• No results found

De rechtspositie van de leerling op internaat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rechtspositie van de leerling op internaat"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE RECHTSPOSITIE VAN DE INTERN

E

EN OVERZIEN HIAAT

?

Aantal woorden: 12.171

Frederik Welvaert

Studentennummer: 01307947

Promotoren: Prof. dr. Tom Decorte, Prof. dr. Wendy De Bondt

Verkorte educatieve masterproef (9SP) voorgelegd tot het behalen van de graad van de Educatieve Master in de Maatschappijwetenschappen

(2)

Voorwoord

Met deze masterproef beëindig ik een hoofdstuk in het kleine boek dat mijn leven is. Dit hoofdstuk draagt de titel “mijn jaar in de opleiding tot educatieve master” en vertelt over de innemende mensen die mijn pad kruisten, over de bevreemdende nervositeit van die eerste lessen en de opgewondenheid van nieuw perspectief. De mooie dingen, die neem ik mee.

Ik wil graag dank betuigen aan mijn promotor Prof. dr. Tom Decorte voor de welgekomen begeleiding en sturing tijdens dit proces. U was de academische wijsgeer die het hoofd koel hield wanneer ik begon te zweven en altijd klaarstond met een uitgestoken hand.

Een oprechte ‘dankuwel!’ gaat ook uit naar Gaëtane Snoeck en Anke Ingels om een baken van warmte en ondersteuning te zijn in deze stormachtige richting.

Natuurlijk wil ik ook alle inhoudelijke experten en internaatbeheerders bedanken met wie ik gedurende de voorbereiding van dit werk contact heb gehad. Jullie inzichten waren dé meerwaarde van dit werk. De schijnbare onuitputbare inzet die jullie aan de dag legden, gaven me hoop voor de toekomst van het internaat.

Tot slot verdient mijn vriendin Winne nog een uitdrukkelijke vermelding. Jij juichte me toe tijdens mijn hoogtes en stond me bij tijdens mijn laagtes. Evenveel als ik, heb jij dit werk mogelijk gemaakt.

11 augustus 2020

(3)

Corona preambule

Deze preambule heeft betrekking op de impact van de coronamaatregelen op de voorbereiding van deze masterproef. In deze masterproef bespreek ik het hedendaagse internaat en de nood aan een rechtspositie voor de kinderen en jongeren binnen deze unieke pedagogische context. Gezien de academische literatuur rond internaten zeer beperkt is, diende een kwalitatief onderzoek zich aan. Mijn onderzoeksopzet kan worden gezien als een tweeluik: enerzijds wou ik een aantal interviews afnemen bij personen die professioneel bezig zijn met de werking van en het beleid rond internaten, anderzijds plande ik een rondvraag per e-mail bij Vlaamse internaatbeheerders. De interviews dienden me vooral inzicht te geven vanuit een beleidsmatige invalshoek en met de rondvraag poogde ik vast te stellen wat er zich afspeelde binnenin de internaten zelf. Gezien ik tijdens deze opleiding jongleerde met vele deadlines tegelijk, kon dit onderzoek voor de coronapandemie niet worden aangevat.

Wat betreft de interviews vormde de crisis geenszins een struikelblok. Het tegendeel durf ik bijna vermoeden: met de versnelde maatschappelijke inburgering van telewerk en gesprekssoftware, verlaagde de drempel om met een student in gesprek te gaan. Dit bespaarde de geïnterviewde experten de tijd om mij te ontvangen en mij om de verplaatsing tot bij hen te maken. Tijdsefficiënt dus, maar ook jammer; een gesprek met iemand voeren lukt nu eenmaal beter met de stabiele verbinding van het echte contact.

Wat betreft de rondvraag in het werkveld, hebben de coronamaatregelen wel in mijn nadeel gespeeld. De coronapandemie en de maatschappelijke crisis die het teweeg bracht, zorgde onvermijdelijk voor de nodige hectiek en onzekerheid, zo ook onder internaatbeheerders. Ik ben er dan ook van overtuigd dat ik meer respons zou hebben gekregen in een crisisvrije periode.

Deze preambule werd in overleg tussen de student en de promotor opgesteld en door beiden goedgekeurd.

Frederik Welvaert Prof. dr. Tom Decorte

(4)

Afkortingenlijst

Agentschap voor Onderwijsdiensten AGODI

Conceptnota voor nieuwe regelgeving betreffende de verduidelijking van

de rechten van internen en het kwaliteitskader van internaten Conceptnota

Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale

jeugdhulp DRM

Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke

onderwijsbehoeften M-decreet

Decreet betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad Participatiedecreet

Departement Onderwijs en Vorming Departement Onderwijs

Internaten buitengewoon secundair onderwijs IBSOGO

Internaten met permanente openstelling IPO

Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind Kinderrechtenverdrag

Kinderrechtencommissariaat KRC

Referentiekader voor Internaatskwaliteit RiK

Sociaal-economische status SES

Vlaamse Onderwijsinspectie Inspectie

(5)

Inhoudsopgave

VOORWOORD CORONA PREAMBULE AFKORTINGENLIJST INHOUDSOPGAVE INLEIDING ... 1 PROBLEEMSTELLING ... 1 METHODOLOGIE ... 3 STRUCTUUR ... 6

1. HET INTERNAAT: ACHTERGROND ... 7

1.1 BEGRIPSOMSCHRIJVING ... 7

1.2 HET INTERNAAT IN VLAANDEREN: EEN BEKNOPTE GESCHIEDENIS ... 9

1.3 CONCLUSIE ... 11

2. HET HEDENDAAGS INTERNAAT ... 12

2.1. INDELING ... 12

2.2. DE MOTIEVEN ... 15

2.3. DE INTERNENPOPULATIE ... 15

2.4. INTERNAAT OF ZORGINSTELLING? ... 18

2.5. CONCLUSIE ... 21

3. AFBAKENING VAN DE RECHTSPOSITIE ... 22

3.1. DE RECHTSPOSITIE VAN DE LEERLING IN HET BASIS- EN SECUNDAIR ONDERWIJS ... 22

3.2. DE RECHTSPOSITIE VAN DE MINDERJARIGE IN DE INTEGRALE JEUGDHULP ... 23

3.3. CONCLUSIE ... 24

4. HET REFERENTIEKADER VOOR INTERNAATSKWALITEIT ... 26

5. VOORSTEL TOT INVULLING ... 28

5.1. RECHT OP PARTICIPATIE ... 28

5.2. RECHT OP PRIVACY ... 31

5.3. NAAR EEN VOLWAARDIG VOORSTEL TOT DECREET ... 33

5.4. CONCLUSIE ... 34 BESLUIT ... 35 BIBLIOGRAFIE ... I BIJLAGE 1 ... X BIJLAGE 2 ... XII BIJLAGE 3 ... XIV BIJLAGE 4 ... XVII

(6)

1

Inleiding

Probleemstelling

Een rechtspositie is een wettelijk kader van rechten en plichten. Het zorgt voor juridisch afdwingbare duidelijkheid over wat men moet tegenover de ander, maar ook wat men mag verwachten van die ander. Door zich te beroepen op een eigen recht of andermans plicht, biedt een rechtspositie daarmee bescherming tegen een doorgeschoten belangenbehartiging. Temeer in de context van ongelijke machtsverhoudingen, is dergelijk rechtskader relevant.

Hoewel er vele ‘machteloze’ groepen zijn binnen onze samenleving, zijn kinderen – per definitie – het meest afhankelijk van de ander en daardoor erg kwetsbaar voor machtsmisbruik. Met kinderen bedoel ik min-achttienjarigen, overeenkomstig het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (hierna: Kinderrechtenverdrag).1 Dit verdrag, dat in 1999 door België werd geratificeerd, biedt een grondwerk aan rechten voor alle kinderen zodat zij zich, ondanks hun gebrek aan volwaardige maatschappelijke positie, ten volle kunnen ontplooien.2 Het Kinderrechtenverdrag wordt hiermee aanzien als een juridische erkenning van een socio-culturele verandering in de beschouwing van het kind: van kneedbare en vrij inzetbare pionnen naar actieve en betekenisvolle deelnemers in de samenleving.3

Kinderen zijn evenwel geen homogene groep, maar kunnen op hun beurt verschillende rollen innemen: die van leerling, van kind van gescheiden ouders, van gehandicapt kind, van geplaatst kind, van kind op internaat, enzovoort. Iedere rol heeft haar eigen specificiteit en situeert zich binnen haar eigen context. Een kind op een school heeft nu eenmaal andere noden dan een kind in een jeugdinstelling. Dit is logisch en hier wordt dan ook aan tegemoet gekomen met verschillende specifieke rechtspositieregelingen, respectievelijk: de rechtspositieregeling van het kind in het lager en secundair onderwijsen de rechtspositieregeling van het kind in de integrale jeugdhulp (cfr. infra, titel 3). Het uitgangspunt van deze rechtspositieregelingen is steeds het Kinderrechtenverdrag, maar de concrete invulling is nader afgestemd op de desbetreffende rol.

Het kind op internaat (de zogenaamde ‘intern’) heeft evenwel nog geen eigen rechtspositieregeling. Nochtans bevindt het zich in een positie van machtsongelijkheid tegenover de internaatbeheerder.

1 Verdrag inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989, United Nations Treaty Series, vol. 1577, 3. (Hierna: Kinderrechtenverdrag)

2 Zie: de preambule van het Kinderrechtenverdrag.

(7)

2 Voormalig Vlaams Parlementslid Daniëlle Vanwezenbeeck (Open VLD) e.a. publiceerden in 2019 een conceptnota betreffende de verduidelijking van de rechten van internen en het kwaliteitskader van internaten4 (hierna: conceptnota) waarmee ze dit gebrek kwalificeerden als een hiaat (men spreekt over een ‘grijze zone’5).

De (tweeledige) vraag die zich hierbij opwerpt is de volgende:

A. Is er effectief sprake van een hiaat? In hoeverre kan het internaat dus beschouwd worden

als een onderscheiden context waarbij de betreffende kinderen en jongeren niet kunnen terugvallen op bestaande regelgeving?

B. Indien dit hiaat wordt vastgesteld, welke rechten (en plichten) dienen dan idealiter te worden toegekend aan de internen? Of met andere woorden: hoe dient de vastgestelde ‘grijze zone’ te worden ingekleurd?

Dit vormt de onderzoeksvraag van deze masterproef. Het stellen en beantwoorden van deze vraag heeft geenszins tot doel om te provoceren, maar om reflectie te stimuleren. Hier spreekt een jurist (en toekomstig leerkracht) met een uitgesproken interesse voor kinderrechten en een warm hart voor het internaat, zijn medewerkers en zijn bewoners.

4 Conceptnota voor nieuwe regelgeving (D. VANWEZENBEECK, e.a.) betreffende de verduidelijking van de rechten van internen en het kwaliteitskader van internaten”, Parl.St. Vl.Parl. 2018-2019, nr. 1904.

(8)

3

Methodologie

Het methodologisch luik van deze masterproef is gestoeld op twee pijlers: een literatuuronderzoek enerzijds en een kwalitatief onderzoek anderzijds.

Voor het literatuuronderzoek heb ik mij ondergedompeld in alles wat er over de Vlaamse internaten te vinden is. Ik destilleerde informatie uit academische literatuur, eerdere masterproeven, voorbereidende werken, websites en krantenartikelen. Hoewel hieruit duidelijk werd dat het internaat geregeld onder de aandacht van de media komt, bleek ook dat er verrassend weinig actueel onderzoek naar is gedaan; van de weinige beschikbare academische bronnen dateert het merendeel van voor de eeuwwisseling of vanuit het buitenland. Dit gebrek aan een actuele, breed uitgesponnen wetenschappelijke onderbouw, zorgt dan ook voor een weinig vruchtbare ondergrond voor een masterproef. Het maakte de uitdaging groter, maar de voldoening evenzeer.

De weinige literatuur nodigde uit tot een kwalitatief onderzoek, voor zowel aanvulling als aftoetsing van de gevonden informatie. Dit onderzoek valt op zijn beurt uiteen in twee delen: interviews rond internaatsbeleid enerzijds en een rondvraag bij Vlaamse internaatbeheerders anderzijds.

Schematisch ziet het methodologisch luik van deze masterproef er dus als volgt uit:

Figuur 1: Overzicht methodologisch luik

Methodologie

Literatuuronderzoek

Kwalitatief onderzoek

Interviews

Rondvraag bij Vlaamse

internaatbeheerders

(9)

4

Interviews

Met de interviews probeerde ik inzichten te verzamelen van professionals die beleidsmatig bezig zijn met het internaat en de internaatswerking (ik verwijs naar hen als ‘experten’). In haar kern behelst deze masterproef immers een beleidsmatige kwestie. Ik contacteerde de verschillende experten eerst via e-mail om te polsen naar hun interesse, waarna we een datum vastlegden om het interview af te nemen. Om de interviews vlot te laten verlopen en het responsratio te verhogen, stuurde ik kort daarna mijn vragenlijst door. Deze vragenlijst kon verschillen van interview tot interview, naargelang functie en expertise (zie bijlage 1 tot 3 voor de verschillende vragenlijsten). Alle interviews werden afgenomen via gesprekssoftware zoals Skype of Microsoft Teams. Er werd steeds een opname gemaakt die later werd uitgeschreven in een transcript. Het betreffende transcript werd steeds naar de geïnterviewde expert in kwestie toegestuurd zodat opmerkingen of toevoegingen konden worden gemaakt.

De keuze van experten die ik zou interviewen berustte op hun individuele toegevoegde waarde. Als eerste heb ik mevrouw Vanwezenbeeck aangeschreven, vanwege haar eerder aangehaalde conceptnota. Deze conceptnota gaf me niet alleen het idee om aan dit onderwerp mijn masterproef te wijden, het is ook een belangrijke bron – zo niet de belangrijkste – in mijn literatuuronderzoek. Door mevrouw Vanwezenbeeck te interviewen kreeg ik inzicht in de achtergrond van de conceptnota, haar persoonlijk engagement en haar visie rond een verdere uitwerking.6

Gezien deze masterproef een sterke kinderrechtelijke insteek heeft, lag het daarnaast voor de hand om het Kinderrechtencommissariaat (hierna: KRC) aan te spreken. Deze institutionele waakhond van de kinderrechten7 heeft in de persoon van Bruno Vanobbergen een belangrijke rol gespeeld in het vaststellen en verkondigen van de problematiek in kwestie.8 Bovendien heeft het KRC ondersteuning geboden in het ontstaan van voornoemde conceptnota.9 Een gesprek met een medewerker verantwoordelijk voor onderwijs gaf me dan ook een schat aan waardevolle inzichten over de visie van het KRC en de klachten die het binnenkreeg rond de rechtspositie van de intern.10

6 Zie Bijlage 2.

7 Zie voor meer informatie: https://www.kinderrechtencommissariaat.be/over-ons.

8 Zie o.m.: TTR, “Kinderrechtencommissaris wil gespecialiseerde zorg in internaten”, HLN 21 november 2018,

https://www.hln.be/nieuws/binnenland/kinderrechtencommissaris-wil-gespecialiseerde-zorg-in-internaten~aebf75ae/.

9 Zo bleek uit het interview met mevrouw Vanwesenbeeck. 10 Zie Bijlage 3.

(10)

5 Tot slot heb ik de verantwoordelijken voor internaten binnen het Katholiek Onderwijs Vlaanderen en het gemeenschapsonderwijs (of GO!) geïnterviewd.11 Ik verwijs naar hen als respectievelijk ‘de Coördinator Internaten van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen’ en het ‘GO! Team Internaten’ – “Team”, want het betrof een interview met de twee medewerkers die deze verantwoordelijkheid dragen. De interviews in kwestie waren inhoudelijk erg verrijkend omdat ze zorgden voor een nieuw perspectief: in tegenstelling tot de voorgemelde experten die het internaat bekeken van buitenaf, waren zij rechtstreeks betrokken in de internaatswerking. Vanuit die positie hadden zij een goed beeld van de staat en de evolutie van het internaat en beschikten ze over een duidelijke visie omtrent de nood en de wijze van wettelijk ingrijpen.

Rondvraag bij Vlaamse internaatbeheerders

Een tweede luik van het kwalitatief onderzoek was een rondvraag bij Vlaamse internaatbeheerders. Doordat de Vlaamse Onderwijsinspectie (hierna: inspectie) slechts om de vijf jaar een verslag publiceert omtrent internaten12, en deze controle (voorlopig) enkel betrekking heeft op de bouwkundige omkadering, de hygiëne en de brandveiligheid, had ik nood aan meer informatie over wat er zich achter de individuele internaatsmuren afspeelt. Wanneer ik zou spreken over participatie of privacy (cfr. infra, deel 5), kan het een meerwaarde zijn om te weten hoe de internaten dit vandaag invullen. De rondvraag werd uitgevoerd door middel van een e-mail met daarin acht vragen.13 Deze e-mail werd steeds vergezeld van een informed consent-formulier waarin o.a. de anonieme behandeling van hun gegevens werd verzekerd. Op basis van de database met e-mailadressen van het Ministerie van Onderwijs en Vorming (hierna: Ministerie van Onderwijs) verstuurde ik deze e-mail naar 45 internaten, verspreid over heel Vlaanderen (behalve Limburg). Slechts vijf onder hen respondeerden. Het gaat om vier internaten van het gewoon onderwijs en een IPO (voor de indeling van internaten,

cfr. infra, titel 2.1.) van zowel het katholiek onderwijs als het gemeenschapsonderwijs, die geografisch

verspreid zijn over de provincies Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Vlaams Brabant.

Deze response rate van de rondvraag (zo’n 11,11%) was verrassend laag. Een mogelijke reden is het feit dat de door mij opgestelde e-mail bij de aangeschreven internaatbeheerders vrij overweldigend overkwam. Uit een interview met het GO! Team Internaten bleek ook dat de internaten reeds geconfronteerd werden met verschillende enquêtes rond de impact van de pandemie op hun werking

11 Zie Bijlage 1.

12 VlAAMSE ONDERWIJSINSPECTIE, “Controle internaten”, https://www.onderwijsinspectie.be/nl/controle-internaten. 13 Zie Bijlage 4.

(11)

6 en omdat ze reeds te kampen hadden met een tekort aan middelen is een extra inspanning snel teveel (cfr. Corona preambule). Een andere, gebruiksvriendelijkere aanpak, zoals een professioneel ogend formulier, had de aantrekking en het gevoel van anonimiteit mogelijks verhoogd. De gebruikte methode, hoe pragmatisch die ook was, maakte het wel mogelijk om bijvragen te stellen en, indien nodig, verder in gesprek te gaan met de respondenten. In die zin was de rondvraag meer een soort filter op interesse die leidde tot individuele interviews per e-mail.

Resultaten

De resultaten van het kwalitatief onderzoek zijn gebaseerd op de transcripts van de interviews en de geanonimiseerde antwoorden van de internaatbeheerders per e-mail. Ze worden niet in een apart hoofdstuk meegedeeld, maar worden verweven doorheen het literatuuronderzoek dat de basis van deze masterproef uitmaakt. De gevonden theoretische onderbouw wordt hiermee aangevuld met kwalitatieve input, die de theorie kan aanvullen, bevestigen of tegenspreken. Deze symbiose zorgt op die manier voor verdieping, overzicht en nuance.

Structuur

Deze masterproef is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. In grote lijnen kunnen deze hoofdstukken worden ondergebracht onder de drie-actstructuur die de basis vormt van elk goed verhaal: eerst volgt een beschrijving van wat er is (‘de setup’), daarna wordt het probleem uiteengezet (‘de confrontatie’) waarvoor uiteindelijk een oplossing wordt gevonden (‘de ontknoping’).14 De setup vindt plaats in de eerste twee hoofdstukken. Hierbij wordt het internaat met een breedhoeklens benaderd als onderscheiden context en daarmee afgezet tegenover andere instellingen, zoals de school of het jeugdopvangcentrum. De confrontatie vindt plaats in het derde en vierde hoofdstuk, waarbij het hiaat en de nood aan een rechtspositie voor de intern wordt vastgesteld en afgebakend. Deel 5 vormt de

ontknoping, met een aanzet van voorstel tot decreet.

(12)

7

1.

Het internaat: achtergrond

Iedereen heeft wel een beeld over het internaat, al hebben velen onder ons er zelf nooit tijd doorgebracht. Spontaan denken we aan donkere gebouwen, strenge toezichters, kattenkwaad en zoveel meer. Dit heeft alles te maken met de culturele status dat het internaat binnen onze westerse, Angelsaksisch geïnfluenceerde samenleving geniet: het blijkt een populaire setting voor verhalenvertellers, zowel in de literatuur15 als in de cinema16. De hoge internaatsmuren vormen de geromantiseerde broedbak voor menig hoofdpersonage zijn of haar coming-of-age. Geromantiseerd is evenwel het codewoord. Ondanks de grote hoeveelheid aan fictie, of juist daarom, is ons beeld van het internaat weinig realistisch. En zelfs wanneer we een waarachtige getuigenis aanhoren, zal de betreffende internaatervaring zeer individueel gekleurd en emotioneel geladen zijn, naargelang de band met de mede-internen en internaatsmedewerkers, het soort internaat en de tijdsperiode. De Coördinator Internaten van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen verwijst in mijn interview naar een uitgesproken liefde/haat-sentiment: sommigen hebben er de tijd van hun leven, anderen zijn er niet over te spreken. Volgens mij is het ook mede door deze ambigue perceptie dat het internaat als instelling zo tot de verbeelding spreekt. Wat is het internaat of misschien beter: bestaat hét internaat wel? Een feitelijke beschrijving van het internaat in Vlaanderen dringt zich op.

1.1. Begripsomschrijving

Het internaat wordt door de Van Dale gedefinieerd als “school met kost en inwoning”.17 Dit verwijst meteen naar het vroeger vaak gebruikte synoniem: kostschool (afgeleid van het Engelse begrip “boarding school”18). Een school dus waarbij men kostgeld diende te betalen om er te mogen verblijven. Kostschool verwijst in de literatuur echter vooral naar jongensinternaten.19 Bij een gerichte religieuze drijfveer tot het opleiden van priesters of broeders, sprak men respectievelijk ook van

15 K. JOHANN, “Das Internat in der Literatur. Zur Geschichte und Charakteristik des Genres Internatsliteratur in der deutch-anderssprachigen Literatur vom Mittelalter bis heute“ in, HAEP, C., Grundfragen der Internatspädagogik – Theorie und Praxis, Bonn, Königshausen & Neumann, 2015, 27-67.

16 C. HAEP, “Das Internat im Film. Eine quantitative und qualitative Untersuchung zur cineastischen Inszenierung einer pädagogischen Institution” in C. HAEP Grundfragen der Internatspädagogik – Theorie und Praxis, Bonn, Königshausen & Neumann, 2015, 69-100.

17 Zie: https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/internaat#.XuduLGozbOQ.

18 K. VAN GEYTE, “Vrijetijdsbesteding op internaat – een eerste verkennend onderzoek naar de beleving van internen”, 2003-2004, 11.

19 E., FEYS, “Leven op internaat in Oostende – Over kamerheren, karravet en negrospirituals”, Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, 2007-2008, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/295/889/RUG01-001295889_2010_0001_AC.pdf, 16.

(13)

8 seminaries of juvenaten.20 Meisjesinternaten werden dan weer vaker ‘pensionaat’ genoemd, afgeleid van het Franse ‘pensionat’. Etymologisch zijn er verbindingen met zowel het hotel- als gevangeniswezen.21 En in zekere zin situeert het internaat zich hiertussen; net zoals een hotel aan vol pension kan je er eten en overnachten, maar net zoals in een gevangenis is het internaat een institutionele context22 waarbinnen een strik dagregime heerst en individiuele vrijheid enisgzins wordt beperkt. Deze overeenkomsten zijn evenwel voornamelijk illustratief: het internaat is een uniek concept dat noch met een hotel noch met een gevangenis mag worden gelijkgesteld. Dit toch doen zou opnieuw een toegift zijn aan foutieve perceptie en voorbij gaan aan de specificiteiten van het internaat.

De definitie in het Van Dale-woordenboek verwijst daarnaast ook naar ‘school’, maar laat dit duidelijk zijn: het internaat is geen school, of althans niet in de enge zin van het woord. Er worden geen lessen gegeven, geen eindtermen behaald en er zijn geen leerkrachten, maar opvoeders actief. Historisch gezien was het internaat evenwel onafscheidelijk van de school (cfr. infra, titel 1.2), maar vandaag bevindt het zich volgens KASHTI in “een andere dimensie van tijd en ruimte dan de reguliere school.”23 De band blijft evenwel zichtbaar in de openingstijden (meestal alleen op schooldagen) en in het feit dat de hedendaagse internaten ressorteren onder het Ministerie van Onderwijs en vaak zelfs eenzelfde administratieve entiteit vormen met een school (cfr. infra, titel 2.1).

Net zoals in scholen wordt er in internaten ook weldegelijk geleerd, maar eerder informeel. HAEP heeft het over ‘Anlassbezochenen Lernens’ of een vorm situationeel leren.24 Hier wordt geen kennis aangeleerd, maar vaardigheid. Vaardigheid in het omgaan met anderen en met structuur. Dit leren vindt plaats binnen en vanuit een uitgebouwd pedagogisch kader, die dan weer meestal is afgestemd op dat van de school. Het internaat wordt zo een soort oefenplaats om begeleid te leren samenleven.25

20 E., FEYS, “Leven op internaat in Oostende – Over kamerheren, karravet en negrospirituals”, Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, 2007-2008,

https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/295/889/RUG01-001295889_2010_0001_AC.pdf, 17.

21 K. VERHAEGHE, Het internaat als pedagogische context voor identiteitsontwikkeling - Een historisch en narratief perspectief op identiteit, masterproef Pedagogische Wetenschappen UGent, 2010-2011, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/789/242/RUG01-001789242_2012_0001_AC.pdf, 20.

22 C. HAEP, “Was ist und wozu braucht es eine profilierte Internatspastoral?”, in HAEP, C. (ed.), Grundfragen der Internatspädagogik – Theorie und Praxis, Bonn, Königshausen & Neumann, 2015, 169-185, 171.

23 Y. KASHTI, “Boarding Schools and Changes in Society and Culture: perspectives derived from a comparative case study

research”, Comparative education 2016, 24(3),

https://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/0305006880240307?journalCode=cced20, 354.

24 C. HAEP, “Was ist und wozu braucht es eine profilierte Internatspastoral?”, in HAEP, C. (ed.), Grundfragen der Internatspädagogik – Theorie und Praxis, Bonn, Königshausen & Neumann, 2015, 169-185, 171.

25 D. BENOIT, Waarom op internaat anno 2005 – een sociologisch onderzoek naar het traditionele internaat in Vlaanderen, onuitg. masterproef Sociologie UGent, 2004-2005, 21.

(14)

9 Concluderend kunnen we het internaat beschouwen als een soort ontwikkelingsinstituut (‘Bildunginstition’)26 aanvullend aan scholing waarbinnen internen, vanuit een pedagogisch kader en begeleid door professionelen, samen leren door samen te leven. Het internaatsbestaan kunnen we dan ook poëtisch samenvatten met het Duitse motto: “Gemeinsam Leben und Lernen”.27

1.2. Het internaat in Vlaanderen: een beknopte geschiedenis

De geschiedenis van het internaat neemt haar aanvang in de late middeleeuwen. Religieuze orden voorzagen er in de opleiding van geestelijken en ridders of, vanaf de 14de eeuw, in de opvang van wezen, gehandicapten, delinquenten, enzovoort.28 Met de massificiatie van het onderwijs in de 19de en 20ste eeuw, zal de katholieke zuil in Vlaanderen het internaat omarmen als ‘pedagogische cocon’.29 Hiermee kon de secularisering en het morele verval in de samenleving, binnen de context van de zogenaamde ‘schoolstrijd’, worden bestreden. Met succes, want hun internaatswerking, gebaseerd op autoriteit, ijzeren discipline, onderdanigheid, controle, censuur30 en scheiding van de geslachten31, werd lange tijd gezien als maatstaf voor een goede opvoeding en als statussymbool voor middenklassers32. Bovendien was de geografische densiteit van scholing – naar hedendaagse standaard – behoorlijk laag, waardoor bijhorende overnachting voor velen een efficiënte oplossing bleek.33

De hoogtij van het katholieke internaat trok zich evenwel geleidelijk aan terug vanaf de jaren ‘50-‘60. Ten eerste maakte het zogenaamde ‘schoolpact’ een einde aan de onrust tussen onderwijsverstrekkers en ontpopte het toenmalige rijksonderwijs (vandaag het gedefederaliseerde

26 C. HAEP, “Das Internat als ‚fürsorgliche' Institution” in HEAP, C., Grundfragen der Internatspädagogik – Theorie und Praxis, Bonn, Königshausen & Neumann, 2015, 123-135, 126.

27 V. LADENTHIN, “Erziehender Umgang. Über ein Spezifikum der Internatspädagogik“, in HAEP, C., Grundfragen der Internatspädagogik – Theorie und Praxis, Bonn, Königshausen & Neumann, 2015, 103.

28 M. DEPAEPE, Between educationalization and appropriation: selected writings on the 'History of modern educational systems, Leuven: Leuven University Press, 2012, 25.

29 Ibid, 50.

30 “Alle brieven of pakjes die de leerlingen verzenden gaan door de handen van de directie” getuigt een oud-interne in: M. HILHORST, Bij de zusters op de kostschool – geschiedenis van het dagelijks leven van meisjes op rooms-katholieke pensionaten in Nederland en Vlaanderen, AWB Bruna Uitgevers, Utrecht, 1989, 45.

31 “Alles wat een broek aan had, was eigenlijk zonde”, getuigt een oud-interne in: M. HILHORST, Bij de zusters op de kostschool – geschiedenis van het dagelijks leven van meisjes op rooms-katholieke pensionaten in Nederland en Vlaanderen, AWB Bruna Uitgevers, Utrecht, 1989, 100.

32 E., FEYS, “Leven op internaat in Oostende – Over kamerheren, karravet en negrospirituals”, Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, 2007-2008, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/295/889/RUG01-001295889_2010_0001_AC.pdf, 22.

33 M. HILHORST, Bij de zusters op de kostschool – geschiedenis van het dagelijks leven van meisjes op rooms-katholieke pensionaten in Nederland en Vlaanderen, AWB Bruna Uitgevers, Utrecht, 1989, 13.

(15)

10 ‘gemeenschapsonderwijs’) zich tot een waardige tegenhanger van haar katholieke opponent.34 Deze evolutie betekende enerzijds meer concurrerende internaten van het rijksonderwijs (die dankzij subsidiëring goedkoper waren) en anderzijds meer scholen, dichter in de buurt, waardoor leerlingen makkelijker na schooltijd terug naar huis konden.35 Ten tweede, ontstond er in deze periode een culturele revolutie die werd voortgestuwd door een drang naar vrijheid en ontketening van dogma. Dit bracht nieuwe opvoedingsidealen met zich mee die ‘vrijer’, individueler en belonend waren en daarmee in schril contrast stonden me de tot dusver verstrekte internaatsopvoeding.

Om de neerwaartse spiraal tegen te gaan, was het internaat, als instelling, genoodzaakt om zichzelf heruit te vinden. Het internaat fungeerde meer en meer als een soort home, waarbij opvang en een familiale sfeer centraal kwamen te staan en er meer oog was voor de mens achter de intern.36 Met de tweedeling tussen de zogenaamde ‘autonome internaten’, die losstonden van een school, en de ‘aangehechte internaten’ die een verbinding met de school behielden, werd voor het eerst ook een duidelijke lijn getekend: er was de school enerzijds en het internaat anderzijds.

Na de jaren ‘70 kent de aantrekking van het internaat een vrije val. Vanaf de eeuwwisseling ontstond er onverwacht een beperkte groei, die zijn piek bereikte in 2012-2013 met zo’n 11.331 internen, maar daarna terug daalde.3738 Deze daling zet zich tot op heden gestaag voort. Volgens de laatste statistieken zijn er anno 2018-2019 nog zo’n 9681 internen in Vlaanderen, verspreid over 142 internaten.39 Van die 142 internaten ressorteren er 106 onder het vrije (katholieke) onderwijs dat mede dankzij de financiële

34 K. VAN GEYTE, “Vrijetijdsbesteding op internaat – een eerste verkennend onderzoek naar de beleving van internen”, 2003-2004, 6.

35 K. VERHAEGHE, Het internaat als pedagogische context voor identiteitsontwikkeling - Een historisch en narratief perspectief op identiteit, masterproef Pedagogische Wetenschappen UGent, 2010-2011, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/789/242/RUG01-001789242_2012_0001_AC.pdf, 21.

36 E., FEYS, “Leven op internaat in Oostende – Over kamerheren, karravet en negrospirituals”, Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, 2007-2008, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/295/889/RUG01-001295889_2010_0001_AC.pdf, 20.

37 Volgens de Statistische Jaarboeken van het Vlaams Onderwijs: in 2003-2004 10.204 internen; in 2004-2005 10.264 internen; in 2005-2006 10.768 internen; in 2006-2007 10.768 internen; in 2007-2008 11.012 internen; in 2008-2009 11.129 internen in 2009-2010: 11.302 internen; in 2010-2011 11.259 internen; in 2011-2012 11.259 internen; in 2012-2013 11.331 internen; in 2012-2013-2014 11.089 internen; in 2014-2015 10.703 internen; in 2015-2016 10.342 internen; in 2016-2017 10.103 internen; in 2017-2018 9.953 internen. Zie: https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/nl/onderwijsstatistieken/statistisch-jaarboek/eerdere-edities-statistisch-jaarboek

38 KLD, “Steeds minder kinderen op internaat”, De Standaard 15 september 2014, https://www.standaard.be/cnt/dmf20140915_01268462.

(16)

11 injectie in de jaren ‘8040 en het invoeren van een beheerdersfunctie41, haar historische poleposition heeft weten te behouden.

1.3. Conclusie

De internaten van vandaag zijn dus zonder meer een exponent van hun historische evolutie. Ze zijn met minder in aantal, maar wel warmer en weerbaarder dan in het verleden. Bij het ene internaat is deze evolutie evenwel meer doorgedreven dan bij het andere.42 Bovendien zijn ze ook beïnvloed door de contemporaine context, met haar eigen uitdagingen en tijdsgeest. De hedendaagse internaten hebben dus zowel de onderstroom van de jaren ‘70 als van de klassieke internaten van weleer door hun aderen stromen, zonder dat ze er nog op lijken. Hoe het gezicht van het hedendaags internaat er dan wel uitziet, vraagt een uitgebreidere analyse die in het volgend hoofdstuk wordt uiteengezet.

40 K. VAN GEYTE, “Vrijetijdsbesteding op internaat – een eerste verkennend onderzoek naar de beleving van internen”, 2003-2004, 6.

41 E., FEYS, “Leven op internaat in Oostende – Over kamerheren, karravet en negrospirituals”, Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, 2007-2008, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/295/889/RUG01-001295889_2010_0001_AC.pdf, 20.

42 In de conceptnota wordt aangehaald: “wat de situatie van internaten in Vlaanderen betreft, het moeilijk is om er een correct beeld over te krijgen.” (Zie: Conceptnota voor nieuwe regelgeving (D. VANWEZENBEECK, e.a.) betreffende de verduidelijking van de rechten van internen en het kwaliteitskader van internaten”, Parl.St. Vl.Parl. 2018-2019, nr. 1904, 4.)

(17)

12

2.

Het hedendaags internaat

2.1. Indeling

2.1.1. Een vlag die vele ladingen dekt

Waar internaten tijdens de 19de en midden 20ste eeuw quasi volledig samenvallen met de katholieke internaten binnen het vrij onderwijs, is dit vandaag geenszins het geval. Na een blik in de literatuur wordt al snel één ding duidelijk: de Vlaamse internaten tonen, ondanks hun kleine schaal, een grote onderlinge verscheidenheid.43 Het onderscheid tussen jongens- en meisjes internaten is dan wel zo goed als volledig verdwenen44, er zijn verschillende andere differentiaties in de plaats gekomen. Door de ontstane complexiteit hebben verscheidene auteurs, zoals DELCOURT, CORTEZ enVAN HOECKE een indeling geponeerd.45 Dergelijke indelingen laten ons toe om vanuit een overzichtspositie het onderscheid af te lijnen en daardoor ons inzicht te verdiepen. Het grote probleem met deze indelingen is dat ze decennia geleden zijn opgesteld, en daarom gedateerd en ongenuanceerd zijn naar eigentijdse standaard. Mijn inziens, is het daarom tijd voor een nieuwe, meer up-to-date bewerking.

2.1.2. Naar een nieuwe indeling

Mijn voorstel is om een onderscheid te maken op basis van één hoofdcriterium (de doelgroep) en twee subcriteria (de openstelling en de verbondenheid met de school). Op de website van het Ministerie van Onderwijs is hiertoe reeds een aanzet gegeven.46

Wat de doelgroep betreft, onderscheiden we de internaten van het gewoon onderwijs (1), de internaten van het buitengewoon onderwijs (2) en de tehuizen voor kinderen van ouders zonder vaste verblijfplaats (hierna: tehuizen) (3). De internaten van het gewoon- en buitengewoon onderwijs richten zich – vanzelfsprekend – op leerlingen van respectievelijk het gewoon- en buitengewoon onderwijs. Dit is evenwel verre van absoluut: ondanks het feit dat het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften47 (hierna: het M-decreet) niet van toepassing is op internaten, kunnen en worden er bijvoorbeeld ook leerlingen uit het buitengewoon

43 Hand. Vl.Parl. comm. onderwijs 2018-19, 26 februari 2019 over het jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat, nr. 42, 2.

44 In het gemeenschapsonderwijs komt niet meer voor, in het vrij onderwijs bij uitzondering. (Zie: Vr. en Antw. Vl.Parl. 2018-19, Vr. nr. 112, 5 december 2018 (D. VANWESENBEECK, antw. H. CREVITS))

45 E., FEYS, “Leven op internaat in Oostende – Over kamerheren, karravet en negrospirituals”, Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, 2007-2008, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/295/889/RUG01-001295889_2010_0001_AC.pdf, 16.

46 VLAAMS MINISTERIE VOOR ONDERWIJS EN VORMING, “Internaten”, https://data-onderwijs.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/default.aspx/internaten.

47 Decr.Vl. 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, BS 28 augustus 2014.

(18)

13 onderwijs opgevangen in internaten van het gewoon onderwijs.48 Waarom zouden we evenwel de tehuizen opnemen in deze indeling? Vanwege hun specifieke doelgroep worden ze taalkundig en juridisch49 immers expliciet onderscheiden van de andere internaten. Toch worden tehuizen en internaten quasi altijd samen behandeld in wetgeving50, rapportage51 en in de database van het Ministerie van Onderwijs52. Ook is hun werking gelijklopend met de internaten van het gewoon onderwijs.53

De internaten van het buitengewoon onderwijs kunnen op hun beurt worden onderverdeeld in ‘standaard’ internaten (2.a), semi-internaten (2.b) en internaten met permanente openstelling54 (2.c), naargelang de duur dat leerlingen er kunnen verblijven. De ‘standaard’ internaten zijn aansluitend geopend gedurende schooldagen terwijl de semi-internaten enkel dagopvang55 voorzien voor en na de schooluren. De internaten met permanente openstelling (hierna: IPO) zijn daarentegen ‘permanent’ geopend, met name op schoolvrije dagen.56 Ook de tehuizen voor kinderen van ouders zonder vaste verblijfplaats zijn decretaal verplicht om opvang te organiseren tijdens weekends en vakantiedagen.57

Tot slot kunnen de (buiten)gewone internaten worden ingedeeld op basis van hun administratieve aanhechting met een secundaire- of basisschool. Wat betreft de buitengewone internaten, die allen ressorteren onder het gemeenschapsonderwijs, zijn er zestien medisch-pedagogisch instituten

48 Hoewel enkel het gemeenschapsonderwijs internaten van buitengewoon onderwijs organiseert, worden er anno 2018-2019 123 leerlingen van het buitengewoon secundair opgevangen binnen het vrije net. (Zie: http://data-onderwijs.vlaanderen.be/documenten/bestand.ashx?nr=12203)

49 Zie: KB 7 april 1964 betreffende de inrichting van de internaten voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben, BS 30 april 1964.

50 Zie bv. DEEL III van B.Vl.Reg. 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, BS 29 augustus 2016, dat de titel “Internaten en tehuizen voor kinderen met ouders die geen vaste verblijfplaats hebben” draagt.

51 Vr. en Antw. Vl.Parl. 2018-19, Vr. nr. 110, 5 december 2018 (D. VANWESENBEECK, antw. H. CREVITS).

52 VLAAMS MINISTERIE VOOR ONDERWIJS EN VORMING, “Internaten”, https://data-onderwijs.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/default.aspx/internaten.

53 GO!, “Internaten in het gewoon onderwijs”, https://pro.g-o.be/onderwijsorganisatie-regelgeving-financien/internaten/internaten-in-het-gewoon-onderwijs.

54 GO!, “Visie GO! op opdracht en toekomst van de IPO's”, https://pro.g-o.be/onderwijsorganisatie-regelgeving-

financien/internaten/internaten-in-het-buitengewoon-onderwijs/ipo-%28internaat-met-permanente-openstelling%29/visie-go-op-opdracht-en-toekomst-van-de-ipos.

55 Kinderen kunnen er meestal van 8 tot 18 uur terecht (Zie: VLAAMS MINISTERIE VOOR ONDERWIJS EN VORMING, “Op internaat”, https://www.onderwijs.vlaanderen.be/nl/op-internaat.)

56 Schoolvrije dagen wordt door het (reeds opgeheven) Besluit van de Vlaamse regering uit 1992 (B.Vl.Reg. 13 mei 1992 betreffende de opvangcentra, BS 14 juli 1992.) gedefinieerd als: “iedere dag of gedeelte ervan waarop er geen leeractiviteiten in de school georganiseerd worden en de leerlingen niet terecht kunnen in het internaat.”

57 Met uitzondering van de zomervakantie, het kerstverlof en de paasvakantie (Zie: GO!, “Internaten in het gewoon onderwijs”, https://pro.g-o.be/onderwijsorganisatie-regelgeving-financien/internaten/internaten-in-het-gewoon-onderwijs.)

(19)

14 (MPIGO) die verbonden zijn aan een buitengewone basisschool, twee internaten buitengewoon secundair onderwijs (IBSOGO) en één autonoom internaat voor buitengewoon onderwijs (AIBOGO).

Ook bij de gewone internaten en tehuizen is de grote meerderheid verbonden aan een school; met dat verschil dat het respectievelijk enkel om secundaire- en basisscholen gaat.58 In hoofde van veel internaten heeft het standhouden van een verbinding een financiële reden, vooral dan bij de vrije internaten. In mijn interview sprak VANWEZENBEECK over een “financieel infuus” van de school naar het internaat. Niettemin huizen internaten vaak kinderen van meerdere scholen.59 Omgekeerd kunnen er onmogelijk meerdere internaten bestaan binnen dezelfde school.60

Schematisch ziet de voorgestelde indeling er als volgt uit:

Figuur 2: Schematisch overzicht Vlaamse internaten

58 GO!, “Internaten in het gewoon onderwijs”, https://pro.g-o.be/onderwijsorganisatie-regelgeving-financien/internaten/internaten-in-het-gewoon-onderwijs.

59 In het pedagogisch kader van de katholieke internaten wordt aangehaald dat dit kan oplopen tot wel 20 scholen (Zie: TEAM INTERNATEN, “Pedagogisch kader internaten”, onuitg., 10.)

60 Art. III.10.§, 28 B.Vl.Reg. 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, BS 29 augustus 2016.

De Vlaamse internaten

Alle onderwijsverstrekkers Gemeenschapsonderwijs

Internaten van het gewoon onderwijs*

Internaten van het buitengewoon onderwijs

Tehuizen voor kinderen van ouders zonder vaste

verblijfplaats Doelgroep

1° Standaard: enkel tijdens schooldagen 2° Semi-internaten: voor-en naschools, zonder overnachting

3° IPO’s: tijdens schoolvrije dagen In principe enkel tijdens

schooldagen

Tijdens school- en schoolvrije dagen Openstelling

1° Verbonden met een secundaire school 2° Autonoom

1° MPIGO’s: verbonden met een basisschool

2° IBSOGO’s: verbonden met een secundaire school

3° AIBOGO’s: autonoom 1° Verbonden aan een

basisschool 2° Autonoom Verbondenheid

(20)

15

2.2. De motieven

Waarom kiest men vandaag voor het internaat? Door welke motieven wordt men gedreven of geduwd? In een inlichtingenfiche rond internaten uit 201061 wijst het Ministerie van Onderwijs op die vier voornaamste redenen.

Ten eerste is er de gezinssituatie, die door de grote hoeveelheid jaarlijkse scheidingen62 des te meer precair is. Er wordt hierbij uitdrukkelijk melding gemaakt van nieuw samengestelde gezinnen en eenoudergezinnen. Ten tweede speelt ook de werksituatie van de ouders een rol: kinderen van ouders die shiftwerk doen of zelfstandig zijn gaan sneller op internaat. Sommige ouders zoeken dan weer een partner in de opvoeding; hierbij kan o.m. worden verwezen naar de spreekwoordelijke ‘stürm und

drang’ die gepaard gaat met de puberteit.63 Ten slotte zijn er ook kinderen die de expliciete wens uiten om op internaat te gaan.

De voorgemelde redenen worden vandaag ook bevestigd door de internaten die hebben deelgenomen aan mijn rondvraag64, al verbreden en verdiepen ze deze ook. Zo geeft één internaat aan dat de afstand tot de school ook meespeelt (hoewel dit een typisch historisch motief is, cfr. supra, titel 1.2), een andere respondent heeft het dan weer over de nood van jongeren aan studiebegeleiding en een duidelijke structuur. Opvallend is ook de specifieke vermelding die twee internaten maakten van jongeren die door de jeugdrechter geplaatst worden op het internaat. Onrechtstreeks heeft dit vaak ook met de gezinssituatie te maken (cfr. infra, titel 2.3.1).

2.3. De internenpopulatie

De internenpopulatie is zeer divers en verklaart gedeeltelijk de grote verscheidenheid aan internaten (cfr. supra, titel 2.1). In het pedagogisch kader van de katholieke internaten wordt deze diversiteit o.m. geduid met een verwijzing naar het verschil in sociaal-economische status (hierna: SES).65 De conceptnota stelt vast dat het moeilijk is om die SES-spreiding in kaart te brengen, maar maakt de assumptie dat de meeste internen afkomstig zijn uit financieel stabiele milieus omdat een verblijf op

61 MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING, “De internaten: een voorstelling – Voorstelling inlichtingenfiche verwijzende instanties”, 16 november 2010, https://www.slideserve.com/Ava/de-internaten-een-voorstelling. 62 Met 23.135 echtscheidingen in 2018. (Zie: STATBEL, “Echtscheidingen in 2018”,

https://statbel.fgov.be/sites/default/files/files/documents/bevolking/5.6%20Huwelijken%2C%20echtscheidingen% 20en%20samenwonen/5.6.2.%20Echtscheidingen/BE_Echtscheidingen_RN_2018_NL_v4.xlsx.)

63 W. SLOT en M. VAN AKEN, Psychologie van de adolescentie, Amesfoort, ThiemeMeulenhoff, 2019, 19-20. 64 Zie Bijlage 4, vraag 2.

(21)

16 internaat kostgeld vereist (cfr. supra, titel 1.2).66 Kansarmoede en op internaat gaan wordt alleszins niet aan elkaar gelinkt.67 In het licht van de eerder aangehaalde groep geplaatste jongeren, de internen in het buitengewoon onderwijs voor wie op internaat gaan meer neigt naar noodzaak dan naar verlangen en de internen waar de hulpvraag van eenoudergezinnen meespeelt, moet de assumptie wel enigszins worden genuanceerd.68 De tijd waarin de internaten een bastion waren van de financieel gegoeden ligt – gelukkig – ver achter ons (cfr. infra, titel 1.2).

Sinds de inwerkingtreding van het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ziet men bovendien een stijging van het aantal leerlingen met een zorgnood in het gewoon onderwijs.69 Het is vooralsnog onduidelijk hoeveel van die leerlingen zich eveneens inschrijven op internaat.70 In mijn rondvraag werd bij twee internaten eenzelfde evolutie vastgesteld, ofschoon het M-decreet – in theorie – niet op hen van toepassing is.71 Waar zorgnood zich vroeger dus concentreerde binnen de internaten van het buitengewoon onderwijs, is deze grens vandaag, conform het onderwijs, vermoedelijk (iets) meer doorlatend. Het GO! Team Internaten meldt daarnaast een toename van het aantal internen van met een kinderpsychiatrisch profiel of ongelabelde complexe problematiek72 in de internaten buitengewoon onderwijs. Zij concluderen dat de “superdiversiteit in de samenleving zich ook weerspiegelt op het internaat.”

2.3.1. Geplaatste jongeren

Gezien de recente media- en politieke belangstelling dient er uitdrukkelijk melding te worden gemaakt van een bijzondere, geproblematiseerde groep internen: de kinderen en jongeren die vrijwillig in overleg dan wel verplicht door het Comité van de Bijzondere Jeugdzorg of de Jeugdrechtbank73 op internaat geplaatst zijn. Sommige internaten fungeren zo als de facto begeleidingsdienst voor jongeren voor wie er nog geen aangepaste begeleiding is gevonden74, andere keren gaat het om een bewuste,

66 Conceptnota voor nieuwe regelgeving (D. VANWEZENBEECK, e.a.) betreffende de verduidelijking van de rechten van internen en het kwaliteitskader van internaten”, Parl.St. Vl.Parl. 2018-2019, nr. 1904, 4.

67 D. BENOIT, Waarom op internaat anno 2005 – een sociologisch onderzoek naar het traditionele internaat in Vlaanderen, onuitg. masterproef Sociologie UGent, 2004-2005, 55.

68 Zo werd ook aangehaald in mijn interview met het GO! Team Internaten.

69 E. VERGAUWEN, “Bits gevecht om geld voor M-decreet”, De Standaard 13 mei 2017, https://www.standaard.be/cnt/dmf20170512_02879206.

70 Conceptnota voor nieuwe regelgeving (D. VANWEZENBEECK, e.a.) betreffende de verduidelijking van de rechten van internen en het kwaliteitskader van internaten”, Parl.St. Vl.Parl. 2018-2019, nr. 1904, 8.

71 Dit kwam naar voren bij de vragen 2 en 4 in bijage 4.

72 In het interview wordt verwezen naar de maatschappelijke mindshift: “see the able, not the lable”. 73 Zie: Decr.Vl. 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, BS 26 april 2019.

74 VLAAMSE ONDERWIJSRAAD (VLOR), Advies over het voorontwerp van decreet betreffende integrale jeugdhulp, 27 september 2012, nr. AR-AR-ADV-005, https://issuu.com/vlaanderen-be/docs/5680ea39-7694-4cf1-9057-777724238d01/1?ff, 3.

(22)

17 positieve keuze (vooral bij moeilijke opvoedingssituaties). 75 Hoewel er internaten zijn die inzetten en voorbereid zijn op geplaatste kinderen en jongeren, zoals het Tehuis De Rijzende Ster in Kuurne en de eerder vermelde IPO’s, kan een plaatsing in principe op gelijk welk internaat. De vrije (katholieke) internaten kunnen de plaatsing mits motivering weigeren, de internaten van het gemeenschapsonderwijs niet.76

Recent is er sprake van een toename in het aantal plaatsingen.77 Deze stijging dient te worden gesitueerd binnen de ruimere problematiek van het stijgend aantal kinderen in een problematische opvoedingssituatie in combinatie met het tekort aan opvangplaatsen in de jeugdhulp.78 De internaten zijn evenwel niet verplicht om een plaatsing te rapporteren, op zij die ressorteren onder het Ministerie van Welzijn79 na.80. Op basis van cijfers van het Agentschap Jongerenwelzijn81 rapporteerde het KRC een stijging van 7% in 2011 naar 8,8% in 2016.82 In 2017 steeg het aantal tot 949 en dit jaar (2020) zou de 10 %-grens bereikt zijn.83 Deze groep “welzijnsjongeren” is diffuus verspreid over de internaten.84

De waargenomen stijging moet, volgens minister VANDEURZEN, enigszins worden genuanceerd. Uit cijfermateriaal dat in 2012 werd opgevraagd door toenmalig minister van onderwijs SMET, blijkt immers dat er voor 2010 ook al sprake zou geweest zijn van een duizendtal plaatsingen.85 Wanneer we deze evolutie dus benaderen met een statistische kijk die het laatste decennium overstijgt, is er op langere termijn geenszins sprake van een stijging, hoogstens van een kleine dip. Om deze “dip” te

75 B. VANOBBERGEN en K. VERHEGGE, “'Internaten kunnen voor veel jongeren een verschil betekenen’”, Knack 18 mei 2020, https://www.knack.be/nieuws/belgie/internaten-kunnen-voor-veel-jongeren-een-verschil-betekenen/article-opinion-1600557.html.

76 Vr. en Antw. Vl.Parl. 2018-19, Vr. nr. 427, 5 juni 2018 (K. VAN DIJCK, antw. H. CREVITS).

77 KINDERRECHTENCOMMISSARIAAT, Beleidsnota Onderwijs bekeken door een kinderenrechtenbril, 22 januari 2020, nr. 2019–2020/04,

https://www.kinderrechtencommissariaat.be/sites/default/files/bestanden/advies_2019_2020_04_beleidsnota_on derwijs.pdf, 12.

78 VLAAMSE ONDERWIJSRAAD (VLOR), Advies over het voorontwerp van decreet betreffende integrale jeugdhulp, https://issuu.com/vlaanderen-be/docs/5680ea39-7694-4cf1-9057-777724238d01/1?ff, 2.

79 Dit is het tehuis De Rijzende Ster van het GO! in Kuurne.

80 Vr. en Antw. Vl.Parl. 2018-19, Vr. nr. 112, 5 december 2018 (D. VANWESENBEECK, antw. H. CREVITS)

81 Het Agentschap Jongerenwelzijn betaalt immers een dagvergoeding per plaatsing. (Zie: Vr. en Antw. Vl.Parl. 2018-19, Vr. nr. 866, 12 maart 2019 (K. SCHRYVERS, antw. J. VANDEURZEN).

82 KINDERRECHTENCOMMISSARIAAT, “Steeds meer kwetsbare kinderen en jongeren op internaat”, 2019, https://www.kinderrechtencommissariaat.be/actueel/steeds-meer-kwetsbare-kinderen-en-jongeren-op-internaat. 83 X., “Een kind op tien op internaat is daar geplaatst”, Knack 1 maart 2019,

https://www.knack.be/nieuws/belgie/een-kind-op-tien-op-internaat-is-daar-geplaatst/article-belga 1435523.html. 84 KINDERRECHTENCOMMISSARIAAT, “Voorstelling jaarverslag ‘hoe rekbaar is het kind?’”, 2018,

https://www.kinderrechtencommissariaat.be/sites/default/files/bestanden/speech_kinderrechtencommissaris_jaa rverslag_2018.pdf, 5.

(23)

18 verklaren moeten de recente wettelijke ingrepen, zoals het decreet houdende de organisatie van pleegzorg86 en het decreet Integrale Jeugdhulp87, alleszins in rekening worden gebracht.88

2.4. Internaat of zorginstelling?

De diverser wordende internenpopulatie gaat gepaard met een grotere responsabiliteit en werklast voor de internaatsmedewerkers. Volgende vaststelling is dan ook weinig verrassend: alle respondenten in mijn rondvraag haalden aan dat er naast opvoeders meer nood is aan professionele ondersteuning door psychologen, sociaal werkers, ergotherapeuten, enzovoort.89 Hiermee dringt de overkoepelende vraag zich op: dient het internaat te worden geherdefinieerd?90 De Vlaamse Onderwijsraad (hierna: VLOR) vraagt een fundamenteel debat over de toekomstige positionering en organisatie van de internaten in de globaliteit, eerder dan geïsoleerde maatregelen voor specifieke casussen of voor een specifieke sector.91 Deze aanpak is in overeenstemming met het vorig regeerakkoord dat stelt: “Ook de regelgeving over de internaten is aan een grondige modernisering

toe. De internaten moeten bij voorkeur ondergebracht worden onder één beleidsdomein –Onderwijs of Welzijn – en krijgen een gelijke financiering en omkadering die voor alle actoren transparant is”.92

Sinds de internaten zich wegtrokken van hun historische symbiose met de school, en zich dus niet langer richten op het louter ondersteunen van scholing, maar ook van het gezin en van de ontplooiing van de individuele intern93, verschoven ze binnen het het Onderwijs-Welzijn-spectrum steeds meer richting het beleidsdomein Welzijn. Zoals eerder vermeld, ressorteren ze juridisch gezien onder het Departement van Onderwijs en Vorming (hierna: Departement Onderwijs). De de facto welzijnstaken die ze vervullen bevinden zich daardoor in een bedekt vacuüm, gezien ze volgens de VLOR niet beschikken over een adequate omkadering en infrastructuur om deze opdracht waar te maken.94 Wil

86 Decr.Vl. 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, BS 16 augustus 2012. 87 Decr.Vl. 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, BS 13 september 2013.

88 Vr. en Antw. Vl.Parl. 2018-19, Vr. nr. 866, 12 maart 2019 (K. SCHRYVERS, antw. J. VANDEURZEN). 89 Zie Bijlage 4, vraag 4.

90 Hand. Vl.Parl. comm onderwijs en gelijke kansen 2010-11, 5 mei 2011, nr. C225 – OND25, 17-22.

91 VLAAMSE ONDERWIJSRAAD (VLOR), Advies over beleidsbrief 2012-2013, 22 november 2012, nr. AR-AR-ADV-007, https://issuu.com/vlaanderen-be/docs/a8e579b3-691f-4351-8054-e1e6dae44468/1?ff, 10.

92 VLAAMSE REGERING, Regeerakkoord van de Vlaamse regering 2014-2019, juli 2014,

https://www.vlaanderen.be/publicaties/regeerakkoord-van-de-vlaamse-regering-2014-2019, 26.

93 J. SNOECK, Thuis op internaat Een kwalitatief onderzoek naar de professionalisering en pedagogisering binnen Vlaamse internaten, masterproef Pedagogische Wetenschappen UGent, 2013-2014, https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/841/RUG01-002165841_2014_0001_AC.pdf, 26.

94 VLAAMSE ONDERWIJSRAAD (VLOR), Advies over het voorontwerp van decreet betreffende integrale jeugdhulp, 27 september 2012, nr. AR-AR-ADV-005, https://issuu.com/vlaanderen-be/docs/5680ea39-7694-4cf1-9057-777724238d01/1?ff, 4.

(24)

19 dit zeggen dat ze zich moeten afscheuren van het onderwijs? En wat onderscheidt hen dan nog van de jeugdopvangcentra?

Volgens mij is het eerst en vooral belangrijk om te benadrukken dat een diverser internenpubliek niet duidt op een integraal welzijnspubliek. Het merendeel van de kinderen en jongeren op internaat heeft immers geen zorgbehoefte en kiest voor het internaat om één van de andere, eerder aangehaalde motieven (cfr. supra, titel 2.2). Het internaat verhuizen naar het Departement Welzijn zou deze waarheid negeren en het internaat als instelling verder stigmatiseren. Bovendien is de concrete verscheidenheid zeer afhankelijk van internaat tot internaat. Naast de regio waarin het internaat zich bevindt en het net waartoe het behoort, is vooral het soort internaat hierin een sleutelfactor. De internaten van het buitengewoon onderwijs, en dan vooral de IPO’s, huizen nu eenmaal, vanwege hun doelgroep, veel meer kwetsbare, zorgbehoeftige internen in vergelijking met de internaten van het gewoon onderwijs. Eenzelfde aanpak voor alle internaten lijkt dus niet aangeraden.

Daarnaast kan men niet ontkennen dat de meeste internaten nog steeds verbonden zijn aan een school, waarmee zij eenzelfde administratief-pedagogische en vaak ook fysieke eenheid vormen.95 Ook al is een internaat “autonoom” (cfr. infra, titel 2.1), toch behoort het steeds tot een onderwijsnet en -koepel. Dit impliceert, onder meer, het onderschrijven van een gedeeld pedagogisch project. Laat het nu net die uitdrukkelijke, onderliggende pedagogische visie zijn die onderwijsinstellingen kenmerkt en die men niet, of toch minder uitgesproken, terugvindt in de jeugdhulp. Zelfs bij de IPO’s, die vanuit hun aanpak en doelgroep het meest aansluiten bij de opvangcentra, is er deze expliciete pedagogisch-didactische afstemming.96 Naast een historische binding van het internaat met het onderwijs, is er dus evengoed een actuele binding.

Tot slot, kan nog het arrest van het Grondwettelijk Hof worden aangehaald van 2 april 1992.97 Hierin legt het Hof het begrip “onderwijsinstelling” uit als “alles wat rechtstreeks verbonden is met de

onderwijsverstrekking”. Internaten vallen hier volgens het Hof onder, omdat ze dienen ter

ondersteuning van een school of andere inrichting waar onderwijs wordt verstrekt.98 Bovenop de

95 GO!, “Internaten in het gewoon onderwijs”, https://pro.g-o.be/onderwijsorganisatie-regelgeving-financien/internaten/internaten-in-het-gewoon-onderwijs.

96 GO!, “IPO (Internaten met permanente openstelling)”, https://pro.g-o.be/onderwijsorganisatie-regelgeving-

financien/internaten/internaten-in-het-buitengewoon-onderwijs/ipo-%28internaat-met-permanente-openstelling%29.

97 GwH 2 april 1992, nr. 26/92, Arr.GwH 1992, 267.

(25)

20 voorgaande motivering, is er dus ook een juridisch argument tegen de overheveling van de internaten naar het Departement Welzijn.

Eerder dan de internaten administratief te verbannen uit het Departement Onderwijs, lijkt het mij daarom veel meer aangewezen ze daar te houden zonder hun welzijnsluik te ontkennen. Hiervoor is het belangrijk dat de rol die internaten spelen voor kinderen met een zorgnood beleidsmatig wordt ingebed. Deze aanpak past bovendien binnen het pleidooi van het KRC voor een “stevigere brug tussen

onderwijs en welzijn”.99 Alleen zo zal het internaat kunnen uitgroeien tot een geloofwaardige brugfiguur en haar eigen relevantie kunnen behouden. Voorlopig heeft men in dit verband reeds stappen gezet voor de IPO’s100 die tijdens deze regeerperiode zullen worden voortgezet101. De IPO’s werden (nog) niet overgeheveld naar Welzijn, maar dit wordt wel vooropgesteld. 102 In het kader van deze transitie werd een gezamenlijke beheersovereenkomst afgesloten, waarin verschillende welzijn gerelateerde voorwaarden werden opgelegd, en er werd een bijkomend welzijnsbudget voorzien.103 De werking van de IPO’s wordt bovendien geëvalueerd door een gezamenlijke inspectie Onderwijs-Welzijn. Dit uniek samenwerkingsverband toont de mogelijkheid van een gedegen, weldoordachte alliantie tussen Onderwijs en Welzijn, maar is geen sleutel die op alle deuren past. Even uniek is immers de werking en doelgroep van het IPO zelf (cfr. supra, titel 2.1.2). Voor de overige internaten lijkt het een kwestie van het nauwkeurig afstemmen van de balans. Naar waar deze helt, zal veel afhangen van het soort internaat. Conform de visie van de Commissie voor Onderwijs en Gelijke kansen, is dit ‘Onderwijs’ voor internaten van gewoon onderwijs en ‘Welzijn’ voor internaten van buitengewoon onderwijs.104

99 KINDERRECHTENCOMMISSARIAAT, Beleidsnota Onderwijs bekeken door een kinderenrechtenbril, 22 januari 2020, nr. 2019–2020/04,

https://www.kinderrechtencommissariaat.be/sites/default/files/bestanden/advies_2019_2020_04_beleidsnota_on derwijs.pdf, 13.

100 Vr. en Antw. Vl. Parl. 2019-20, Vr. nr. 1529, 3 maart 2020 (M. VANDE REYDE, antw. W. BEKE).

101 VLAAMSE REGERING, Regeerakkoord van de Vlaamse regering 2019-2024, oktober 2019, nr. D/2019/3241/159, https://www.vlaanderen.be/publicaties/regeerakkoord-van-de-vlaamse-regering-2019-2024, 29.

102 GO!, “Transitiefase van de IPO's”, https://pro.g-o.be/onderwijsorganisatie-regelgeving-

financien/internaten/internaten-in-het-buitengewoon-onderwijs/ipo-(internaat-met-permanente-openstelling)/transitiefase-van-de-ipos

103 Omz. Vl. 8 mei 2015 betreffende Internaten met permanente openstelling, PERS/2015/02, https://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=14817.

104 KINDERRECHTENCOMMISSARIAAT, Knelpuntennota opvangcentra van het GO!,

https://www.kinderrechtencommissariaat.be/sites/default/files/bestanden/2012_2013_1_knelpuntennota_opvang centra_internaten_go.pdf.

(26)

21

2.5. Conclusie

Een veelzijdig, geschakeerd internaatsveld en een meer gediversifieerde internenpopulatie, geven het internaat van vandaag een eigen gezicht, dat niet meer overlapt met één ideologie, één doelgroep of één pedagogisch uitgangspunt, maar kleurrijk is en zich moeilijk laat portretteren. In dit deel heb ik getracht een schets te maken, die onvolledig is, maar bereikt wat ik doelde te bereiken: het hedendaags internaat typeren als een onderscheiden instelling. Het internaat is noch school noch jeugdinstelling, maar heeft een unieke eigenheid en een eigentijdse relevantie die vaak wordt onderschat of vergeten. Dit vertaalt zich ook naar de regelgeving, die vaag, diffuus en verre van af is.105 Ingezet door de vermelding in het regeerakkoord, lijkt er evenwel een wettelijk ingrijpen in het verschiet.106 De basis ervan dient te bestaan uit een heldere en robuuste rechtspositie van de internen om, met het oog op de machtsverhoudingen tussen henzelf en het internaat, precies deze basisbescherming te kunnen garanderen.

105 Zo dateert de meeste actueel toepasselijke regelgeving uit de jaren ‘90 en is deze verspreid over koninklijk besluiten en besluiten van de Vlaamse regering. (Voor een overzicht, zie: Conceptnota voor nieuwe regelgeving (D.

VANWEZENBEECK, e.a.) betreffende de verduidelijking van de rechten van internen en het kwaliteitskader van internaten”, Parl.St. Vl.Parl. 2018-2019, nr. 1904, 5.)

(27)

22

3.

Afbakening van de rechtspositie

De rechtspositie van de intern, of het gebrek eraan, dient eerst te worden afgebakend. Hiervoor werpen we een blik op het reeds bestaande rechtskader. Twee rechtspositieregelingen dienen zich aan: de rechtspositie van de leerling in het basis- en secundair onderwijs en de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. De vraag is nu: in hoeverre komen deze rechten tegemoet aan die van de intern?

3.1. De rechtspositie van de leerling in het basis- en secundair onderwijs

De rechtspositie van de leerling is vastgelegd aan de hand van het decreet houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school.107 De rechtspositie voorziet rechten rondom participatie, orde- en tuchtmaatregelen en evaluatie. Deze rechten – het gaat dus niet om plichten108 – zijn niet exhaustief opgelijst in een geïnstitutionaliseerd leerlingenstatuut, maar geïmplementeerd in bepalingen van reeds bestaande regelgeving.109 Het is de Vlaamse respons op de aanbeveling van het VN-kinderrechtencomité om rechtswaarborgen van leerlingen best in de ‘wetgeving’ op te nemen zodat ze niet afhangen van de goodwill van de betrokkenen.110 Hier dringt het bewegend, dubbel statuut van de intern zich op: naast intern zijn ze immers ook leerling, althans tijdens de schooluren. Ook zij kunnen zich aldus beroepen op de rechtspositie zoals voorzien in het decreet.111 Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen internen in het gewoon onderwijs, het buitengewoon onderwijs of deze in tehuizen.112

Het probleem met deze rechtspositie, is dat ze enkel betrekking heeft op de situatie van de leerling op school. Zoals eerder besproken onderscheidt de school zich nochtans in sterke mate van het internaat

107 Decr.Vl. 26 maart 2014 houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school, BS 20 augustus 2014. 108 Daarom stelde het adviesorgaan VLOR voor om niet langer het woord ‘rechtspositie’ te gebruiken, maar te verwijzen

naar de rechten van de leerling. (Zie: VLAAMSE ONDERWIJSRAAD (VLOR), Advies over de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en de participatie op school, 30 mei 2012, AR-AR-ADV-017, https://assets.vlor.be/www.vlor.be/import/ar-ar-adv-017_1.pdf, 11.)

109 VLAAMSE ONDERWIJSRAAD (VLOR), Advies over de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en de participatie op school, 30 mei 2012, AR-AR-ADV-017, https://assets.vlor.be/www.vlor.be/import/ar-ar-adv-017_1.pdf, 11.

110 KINDERRECHTENCOMMISSARIAAT, Advies over de rechtspositie leerlingen in basis en secundair onderwijs en participatie op school, 26 februari 2014, nr. 2013-2014/10,

https://www.kinderrechtencommissariaat.be/sites/default/files/bestanden/2013_2014_10_rechtspositie_onderwij s.pdf, 3.

111 Vr. en Antw. Vl.Parl. 2018-19, Vr. nr. 110, 5 december 2018 (D. VANWESENBEECK, antw. H. CREVITS). 112 Vr. en Antw. Vl.Parl. 2018-19, Vr. nr. 110, 5 december 2018 (D. VANWESENBEECK, antw. H. CREVITS)

Afbeelding

Figuur 1: Overzicht methodologisch luik
Figuur 2: Schematisch overzicht Vlaamse internaten
Figuur 3: Afbakening van de rechtspositie van de intern

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Indien dit niet wordt nageleefd zal de gsm door de opvoeder in bewaring worden genomen voor een welbepaalde duur. • Er mogen op het internaat geen foto's genomen worden met

Wanneer je het domein van de Peda verlaat, zonder toezicht van de opvoeder, dan doe je dit op eigen verantwoordelijkheid en kan de PEDA en de opvoeders niet aansprakelijk

Voor internen van de 3 de graad breiden we de activiteiten uit tot sportactiviteiten (squash, fitness, …) en de avondactiviteiten die aangepast zijn aan

• Indien dit niet wordt nageleefd zal de gsm door de opvoeder in bewaring worden genomen voor een welbepaalde duur. • Er mogen op het internaat geen foto's genomen worden met

Het verlangen naar vrijheid is soms zo groot dat er vergeten wordt dat deze steeds op een verantwoorde manier moet ingevuld worden, rekening houdend met de anderen en binnen

Indien kinderen dan toch huiswerk hebben, proberen we dit (indien mogelijk) in de leefgroep te laten maken. Dit lukt

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Zo bouwt men aan een samenleving waarin respect en gerechtigheid geen ijle woorden zijn, maar een pedagogische opdracht vormen, waarin alle betrokkenen participeren