• No results found

Inspectierapport Peuteropvang Nijntje (KDV) Dorpsstraat AG Halle Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport Peuteropvang Nijntje (KDV) Dorpsstraat AG Halle Registratienummer"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

Peuteropvang Nijntje (KDV) Dorpsstraat 84

7025 AG Halle

Registratienummer 198838517

Toezichthouder: GGD Noord- en Oost-Gelderland In opdracht van gemeente: Bronckhorst

Datum inspectie: 05-09-2017

Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek

Status: Definitief

(2)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 4

Overzicht getoetste inspectie-items ... 7

Gegevens voorziening ... 9

Gegevens toezicht ... 9

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 10

(3)

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.

Beschouwing

Feiten over het kindercentrum

Peuteropvang Nijntje is gestart in september 2015. De peuteropvang was voor september een peuterspeelzaal van Stichting Peuterspeelzalen Bronckhorst. Kinderopvangorganisatie Juut & Co heeft de locatie van deze stichting overgenomen.

Inspectiegeschiedenis

11 juni 2015, incidenteel onderzoek.

5 februari 2016, jaarlijks onderzoek, voldoet aan de voorwaarden

Bevindingen huidig onderzoek

Tijdens het jaarlijks onderzoek op 5 september 2017 is geconstateerd dat de locatie aan alle getoetste voorwaarden voldoet. Er is een observatie uitgevoerd in de praktijk, documenten zijn beoordeeld en er heeft er een gesprek plaatsgevonden met de locatieverantwoordelijke. Tijdens het onderzoek blijken de tassen van de beroepskrachten vrij toegankelijk te zijn voor de kinderen.

De toezichthouder heeft in gesprek met de beroepskrachten de risico's en de afspraken rondom de tassen van de beroepskrachten besproken. De beroepskracht geeft aan per direct de tassen hoog weg te bergen. De bevindingen zijn ook met de locatieverantwoordelijke besproken en deze heeft aangegeven dat de beroepskrachten dienen te werken conform het vastgestelde beleid en zij dit met hen zal bespreken.

Nadere toelichting is te lezen in dit rapport.

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

(4)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Binnen dit domein zijn de volgende pedagogische basisdoelen geobserveerd en beoordeeld:

 waarborging emotionele veiligheid

 ontwikkeling van persoonlijke competentie

 ontwikkeling van sociale competentie

 overdracht van normen en waarden

Om een helder beeld te krijgen van beleid, visie en praktijk is het beleidsplan gecontroleerd op inhoud en volledigheid en getoetst aan de hand van de praktijkobservatie.

Tijdens de observatie van de pedagogische praktijk wordt gebruik gemaakt van het veldinstrument observatie pedagogische praktijk 0-4 jaar.

Aangezien deze locatie gesubsidieerd wordt in het kader van vroeg- en voorschoolse educatie is gecontroleerd of wordt voldaan aan de eisen die volgen uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Dit onderdeel komt als laatste aan bod binnen dit domein.

Hieronder worden de bijbehorende voorwaarden toegelicht en beoordeeld.

Pedagogische praktijk

Tijdens de observatie zijn 9 kinderen en 2 beroepskrachten aanwezig. De kinderen zijn vrij aan het spelen en gaan later in de kring zitten.

Het volgende is onder andere geobserveerd ten aanzien van de pedagogische basisdoelen (waarbij de schuingedrukte tekst uit het veldinstrument is overgenomen en de tekst daarna een uitwerking daarvan is in zoals deze is geobserveerd in de praktijk):

Zorgdragen voor het waarborgen van emotionele veiligheid

De beroepskrachten gedragen zich sensitief en responsief naar de kinderen. Zij laten actief merken dat zij het kind begrijpen en reageren daar adequaat op.

De beroepskracht voert gesprekjes met de kinderen over wat zij in de vakantie gedaan hebben.

Wanneer een kindje verteld dat ze naar Ameland is geweest worden er meer kinderen in het gesprek betrokken en wordt er gesproken hoe je op Ameland kan komen. Zij vraagt ook: "Wat zie je dan als je op de boot zit?"

Tijdens het puzzelen en andere spelletjes worden er gesprekjes gevoerd. De beroepskracht verteld de kinderen dat zij blij is dat iedereen er weer is. Zij stimuleert op een speelse wijze de kinderen om bij te dragen in het gesprek. De kinderen worden gehoord en gezien. Complimentjes worden regelmatig aan de kinderen uitgedeeld, zo zegt de beroepskracht bijvoorbeeld: "Dat doe je heel netjes""

De beroepskrachten hurken en knielen wanneer zij met kinderen praten.

Zorgdragen voor de ontwikkeling van persoonlijke competenties

Het programma bestaat uit vrij spel en gestructureerde activiteiten. De activiteiten zijn gevarieerd en stimuleren diverse ontwikkelingsgebieden.

De kinderen hebben er plezier en zin in; zij voelen zich uitgedaagd. Ieder kind krijgt leer- /ervaringskansen.

Het voorlezen is interactief. De kinderen reageren op het verhaal en geven antwoorden op vragen.

Ze krijgen de kans om verschillende dieren te benoemen en te herkennen. Uiteindelijk mag het genoemd dier uit een mandje worden gepakt en op tafel worden gezet.

(5)

Autonomie

De kinderen krijgen regelmatig aanwijzingen en uitleg. Zo wordt onder meer genoemd dat je het fruit op de schaal moet pakken wanneer je het hebt aangeraakt. Dat kinderen in de kring moeten recht zitten en tijdens het voorlezen rustig op de stoel moeten blijven zitten.

Voorspelbaarheid

Een kindje vraagt aan de beroepskracht waarom ze niet aan tafel gaan zitten? De beroepskracht legt uit dat de groep te groot is om aan tafel te gaan zitten en dat ze daarom met de stoeltjes in de kring gaan zitten.

Rituelen

Voor er opgeruimd gaat word een opruim lied gezongen. Kinderen gaan stoelen klaar zetten en de handen wassen. Ook voor het fruit eten wordt een lied gezongen.

Zorgdragen voor de ontwikkeling van sociale competenties

Beroepskrachten hanteren de afspraken, regels en omgangsvormen op eenduidige en consequente wijze. Daarbij blijven zij rekening houden met de situatie; hun optreden sluit aan bij gedrag en behoefte van individuele kinderen.

De kinderen krijgen van de beroepskracht regelmatig passende uitleg en correcties. Bij een kindje wat net gestart is, hanteren de beroepskrachten de regels met enige soepelheid en leggen aan de andere kinderen uit dat ze het nieuwe kindje willen laten wennen en soms maar even toekijken.

Taalverrijking

De kinderen worden tijdens het spel en voorlezen gestimuleerd om mee te denken en met elkaar in gesprek te gaan.

Zorgdragen voor de overdracht van normen en waarden

De beroepskrachten geven het goed voorbeeld door behulpzaam te zijn naar de kinderen. De kinderen krijgen uitleg en begeleiding in het spelen met elkaar.

De beroepskrachten doen ook mee met het spel van de kinderen en laten zien hoe je met elkaar kunt omgaan.

Conclusie

Uit de observatie is de conclusie getrokken dat aan de voorwaarden, betreffende de persoonlijke en sociale competenties, de emotionele veiligheid en de overdracht van normen en waarden wordt voldaan

Voorschoolse educatie indien gesubsidieerd door het college

De peuteropvang is geopend op 4 dagdelen zijn van 08:30 uur tot 12:00 uur op de maandag-, dinsdag-, woensdag- en vrijdagmorgen. Hierdoor wordt voldaan aan de eis dat er ten minste 10 uur Voorschoolse Educatie (VE) wordt aangeboden.

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

Er zijn 9 kinderen aanwezig met twee beroepskrachten. Bij beide beroepskrachten is vastgesteld dat zij in het bezit is van een bewijs van scholing voor VE.

Gezien het aantal kinderen dat aanwezig is voldoet deze inzet aan de voorwaarden.

Er wordt gewerkt met thema's die zijn gekoppeld aan een programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. In het pedagogisch beleidsplan staat vermeld dat er wordt gewerkt conform de methode Startblokken.

Gebruikte bronnen:

 Interview (beroepskrachten)

 Observaties

 VVE-certificaten

 Opleidingsplan voorschoolse educatie

(6)

Personeel en groepen

Dit domein belicht de inspectiebevindingen over het domein "Personeel en groepen".

Er worden eisen gesteld aan het personeel, in dit domein wordt toegelicht of aan de eisen hieromtrent wordt voldaan.

Tevens worden er eisen gesteld aan hoe de houder met de opvang in groepen dient om te gaan.

De bevindingen over deze voorwaarden worden beschreven en beoordeeld.

Verklaring omtrent het gedrag

De verklaringen omtrent gedrag (VOG) van de beroepskrachten zijn beoordeeld. Deze verklaringen voldoen aan de voorwaarden.

Passende beroepskwalificatie

Tijdens de observatie zijn er twee beroepskrachten aanwezig.

De beroepskrachten beschikken over een passende beroepskwalificatie.

Opvang in groepen

Er zijn 2 vaste beroepskrachten aanwezig. Er wordt gewerkt met 1 stamgroep waarin maximaal 16 kinderen kunnen worden opgevangen.

Beroepskracht-kindratio

Tijdens de observatie zijn er 9 kinderen aanwezig. Hiervoor zijn twee beroepskrachten ingezet. Er wordt voldaan aan de juiste verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep (de beroepskracht-kindratio)

Gebruikte bronnen:

 Interview (beroepskrachten)

 Observaties

 Verklaringen omtrent het gedrag

 Diploma's beroepskrachten

 Presentielijsten

 Personeelsrooster

(7)

Overzicht getoetste inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogische praktijk

De houder draagt zorg voor uitvoering van het vastgestelde pedagogisch beleidsplan.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Voorschoolse educatie indien gesubsidieerd door het college

De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie per acht kinderen.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:

Een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van een bij ministeriële regeling aan te wijzen opleiding, specifiek gericht op het opdoen van pedagogische vaardigheden.

OF

Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties ten aanzien van de door hen te verrichten beroepswerkzaamheden.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

(8)

Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie.

OF

De beroepskracht voorschoolse educatie bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. Daarin komt tot uitdrukking op welke wijze de kennis van en de vaardigheden van de beroepskracht voorschoolse educatie in het vroegtijdig bestrijden van achterstanden door middel van voorschoolse educatie, worden onderhouden.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden.

(art 1.50 lid 4 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie

Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Opvang in groepen

De opvang vindt plaats in stamgroepen.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF

De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Beroepskracht-kindratio

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:

- 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar;

- 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar;

- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar;

- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar.

Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en

peuterspeelzalen)

(9)

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : Peuteropvang Nijntje

Website : http://www.juutenco.nl

Aantal kindplaatsen : 16

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder

Naam houder : Stichting TSO Achterhoek

Adres houder : Nijverheidsweg 7

Postcode en plaats : 7071 CH Ulft

KvK nummer : 57064563

Aansluiting geschillencommissie : Ja

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Noord- en Oost-Gelderland

Adres : Postbus 3

Postcode en plaats : 7200 AA Zutphen

Telefoonnummer : 088-4433000

Onderzoek uitgevoerd door : J. Huberts Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Bronckhorst

Adres : Postbus 200

Postcode en plaats : 7255 ZJ HENGELO GLD

Planning

Datum inspectie : 05-09-2017

Opstellen concept inspectierapport : 06-09-2017

Zienswijze houder : 13-09-2017

Vaststelling inspectierapport : 13-09-2017 Verzenden inspectierapport naar houder : 14-09-2017 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 14-09-2017 Openbaar maken inspectierapport : 19-09-2017

(10)

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

Wij zijn erg tevreden over dit positieve rapport. Het pedagogische klimaat vinden wij erg belangrijk en zijn dan ook blij dat dit zo goed beoordeeld is. De tassen van de leidsters hebben meteen een hogere plek gekregen.

Met vriendelijke groeten,

Mariël te Brake

Kinderopvang Juut & Co

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een

De pedagogisch medewerkers en de intern begeleider verwijzen de ouders naar externe instanties als de peuters extra begeleiding en zorg nodig hebben die zij zelf niet kunnen

Ouders worden verwezen naar externe instanties als de peuters extra begeleiding en zorg nodig hebben die de pedagogisch medewerkers zelf niet kunnen bieden.. Een voorbeeld

Voor de (vaak anderstalige) peuters is het ook van belang dat de pedagogisch medewerkers in de inrichting van de ruimte meer aandacht hebben voor taal.. De leidsters bieden de

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:. Een