• No results found

Vraag nr. 118 van 7 maart 2002 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 118 van 7 maart 2002 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 118 van 7 maart 2002

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Delinquente jongeren – Opvangcapaciteit

Sinds 1 januari 2002 mogen minderjarigen niet meer in de gevangenis opgesloten worden. R e e d s jaren is er plaats te kort in instellingen voor delin-quente jongeren : de gevangenissen werden daar-om als noodoplossing gebruikt. De wet van 4 mei 1999 maakte een einde aan deze toestand : B e l g i ë was er al in 1988 voor veroordeeld door het Euro-pees Hof voor de Rechten van de Mens.

Dit dossier was dus een van de eerste die de minis-ter kreeg om op te volgen. De parlementsleden herinnerden de minister hier minimum vier keer per jaar aan bij begrotingsbesprekingen, i n t e r p e l l a-ties en vragen. Steeds opnieuw verklaarde de mi-nister dat er geen problemen waren en dat we ons geen zorgen moesten maken, en dat zij sinds febru-ari 2000 gemachtigd was door de Vlaamse regering om dit op te lossen, interministerieel overleg in-cluis.

De feiten van vorige maand toonden het tegendeel a a n . Slechts door tussenkomst van de federale re-gering werd een oplossing gevonden. Of deze keer de timing gehaald wordt, valt af te wachten.

De rol van Vlaanderen is echter niet uitgespeeld. De toeleiding en begeleiding gebeuren via de bij-zondere jeugdbijstand, en ook de doorstroming naar psychiatrie, drugscentra en andere voorzienin-gen van bijzondere jeugdbijstand is een V l a a m s e b e v o e g d h e i d . Bovendien is de preventie van dit alles gemeenschapsbevoegdheid.

Daarom is het belangrijk de evoluties op de voet te volgen en te detecteren in welke regio de proble-men het grootst zijn. Zowel de voorzieningen voor j e u g d p s y c h i a t r i e, drugsbehandeling als "gewone" bijzondere jeugdbijstand (1bis-v o o r z i e n i n g e n ) moeten daar de doorstroming mogelijk maken. H e t preventieve luik moet ook daar in de best mogelij-ke omstandigheden uitgebouwd zijn.

1. In welke gerechtelijke arrondissementen van Vlaanderen werd sinds januari 2002 de vraag gesteld naar opvang van delinquente jongeren ? Om hoeveel plaatsen ging het hier ? Betrof het jongens of meisjes ?

2. Waar werden deze jongeren geplaatst ?

Wat gebeurde er verder met hen ?

3. Hielden de jeugdrechters rekening met de om-schrijving van de minister : het moet gaan om + 1 2-j a r i g e n , het moet een als misdrijf omschre-ven feit betreffen waarvoor men minimum vijf tot tien jaar straf kan krijgen indien men meer-derjarig was, de openbare veiligheid moet in ge-vaar zijn of de jongere zou kunnen "verdwij-nen" ?

4. Hoe was de bezetting in Mol en Beernem de twee voorbije maanden ?

Werd de buffercapaciteit gebruikt ?

5. Hoeveel jongeren uit Mol en Beernem onderte-kenden in januari-februari een traject om in een halfopen instelling geplaatst te kunnen worden ?

6. Waar werden de 28 extra plaatsen in 1bis-v o o r-zieningen voor dit traject toegekend ?

Om hoeveel middelen gaat het ? Wanneer zijn ze operationeel ?

7. Hoeveel jongeren gingen in ambulante vervolg-begeleiding ?

8. Wat werd er gedaan om de extra druk voor het personeel in Mol en Beernem, in de 1bis- e n ambulante voorzieningen, op te vangen ? 9. Welke concrete plaatsen voor doorstroming in

( k i n d e r ) p s y c h i a t r i e, in V l a a m s-Fo n d s v o o r z i e-n i e-n g e e-n , ie-n drugscee-ntra werdee-n e-nu reeds gereali-seerd ?

Antwoord

1 en 2. Gelet op de inhoud van vraag 3 wordt er in dit antwoord van uitgegaan dat de vraagstelling betrekking heeft op de beslissingen van de jeugdrechtbanken om minderjarigen via de zo-genaamde "buffercapaciteit" te plaatsen in een gesloten opvoedingsafdeling van een gemeen-schapsinstelling of in het gesloten centrum in Everberg.

(2)

3. Bij deze plaatsingen hanteerden de jeugdrecht-banken steeds de objectief juridische criteria, zoals de ernst van de feiten. Het criterium "vol-strekte noodzaak voor de bescherming van de openbare veiligheid" biedt de rechter ruimte voor interpretatie.

In sommige dossiers is de inschatting van deze noodzaak wellicht voor discussie vatbaar, m a a r het komt de magistraten toe hierover uitspraak te doen en aan de instellingen om hun beslissin-gen terzake uit te voeren.

4. De gesloten instelling De Hutten in Mol was vanaf februari 2002 bijna steeds volzet. D i t houdt in dat een vrijgekomen plaats binnen twee dagen opnieuw werd ingenomen.

In de gesloten instelling De Zande in Beernem werd de buffercapaciteit geregeld aangespro-k e n , maar deze aangespro-kwam meestal na enaangespro-kele dagen opnieuw beschikbaar door de doorstroming van de jongeren naar andere plaatsen binnen de in-stelling.

5. De procedure van het "ondertekenen van een traject om in een halfopen instelling geplaatst te worden" is onbestaande in de gemeenschapsin-stellingen.

Indien de begeleiding van oordeel is dat de jon-gere een minder vrijheidsbeperkende opvang a a n k a n , wordt een verslag met overeenstem-mend advies opgesteld ten behoeve van de j e u g d r e c h t b a n k . Deze laatste beslist, na de jon-gere gehoord te hebben, over een eventuele overplaatsing naar een open instelling.

Zoals uit het overzicht bij dit antwoord kan worden opgemaakt, gebeurde dit tweemaal van-uit De Hutten naar De Markt.

6. Van de geplande extra plaatsen in de voorzie-ningen van categorie 1bis werden er vijftien toe-gewezen aan de regio Brussel en dertien aan de V Z W O v e r s t a p, werkzaam in de regio A n t w e r-p e n . Hierdoor werd ongeveer 992 duizend euro of 40 miljoen frank uitgetrokken.

De capaciteit van de voorziening Overstap is reeds operationeel. Voor de capaciteit in Brus-sel wordt nog gewerkt aan de realisatie van de gepaste infrastructuur.

7. Van de jongeren die tussen 1 januari en 20 maart in De Hutten werden opgenomen, h e e f t er nog geen enkele een ambulante vervolgbege-leiding aangevat.

Vanuit De Markt werden vier jongeren vrijge-s t e l d , waarbij zij nog gedurende zevrijge-s maanden zeer intensief ambulant begeleid worden. 8. Voor de opvang van deze jongeren in De

Hut-ten in Mol en in Beernem werd een buffercapa-citeit gereserveerd binnen de bestaande capaci-t e i capaci-t . In dicapaci-t opzichcapaci-t is er geen sprake van excapaci-tra druk voor de begeleiding.

De ambulante vervolgbegeleiding wordt geor-ganiseerd vanuit de VZW Overstap, die hier-voor extra personeel a rato van één begeleider per acht jongeren kreeg toegewezen.

9. Er wordt met de betrokken instanties (met in-begrip van de federale overheid) nog overlegd en onderzocht op welke wijze de doorstroming naar deze sectoren van jongeren die tot de spe-cifieke doelgroep van elk van die sectoren be-horen, kan worden gegarandeerd.

Aantal plaatsingen in de gesloten capaciteit in De Hutten en De Zande en te Everberg Uitgesplitst naar gerechtelijk arrondissement

Niet vermelde arrondissementen = geen plaatsingen

Antw Brug Brus Dend Gent Kort Leuv Mech Tong Turn Veur Oude Totaal

Hutten 13 3 2 1 1 2 2 1 2 1 28

Ruiselede 2 3 2 3 4 1 1 1 17

Beernem 5 1 1 1 3 11

Everberg 1 1 1 1 3 7

(3)

Verdere afhandeling, stand op 20 maart 2002 1° De Hutten :

3 vrijgesteld bij de ouders

2 overgeplaatst naar de gemeenschapsinstelling De Markt 23 nog in De Hutten 2° Ruiselede: 2 ontvlucht 15 nog aanwezig 3° Beernem 1 ontvlucht

2 vrijgesteld bij familie 8 nog aanwezig

4° Everberg

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bestaat er voor de werknemers van de V l a a m s e openbare instellingen die onder de bevoegdheid van de minister ressorteren een soortgelijke af- spraak om de

van mevrouw Riet Van

De Vlaamse volksvertegenwoordiger wenst van mij te vernemen waarom ik mij bij het aanwijzen van de vertegenwoordigers niet heb gehouden aan het decreet dat stelt dat bij elke

Uit informatie mondeling meegedeeld door de administratie bevoegd voor het afvalstoffende- creet (Office Wallon des Déchets) kan worden opgemaakt dat voor hen de transporten

Voor het grootstedelijk beleid in Vlaanderen is de minister verantwoordelijk. Vele goedbedoelde, maar zo verschillende initiatieven van de federale overheid doorkruisen het

Hierbij werd een voorstel uitgewerkt volgens de methode vooropgesteld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voor preventie en bescherming op

Naarmate het openbaar vervoer echter meer toegankelijk en bereikbaar wordt, zal deze doelgroep zich verengen tot personen met een ern- stige handicap.. Er werden twee

– Er werd een onderzoek uitgevoerd door het Centrum voor Interculturele Communicatie en Interactie (CICI, Universiteit Gent) rond mogelijke modellen van samenwerkingsvor- men