• No results found

Katholieke waarden: zijn ze onderscheidend?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Katholieke waarden: zijn ze onderscheidend?"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

KATHOLIEKE WAARDEN: ZIJN ZE ONDERSCHEIDEND? TOKE ELSHOF

Het katholiek onderwijs is op een impliciete manier godsdienstig. Katholiciteit komt niet allereerst naar voren in godsdienstige vieringen of godsdienstlessen maar vooral in de omgang met elkaar en de pedagogische visie i. Ik heb daarover wel eens gezegd dat godsdienstigheid

binnen het katholiek onderwijs meer belichaamd wordt dan verwoord ii, en dat dit onderwijs

daarin overeenkomt met het katholieke familieleven waar ook als belangrijkste ‘dogma’ geldt: “Als je maar als een goed mens leeft, dan ben je gelovig genoeg”iii. Ook binnen katholieke

scholen moet godsdienstig zijn uit het hart komen, handen en voeten krijgen in het gewone leven en mensen met elkaar verbinden. En ook binnen katholieke scholen wordt wel gedacht dat praten over het geloof draagt nauwelijks aan bijdraagt en daar soms zelfs strijdig mee is, bijvoorbeeld omdat er dan verschillende visies en houdingen aan het licht kunnen komen en dat dit afbreuk kan doen aan het gevoel van gezamenlijkheid. Ook in die huiver voor

godsdienstige verwoording, is het katholiek onderwijs volgens mij behoorlijk katholiek. Wanneer ik zeg dat het katholiek onderwijs op een impliciete en belichaamde manier de centrale waarden van het katholiek sociaal denken naar voren brengt, merk is soms

waardering. Een docent, een directeur, een bestuurder of een ouder herkent dat datgene wat hem of haar heilig is binnen het onderwijs, samenhangt met de katholieke traditie en weet zich daarmee opgenomen in een groter geheel. Dat thema’s als de persoonlijke waardigheid van ieder kind, de gerichtheid op het algemeen welzijn, op rechtvaardigheid en solidariteit niet alleen in de persoonlijke visie op onderwijs belangrijk zijn maar dat die ook centraal staan binnen de katholieke opvatting op onderwijs als dienst aan de leerling en aan de samenleving, is soms een eyeopener. De zogeheten ‘geleefde’ godsdienstige identiteit komt dan veel meer dan men besefte, overeen met de zogeheten ‘formele’ godsdienstige identiteit. Niet zelden klinkt daarnaast de opmerking: “Maar Toke, die waarden die zijn toch niet typisch katholiek? Aandacht voor de uniciteit van elke mens afzonderlijk en voor het algemene welzijn geen waarden zijn waar alleen katholieken of christenen zich mee bezig houden? En ook waarden als solidariteit en participatie zijn toch niet exclusief katholiek of zelfs maar überhaupt godsdienstig?

In zo’n opmerking klinkt soms de verdenking van arrogantie door. Want is het niet arrogant om te menen dat het hierbij om waarden gaat, die exclusief katholiek of zelfs maar

godsdienstig zijn? Het lijkt mij zonneklaar, dat deze waarden breder maatschappelijk herkend worden, ook onder bijvoorbeeld humanisten. Toch is het niet onbelangrijk om te beseffen dat het priesters waren die aan de wieg stonden van het humanistische verlichtingsideaal.

Erasmus, of bijvoorbeeld de Jezuïeten ontvouwden in hun tijd een positieve visie op de mens en op de opvoedbaarheid van de mens iv, die tot op heden doorwerkt in het onderwijs. Henri

Grégoire, de Franse voorvechter en grondlegger van de universele mensenrechten, was een priester. Dat elk mens de moeite waard is en rechten heeft, is bij deze geestelijken geworteld in het besef dat mensen geschapen zijn naar Gods beeld en op grond daarvan met een

intrinsieke waardigheid zijn bekleed. Precies om die reden heeft ieder mens er recht op in die waardigheid te worden erkend, en precies om die reden kan iemand die waardigheid niet worden ontnomen.

Waarden als de uniciteit en waardigheid van elk mens, of het bonum commune zijn dus niet exclusief katholiek. Ze hebben in de loop van de tijd een bredere groep mensen en

organisaties aangesproken en feitelijk doen ze dat nog steeds. Gelukkig maar. Dat maakt duidelijk, dat godsdienstig bevlogen mensen en organisaties een inspirerende invloed kunnen

(2)

hebben op hun niet-gelovige of anders-gelovige omgeving, en het wijst op het

‘maatschappelijk tegoed’ dat de godsdienst heeft voor heel het maatschappelijke levenv.

Een tweede verdenking bij de stelling over het impliciete katholicisme binnen katholieke scholen is, dat die koloniserend zou zijn. Want met behulp van de opvatting over een impliciet katholicisme kunnen mensen (en scholen) die zichzelf als niet katholiek beschouwen, alsnog worden ingelijfd, namelijk als ‘verborgen’ katholiek. Op die manier worden ze niet serieus genomen: niet als ze nooit wat met de katholieke godsdienst hebben gehad, niet als ze er afstand van hebben genomen en ook niet als ze geïnspireerd worden door een niet-katholieke godsdienst of levensbeschouwing. Voor katholieke scholen die in godsdienstig en

levensbeschouwelijk opzicht veelkleurig zijn en die ‘iets met die K willen’ lijkt mij de feitelijke verschillen niet alleen een probleem, maar ook een kans. De stelling van het

impliciete katholicisme kan namelijk helpen om dat wat belichaamd wordt, te verbinden met de katholieke traditie, als die traditie daar tenminste de bron van is. Maar: binnen katholieke scholen die religieus veelkleurig zijn, spreekt het vanzelf, dat andere bronnen (humanistisch, joods, moslim, etc.) die inspireren tot bepaalde waarden (menswaardigheid, gemeenschapszin, solidariteit, etc.) daar zinvol bij betrokken kunnen worden. Dat ligt ook in de lijn van de opdracht van de school. Want een katholieke school die bijzondere aandacht heeft voor de inhoud en de beleving van het katholieke geloof, aanvaardt en bevordert tegelijkertijd de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, ook binnen de eigen gemeenschap. Zo kan de school dienstbaar zijn aan de religieuze ontwikkeling van de leerlingen en aan de

maatschappij: als vindplaats van religieuze diversiteit en als oefenplaats van religieuze dialoog.

Volgens mij draait het bij de centrale waarden uit het katholieke sociale denken dus niet om de vraag of die waarden ‘van’ het katholiek onderwijs zijn. De omgekeerde vraag is veel relevanter, namelijk of het katholiek onderwijs ‘van’ die waarden is: of katholieke scholen zich daar ook in de toekomst door aan laten spreken, en of ze dat ook blijven doen als die waarden onder druk komen te staan. Als het maatschappelijk klimaat bijvoorbeeld vraagt om onderwijs dat vooral inzet op de cognitieve kwaliteiten van leerlingen: wat gebeurt er dan met het besef dat het om de vorming van ‘heel de mens’ gaat? Krijgen zwakkere leerlingen nog de aandacht die ze nodig hebben? Hoe krijgt de godsdienstige en levensbeschouwelijke vorming nog aandacht? En blijft de school nog aandacht houden voor de taak om leerlingen op te voeden tot mensen die bij kunnen en willen dragen aan de opbouw van de samenleving? Als de tijdsgeest vraag om onderwijs dat individualiteit benadert: wat gebeurt er dan met het besef dat mensen ‘aan elkaar gegeven’ zijn? Hoe blijft de school een bezielde gemeenschap? En hoe krijgt de voorbeeldrol van leerkrachten dan vorm? Als de minister zegt dat het onderwijs planmatiger en grootschaliger moet worden aangestuurd: wat betekent dat voor de

ontwikkeling van de school ‘van binnen uit’ en voor de participatie van bijvoorbeeld ouders? Als binnen de samenleving rationaliteit, maakbaarheid en meetbaarheid steeds belangrijker worden en de focus steeds meer op de menselijke activiteit wordt gelegd: wat betekent dat dan binnen het onderwijs voor de aandacht juist voor degenen die niet meetellen, voor het niet maakbare in het leven en meer in het algemeen: de ontvankelijkheid voor het geheimvolle, voor dat wat op ons toekomt, dat wat ons gegeven wordt en dat wat ons overstijgt.

Het moge duidelijk zijn dat het hier om vragen gaat, die niet alleen het katholieke

(christelijke) onderwijs raken. Het moge ook duidelijk zijn dat dit onderwijs volgens mij wel degelijk onderscheidend is en dient te zijn. Want die waarden uit de katholieke sociale leer doen een appèl op de bereidheid van scholen om ze te blijven belichamen en om daarin onderscheidend te zijn. Het gaat dan echter niet om een exclusivistisch onderscheid waarbij

(3)

katholieken vanwege het verleden een aantal waarden ‘in bezit’ zouden hebben die anderen zouden missen. Het gaat veeleer om de erin besloten oproep naar de toekomst toe, die uiteindelijk onderscheid teweeg zal brengen: tussen scholen die zich er wel door laten aanspreken en scholen die dat niet doen. En dat valt wellicht niet samen met het onderscheid tussen katholiek en niet katholiek. Want alle scholen kunnen zich uitgedaagd voelen om stil te staan bij de toegevoegde waarde van begrippen als persoonlijke waardigheid, het algemeen welzijn, solidariteit, rechtvaardigheid en subsidiariteit. Maar vanwege hun godsdienstige wortels mogen in elk geval katholieke scholen zich er feitelijk door aangesproken weten.

(4)

i C. Fortuin-van der Spek & M. Stroetinga (2012). Doet schoolidentiteit er nog toe? CPS Onderwijsontwikkeling en Advies & Marnix Academie, p. 2. Zie ook Trouw 16 november 2012, p. 8.

ii T. Elshof (2012). Impliciete godsdienstigheid van katholieke scholen. Schoolbestuur 32/5, pp. 30-31.

iii A.J.M. Elshof (2009). Van huis uit katholiek. Een praktisch-theologisch semiotisch onderzoek naar de ontwikkeling

van religiositeit binnen drie generaties van rooms-katholieke families. Delft: Eburon

iv Zie bijv. A. Läpple (1981). Kleine Geschichte der Katechese. Kosel/Munchen, pp. 112/157

v Staf Hellemans spreekt van het ‘overstromende karakter van de godsdienst’. Hij bedoelt daarmee dat het fundamenteel eigen is aan de christelijke godsdienst, dat die betrokken is op heel het menselijke en dus ook maatschappelijke leven. Het tijdperk van de wereldreligies. Religies in agrarische civilisaties en in moderne

samenlevingen. (2007). Zoetermeer/Kapellen: Meinema/Pelckmans, p. 110. Hij geeft een sociologische vertaling van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Diverse sociale wetenschappers hebben gewezen op de centrale betekenis van vertrouwen voor de kwaliteit van leven in een gemeenschap. Vertrouwen maakt onderdeel uit van wat zij

Westerstraat  Amsterdam    2  Is het openbaar vervoer nog betaalbaar voor iedereen?  Positiedebat  Tramhalte Arnhem    3 

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) gevraagd om samen met de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie

„We wil- len onze gelovige visie niet op- dringen, maar zijn er wel van overtuigd dat in een open dialoog de patiënten vaak zelf met die vraag komen en willen daar dan ook op

Lopen deze thema’s naar aard, tijd en plaats van handeling sterk uiteen, er valt wel een gemeenschappelijke noemer te construeren: stedenbouw en stedelijke sociale processen worden

üiologieondenn-js in de Sowjet Unie, de Verenigde Staten en Nederland.. Conducling

tot de intrinsieke doeleinden van de zich ontplooiende mens sluit een effectief over- heidsoptreden, gericht op bevordering van die ontplooiing, uit. We kunnen uit

Hij ziet dit niet alleen vóór zich, hij brengt het ook naar voren, zodat moerassige omstandigheden niet ontkend of verdrongen worden maar zich kunnen ontwikkelen tot praktijken