• No results found

Copye van de Privilegie.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Copye van de Privilegie. "

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

DE

BELACHCHELYKE

H O O F S C H E

JUFFERS*

Met Privilegie.

(6)
(7)

Copye van de Privilegie.

D

E Staten van Hollan d cnd e Weftvriefland doe n te weten . Alio Ons veitoond is by de tegenwoordige Regenten va n de Schouw, butg tot AraAetdarn , Dat zy Supplianten teder t eenig e Jaate n lerwaarts met hunne goede vrinden hadde n gemaakt e n te n 'i ooneele evoert verlcheiden Weiken,zo van 1 rcuifpeelen, Blyfpeelen als Klug- ..i, welke z y lieden nu geerne met den dru k gemeen wilden maken : doch gemerkt dat deze Weike n door het nadrukken van anderen, veel van hun luifter, zoinTaal »ls Spelkoi.ft zoude n kome n te verliezen , en alz o zy Supplianten hen beroof t zoude n zie n va n hu n byzonder e oogwit om de Nederduitfchen Taal en de Digtlconft voort te zetten, zo vonden zy hen genootzaakt, om daat inne te voorzien, ende hen te kee- ren tot Ons, onderdanig verzoekende, dat Wy. omme redenen voorfz.

de Suppliante n geliefden te verleenen O&ro y ofte Privilegie, omme alle hunne Werken reeds gemaakt, en de noch in 't ligt te brengen, den t yd van vyftie n Jaaren alleen te mogen drukken en verkoópen of doe n drukken en verkoópen, met veibod van alle andeten op zeekeren hooge peenedaartoebyOnsteftellen, end e voorts in communi forma. Z o is 't dat Wy de Zake en 't Verzoek voorfz. overgemerkt hebbende,ende genegen wezend e re r bede van de Supplianten, uit Onze regte weten- Ichap, Souveraine mag t ende authoriteit dezelv e Supplianten gekon- zenteert, geaccordeert ende geoftroijeert hebben , conzenteeren, »c- cordeeren ende oftroijeren mitsdezen, dat zy geduurende den tyd van vyftien ee r ft achtereenvolgende Jaare n d e voorfz. Wetke n di e reed s gedrukt zyn, cnde die van tyd tot tyd door haar gemaakt ende in 't ligt gebragt zullen werden , binnen den voorfz. Onze n Lande alleen zullen mogen drukken, doen drukken, uitgeven en verkoópen. Verbiedend e daarom allen ende eenen yegelyken dezelve Werke n naa r te drukken , ofte elders naargedrukt binnen den zelve Onzen Lande te brengen, uit te geven ofte te verkoópen, op de verbeurte van alle de naargedrukte, ingebragte ofte verkogr e Exemplaaren , ende ee n boete van drie hon- den gulden s daat en boven te verbeuren, te appliceten een darde pare voot de n Officie r di e d e calang e doe n zal, ee n darde part voorde n Armen ter plaatze daar het cazu s voorvalle n zal, ende liet rel! eerend e darde part voor den Supplianten . Alle s in dien verftande, da t Wyd e Supplianten met dezen Onzen Oftroije alleen willende gratificeren, lot verhoedinge van haarefchaade door het nadrukken van de voorfz Wer - ken , daar door in geenig e deele n verdaa n , den inhoude va n dien te authorizeeren ofte te avoueeren, en veel min dezelve onder Onze pro- tektie endebefchetming e eenig meerder kredit , aanzie n oft reputatie te geve n , nemaar de Supplianten in kas daar in yetsonbehooilvk zou- de moge n influeere n all e hetzelv e to t haren lafte zulle n gehouden wezen t e veranwoorden ; tot die n einde wel expreftely k hegeerende , dat by aldienz y dezen Onze n Ofttoije voord e zelv e Werken zullen willen ftellen daar vangeencgeabbrevieerde ofi e gecontraheerderoen - tie zulle n mogen maake n . nemaar gehouden zulle n weeze n hetzelve O&ioyin't gehee l end e zonder eenig e Omifli c daar voot te drukker»

A 2 van

(8)

ofte te doeo drukken, ende dat zy gehouden zullen zyn een «remplaar van alle de voorfz . Werken , gebonde n end e we l geconditionee n t e brengen in d e Bibliotheec q va n Onze Vniveiziteit to t Leiden, end e daatvan behootlyk t e doenblyken . Alle s op poene van het effekt van dien te verliezen. End e te n einde de Supplianten dezen Onze n Con - sent co Oöroij e mogen geniete n a h naa t behooien: Laden wy allen

«nde eenenygelyke n die' t aangaa n mag , datz y d e Supplianten van den inhoude van dezen doen, haten e n gedogen, ruftelyk en volko- mentlyk geniete n > en cederende alle beletten te r contraiie . Gedaa n in den Haage onde r Onze n groote n Zegele hier aan doen hange n den xtx September in 't Jaar onzes Hecren en Zaligmakers duizent zes hon- den viet en tachtig.

G. F AG EL . Tet Ordonnantie van de Staten

S I M O N va n B E A U M O N T . 1>e tegenwoordige Regente n van de Schouwbur g hebbe n het recht van de bovenftaande Privilegie, voor deze Klucht, vergun t aan d'Erf- genaamen van Jacob Lescailje.

in *Amjtn&tm, dm 20 Murl, 168 5.

V E R T O O N E R S .

H A R I P O N . JODELET.

ALARDUS,

Vade r van Bregt.

BREGT.

D1 N A , Nicht van Bregt.

MAROTTE,

Dienftmaag d van Bregt.

BOON,

Knech t van Bregt.

F S K " # » , | T W *

VHjers .

PI°ETV

-^TweeDraagers.

ALE/' £

TweeBuur

J

uffers

-

Ti EL J

T w e e

Sp

e e l l u ï

-

H A N S ,

Ee n Kruijer.

Het fpeeld in 't Huis van Alardus. DE

(9)

B E L A C H C H E L Y K E

H O O F 3 C H E J U F F E R S .

E E R S T E T O O N E E L

F R E D E R I K , F E R D I N A N D . F R E D E R I K .

At dunkt u van de hooffche prijen ?

F E R D I N A N D .

Die trotsheid ftaat ons niet te lijen.

F R E D E R I K .

Weet, Ferdinand, dat zulk bezoek, Ik in de hoogfte graad vervloek.

Die Haagfche Poppen moet men ftellen, By opgeblaaze waterbellen.

F E R D I N A N D .

Zie my eens zonder lachchen aan.

F R E D E R I K .

My dunkt gy zyt noch wel voldaan.

F E R D I N A N D .

Niet al te wel, i k voel myn linnen, Beroerd, doo r fmaad van die Zottinnen;

Heur flecht onthaal maakt my zo gram, Wy, Zuilen van de Beurs en Dam, Die op het Ooften, Zuid e en Weften , Den handel dry ven, al s de beften, Zyn meerder waard, naar ik gevoel:

Zy zetten ons niet eens een ftoel.

Wie zou haar hovaardy verdraage n ? 't Was of ze ons met de nek aanzagen.

Zy luifterden elkaê r in ' t oor , En gaaven ons haaft geen gehoor.

Men zag haar rekken, geeuwen , gaapen , Als hielden wy haar van het ilaapen, Zy vreeven de oogen ee n voor een, En fpraaken nie t als ja of neen.

Ik meen haat nooit wéér aan te fpreeken. _

(10)

6

De B E L A C H C H E L Y K E

F E R D I N A N D .

Dat ' s niet genoeg, i k wil my wreeken, Wy zy n hier al te veel verfmaad ,

Men moet haar ftraffen, 't gaat zo 't gaat.

F R E D E R I K .

Men moet z o haaft geen vonnis (Irykcn.

F E R D I N A N D .

Men moet haar gekheid haar doen blyken

F R E D E R I K .

Maar ho e wilt gy dat onderdaan ?

F E R D I N A N D .

Ik heb my al in 't kor t beraan ,

Wy hebbe n knechts, da t zyn twe e kwanten , Die zullen dceze hoofl'che Dante n

Bcfpotten doo r een valiche fchyn , En toonen 't geen zy nie t en zyn;

Myn Knecht, me t grootsheid ingenoomen , Waand waarly k da t hy is gekoonicn Van edel bloe d en hoo g geflacht, Zo dat hy maalt, by dag en nach t , Dat elk hem een Marquies moet achten, Hy is ook geeftig va n gedachten, Hy pronuncieerd, hy zingt, h y dicht, En brengt veel fnaakcry i n 't licht .

F R E D E R I K .

Myn Knecht , n u gy 't zo hebt befteeke n Zal oo k deez e aanflag nie t verbrecken , Hy heeft zoldaat geweelt we l eer , Waar door hy meend dat hy een Heer , Ja Veldheer is, hy derft vaa k roeme n Zyn heldendaaden, e n hem noemen Baron, o f Admiraal, o f Graaf.

F E R D I N A N D .

Wel, dcez e Gekken zullen braaf , Als zy maar mooijc klccren draagen, Pcez' hooffche Juffere n bchaagen .

(11)

F R E D E R I K .

Hoe krygt men kleêren by de hand ?

F E R D I N A N D .

Van Jan, dat 's een Komediant.

Maar zacht, wi e komt on s daar verftooren ?

F R E D E R I K .

Alardus is 't, men moet hem hooren.

T W E E D E T O O N E E L .

A L A R D U S , F E R D I N A N D , F R E D E R I K . A L A R D U S .

\X/"E1, Heeren , heb t gy nu myn Nicht,

v" E n Dochter alz o zeer verpligt, Dat zy geneegen zyn te paaren ?

F E R D I N A N D .

Dat zullen z y u beft verklaaren.

F R E D E R I K .

VVy weeten u ons leeven lank,

Voor al uw vriendfchap, groote n dank.

D E R D E T O O N E E L

A L A R D U S .

N

A dat ik hoo r aan al haar reeden , Zyn zy niet al te wel te vreeden.

Marotte, hola !

V I E R D E T O O N E E L

A L A R D U S , M A R O T T E . M A R O T T E .

W E I , my n Heer , Hier be n ik , wat is uw begeer?

A L A R D U S .

Ga, haa l de Juffers, bren g haar binnen, Want i k ben ongeruft va n zinnen, Zy hebben myn befluit verzet .

M A R O T T E .

Zy ty» Heer , in haar Kabinet.

A 4 A L A

(12)

8 De BELACHCHELYK E

A L A R D U S .

Wat doen zy daar ?

M A R O T T E .

Maar, Heer , z y maak en Pomade, daar haar bleeke kaaken

En lippe n werden meé gefineerd.

A L A R D U S .

Al lan g genoeg gepomadeerd.

Ga haalt 'er hier , zy doen my fchaade Veel duizenden met haar pomade.

V Y F D E T O O N E E L

A L A R D U S .

T*\E maagdemel k wer d fteeds van haar

••-^Geplengt al s of het water waar ; De Schagermart, met a l haar Boeren, Kan haar op ver na niet toe voeren Al d e eijeren, di e zy gemeen Verbreek en om het wit alleen.

Men breng t hier dang'lyks fleflen binnen, Met wate r van de Koninginnen

Van Hongarijen, en de Apteek Krygt OOK van m y een gocije ftreek . Zy waflè n borften , hal s en handen Met kamfcrwater , he t is fchanden , Met oleum Tatrijen, noch

Met Tallikoly, vo l bedrog,

Die ik moet o m haar prys verachten;

Ik moet haar alle weeken Aagten, Twee Biggen, om het fpek da t zy Vermorifen i n haar fmeerdery . Ik ko n wel twaalf knechten houwen . Indien zy maar gebruiken zouwen , De fchaapevoeten, die zy (laag Onnut verkwiften all e daag.

(13)

Z E S D E T O O N E E L .

A L A R D U S , B R E G T , D I N A . A L A R D U S .

XX/At fchatte n doe t gy my verteeren,

v * Met al uw pleirteren en fmeeren ! Maar, zegt , wa t hebt gy toch misdaan Die Heeren, die 'k daa r uit zag gaan ? Hun liefd e fcheen verflaauw t t e weezen, Dies ben ik niet heel buite n vreezen, Dat zy hier niet n a hun waardy Ontfangen zy n van u, daar gy Geweeten hebt om wat voor reeden , Dat ik u aan hen wou bedeeden Ten echt .

B R E G T .

Papa, he t heeft zyn reen.

Wat achtin g kan daar zyn voor een Die onordentlyk i n het minnen Te wer k gaat als hy 't zal beginnen?

D I N A .

Zy hadde n geen refonnement .

A L A R D U S .

Ha! ha ! u is alleen bekend De ftyl van wel te refonneeren :

Laat hooren de aanfpraak va n die Heeren.

B R E G T .

Haar aanfpraak was , ai! hoor, Papa;

Ten eertie n om he t woord va n ja, Zy fpraken nie t als maar van trouwen.

A L A R D U S .

Wel, woud gy liever dat zy zouwen Maar vraagen om een nacht drie vier, By u te ilapen om plaizier;

En zo gy hen dan niet behaagden, Zo waard gy twee beproefde maagden .

A s

(14)

i© D e B E L A C H C H E L Y K E

He§! ftaat « zvrtk een vrijen aan ?

Zy hebben wonder wel gedaan:

Want «I die zonder trouw beginnen

£yn latten , maa r noch meert zottinnen.

B R E G T .

I klaas! Papa , ' t geen gy daar zegt, J* triviaal« en laf en flecht

Van ftyl , waar meê gy m v maa r de ooren Ontdicht, i k kan die taal niet hooren.

Leer redeneeren met befcheid , La ' t air van d e welfprekentheid .

A L A R D U S .

*k Weet niet van ' t air, noc h wil 't nie t leeren , Ik %eg het voegt dat lui met eercn,

Ten eerften me t een volle mond Haar hert ontfluiten to t de grond.

B R E G T .

'Zo» elk van dat gevoelen weezen ,

*&> waaren haaftig ui t geleezen V«êl boeken, di e nu aan de jeugd Lang ftof verfchaflfen to t haar vreugd;

Mad CirUS 't jawoord z o verkreegen, Mandanes naam was lang verzweegen, In ha d Aronce op ftaande voet

CieUétfQuw belooft , wa t zoet 2ótt doch i n die hiflory fteckcn ?

A L A R D U S .

Waar komt gy my het hoofd meê breeken r

B R E G T .

Papa, tny n Nichte, di e daar ftaat, Wtet Ook wel hoe 't i n 't minne n gaat . Men moet veel Minnaars min verduurén , Éft trouwen , na veel avonturen.

Ëen minnaar moet ook, ving var. geeft , SitOOncn dat hy boeken leeft ,

Uil al wat liefde kan verwekken , Mó« hy d"«r ui t tot leerin g trekken;

(15)

Hy moet door tochten van zyn her t Betoonen wa t al pyn, al fmer t Zyn teed'r e liefde heef t tedraagen , Van welke laf t h y fteeds moet klaagen ; Hy moet doo r 't oog de felle brand , Verbeelden va n zyn ingewand . Hy moet lie f koozen, ook aanminnig Zyn her t ontdekken, zee r zagtzinnig , En lyden lydzaam ' t geen hy lyd , Maar alles o p zyn beur t en tyd.

Wie aanvang maak t van wel t e minnen, Die moet he t op een Baa l beginnen , Of op de Schouw burg, daa r hy weet Zyn Schoon e vaak haa r tyd belteed;

Daar moet h y haar in de oogen houwe n Zoo, dat zy hem oo k ka n aanfchouwen ; Of heef t h y kennis aan een vriend

Van haar , da t hy hem daar van diend;

En laa t hem in haa r huis geleiden , Daar hy bedroeft van daan moet fcheiden , Ook zwaa r van hoofd, verbaaft e n ftom , Maar komen echter vaak weerom ;

Daar moet h y noch ee n tyd verbergen , 't Geen hy wi l va n zyn Juffrou w vergen ? Dus doende werd het tyd dat hy

Spreekt van zy n liefd e en vrijery ; Dan moe t d e Juffrouw haa r verlloorcn.

En moei'lyk zy n van dat te hooren, Enkrygen o p haar kaak een bloos , En z o vertrekke n voor een poo s Vergramt, é n me t afgunftige oogen:

Dit moe t h y voor een tyd gedoogen, Maar dan moet h y dat gram gemoed Voorzichtig, ftil, e n zacht, e n zoet, Door zuchte n trachten t e bedaaren, En'zo zyn trouwe mi n verklaaren.

Pan kome n de gevallen aan;

(16)

ii D e BELACHCHELYK E

Zo dra als de and're dit verdaan, Laat hem de medeminnaar hooren , Om deeze minnaar te verftooren , Dan gaat hy vaak als difperaat , Vol wanhoop, zuchte n over ftraat, Dan Hort hy uit by dag en nachten, Veel treurgezangen , minneklagten , Dan draaft ee n dienftboode of een Mini In ambaflaatfchap ui t e n in.

Die regels en galanterijen

Moet elk met orde r in het vrije», Zeer net betrachten, 't zy wie 't zy Van deeze wet is niemand vry . Dan werd het tyd dat by de vrinden, Door trouw contrakt die twee verbinden Zo moeden deze Hechte Bloeds

Ons vrijen: maar op ftaande voets, Ten eerlte n zeiden zy, Madame ,

Indien 't u iuft laa t ons te zame Oprechten ee n contrakt van trouw , Opdatwe als echte man en vrouw,

Naar 't Roomfch e rech t zo vaft befchreeven , Den heiPge n echtenllaat beleeven.

My dunkt, Papa , da t zulk een taal Verdiend het allerflechft onthaal . Ik wee t niet hoe ik met myn ooren, Die lekker zyn, da t aan kan hooren, Een ftyl di e 11a den burger ruikt , En by 't kanal y werd gebruikt.

A L A R D U S .

De liefde heeft he n dus doen fpreeken , Want kom t een Koopman eens te breek en, Zo blyf t door dat contract zyn vrouw Geprefereerd, verftaj y ' t nouw ? Woud gy hun goedheid kwalyk neemen?

B R E G T .

Maar hoor, Papa , da t is maar teemen.

Di-

(17)

D l NA .

Maarwaarlyk, Oom , wer d niet verftoord , Nicht weet wa t tot het minnen hoord.

En deeze Minnaars geen van beijcn , Verdaan hen op galantcrijen;

Hun kleeding, ja hun ganfche fchy n Toond dat zy geen Galanten 7.yn:

Hun dafle n zyn met flechte kanten, Hun fchoenen me t geen diamanten, Haar hoof d i s zonder pruik, e n 't hair Schynt nie t gekamt in een rond jaar.

Zy gaan ook zonder knecht o f deegen, Hoor, Oom, ik was met hen verleegen ;•

Zy zagen treurig, ban g en zuur, De befte was een ftyf figuur, Zo dat zy 't allerbel t geleeken,

Twee houte beelden, buite n 't fpreeken .

B R E G T .

Papa, Nicht leid he t klaarlyk uit .

A L A R D U S .

Wel gy zyt met de kop gebruid, Zottin, da t koftly k 'sGravenhaage n Zal met de Mode ons hier niet plaagen, Want hie r tot Amfterda m 2y n wy Van al die hooffche ftreeken vry, Daarom ben ik hier komen woonen , Wilt u ook op die wys vertoonen , Niet opgeblaazen, maa r oprecht, Verftaatgy, Dinadat , e n Bregt?

B R E G T .

Ontfla on s toch van zulke namen;

Wel, heer ! Papa , i k zou my fchaamen, Indien het iemand had gehoord.

A L A R D U S .

Zo maakt uw doopnaam u verftoord ! Zwyg (til, of anders moogje vreezen,.

B a s e r

(18)

,

4

D e BELACHCHELYK E

B R E C I .

D Goón ! ho e ka n he t moog'ly k weezen ? Weet da t i k vaak verwonder d fta.

|s zul k ee n flechthoofd my n Pap a ? My wa s al i n de wie g gegeeven De geef t va n we l t e konnen leeve n Papa, i k ze g u da t u w praa t My walgt, i k be n te delikaat ,

Het fny t my ook doo r ' t her t e n ooren , Die flegte naamen aa n t e hooren .

A t A R D u s.

Gy ha d gelyk, wa s ' t i n den Haag , Maar hier , hie r hoord me n alle daa g Katryn i s Tryn, Elizabette

Is Lys, wi l jy ' t gebrui k beletten ? Hier zyt gy Dina, e n gy Bregt.

D I N A .

Maar, Oom , da t klink t oo k a l t e flecht.

A L A R D U S .

Nou Iaa t dat daar , i k wi l u zweeren , Dat di e twee Koopliên , di e twee Heeren , Die gy veracht'ly k hou d va n (lam ,

De rykft e zyn va n Amfterdam . Ik wi l oo k dat gy hen zult trouwen , Want i k be n oud , e n u te houwe n Valt laftig , ouw e Dochter s hier , Is al s ee n kelde r me t zuu r bier . E n , o m ' t u ron d ui t t e verklaaren , Ik wi l .u langer niet bewaaren .

D I N A .

Tot trouwe n za l ik nooi t verftaan , Naakt by een man te bed te gaan , D « ïoud e i k ftellen alsligtvaaidig . Geen ma n i s ook di t Iichchaa m waardig .

B R E G T .

Hoor, Dianire , laa t on s maa r Voltrekken on s Roman , zei s klaa r

(19)

HOOFSCHE JUFFERS.

Op twee dry bladen, die zal toonen , Wat fteiloors t'Amfterdam a l woonen, En wat hie r aan de vrijers fchort .

A L A R D U S .

'k Ze g dat gy trouwen zult in 't kort , En zo gy my wilt tegenfpreken, Zal ik u in een Kloolter (keken.

D l NA .

Wat duifterhei d i s 't dat 'er viel , Op uw Heer Vaders fchraale ziel , Het deer d my hem dus zien te woelen;

In burger drek, in modder poelen;

Hy kend geen gaven dan het geld.

B R EGT .

Ik doe my zelf aan groot geweld , Als i k het kryg in myn gedachten , Wie ik moet voor myn vader achten;

Doorluchter vader , hou d ik wis, In 't bloed, myn rechte vader is.

DlNA.

Al wie uw gaven mag aanfchouwen, Die moet he t daar voor met u houwen.

Z E V E N D E T O O N E Ë L

B R E G T , D I N A , M A R O T T E . M A R O T TE .

T"\Aar ' s een Lakay, di e vraagt, Juffrouw ,

L' O f oo k zy n Heer van daag noch zou, Voor de eerllemaal, u mogen fpreeken ?

B R E G T .

Moet i k met u myn brein wee r breeken, O Slechthoofd , met u w kiein verftand , Zegt; Juffers daa r is een afgezand , Die komt hier als in amballade, Gedepifieert va n zyn Genad e , En vraagt, me t uw comoditeit ,

(20)

i6 D e B E L A C H C H E L Y K E

Of gy van daag viiibel zyt.

M A RO T TE .

Kon ik laty n zo had ik voordeel.

B R E G T .

Inpertinente, zonde r oordeel, Wie is de Jonker va n die knecht ? Wie zond he m hier?

M A R O T T E .

Maar, Juffrou w Bregt ...

B R E G T .

De booze moet uw brein bezitte:

Noemt g y my Bregt! ik heet Bregitte.

M A R O T T E .

Mejuffrouw, 'k ze g Bregitte dan, 't I s een Marquis.

B R E G T .

Marquis, waarvan?

M A R O T T E .

Van Toorenvliet , zee r ryk van haavci;

B R E G T .

Dat zal een geeft zyn groot van gaaven.

Ga, ze g den Dienaar dat zyn Heer

Vry aan komt, maa r keerd gy voort weer , En helpt my dan naar eifch paleeren , Ik moe t te n hoogden maintineere n Myn reputatie , ' t zal gewis Een Heer zyn die het waardig is.

Men moe t de hooggeboornen achten , En al die groot zyn van gedachten.

DlNA.

Maar hoe of die Marquies ons kend ?

B R E G T .

Maar, Nicht , to t aan des waarelds end Weet elk met lo f van ons te l'preeken, Want w y en hebben geen gebreeken, Ik beel d my vail en zceker in Tc worden noch een Koningin;

Ik

(21)

Ik acht niet veel de Marquifinnen,

Maar, Nichte , ko m gaa n wy, naa r binnen, In ons zalet, ee r 't word t e laat,

Daar leid ook al myn halsfieraad . Marotte, wi l de fpiegel draagen , En, al s de Heer na ons komt vraagen, Zo bren g hem hier.

M A R O T T E .

Ik zal, zeer wel , Mejuffèrs, volgen uw bevel.

A G S T E T O O N E E L .

H A R I P O N W e e n draagftoel. RoE L

en P1E T twee draagers.

H A R I P O N .

S

Ta, o f ik zal my aan u fchenden,

Gy, Schelmen , breek t my hals en lenden, Met zo te ftooten heen en weer .

Sa, Rekels, zeg ik, of ik zweer. ..

R O E L .

Wel, jy woud op de ftraat niet blyven , De deur is naau, jy moet niet kyven .

H A R I P O N .

Dat mee n ik, Pluggen, zoud ik doen Myn pluimen tegen 't nat faizoc n En regen vechten, en myn fchoenen , Die ik zo fchoon he b laaten boenen, Ofdrukken i n het morzig nat?

Ik zag jou lieve r op een rat.

P I E T .

Gelieft g y ons maar geld te langen:

H A R I P O N .

Wat?

P I E T .

Wy moete n nu ons loon omüngen .

B H A -

(22)

,8 De BELACHCHELYKE

H A R I P O N .

Een Heer van zulk een groot geweld, En magt, vraagt gy die noch o m geld?

Ha! fchelm , daa r is uw loo n gaa heenen, Of ik breek u Üraks hals en beenen.

P I E T .

Is dat betaaling? da t komt fchoon ! De honden fterven van zulk loon . Kom, kom , gee f geld.

H A R I P O N .

Derft g y noch fpreeken , Vreeft g y niet voor de n hals te breeken?

Vertrekt gy, uitgefchudde Plug .

P I E T .

Geef geld, o f anders zal uw rug Braaf vliegen vangen, zulk e Heere n Kan ik zo ras de ribben fmeeren .

H A R I P O N .

't I s refonabel ' t geen gy zegt, En gy verzoekt oo k nie t als recht.

P I E T .

Kom, kom, fchiet geld, wy doen 't o m voordeeL

H A R I P O N .

Gy fpreekt gely k een man van oordeel, Maar dat 's een Rekel die daar ftaat, Die niet derft fpreeke n daa r men flaat.

Daar loop t h y als d e bloode uilen, Of kinders om een flag te huilen.

Daar i s uw loon , zy t gy te vreên?

Zo wilt vertrekken .

P I E T .

Neen, oneen ! Myn Maa t heef t al te veel ontfangen,, Die (lag moet i k u weder langen , Of gy waard anders niet voldaan.

H A R I P O N .

Hou !ti| , daar i s voor hem een vaan ;

Al

(23)

Al wie met my kan redeneren , Die krygt ten vollen zyn begeeren.

Ga nu, kom haalt my te avond weer , Omtrent te n achten .

P I E T .

Wel, myn Heer.

N E G E N D E T O O N E E L .

H A R I P O N , M A R O T T E . M A R O T T E .

M

Yn Heer, d e Juffers zy n öraks vaardig Om hier te komen.

H A R I P O N .

Zy zyn 't waardig Dat ik vertoef, i k ben vereerd,

En hier niet kwaalyk gepofteert .

Hier iteekt geen zon, hie r draalt geen hitten.

M A R O T T E .

Myn Heer, gelief t wat neer te zitten.

T I E N D E T O O N E E L .

B R E G T , D I N A , H A R I P O N , BOON . H A R I P O N .

M

Ejuffers, ei ! ontze t u niet, Om datge een onbekend e ziet, 't Zyn u w merites en uw gaaven , Die u de waereld om doen draaven, Op vleugels van de vlugge Faam, Die melden u w doorluchtenaam ,

En fchoonheid, waardig om te aanfehouwen Dies kon ik my niet wcderhouwen ,

Noch ruit bekomen nach t noc h dag , Voor dat ik u , Volmaakte zag.

'k He b my in veel gevaar gefteken , Om u te moge n zien en fpreeken ,

B Ï . ' En

(24)

2o D

e B E L A C H C H E L Y K E

En nu ik zie uw glans en gloed,

Kruipt een ontroering door my n bloed , Wnar zal ik toch my beft bewaaren ? Myn vrjheid loopt hier veel gevaaren, Hoe ben ik in het Moorenland?

Myn witt e ziel word zwart verbrand ; Kom, breng my wapens aan van buiten , Om deeze fchichten me ê te ftuiten;

Gefpt my een harnas aan van ftaal, Of anders ruim ook voort de zaal, Of fteld my borg, hie r moet gy kiezen, Ik vrees my zelr hier te verliezen.

Uw fchoonhei d heef t my n hert verheerd, Roofd nie t het geen gy niet begeert.

BR EGT .

Maar, Nichte , da t is kragt van reden.

DlNA.

Maar zie eens welke fiere leeden.

Dat i s wel een volmaakt Marquies .

B R E G T .

Myn Heer, ei ! vrees voor geen verlies, Weeft g y geruft, weet dat onze oogen, Tot dietfta l hebbe n geen vermoogen, Verlaat die zorg nu , wan t gy zyt Hier veilig, e n voor ramp bevryt.

H A R i P o N , na dat hy z.ya hair Mejuffers, i k beklaag, helacy ! gekamt hteft.

Dat gy, twe e Eng'len, z o vol gracy, Gewis uit adelyke ftam,

Moet woone n hier tot Amfterdam , Zo ver van 't Ho f als van 't welleeven, Wie kan u hier na waarde gcevcn Viiieten? wan t me n vind hier meef t Maar ftyve fteilöors, zonder geeft , Die maar va n winft en woeker praatcn;

Ln voort befpotten all e ftaaten Van menfehen, di e door eer en !of

Haar

(25)

Haar glory zoeken aan het Hof .

B R E S T .

't Is waar, my n Heer, maa r de Poëten, En 't Schouwburg doen ons veel vergceten Van 't hoffch e leeven , ik bekend ,

In 't Ho f is recht ons element;

Maar nu by ons hier veel verkeeren,.

Die 't Schouwburg e n de Dichtkonft eeren , En ons vertoonen alle daag

Wat nieuws, vergeete n w y den Haag.

Hier woonen fchaaren va n Poëten, Daarze in den Haag niet af en weeten, De een fchryft ho e dat nu Galathé Verlaat haar trouwe Melibé.

Een ander toont aa n ons de wetten, Waar me in tooneelfpel o p moet letten.

Een derde leerd een fchoon moraa l Ons uit den zaater Juvenaat.

Dus krygen wy veranderingen, Zo om t e leezen, als te zingen, Hier daag'lyks tot ons groot vermaak.

H A R I P O N .

Zo is de Dichtkonft hie r de zaak, Die u kan vergenoegen geeven ?

D I N A .

O ja, di e is 't di e ons doed leeven.

H A R I P O N .

ZO i s 't hoognoodig dat gy weet Dat ik Marquies ben, en Poëet ; Ik heb aan Pallas borft gezoogen, En drin k my vaak door veelc toogen Van Hipocreen, to t bove n vol , Ik ben de zoon van god Apol, De meefter i n het rederyken,

Ik wil geen Hoof d noc h Vonde l vvyken , Jan Vos , vo l fpreuken i n zyn dicht, Valt by my duizend pond t e licht;

U 3

(26)

22 De B E L A C H C H E L Y K E

Ik laa t my in Rondeelen hooren,

Sneldichten zyn my aangebooren, In knippelvaar s en Anagram Draag ik de roem van Amfterdam . 'k He b in de Dichtkonft groot e greepeo, 'k Wee t waa r men é, e n 6 moet ftreepen.

De Q, di e ruk i k uit zyn (tee, Als Lubber van het A. B. C.

B R E G T.

Myn Heer , maak t gy ook Madrigaalen ? Sy klinken, i n verfcheide taaien , Heel zoet en aardig-

H A R i PON.

Ik bekend , Dat i s byzonder my n talent , Ik fchryfnu a l de nooffche pligte n Geheel i n madrigaalfe dichten.

B R EGT .

Dat zal wat raars zyn.

H A R I P O N .

Ongemeen!

B R E G T.

'k Verzoe k u dan voor ons elk een , Als di e gedruk t zyn.

H A R I P O N .

't Zal gefchieden , Maar ' t drukken i s voor flechte lieden;

't Vertree d myn glory, maar ik moet Het doen, op dat den armen bloed Den drukker noch mag blyven leeven , Ik heb hem ook my n woord gegeeven.

Ivkar, appropo , daa r valt my in,

•k Was gilPren by een Hertogin, Die ik, op (taande voet, vereerden , Met méé r als zy van my begeerden;

Dir (laaltj e va n my n vlugge geelt, 't Welk haa r behaagden op het meert

Maar luide r met verftand e n ooien. D i-

(27)

DlNA.

Wy *yn begeerig om te hooren.

H A R I P O N .

Och! och ! myn herte my ontvloog, Door 't zien van uw aanminnig oog, Ach ! gy ontrooft my 't liev e leeven, Geef weer of wilt my 't uwe geeven.

D I N A .

Pat i s galant, da t 's uit de kunft , Dus fteelt gy herten, e n krygt gunft .

H A R I P O N .

Ik wee t natuu r en konft t e paaren, Als ofte twee gezufters waaren , Dit vind men in geen boeken (taan.

D l NA . 't Is daar wel duizend myl van daan.

H A R I P O N .

Zit he t begin in uw gedachten ?

Ach! ach! als vreefde i k voor 't verkrachten , Ontrteld, doo r laage n van bedrog,

Riep ik verbaalt, verfchrikt , och ! och !

B R E S T .

'k Vind, di e och! och ! gantfe h uitgcleezen , Meer als een heldendicht te weezen.

H A R I P O N .

Door ' t zien, hee l zonder erg of lift, Verloor ik my eer ik het wilt, Dies riep ik als vol angl ï en beeven, Geef weer, of wilt my 't uw e geeven, Als of ik riep, gryp aan die vrouw, Houw dieven! dieven ! dieven ! houw !

D I N A .

Die tour is zeer galant en aardig.

H A R I P O N .

Ik vindze daarom ook zo waardig, Dat ik die woorden, we l bedacht, Heb tot een air en zang gebragt.

B 4 B R

(28)

2+ De BELACHCHELYK E

B R EGT .

Hebt gy ook maatzang leeren zingen ?

H A R I P O N .

Natuur, e n konft fchenk t all e dingen, Zelf in de wieg aan edel bloed, Als ik, en dat in overvloed.

B R E G T .

Dat weet ik ook door 't ondervinden .

H A R I P O N .

Nu luider , maa r de noorder winde n Verroerten my de keel, 20 dat My 11 Ite m nu (tram is, e n niet glad, Hem, hem , hem , hem , fa , la , la , laren . 'k Zal ' t op zyn Kavaliers eens klaaren.

Hy aingti Uw glan s kwam my bekooren, Zo da t ik ga verlooren,

Al ben ik hoog gebooren,

Ach! help , ach ! help my nouw , Helaas! ik ben bedroogen, Myn hert is my ontvloogen, Door u w aanminnige oogen, Hou, dieven ! dieven ! houw .

DlNA.

Dat i s vol kruim, vo l zin, vo l krachten.

H A R I P O N .

Hoe klaar verbeelde ik myn gedachten.

Ik roep als of't el k hooren zou , Hou dieven! dieven ! dieven ! hou!

B R E G T .

Nooit hoorde ik zang en woorden paare n , Zo net en kragtig evenaaren,

Natuur heeft u getrouw bemind , Begaafd gelyk haar troetel kind.

H A R I P O N .

Dat 's waar, i k laat ook myne gaaven.

Niet opgeflooten, noc h begraaven;

Ik

(29)

Ik maak my over al bekend, 'k He b fleets myn divertifïement, Nu zal ik na twee eerfte dagen,

Ter Schouwburg gaan , kan 't u bchaagen, Gaa met my, wan t gy werd genood.

B R E G T .

Myn Heer, u w goedheid is te groot, Om zulk verzoek t e refufeeren .

H A R I P O N .

Dus zult gy een Marquies veréercn.

DlNA.

Heer, wee t gy ook wa t voor een Spel Het zyn zal ?

H A R I P O N .

Ja, ója ! zee r wel.

Het i s uit Spaans, maar wel gevonden, En heel aan 't Frans Tooneel gebonden . Den Dichter i s myn groote vriend, Die weet ik is daar met- gediend, Dat elk het roemt en klap t de handen, Schoon dat de kaar (Ten noch niet branden.

B R E G T .

Maar handgeklap mag dat wel door?

H A R I P O N .

Ja de Opera die gaat ons voor,

Men acht het daar groote eer, gee n fchande » Van vreugd te klappen in de handen.

DlNA.

Wy zullen dan, o p uw bevel,

Ook zeggen dat is fchoon , dat 's wel, Dat 's ongemeen, dat zyn Juweelcn, Dat zyn vyf uitgevoerde declen.

H A R I P O N .

Maar, hola! zagt , nada t ik hoor, Heb ik hier zulken Juffer voor , Die ook tooneelfpel heef t gevonden , En door de dichtkonft vaf t gebonden .

Br

(30)

i6

De B E L A C H C H E L Y K E

DlNA.

Is 't niet, het koft nog wel gefchicn.

H A R I P O N .

Madame, ' k bi d laat my het tien?

'k Za l u van my een fpel meê deelen, Dat ik in 't kort za l laate n fpeelen ; Ik za l utoonen op myn woord, Wat ro l voor yder Speelder hoord.

De fpeelders komen by my leeren , 't Air van zeer klaar te pronontieeren, Want i k ben, als gy hoort en weet , Een Hovelin g en ook Poëet , Laat my de rollen maar verdeden , Ik zal uw fpel z o laaten fpeelen ; Dat het zal weezen ui t de kunft .

DlNA.

Ik bly f fleets dankbaar voor uw gunft .

H A R I P O N .

Wat dunkt u van de garnituuren?

B R E G T.

Myn Heer, g y hebt hier geen gebuuren, Die u gelyk zy n i n gewaad,

Uw kleedin g u hoogdraavend ftaat.

H A R I P O N .

Wat dunk t u van dat point, Madame ? DlNA.

Dat's heerlyk , apre s mon ame, Zoo fchoon al s iemand ooit verflcet .

H A R I P O N .

Is deeze pluim niet dik en breed ? Hoe ruikt myn handfchoen ?

B R E C TV

Als de roozen, Zy doet myn bleeke kaaken bloozen.

DlNA.

Myn Heer , daa r is, n a dat ik zie, In ons een groote zimpatie.

B R E G T .

(31)

B R E G T .

Wy zyn ook prachti g in gevvaaden, En delicaat in pronk lieraadcn.

H A R I P O N .

Dat is niet rcfonnabel, neen!

Gy met u beide valt op een ,

Gy komt, te r rechte en (linker zyde, My als beftormen e n beftryden ;

Ik word verkracht, ho u moord, e n brand' DlNA.

Maar, Nicht , da t maakt hy zeer galant.

B R E G T .

Myn Heer, wa t vree s doed u zoo gillen?

H A R I P O N .

Ik voel my n gantfche lichchaam villen.

E L F D E T O O N E E L .

M A R O T T E , B R E G T , D I N A , H A R I P O N , B O O N . M A R O T T E .

M

Ejuffers, daa r 's een Heer die vraagt, Indien het u maar niet mishaagd , Zou h y van daag u gaaren fpreeken .

B R E G T .

Wie komt hier ons vermaak verbreeke n ?

M A R O T T E .

Mejuffers, he t is een Baron.

H A R I P O N

Hoe is zyn naam , of ik hem kon?

M A R O T T E .

't Is Baron Jodelet.

H A R I P O N .

Wel deezen Zal wis myn oudlle kennis weezen .

BREGT.

Marotte, laa t hem binnen gaan.

H A R I P O N .

Zyn komft alhie r ftaat my wel aan,

Daar

(32)

*8 D e B E L A C H C H E L Y K E

Paar is van hem teer veel gefchreeven , Van daaden die hy heeft bedreeven . Mars heeft hem in zyn plaats gezet, Hy is den dapp'ren Jodelet.

T W A A L F D E T O O N E E L .

J O D E L E T , H A R I P O N , B R E G T , D I N A , B O O N , H A R I P O N .

B

Aron, getrouwft e myne r vrienden.

J O D E L E T .

Marquies, doch t ik u hier te vinden!

poor blydfchap juigt my n ingewand.

H A R I P O N .

Pe vreug d heeft in my de overhand, Laat ik nu in myn armen vatten Een die de waereld niet kan fchatte n Na zyn verdienden, neen, oneen !

J O D E L E T .

Pien lo f hebt gy met my gemeen.

P i NA . Bregitte, dat zy n groote zaaken, Pus zulle n wy in kennis raaken, Van al den Adel to t ons lof , pus (trekt ons Amfterdam he t hof .

J O D E L E T .

MejurTcrs, laa t u niet mishaagen, Pat i k myn dienft n op kom draagen, Pe zoethei d va n uw lief gezigt, Heeft my tot zulks te doen verplicht.

B R E G T .

Uw heushei t voert ons zwakke krachten, Te hoo g op vleugels van gedachten.

Di NA . Nicht, da t deez' dag van ons geluk , Nu raak t in de Almanak i n druk, Met een roo letter, op dat deezen In on s geflacht geroem d ma g weezen.

BREGT.

(33)

B R E G T .

Gy, dienftbaa r kreatuur , kom , gaat , Haal de Baron een (loei van (laat.

BOON.

Een ftoel van ftaat ! wie kan 't verzinnen ?

B R E G T .

Breng noch een armftoel hie r van binnen.

J o D E L E T gaat zitten.

Ik kom hier nu , n a groot gevaar, Eerft ui t een krankbed bleek en naar ; Al de onruft va n het Hof geeft neepen , Die zulke vruchten n a zich fleepen.

En de oorlog, daa r myh ziel door leefd j Gemeenlyk zulk e vruchten geeft .

H A R I P O N .

Mejuffers, deeze Graaf zyn daaden, Hem fleren meer als lauw'reblaaden , Heer, Jodelet , g y zyt een Leeuw, In kracht, ee n wonder i n onze eeuw.

Gy zyt inde oorlog Alexander, Vol vier , gely k ee n Salamander, En dat gy zyt een groot Soldaat , Bleek laaft by de Rivier de Eufraat, Toen gy de Goden en Godinne n Verbaafden, e n kon overwinnen ; Toen gy met Reuzen grof en groot, De gantfche waereld bragt in nood:

Want Mars , het hoofd der moordenaaren , Is in een Baviaan gevaaren,

En Bacchus in een Hinkend Zwyn , Vrouw Venus in een Dollefyn ; En Jupiter, di e door zyn raazen, De gantfche waereld kan verbaazen, Herlchiep ui t angf t zich i n een Ram, En Pallas in een fpier wit Lam . Silenus, vade r van de Vraaten, Heeft al het Godendom verlaaten,

(34)

?o D e B E L A C H C H E L Y K E En wierd een kaal e Kaketoe.

Vrouw Juno wier d ee n witt e Koe.

Diaan een Kat, Apo l een Kater , En Herkule s een vlugge Sater.

Merkuur, de r goden Koppelaar , Wierd door de Ichrik ec u Oijevaar . Vulkaan een Zeehond, zonde r oore n , Cupide een Haan met lchcrp e fpooren , De Bosgod Pan kroop in een kuil;

En Momus in vrouw Pallas Uil.

Saturnus, vader van de Goden, Wierd lang gerekend by de dooden.

Neptunus wierd, doo r dit gerucht, Ecu Zeemeeuw , en hy nam de vlugt.

Dit alles heeft u w hand bedreevcn;

Wie kan u roem na waarde geeven ?

J O D E L E T .

Marquies, g y zyt met my in magt, In dapperheid, i n moed, i n kracht, Gy heb t met my voor weinig daagen, Dwars door den vyand heen gcflaagen , Daar 't vry wat hee t viel, ja gewis!

H A R I P Ó N .

't Was nooit zo heet als 't hie r nu is.

My dunkt de tat'cl, ftoelen, wanden , Myn klcedcre n aan 't lyf verbranden, Myn fchoenen fchroeije n doo r de gloed, In de aad'ren kook t myn jeugdig bloed, En dat alleen door he t vermoogen , Der draaien, uit des Juffers oogen .

JODELET.

Wanneer g y my eerft wierd bekend , Had ik t e paard een Regiment , Op de Galeijen der Maltcezen.

H A R I P Ó N .

Dien dag fchynt my van daag te weezen, Zoo vers (laa t my dien aantogt voor ,

(35)

Wy floegen ons daar dapper door .

J O D E L E T .

Den. Oorlog heeft wel goede zaaken, Maar wort het Vree, da n ziet me n wraak en De grootflie helden, vol van lof ,

Als wy zyn, va n 't ondankbaar Hof .

H A R i p ON.

Heugt u hoe w y Arra s verraden, Toen wy die halve maan aan taflen ?

J O D E L E T .

Zaagt gy dat voo r ee n halve aan 't Wa s wel gewis een volle maan;

Myn lichchaam kreeg daar twaalef gaaten, Door 't bar s gebarft va n de granaaten, Myn leeden zyn van top tot teen Getekend, maar dat zyn trofeen ; Zo gy uw hand eens wilde leggen

Daar, daar, en daar, zo zoud gy zeggen, En roepen , met een naar gezucht, Uw lichchaa m fchyn t he t huis ter Lugt , Het is vol venfters en kanaalen,

Maar dat heef t my doen zeegepraalen .

H A RIP O N, dreigende zyn broek afteflryken.

Ik za l u ook wat laate n zien;

Een wond vla k bove n by myn knien.

B R E G T .

Ontbloot u niet, wan t w y gclooven, U w heldendaan gaa n 't a l te boven.

H A R I P O N .

Mafirigt fpreek t daa r volmondig af , En Candia der Franfen graf .

Zyt gy hier met de Koets gekomen ?

J O D E L E T .

Waarom ?

H A R I P O N .

ZO ha d ik voorgenome n Om deze Juffers to t onthaal

(36)

3

4 D e B E L A C H C H E L Y K E

Tervden o p het groote Baal,

Van janker Blyher t die my nooden.

J ODE LET .

Myn Heer, d e Baaien zyn verboden.

H A R I P O N .

Dan i s myn heel Profes verbruit .

B R E G T .

Myn Heer wy gaan van daag niet uit.

H A R I P O N .

Laat ons dan violons ontbieden.

J o D E L E T .

Mejufters, ma g dat hier gefchieden ?

B R E G T .

Dat werd aan u gekonfenteerd, Maar ons gezelfchap diend vermeerd Met noch wa t Juffers .

JODELET.

Ha! Rapailje , Lakay, Lakay, ó fnood Kanailj e

^aar zytgy ? hoe ! my dunkt niet een Van haar verfchynd, waar wil dit heen ? Hier kamt van my niet eenen rekel, Dat ruig t laa t myn hier in de pekel.

B R E G T .

Gy, dienftbr e Geeft , g a by de Knecht Van deeze Heer, g a heen, e n zegt, Dat hy hier violons moet ftuuren, En haalt Alet, e n Kaat, gebuure n Hier aldernaalt, maa r wil u fpocn , kn kom t haaft wéér.

BOON.

Ik zal zoo doen.

H A R I P O N .

Baron, wat dunkt u van dir wezen ?

JODELET.

Marauies, wa t dunkt u dan van deezen

(37)

H A R I P O N .

't Zal moeiten koften, zwee r ik dier, Kryg ik myn vryheid vr y van hier, Ik ben in 't worftelper k getreeden , Met al de dry bevalligheden.

Myn vryheid, ach ! i k weet geen raad, Zy hangt maar aan een 21'je draad.

B R EGT .

Hoe klein verkleind h y iyne krachten.

DlNA.

Hoe net verbeeld hy zyn gedachten.

Hy is de Cicero van 't Land .

B R EGT .

Wat draagt hy fchatten i n 't ver ft and.

H A R I P O N .

Heer Graaf, ho e ftaat het al in 't minne n Met u, en 't puik der Markgraaviune n ?

JODELKT.

Die liefde is lang al uitgedooft .

H A R I P O N .

Dat had ik nimmermeer geloofd .

D E R T I E N D E T O O N E E L .

H A R I P O » , J O D E L E T , B R E G T , D I N A , M A R O T T E , A L E T , K A A T .

B R E G T .

M

EjofTcrs, 2y t hier wel gekomen.

A L E T .

ebben ftoutlyk aangenomen Uw heus verzoek.

H A R I P O N .

't Is wet gedaan, Wy roemen dit uw braaf beftaau .

K A A T .

Wy kome n het getal vermeêren.

C B R E G T .

(38)

34 De B E L A C H C H E L Y K E

B R E G T.

Gy komt ons op het hoogft verè'eren . Gy doet my dienft, en ook my n Nicht .

K A AT.

Wy zyn ten hooglkn u verpligt.

BR EGT .

't Verzoe k i s van die groote Heeren . Dat wy in 't kor t ons transformceren In vlugge geeften, maar in fchyn.

JODELET.

Dit Bal zal a la bafte zyn.

HARIPON.

Dan geeven wy een Bal na deezen, Dat zal in plena forma weezen.

V E E R T I E N D E T O O N E E L .

H A R I P O N , J O D E L E T , B R E G T , D I N A , K A A T , A L E T , B O O N , S O L , T I E L .

B O O S .

D

E Spcellui zyn daar.

H A R I P O N .

Breng haar hier . Myn hert danft tierelier , tierelier,

La la, l a la, zaa g op, Canaly. // y danjl alleen.

B R E G T .

Maar, Nicht , h y heeft ee n fchoone taly.

Hy is een pronkbeeld by de Mans, Zyn gang gaat op een goc kadans.

H A R I P O N .

Mejuffers, laa t ons met ons beiden, U all e vier ten dans gaan leiden.

Gy, Speellui , pa s wel op de maat, Dat gy die niet te buite n gaat;

Speel een Courant me t raife ftreeken.

J O D E L E T .

Myn Heer, da t moet ik tegenforecken ,

Het

(39)

Het moet met lange ftreeken gaan, Ik kan pas op myn beenen ftaan, De ziekte zit noch in myn leeden.

H A R I P O N .

Speel langzaam dan, het heeft zyn reeden, Speel een Zarbande vaft e n hegt.

Is dat Zarbande, Reekcis , zegt ? Ho, ho , i k hoer wel, deez e Plaagcn Gaan aan den Overtoom ui t zaagen;

Wy zyn hier met dat Ruigt gebruid , Zaag op, zaa g op, o f fcheijer uit . Hoe Duivel zal het hier gelukken?

Speel, o f ik breek jou vla k aan Hukken;

Schraap op een ze«>je zo jy 't kend ,

Dat gaat voor eerft voo r compliment. Zy danjfen.

V Y F T I E N D E T O O N E E L .

H A R I P O N , J O D E L R T , B R E G T , D I N A , K A A T , A L E T , M A R O T T E , B O O N ,

S O L , T I E L , F R E D E R I K , F E R - D I N A N D .

F E R D I N A N D .

D

E Droes moet u de beenen breeken;

Gy, Schelmen , derf t g y u gaan (keken In ons gewaat? me t Violons,

U hie r verheffen bove n ons.

Ik zal u braaf de ribben fmeeren , En deeze ftoutheid u verlecren.

JODE LET .

Dat was zo niet gezeid, myn Heer.

F E R D I N A N D .

Het paft u als een man van eer, O Schobbejak, o m hier te komen, Dus wer d de dansluft u benomen.

C x Z E S -

(40)

x6 D e B E L A C H C H E L Y K E Z E S T I E N D E T O O N E E L .

H A R I P O N , J O D E L E T , B R E G T , D I N A , K A A T , A L E T , M A R O T T E , B O O N ,

S O L , T I E L . B R E G T .

At wil dat zeggen?

J O P E L E T .

't Was gewed, Ik he b het daarom niet belet.

D I N A .

Hoe! wedlpul , uz o a f te fmeercn?

J O D E L E T .

'k Moe t ftceds myn toorne overhceren, Of anders ben ik wreed en fel ,

Gclyk ee n Duivel uit de Hel,

Ja door het branden van myn blikken, Doe ik de booite heeften fchrikken .

B R E G T .

Vcrdroegt g y dat dan goederticr?

H A R I P O N .

Dat is gaar nix, da t 's niet ee n tier, Die kacrel wa s beroofd va n zinnen.

Kom, laa t ons wéér den dans beginnen.

Z E V E N T I E N D E T O O N E E L .

F E R D I N A N D , F R E D E R I K , H A R I P O N , J O D E L E T , B R E G T , D I N A , K A A T ,

A L E T , M A R O T T E , BOON , S O L , T JE L .

F E R D I N A N D .

B

Antrekels, Buffel s zonder eer, Perft g y hier blyven ? wel, ik zweer,

B R É G T .

Dit zyn onlydelyke zaaken,

Hier

w

(41)

Hier i n ons huis remoer te maaken.

Daar (laat de deur, i k zeg gaat uit.

F E R D I N A N D .

Hoe, Juffrouw, fpreek t g y voor een Guit?

Weet wat ons hier tot gramfchap porden;

Wy lien dat onze Knechts hier worden Veel beter als haar Heers onthaald.

BR EGT .

Uw knechts ! u w Knechts! we g weg, g y dwaald.

F E R D I N A N D .

My dunkt gy wilt die naam verwerven, Dat gy kund Koopliêns knechts verderven;

Maar op dat gy het zeker weet , Wie datze zyn, fchu d uit het kleed.

Gy zult ftraks zien uit onze kleuren, Twee naakte vogels zonder veeren.

F R E D E R I K .

Schud uit , fchu d uit, g y lompen Beeft , Al lang genoeg een Heer geweeft.

Mejufters, fpiegel d u aan deezen, De waareld wil bedroogen weezen.

F E R D I N A N D .

Hans Kruijer, ko m hier by de hand, Pak al de klecren i n de mand.

F R E D E R I K .

Nu zullen z y ons niet verveelen, U i n die klecren mcê r te Iheelcn, Bemind hen nu op de oude wys, Dat 's naakt als in het Paradys.

H A R i P o N ontkleed hem.

Vaar wel, Marquies, met uw gewaaden.

J o D E L E T ontkleed hem.

Vaar wel, Baron , me t uw fieraaden.

H A N S .

Dat 's recht, i k pakze by elkaar, Marquis, e n Graaf gy zyt niet zwaar, Ik zal van uw gewigt niet klaagen

C 3 'tSchynt

(42)

3

8 D e B E L A C H C H E L Y K E

't Schynt eedel bloed i s licht te draagen.

F E R D I N A N D .

Gy, Kruijer , tre k hen alles uit.

Laat hen niet ove r als haar huid.

H A R I P O N .

Wy waare n flus twee groote Heeren.

JODELET

Maar Brer o zeid, he t kan verkeeren.

Hoe wankelbaar i s 't wiflelot !

H A R I P O N .

Helaas! hoe ftaan wy elk ten fpot .

F E R D I N A N D .

Mejuffers, n u moogt gy beminnen, Die Heeren me t gerufte zinnen . Wy Koopliê n hier tot Amfterdam , Zyn veel te ftyf, te loom, t e lam , Maar die twee Vogels, zonder veeren.

Die konnen recht galantizeeren.

Maar weeft gewaarfchoud , zyt verdacht.

Dat elk hier om u grootsheid lacht .

A G T I E N D E T O O N E E L .

H A R I P O N , J O D E L E T , B R E C T , D I N A , K A A T , A L E T , M A R O T T E , B O O N ,

S O L , T I E L.

T I Et .

V

An wie zal ik myn geld nu haaien ?

H A R I P O N .

Ik denk de Graaf zal u betaalen.

J O D E L E T .

Neen, eifch uw geld van de Marquies.

SOL.

Wy mogen tegen geen verlies.

BREGT.

'k Wil aan de wraak my overgeeven.

N E -

(43)

N E G E N T I E N D E T O O N E E L .

H A R I P O N , J O D E L E T , B R E G T , D I N A , K A A I , A L E T , M A R O T T E , B O O N ,

S O L , T I E L , A L A R D U S . A L A R D U S .

W

At doe t gy, Vodden , my beleeven;

Wat doen de Heeren my verdaan, Die daar al lachchend heenen gaan, Om uw e grootsheid, trotz e Prijen , Die zy niet lange r konde lijen.

Nu is haar blaauwtjen argevaagt ; Haar Knechts die hebben u behaagt, Die waaren van een groot vermogen.

B R E G T .

Ha, Schelmen , gaa t ftraks uit myne oogen.

H A R I P O N .

Een kaal Marquis is hier bandiet.

J O D E L E T .

Meer is een naakte Graaf hier niet.

Deeze aan flag mogen wy vervloeken, En elders ons fortuin gaa n zoeken.

H A R I P O N .

Dit Kluchtfpe l toon d aan elk gewis, Wat dat de blinde waereld is;

Men eerd om 't klee d de grootfte gekken.

J O D E L E T .

De naakte waarheid moet vertrekken .

T W I N T I G S T E T O O N E E L .

A L A R D U S , B R E G T , D I N A , K A A T , A L E T , M A R O T T E , B O O N , S O L , T I E L .

SOL.

JVlAar, wie , wi e field ons nu te vreên?

A L AR -

(44)

4o D e BELACHCHELYK E

A L A R DUS.

Ga, Beed'laars , me t uw Meefter s heen , Of" ik zal zo de vreed c maaken,

Dat u de lenden zullen kraaken.

Landloopers, gaa t hier voor t va u daan.

T i EL .

Ei! (laa t niet, Heer , wygaan , wygaan . Binntn.

D I N A .

Maar, Nicht , I k fta als opgenomen, Is 't ook al waarheid, o f zyn 't droomen ?

B R E G T .

De vloer ryft my in 't aangezicht.

Wat komt ons over, liev e Nicht?

KA AT .

S

rcgitte buur,, laat u dit leeren,

erd Koopliên, maa r geen groote Heercn , Die opgeblaazen, i n de fchyn

Vertoonen dat zy niet en zyn.

A L A R D Ü S .

Wat zal i k nu met u beginnen, Hofpoppen, ja twee Horzottinnen ? Yltuiten, a l uw wind en waan , Zal u noch doen te gronde gaan.

Zy zullen van uw trots bedryven, Wel haar t een Kluchtfpel laate n fchryven, Gy zult in 't Kloofter , ho e verbruid Is dan, als nu , u w kluchtfpe l

U I T

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

4p 9  Teken in de figuur op de bijlage de verwerker(s) en verbindingsdraden die nodig zijn om de schakeling naar behoren te laten werken en geef aan op welke waarde

Petrus Hondius, Dapes inemptae of De Moufe-schans, dat is de soeticheyt des buyten-levens vergheselschapt met de boucken.. Daniel Roels / Joris Abrahamsz van der Marsce,

Nuijten: ‘En als iemand toch gaat vissen, is dat makkelijker te achterhalen.’ Wat haar opvalt, is dat jonge onderzoekers vaak niet goed op de hoogte zijn van wat op en over de

Het Vrouwen.timmer zuft, geenblydfchapgaat'er om ; 't Banket verveelt het oog ; de Zangers zitten (lom j De Weelde, daar altyd myn magt dopr is gebleeken i Is met alle Overdaad

Als Vader Jupiter, om 't boos geflagt te kneuzen, Zyn (lompe fchifchten, vo l vuurftraalen, vlam, volftaa l En moord laat fmeeden, komt hy vit zyn hooge Zaal, Tot roem van

Daar die klinkers in sulke ver- kleinwoorde elk 'n lang ldank, feitlik die klank van 'n tweeklank aanneem, word hierdie spelling per se geregverdig.. word as'

naameStófe, Operaas gewyze, als auders t ten Twntelc u voort».. Copye van de Privilegie. All o Ons vertoon t is by de tegenwoordige Regenten van de Schouw, buightot

Uw eer is veilig hier by my, wil t zulks gelooven, En zelf my n eerlykheid gaat uwe hoop te booven, 't Is al te veel voor my het geen gy my vergund, Bemin uw Man zo teer als