenis volgen de bevindingen op hoofdlijnen. Deze worden elders in het rapport per domein verder uitgewerkt.

Feiten over het kindercentrum

Peuteropvang De Kiem is onderdeel van koepelorganisatie 'KOV Hebbes B.V.'. Peuteropvang De Kiem is gevestigd in de Christelijke Basisschool de Kiem en heeft de beschikking over één groepsruimte.

In het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) staat peuteropvang De Kiem geregistreerd met 15 kindplaatsen.

Peuteropvang De Kiem is op dinsdag -en donderdagochtend geopend van 8:30 tot 11:30 uur en van 12:10 tot 14:10 uur. De openingstijden van de VVE groep is op woensdag en vrijdag van 8:30 tot 11:30 uur.

Inspectiegeschiedenis

De voorgaande jaren heeft de houder aan de getoetste voorwaarden voldaan.

Bevindingen op hoofdlijnen

Er is een tekortkoming geconstateerd ten aanzien van de pedagogische praktijk.

Advies aan College van B&W

De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid.

Herstelafspraak:

De volgende afspraak wordt met de houder gemaakt: de houder dient er voor zorg te dragen dat de emotionele veiligheid van de kinderen voldoende gewaarborgd wordt.

Deze afspraak wordt over 2 weken (na 30 oktober 2017) door de toezichthouder gecontroleerd.

(4)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein 'Pedagogisch klimaat'. Per aspect wordt eerst de praktijkobservatie beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria.

De volgende basisdoelen zijn geobserveerd en beoordeeld:

• emotionele veiligheid;

• persoonlijke competentie;

• sociale competentie;

• overdracht van normen en waarden.

Tijdens de observatie is gebruik gemaakt van het Veldinstrument observatie pedagogische praktijk 0-4 jaar (januari 2015). De beschrijvingen, die cursief zijn weergegeven, zijn aan dit instrument ontleend en tijdens het onderzoek op locatie geconstateerd.

Pedagogische praktijk

Emotionele veiligheid

De beroepskrachten communiceren met de kinderen.

Observatie:

De toezichthouder heeft peuteropvang De Kiem twee keer bezocht. Beide keren heeft er, onder andere, een observatie van de pedagogische praktijk plaatsgevonden. Tijdens de eerste observatie op donderdagochtend 28 september 2017 zijn de kinderen vrij aan het spelen. Twee kinderen zijn in het keukentje aan het spelen en hebben onenigheid met elkaar. De kinderen krijgen een waarschuwing van de beroepskracht. De beroepskracht geeft deze waarschuwing vanaf een afstandje. Als de kinderen onenigheid met elkaar blijven houden, loopt de beroepskracht naar de kinderen toe en zegt met stemverheffing: "En nu is het genoeg!" De beroepskracht sluit hierbij in haar stem/taalgebruik niet aan op de leeftijd van de kinderen. Hierna zet ze één van de kinderen apart. De beroepskracht legt het kind niet uit waarom hij apart wordt gezet. Dit doet zij pas op het moment dat zij het andere kind heeft aangesproken op zijn gedrag.

Tijdens de tweede observatie op donderdagochtend 5 oktober 2017 zitten de kinderen in de kring.

De beroepskracht spreekt een kind erop aan dat hij niet luistert naar het verhaal van een ander kind. De beroepskracht zegt tegen X: "X, jij praat er door heen en hoort niet wat Y zegt. X, je moet luisteren als iemand anders iets vertelt." Als X weer begint te praten, zegt zij met

stemverheffing tegen X: "X, ik vind je nu vreselijk vervelend, je leidt een eigen leven. Ik zet je nu uit de kring." De beroepskracht benoemt niet het gedrag van het kind en waarom het kind uit de kring wordt gehaald. Ook tijdens deze situatie sluit de beroepskracht in haar stem/taalgebruik niet aan bij de kinderen van de peutergroep.

Het pedagogisch beleidsplan van KOV Hebbes beschrijft het volgende over het benaderen van conflictsituaties:

Benaderen van conflictsituaties

Als een kind zijn grenzen dusdanig verkent dat het gedrag vertoont dat de grenzen overschrijdt, zijn er verschillende manieren van handelen.

- (...);

- Het kind wordt op een rustige manier aangesproken op zijn/haar gedrag, de pedagogisch medewerker benoemt heel duidelijk het gewenste gedrag;

- We brengen het probleem onder woorden;

- We halen het kind uit de conflictsituatie om weer tot rust te komen (kinderen worden nooit volledig uit de groep geplaatst). We leggen hierbij wel uit waarom we dit doen;

- (...).

(5)

5 van 13 Deze beschrijving uit het pedagogisch beleidsplan komt niet overeen met de bevindingen van de toezichthouder tijdens de twee observaties. De manier waarop de beroepskracht communiceert sluit niet op passende wijze aan op de situatie waarin het kind zich op dat moment bevindt.

De beroepskracht vervult een centrale rol in het pedagogisch proces; communicatie en dialoog zijn de belangrijkste middelen. Het met stemverheffing praten kan voor kinderen als bedreigend overkomen. Dit draagt niet bij aan een gevoel van veiligheid bij een kind. Hoe sensitief responsiever de beroepskracht reageert, hoe meer de beroepskracht door een kind wordt gewaardeerd.

De toezichthouder heeft de beroepskracht aangesproken op haar gedrag en haar bevraagt naar haar handelen. De beroepskracht heeft de toezichthouder gezegd dat zij zich bewust is van haar gedrag. Zij heeft verklaard dat het met deze groep op dit moment niet loopt zoals het zou moeten lopen. In de groep zitten zorgkinderen.

De houder is verantwoordelijk voor de gedragingen van de beroepskrachten. De houder dient ervoor te zorgen dat beroepskrachten de emotionele veiligheid van de kinderen kunnen

waarborgen. De toezichthouder heeft haar bevindingen besproken met de leidinggevende van de locatie. Tijdens het telefoongesprek heeft de leidinggevende de toezichthouder verteld dat zij zich bewust is van de problemen op deze locatie. Er is inmiddels een VVE coach en een extra

beroepskracht ingezet om het groepsproces te ondersteunen.

Conclusie

Er wordt in onvoldoende mate zorg gedragen voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

Persoonlijke competentie

Er is wederzijdse interactie tussen beroepskrachten en individuele kinderen.

Observatie

De beroepskrachten geven duidelijke informatie over start, verloop en einde van een activiteit; de situatie is voor kinderen inzichtelijk. Om aan te geven dat de kinderen in de kring mogen gaan zitten, wordt het zogeheten kringliedje opgezet. Na de kring mogen de kinderen vrij spelen. Na het vrij spelen wordt een opruimliedje opgezet.

Kinderen hebben de mogelijkheid om (leer)ervaringen op te doen dankzij de groep, spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting.

Observatie

De meeste tentoongestelde werkjes of versieringen in de ruimte zijn door de kinderen zelf gemaakt. Er is verband tussen (een deel van) de werkjes of rapportages in de groepsruimte en thema-activiteiten. Het thema is 'Mensen'. Aan de wand hangen foto's van de kinderen. Deze foto's zijn geplakt op een A4 papier. De beroepskrachten hebben de ouders gevraagd om samen met hun kinderen ook foto's van familieleden op het werkje te plakken, plaatjes te plakken welke dingen hun kinderen lekker vinden en waar ze graag mee spelen. Het is een soort collage geworden.

Conclusie

Er wordt in voldoende mate voldaan aan de mogelijkheid voor kinderen om tot ontwikkeling van de persoonlijke competentie te komen.

Sociale competentie

De beroepskrachten ondersteunen de kinderen in hun onderlinge interactie.

Observatie

Kinderen krijgen informatie en hulp om contact met groepsgenootjes te maken en te onderhouden.

De beroepskrachten moedigen interactie tussen leeftijds- en/of groepsgenootjes aan. Na de kring mogen de kinderen een kaartje pakken. Op dit kaartje staat de activiteit afgebeeld die zij kunnen gaan doen, bijvoorbeeld kleien of kleuren. Het kindje die het kaartje heeft gepakt, mag zelf een kindje kiezen om samen de activiteit te gaan doen. Een kindje kent de namen van de kinderen nog niet zo goed. De beroepskracht vraagt aan haar: "Wie mag er met jou mee om te tekenen?

Anders wijs je een kindje aan."

Conclusie

Er wordt in voldoende mate voldaan aan de mogelijkheid voor kinderen om tot ontwikkeling van de sociale competentie te komen.

Normen en waarden

Afspraken, regels en omgangsvormen zijn herkenbaar aanwezig en worden toegepast.

Observatie

(6)

De beroepskrachten begeleiden de kinderen actief bij het leren kennen en omgaan met de afspraken in de groep. Zij leggen uit wat er van een kind wordt verwacht. Een kindje gooit met zand uit de zandbak. De beroepskracht spreekt haar hier op aan: "X, wat doen we met het zand?"

Het meisje antwoordt: "Spelen." De beroepskracht legt vervolgens aan het kindje uit dat er bij de zandbak ook letters staan die de kinderen kunnen naschrijven in het zand. Het zijn de letters M van Mensen en H van Herfst. Een ander kindje loopt met de klei rond. De beroepskracht zegt tegen het kindje: "X, aan de tafel mogen we kleien, ga maar weer aan tafel zitten met de klei."

Conclusie

Er wordt in voldoende mate voldaan aan de overdracht van normen en waarden.

Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.

De houder draagt zorg voor uitvoering van het vastgestelde pedagogisch beleidsplan.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Voorschoolse educatie indien gesubsidieerd door het college

Peuteropvang De Kiem maakt gebruik van het VVE programma Piramide. Alle kinderen volgen dit programma. VVE-geïndiceerde kinderen krijgen naast het reguliere VVE programma twee dagdelen per week gerichte activiteiten aangeboden, individueel en in groepsverband.

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aanwezige aantal kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per 8 kinderen. Op het moment van inspectie zijn er 7 VVE-geïndiceerde kinderen aanwezig.

De beroepskrachten zijn in het bezit van een VVE-certificaat.

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin tot uitdrukking komt op welke wijze de kennis en vaardigheden van de beroepskrachten voorschoolse educatie worden onderhouden.

Conclusie

Er wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor de basisvoorwaarden VVE.

Gebruikte bronnen:

• Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (mevrouw A. Buijs (leidinggevende locatie))

• Interview (aanwezige beroepskrachten)

• Observaties

• Pedagogisch beleidsplan (januari 2017)

• Pedagogisch werkplan (maart 2017)

• VVE-certificaten

• Opleidingsplan voorschoolse educatie

(7)

7 van 13

Personeel en groepen

Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein 'Personeel en groepen'. Per aspect worden eerst de gegevens beschreven. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria.

Verklaring omtrent het gedrag

De toezichthouder heeft de verklaringen omtrent het gedrag van de vaste medewerkers ingezien. Deze verklaringen voldoen aan de gestelde voorwaarden. Er zijn geen stagiaires werkzaam op deze locatie.

Conclusie

De beroepskrachten zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die voldoet aan de gestelde voorwaarden.

Passende beroepskwalificatie

De toezichthouder heeft de diploma's van de vaste beroepskrachten ingezien en beoordeeld.

Conclusie

De beroepskrachten beschikken over één voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals opgenomen in de meest recente aangevangen CAO Kinderopvang.

Opvang in groepen

De opvang vindt plaats in drie groepen. Elke groep telt maximaal 15 kinderen.

Groep 1: dinsdagmorgen en donderdagmiddag Groep 2: dinsdagmiddag en donderdagmorgen Groep 3: woensdagmorgen en vrijdagmorgen

Conclusie

Er wordt voldaan aan de voorwaarden met betrekking tot opvang in groepen.

Beroepskracht-kindratio

Voor het berekenen van de beroepskracht-kindratio wordt gebruik gemaakt van de rekentool:

1ratio.nl (in opdracht van het ministerie van SZW ontwikkeld op basis van afspraken tussen de Brancheorganisatie Kinderopvang en de belangenvereniging van ouders: BOinK).

Op 28 september 2017 zijn er 12 kinderen aanwezig met twee beroepskrachten. Op 5 oktober 2017 zijn er 11 kinderen aanwezig met twee beroepskrachten.

Conclusie

Er wordt voldaan aan de gestelde voorwaarde met betrekking tot de beroepskracht-kindratio.

Gebruikte bronnen:

• Interview (aanwezige beroepskrachten)

• Observaties

• Verklaringen omtrent het gedrag

• Diploma's beroepskrachten

• Presentielijsten

• Personeelsrooster

(8)

Overzicht getoetste inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogische praktijk

De houder draagt zorg voor uitvoering van het vastgestelde pedagogisch beleidsplan.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Voorschoolse educatie indien gesubsidieerd door het college

De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie per acht kinderen.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:

Een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van een bij ministeriële regeling aan te wijzen opleiding, specifiek gericht op het opdoen van pedagogische vaardigheden.

OF

Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties ten aanzien van de door hen te verrichten beroepswerkzaamheden.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

(9)

9 van 13 Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie.

OF

De beroepskracht voorschoolse educatie bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Met ingang van 1 augustus 2017 geldt uitsluitend voor voorzieningen in gemeenten die behoren tot de G37 en G86, overeenkomstig het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk

onderwijsachterstandenbeleid 2011-2017:

De beroepskracht voorschoolse educatie beheerst aantoonbaar ten minste niveau 3F, op de onderdelen Mondelinge Taalvaardigheid en Lezen.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3a Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. Daarin komt tot uitdrukking op welke wijze de kennis van en de vaardigheden van de beroepskracht voorschoolse educatie in het vroegtijdig bestrijden van achterstanden door middel van voorschoolse educatie, worden onderhouden.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven vanaf 1 maart 2013.

(art 1.50 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden.

(art 1.50 lid 4 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

Passende beroepskwalificatie

Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Opvang in groepen

De opvang vindt plaats in stamgroepen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF

De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(10)

Beroepskracht-kindratio

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:

- 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar;

- 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar;

- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar;

- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar.

Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen)

(11)

11 van 13

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : Peuteropvang de Kiem

Aantal kindplaatsen : 15

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder

Naam houder : KOV Hebbes

Adres houder : Haaksbergerstraat 501

Postcode en plaats : 7545PH Enschede

Website : www.kov-hebbes.nl

KvK nummer : 08157895

Aansluiting geschillencommissie : Ja

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Twente

Adres : Postbus 1400

Postcode en plaats : 7500BK ENSCHEDE

Telefoonnummer : 053-4876700

Onderzoek uitgevoerd door : Nicole Huitink

Laura Sauer- Huisman Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Enschede

Adres : Postbus 20

Postcode en plaats : 7500AA ENSCHEDE

Planning

Datum inspectie : 28-09-2017

Opstellen concept inspectierapport : 16-10-2017

Zienswijze houder : 20-10-2017

Vaststelling inspectierapport : 25-10-2017 Verzenden inspectierapport naar houder : 26-10-2017 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 26-10-2017 Openbaar maken inspectierapport : 15-11-2017

(12)

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

Zienswijze n.a.v. inspectie d.d. 28 september en 5 Oktober 2017

Tijdens bovengenoemde inspectie momenten geeft de inspecteur aan een tekortkoming te hebben geconstateerd ten aanzien van de pedagogische praktijk.

Allereerst betreurd KOV-Hebbes het feit dat er in de pedagogische praktijk een tekortkoming is geconstateerd. De situaties zoals beschreven door de inspecteur worden door de betreffende medewerkster onderschreven, tegelijkertijd geven de medewerksters aan dat m.b.t. de interpretaties van de inspecteur over de situaties discussie mogelijk is.

Emotionele veiligheid

De beroepskrachten communiceren met de kinderen. Observatie: De toezichthouder heeft

peuteropvang De Kiem twee keer bezocht. Beide keren heeft er, onder andere, een observatie van de pedagogische praktijk plaatsgevonden. Tijdens de eerste observatie op donderdagochtend 28 september 2017 zijn de kinderen vrij aan het spelen. Twee kinderen zijn in het keukentje aan het spelen en hebben onenigheid met elkaar. De kinderen krijgen een waarschuwing van de

beroepskracht. De beroepskracht geeft deze waarschuwing vanaf een afstandje. Als de kinderen onenigheid met elkaar blijven houden, loopt de beroepskracht naar de kinderen toe en zegt met stemverheffing: "En nu is het genoeg!" De beroepskracht sluit hierbij in haar stem/taalgebruik niet aan op de leeftijd van de kinderen. Hierna zet ze één van de kinderen apart. De beroepskracht legt het kind niet uit waarom hij apart wordt gezet. Dit doet zij pas op het moment dat zij het andere kind heeft aangesproken op zijn gedrag.

Commentaar medewerkster;

“In deze eerste omschreven situatie is onmiddellijk ingegrepen omdat de situatie gevaarlijk was: De ene peuter stak de andere peuter met een plasticmesje in zijn zij.

Met beide peuters is de situatie besproken, echter apart van elkaar”.

Tijdens de tweede observatie op donderdagochtend 5 oktober 2017 zitten de kinderen in de kring.

De beroepskracht spreekt een kind erop aan dat hij niet luistert naar het verhaal van een ander kind. De beroepskracht zegt tegen X: "X, jij praat er door heen en hoort niet wat Y zegt. X, je moet luisteren als iemand anders iets vertelt." Als X weer begint te praten, zegt zij met

stemverheffing tegen X: "X, ik vind je nu vreselijk vervelend, je leidt een eigen leven. Ik zet je nu uit de kring." De beroepskracht benoemt niet het gedrag van het kind en waarom het kind uit de kring wordt gehaald. Ook tijdens deze situatie sluit de beroepskracht in haar stem/taalgebruik niet aan bij de kinderen van de peutergroep.

Commentaar medewerkster; “In deze omschreven situatie is de peuter tot 3 x toe op een rustige manier aangesproken op zijn gedrag. Bij de 4de keer heb ik hem uit de situatie gehaald op een dusdanige manier dat ik zeker begrijp dat dit niet het gewenstee optreden van een pedagogisch medewerker is

Na aanleiding van deze observaties zijn wij direct in gesprek gegaan met de beide medewerksters op de locatie. Wij hebben hoor en wederhoor toegepast en een aantal acties ondernomen.

• Een van de medewerksters is overgeplaatst naar een andere locatie hiervoor is een ervaren pedagogisch medewerkster voor in de plaats gekomen

• Onze ondersteuners in de vorm van IB en coach zijn ingevlogen om ondersteuning te verlenen op o.a. de groepsdynamiek.

Wij gaan er vanuit dat bovenstaande maatregelen er voor hebben gezorgd dat Peuterspeelzaal de Kiem weer voldoet aan de norm m.b.t. de pedagogische kwaliteit zoals deze in de wet en in ons eigen beleid wordt omschreven.

Met vriendelijke groet, Maureen Welhuis KOV-Hebbes

(13)

13 van 13

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een

De pedagogisch medewerkers en de intern begeleider verwijzen de ouders naar externe instanties als de peuters extra begeleiding en zorg nodig hebben die zij zelf niet kunnen

Ouders worden verwezen naar externe instanties als de peuters extra begeleiding en zorg nodig hebben die de pedagogisch medewerkers zelf niet kunnen bieden.. Een voorbeeld

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een