• No results found

Camjo in de Regio

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Camjo in de Regio"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Camjo in de Regio

Een etnografische studie naar mediaconvergentie bij RTV Utrecht en

Omroep Flevoland

(2)

2

Inleiding ... 3

Hoofdstuk 1 Mediaconvergentie: ... 6

1.1 Wat is mediaconvergentie: ... 8

1.2 Camerajournalistiek ... 9

1.3 Michael Rosenblum ... 12

1.4 Noodzaak van convergentie en camjo‟s. ... 13

1.4.1. Veranderende vraag ... 15

1.4.2. Efficiency ... 16

1.5 Mediaconvergentie bij de regionale omroep ... 19

Hoofdstuk 2 Mediaconvergentie in dit onderzoek ... 20

2.1 Convergentie en het onderzoek ... 21

2.2 Modellen van mediaconvergentie: ... 21

2.2.1 Stepping Stones Model ... 24

2.2.2 Model van Aviles en Garcia ... 26

2.3 Nederlands onderzoek naar convergentie ... 28

2.4 Methode, etnografie ... 29

2.5 Vorm van het onderzoek ... 30

Hoofdstuk 3: Het beleid bij beide omroepen ... 31

3.1 Regionale omroep in Nederland: ... 33

3.2 Omroep Flevoland: ... 35

3.3 RTV Utrecht: ... 36

3.4 De staat van de omroepen ... 36

3.4.1. Financiële situatie en de kijkcijfers: ... 37

3.5 De visie en het beleid qua mediaconvergentie bij beide omroepen: ... 38

3.5.1 Radio en Televisie ... 41

3.5.2 Camerajournalistiek ... 45

3.5.3 Multimediaal werken ... 47

3.5.4 Internet ... 50

Hoofdstuk 4. Beleid in de journalistieke praktijk ... 51

4.1 Beleid in hoofdlijnen: Omroep Flevoland ... 51

4.1.1 Integratie van radio en televisie goed voor het bureau. ... 52

4.1.2 Radio „ondergeschoven kindje‟ door integratie van media ... 55

4.1.3 TV bij Omroep Flevoland, onzekerheid over camerajournalistiek ... 60

4.1.4 De geïntegreerde nieuwsvloer zorgt niet voor een geoliede nieuwsmachine ... 63

4.1.5. Het verloop in de bureauredactie ... 64

4.1.6 OmroepFlevoland.nl alleen bij groot nieuws interactief ... 66

4.2 Verslaggeving in de praktijk bij RTV Utrecht ... 67

4.2.1 Integratie Radio en Televisie in 2002 is een tijd geleden ... 67

4.2.2 Omslag Camjo 2007 ... 69

4.2.3 De prioriteit ligt in 2009 bij TV ... 71

4.2.4 Nog geen 24-uurs organisatie ... 74

4.2.5 Multimediaal werken en de onderlinge samenwerking van de redacties ... 76

4.2.6 Geen bureauredactie en meer content ... 78

4.2.7 Nooit meer terug naar ENG. ... 81

5. Conclusie ... 82

(3)

3

Inleiding

“Digitalisering van de productie blijkt te leiden tot een gewilde combinatie van meer efficiency, meer snelheid en in een aantal gevallen ook betere kwaliteit. Bovendien blijkt dat sommige technologische ontwikkelingen bijdragen aan een versterking van de waarden van de regionale

omroep. Dat geldt [in het bijzonder] voor de camerajournalist.”(Rutten, 56.)

De camerajournalist, kortweg camjo, is in opmars bij de Nederlandse regionale omroepen. Uit het jaarverslag over 2007 van stichting ROOS (Regionale Omroep Overleg en Samenwerking) blijkt dat de meeste Nederlandse regionale omroepen veel potentieel zien in deze nieuwe vorm van verslaggeving. De stichting weet zich in haar beleidsadvies gesteund door een rapport van dr. Paul Rutten dat in 2006 is verschenen. In de toekomst van de regionale omroep onderschrijft Rutten het belang van de camerajournalist. “De camerajournalist is niet louter vanwege de kostenbesparing interessant voor de regionale omroepjournalistiek. [..] Gezien de bescheiden omvang van de apparatuur kunnen camjo-journalisten zich gemakkelijker in het straatleven van alledag bewegen en zijn ze er minder dominant aanwezig dan de traditionele cameraploegen. Dat levert een nieuwe variant van audiovisuele journalistiek op; het resulteert in een vorm van „directe televisie‟ die relatief nieuw is.”1

De invoering van de camerajournalist is slechts een onderdeel van een reeks technologische vernieuwingen die Nederlandse media transformeren. Zo werken de meeste regionale omroepen tegenwoordig mediaconvergent; journalisten maken nu items voor zowel radio als televisie (en soms ook internet). Deze aanpassingen leiden in sommige gevallen tot weerstand; journalisten die al lang bij een bepaald medium actief zijn, kunnen zich soms moeilijk aanpassen aan de nieuwe eisen die aan hen gesteld worden.

Toch zijn deze vernieuwingen hard nodig. Nieuws is in 2009 overal, naast de traditionele media kunnen nieuwsconsumenten nu ook via PDA‟s, mobiele telefoons en internet het nieuws bijhouden. Online technologie zorgt er ook voor dat het nieuwspubliek steeds meer gefragmenteerd raakt. De consument kiest zelf het nieuws uit dat voor hem/haar relevant is. Deze „discontinue‟ vorm van nieuwsconsumptie zal in de toekomst alleen maar toenemen. De traditionele media zullen hier op in moeten spelen. Het is voor kranten en omroepen een enorme uitdaging om een publiek aan hen te blijven binden. Online verslaggeving en camerajournalistiek zijn twee manieren waarmee de Nederlandse omroepen hun positie voor de toekomst proberen te versterken.

1

(4)

4

Dit onderzoek zal zich vooral richten op radio en televisie, en dan met name de regionale omroep. De verschillen tussen de onderlinge regionale omroepen zijn groot. Elke omroep heeft een andere strategie om het versplinterde publiek aan de regio te binden. Voor het onderzoek zijn twee (relatief) kleine regionale omroepen onderzocht; Omroep Flevoland en RTV Utrecht. Beide omroepen onderkennen het belang van nieuwe media, en investeren in multimediale verslaggeving en een goede website. RTV Utrecht gebruikt sinds 2007 alleen nog maar camerajournalisten om verslag voor televisie te doen, hiermee heeft de omroep de nieuwsproductie voor TV convergent gemaakt. Omroep Flevoland heeft sinds 2004 de productie van radio en televisie-items geïntegreerd.

De samenwerking tussen radio-, televisie- en internetredacties wordt dus steeds intensiever bij de regionale omroep. Dit is tenminste het beleid van Omroep Flevoland en RTV Utrecht. De journalisten in Utrecht en Flevoland zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van dit beleid. Ze zijn daardoor een belangrijke factor in het succes van mediaconvergentie bij de omroep. De journalist zal dus naast de beleidsmakers centraal staan in dit onderzoek. De onderzoeksvraag luidt dan ook: Hoe verloopt mediaconvergentie bij Omroep Flevoland en RTV Utrecht, wat is het beleid vanuit de beleidsmakers bij de omroep, en hoe reageren de journalisten op de werkvloer hierop?

Het succes en de struikelblokken van mediaconvergentie bij de omroepen wil ik in kaart brengen door een sociologische benadering, namelijk een etnografische studie. Met andere woorden, het interviewen van journalisten en beleidsmakers en het observeren van de nieuwsproductie op de nieuwsvloer. Deze benadering wordt beschreven in de recente publicatie Making Online News, samengesteld door David Domingo en Chris Patterson. In dit boek staan mediaconvergentie en etnografie centraal; verschillende onderzoekers publiceren in dit boek hun bevindingen op de redacties van snel veranderende mediaproducenten. Dergelijk onderzoek is in Nederland nog niet of nauwelijks gedaan. Ik zal het proces op de crossmediale redactie van Omroep Flevoland volgen en vervolgens vergelijken met het proces op de camjoredactie van RTV Utrecht.

Uit Making Online News blijkt dat etnografieën goed gebruikt kunnen worden in het onderzoek naar mediaconvergentie in newsrooms.2 Ten eerste vormt de cultuuromslag, waaraan veel omroepen onderhevig zijn door de toenemende digitalisering, een goed te bestuderen onderwerp; interviews met de betrokken journalisten kunnen laten zien hoe zij de veranderingen binnen de nieuwsorganisatie zien, en hoe ze zich hieraan aanpassen. Ten tweede staan etnografen door hun aanpak midden in het te bestuderen onderwerp. Etnografen draaien echt mee op de redactie en zijn hierdoor direct getuige van het reilen en zeilen op de journalistieke wekvloer.3 De meeste etnografen die onderzoek naar mediaconvergentie doen zijn benieuwd naar de visie van journalisten. Zo willen sommige onderzoekers weten hoe de journalisten zelf een term als mediaconvergentie verklaren en welke journalistieke kwaliteiten de journalisten zelf nodig achten om multimediaal te kunnen werken. Deze vragen zullen ook in dit onderzoek gesteld worden.

2

Chris Patterson en David Domingo ed. Making Online News, (New York: Peter Lang Publishing, 2008), 158.

(5)

5

Door de verschillende factoren die van invloed zijn op het nieuwsproces zullen twee verschillende niveaus onderzocht worden. Ten eerste het niveau van beleid en beleidsmakers. Dit is dus het bestuurlijke niveau, hiervoor zal in rapporten, jaarverslagen, beleidsnota‟s worden gekeken. Daarnaast zullen de verschillende hoofdredacteuren/directeuren worden ondervraagd over het beleid van de omroep. Onder het bestuurlijke niveau zit het niveau van de nieuwsproductie, het werk van de journalisten zelf. De observatieweken zullen duidelijk moeten maken hoe de journalisten de veranderingen door mediaconvergentie ervaren.

(6)

6

Hoofdstuk 1 Mediaconvergentie:

Camerajournalistiek is een onderdeel van een grotere trend in de journalistiek, namelijk de convergentie van media. Onder invloed van het internet zijn de wensen van kijkers, lezers en luisteraars veranderd. Deze technologische vooruitgang dwingt omroepen en kranten op vernieuwende manieren te opereren in de journalistiek. Mediaconvergent werken leidt in dit geval tot andere journalistiek, een journalistiek die inspeelt op de veranderende vraag van de consument. Daarnaast spelen ook economische motieven een belangrijke rol bij het convergeren van journalistieke organisaties. Mediaconvergentie wordt vaak doorgevoerd om efficiënter om te gaan met personeel en materieel.

1.1 Wat is mediaconvergentie:

Het woord convergentie was tot vijfentwintig jaar geleden vooral bekend uit de Natuurkunde. In dit vakgebied werden termen als convergentie en divergentie gebruikt om de lichtinval in het oog in kaart te brengen; convergentie staat immers voor het samenkomen van twee of meer verschillende dingen (in dit geval lichtbundels). In 1983 krijgt convergentie ook een betekenis in de communicatietechnologie door de opkomst van computers en netwerken. Ithiel de Sola Pool kwam in 1983 als eerste met een omschrijving van convergerende media.4

Pool voorspelde in 1983 dat de scheidslijnen tussen de verschillende media in de toekomst zouden verdwijnen. Door digitalisering zouden traditionele media; de gedrukte pers, omroepen en telefonie steeds meer samengaan.5 In de jaren 90 kwam deze voorspelling in een stroomversnelling door de opkomst van het World Wide Web. Het idee van Pool van „één groot systeem‟ leek hierdoor snel werkelijkheid te worden.

Anno 2009 is er nog niet één grote „multimedia-pc‟ die de nieuwsconsument thuis kan gebruiken voor radio, televisie en print. De traditionele media zijn nog steeds dominant, maar het gebruik van internet en de digitalisering van media in het algemeen maakt wel een enorme opmars. Convergentie is daarom ook nu nog steeds een regelmatig gebruikte term in de media-industrie. Volgens hoogleraar journalistiek Mark Deuze is convergentie: “een (toenemende) samenwerking tussen voorheen gescheiden media-newsrooms en andere delen van het moderne mediabedrijf.”6 In het geval van omroepen gaat het vooral om de toenemende samenwerking van radio en

4

Rich Gordon,. „The Meanings and Implications of Convergence.‟ In Digital Journalism. Emerging

Media and the Changing Horizons of Journalism. Kevin Kawamoto. (Oxford: Rowman & Littlefield

Publishers, 2003), 58

5 Michel Dupagne en Bruce Garrison. „The meaning and Influence of Convergence. A qualitative

study of newsroom work at the Tampa News Center.‟ Journalism Studies (2006): Vol. 7 No. 2, 239.

(7)

7

redacties. Op dit moment zijn veel regionale radio- en televisieredacties geïntegreerd.7 Er zijn ook uitzonderingen, zo werken bijvoorbeeld RTV Noord-Holland en RTV West nog met gescheiden redacties voor radio en televisie. De integratie van radio en televisie wordt dus niet door elke omroep omarmd.

Het integreren van nieuwsredacties is niet de enige vorm van mediaconvergentie. Zo bestaan er ook mediaconvergente organisaties die niet met geïntegreerde redacties werken, maar kiezen voor een crossmediale aanpak. De verschillende media delen dan onderling content maar produceren niet multimediaal. Zo kan het geluid van een televisie-item gekopieerd en gebruikt worden door een radiostation met een eigen redactie.8

Doordat convergentie in verschillende ondernemingslagen en in verschillende contexten wordt gebruikt is convergentie volgens de Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid een „zeer breed invulbaar en derhalve moeilijk in te vullen begrip.‟9 Hoogleraar journalistiek Stephen Quinn heeft dezelfde opvatting. Volgens hem kun je op veel verschillende manieren een nieuwsorganisatie mediaconvergent maken. Daarnaast verschilt de invulling van het begrip mediaconvergentie van land tot land en van cultuur tot cultuur.10

Een eenduidige definitie van mediaconvergentie is voor het onderzoek van belang. De mate van convergentie bij Omroep Flevoland en RTV Utrecht kan op deze manier geduid worden in een bredere context. Een bruikbare onderverdeling van mediaconvergentie is geformuleerd door Rich Gordon. Gordon maakt onderscheid tussen de volgende vijf niveau‟s van mediaconvergentie: convergentie van eigendom, tactiek, structuur, nieuwsgaring en presentatie.11

Convergentie van eigendom is het hoogste niveau van samenwerking binnen Gordon‟s definitie van mediaconvergentie. Convergentie betekent hier het bezitten van meerdere content- en/of distributiekanalen. Het bekendste voorbeeld in Amerika is de fusie tussen American Online (AOL) en Time Warner in het jaar 2000. In Nederland hebben het Financieele Dagblad en BNR Nieuwsradio dezelfde eigenaar Er is wel kritiek op deze vorm van convergentie omdat het beheer en controle van content door enkele bedrijven de pluriformiteit, die nodig is voor goede nieuwsverslaggeving, in het geding zal komen.

Naast convergentie van eigendom is er ook tactische convergentie. In deze vorm van convergentie delen verschillende aanbieders journalistieke content met elkaar. Deze samenwerkende media-ondernemingen delen dan de advertentie-inkomsten en de productie van een programma. Het meest voorkomende voorbeeld hiervan is een samenwerkingsverband tussen een krant en een

7 Rutten, De toekomst van de regionale omroep, 18.

8 Jose Alberto Garcia Aviles en Miguel Carvajal, “Integrated and Cross-Media Newsroom Convergence”

Convergence, (2008): Vol. 14(2): 221-239.

9 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Focus op Functies. Uitdagingen voor een

toekomstbestendig mediabeleid. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2005), 46.

10 Stephen Quinn,. Convergent Journalism, an introduction, writing and producing across media.

(Burlington:Elsevier, 2005), 5.

(8)

8

televisiezender. De Volkskrant maakt nu bijvoorbeeld samen met de NCRV het programma Hart en Ziel.

De derde vorm die Gordon beschrijft is structurele convergentie. Deze vorm is ingrijpender dan tactische convergentie en convergentie van eigendom. Bij de convergentie van structuur wordt namelijk de hele organisatiestructuur van een bedrijf aangepast om multimediaal te kunnen gaan werken. De NOS is hier een goed voorbeeld van. De omroep heeft na de reorganisatie van 2005 de structuur van de newsroom veranderd. Voor de reorganisatie waren radio en televisie bij de NOS gescheiden redacties, nu functioneren ze allemaal onder één dak. Daarnaast kwam er een hoofdredacteur multimedia en werden verslaggevers ingeroosterd voor zowel radio als televisie.

De vierde vorm is convergentie van nieuwsgaring. De ultieme vorm van mediaconvergentie is bij dit niveau een multimediale verslaggever die zowel voor internet, televisie als radio produceert. De camerajournalist is een variant op deze journalistieke duizendpoot. Deze verslaggever wordt op zo‟n manier ingezet dat hij in zijn eentje een televisie-item kan maken, dus zonder de hulp van een bureauredacteur, cameraman en een editor.

Als laatste is er nog convergentie van presentatie. In deze vorm wordt het internet gebruikt om op een andere manier het nieuws te presenteren. Een goed voorbeeld hiervan is de website van de New York Times. Zo bood de krant bij de overwinningstoespraak van Barack Obama een artikel met geïntegreerde video aan. Ook was de video voorzien van een transcript, zodat er kon worden meegelezen. Bovendien was de videospeech onderverdeeld in verschillende hoofdstukken zodat de nieuwsconsument kon scrollen binnen het lange verhaal dat op televisie als één item te zien was.12

1.2 Camerajournalistiek

In het model van Rich Gordon valt camerajournalistiek binnen de convergentie van nieuwsgaring. Verschillende definities circuleren over de precieze betekenis van camerajournalistiek. De meest gebruikte definitie is de volgende: één camjo doet het werk waar voorheen een cameraman, editor en verslaggever voor nodig waren. Camerajournalistiek heeft volgens Paul Rutten twee grote voordelen ten opzichte van de traditionele televisiejournalistiek: het is goedkoper en het biedt de regionale omroep een breder draagvlak in de provincie.

“Camjo‟s gaan in hun eentje op reportage en verzorgen zelf de digitale montage. Dit betekent een besparing in vergelijking met de „analoge‟ praktijk. Dit stelt in het bijzonder de regionale publieke televisie in staat om de productie van nieuws en actualiteiten verder op te voeren. Er kan meer materiaal

geschoten worden en de omroep kan daardoor een betere regionale „coverage‟ realiseren.”13

12 “Barack Obama‟s Victory Speech”, New York Times, 11-05-2008.

(9)

9

Camjo-instructeur Michael Rosenblum ziet net als Rutten in de camerajournalistiek zowel een andere vorm van televisie maken, als een kostenbesparing. Omdat camjo‟s alles alleen doen, kunnen ze volgens Rosenblum op een onconventionele manier het nieuws in beeld brengen. Camjo-items zijn daarom volgens Rosenblum goedkoper, intiemer, persoonlijker en minder institutioneel.14

Volgens camerajournaliste Vivien Morgan waren er in het eind van de jaren tachtig al veel journalisten die zich camjo noemden, ook al filmden ze met grote bètacamera‟s (de huidige camjo‟s filmen alles op kleine DV-camera‟s). Ze schoten, exclusieve beelden in buitenlandse conflictgebieden, en verkochten deze vervolgens aan de grote televisiestations.15 Tegenwoordig kan volgens Morgan elke vorm van televisiejournalistiek die met een kleine camera wordt geschoten camerajournalistiek genoemd worden. Ze kiest, in tegenstelling tot Rosenblum, voor deze brede definitie omdat camjo‟s tegenwoordig niet alles alleen doen. Soms gaan twee camjo‟s samen op stap als een item moeilijk in beeld te brengen is, en het komt volgens Morgan ook regelmatig voor dat een editor het materiaal van een camjo bewerkt.16 Ook de camjo‟s in conflictgebieden en degenen die buitenlandverslaggeving doen zijn volgens Morgan vaak aangewezen op assistentie, vooral in de productie.17

Morgan en Rosenblum hanteren twee nogal uiteenlopende definities. Voor Rosenblum is alleen werken essentieel, voor Morgan moet camerajournalistiek toch breder getrokken worden. De definitie van Rosenblum is erg smal en compromisloos. Dit komt voornamelijk omdat Rosenblum een product wil verkopen. Rosenblum draagt, meer dan Morgan, een filosofie uit waarmee hij zijn trainingsbureau Rosenblum Associates sterk op de kaart wil zetten.

In dit onderzoek zal de filosofie van Rosenblum gebruikt worden omdat hij een invloedrijker figuur in de camerajournalistiek dan Morgan. Daarnaast heeft Rosenblum meer raakvlakken met de onderzochte omroepen. Hij gaf in het verleden cursussen bij RTV Utrecht en andere regionale omroepen. Uit het onderzoek blijkt zelfs dat RTV Utrecht de camjo-omslag vooral onder de bezielende leiding van Rosenblum heeft gemaakt. Hij heeft volgens hoofdredacteur Kramer de redactieleden over de streep getrokken om enthousiast met camerajournalistiek aan de gang te gaan. Daarom is het goed om Michael Rosenblums visie en geschiedenis uitgebreider neer te zetten.

1.3 Michael Rosenblum

Michael Rosenblum wordt door velen beschouwd als een belangrijke drijvende kracht achter de camerajournalistiek. Hij stopte in 1988 met zijn werk als correspondent voor de Amerikaanse zender CBS, en begon voor zichzelf. Rosenblum kocht een kleine camera en ging als camjo filmen in het

14 Michael Rosenblum, Video Journalism: The Digital Revolution, (Uni-media, Berlin: 2004)

36, 57.

15 Vivien Morgan, Practising Videojournalism. (Routledge, London: 2008), 36. 16

Ibid, 1.

(10)

10

Midden-Oosten. De beelden die hij schoot, verkocht hij vervolgens voor veel geld aan verschillende Amerikaanse televisiestations.18

Gestimuleerd door zijn eigen succes, besloot Rosenblum professioneel camjo-trainer te worden. Inmiddels is hij ingehuurd door verschillende stations om ook bij hen de camjo-methode in te voeren. Op zijn CV staan verschillende Amerikaanse projecten: zo trainde hij de video-tak van The New York Times, en twee grote regionale zenders: KRON (San Fransisco), en WKRN (Nashville). Toch heeft hij de meeste camjo-trainingen in Europa gegeven, zo trainde hij camjo‟s in België, Duitsland, Zwitserland, Engeland en Nederland. In Engeland trainde Rosenblum 600 camjo‟s voor de regionale tak van de BBC. 19 In Nederland hebben onder meer RTV Utrecht en ROOS gebruik gemaakt van zijn trainingsmethode. Rosenblum is dus erg gewild, maar wat leert hij zijn studenten?

Michael Rosenblum ziet veel potentie in camerajournalistiek, en hij denkt dat steeds meer omroepen, online nieuwsaanbieders, èn burgers in de toekomst met camerajournalistiek zullen gaan werken. Het boek dat hij over camerajournalistiek heeft geschreven, draagt ook niet voor niets de titel Video Journalism, The Digital Revolution. Om zijn titel kracht bij te zetten maakt Rosenblum tot twee keer toe de vergelijking met de revolutionaire opkomst van gedrukte tekst.

De uitvinding van de drukpers door Gutenberg in het midden van de 15e eeuw heeft volgens Rosenblum veel overeenkomsten met de voortschrijdende video-technologie. De drukpers heeft het maken en vermenigvuldigen van tekst voor velen beschikbaar gemaakt. Historici zijn het er onderling wel over eens dat deze uitvinding een enorme uitwerking had op de samenleving. Zo konden burgers in de 17e en 18e eeuw zich door middel van gedrukte pamfletten beter verenigen.

Rosenblum vergelijkt de drukpers van Gutenberg met de uitvinding van goedkope handzame camera‟s en betaalbare edit-programma‟s. Hij maakt deze vergelijking omdat de 21e

eeuw volgens hem het tijdperk is van video en niet van tekst.20 De productie en distributie van video was tot 20 jaar geleden voorbehouden aan televisiestations. Rosenblum hoopt dat met de huidige technologische vernieuwingen (internet, DV-camera‟s, betaalbare edit-software) televisie maken voor alle burgers mogelijk wordt.21

Verder ziet Rosenblum, naast de vergelijking met de Gutenberg-drukpers, een andere overeenkomst tussen tekst en beeld. Tekst werd volgens Rosenblum in beginsel gebruikt voor het registreren van informatie en gebeurtenissen, maar heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot poëzie en de literatuur. Een verschuiving van feiten en gebeurtenissen naar gevoelens en emotie dus. Rosenblum denkt dat camerajournalistiek eenzelfde verandering teweeg kan brengen. De Amerikaan

18 Michael Rosenblum “Videojournalism: The Birth of a new Medium.” The International

Journal on Grey literature (March 2000), 141.

19James Careless “Video Journalists : More Crews, More Coverage, More Ratings”, Television Broadcast, 31

Oktober 2005.

http://www.televisionbroadcast.com/content/Cover_Story/Video_Journalists_br_More_Crews_More_Coverage_ More_1091.shtml

20

Rosenblum, Video Journalism: The Digital Revolution, 135.

(11)

11

denkt dus dat de camjo-methode (nog) meer betrokkenheid en emotie in de televisiejournalistiek kan brengen.22

Deze toenemende betrokkenheid door middel van camerajournalistiek is in dit onderzoek erg bruikbaar, bij RTV Utrecht wordt deze theorie ook aangehangen. Het idee dat steeds meer burgers, als camjo, journalistiek gaan bedrijven is ook een interessante suggestie, maar minder relevant voor dit onderzoek. Rosenblum ziet in camerajournalistiek dus een compleet andere vorm van televisiejournalistiek dan de conventionele benadering van het televisienieuws. Hij ziet in zijn „bootcamp‟ (training van camjo‟s) dan ook liever ongetrainde verslaggevers dan ervaren televisiemakers.

“Experience has shown that those with less formal training; adapt to the new grammar and language [of videojournalism] much faster than those who have already been corrupted with old, bad habits. If you

have, by some misfortune, worked in the TV industry, the first thing I want you to do is to forget everything you know. Because whatever you have learned will only be wrong.”23

In dit onderzoek is het interessant om te kijken of RTV Utrecht echt een andere aanpak hanteren dan Omroep Flevoland. Omroep Flevoland werkt namelijk nog wel voornamelijk met deze oude denkwijze van televisie maken.

Een ander voordeel van camerajournalistiek vindt Rosenblum dat camjo‟s, in tegenstelling tot conventionele verslaggevers, mogen falen. De capaciteit van een televisieredactie met camerajournalisten is volgens hem namelijk vele malen groter dan een met een conventionele samenstelling. Met deze extra capaciteit kan een camjo-redactie dus meer verhalen maken en heeft de eindredacteur meer keus in zijn nieuwsaanbod. Omdat niet alle items de uitzending halen zijn verslaggevers ook eerder geneigd om risico‟s te nemen, en hebben ze de mogelijkheid om met innovatieve ideeën te komen. Uiteindelijk zal dit de journalistieke kwaliteit alleen maar ten goede komen, aldus Rosenblum.24 In zijn advies aan de regionale omroepen benadrukt Rutten hetzelfde, hij denkt dat er met camerajournalisten „meer materiaal geschoten kan worden en de omroep kan daardoor in meer delen van de regio aanwezig zijn en daardoor een betere regionale coverage realiseren.‟25

Tot op heden is nog niet erg veel geschreven over camerajournalistiek, in online publicaties is onder „Videojournalism‟ (de engelse term voor camerajournalistiek) weinig te vinden. Er zijn wel enkele afstudeerscripties over camerajournalistiek geschreven, waaronder een van Gregor Thorand. Voor zijn afstudeerscriptie interviewde hij verschillende camjo-adepten in de Verenigde Staten

22 Rosenblum Video Journalism: The Digital Revolution, 43. 23 Ibid, 59.

24 Michael Rosenblum “Freedon to Fail,” 6 Juli 2007

http://rosenblumtv.wordpress.com/2007/07/06/freedom-to-fail/

(12)

12

waaronder Rosenblum. Thorand kwam in zijn scriptie tot de volgende voor- en nadelen van camerajournalistiek.

Verschillen tussen camjo en ENG-team26

De tabel van Thorand biedt duidelijke handvatten voor het maken van een vergelijking tussen de televisietak van Omroep Flevoland (ENG) en RTV Utrecht (camjo). In het etnografische onderzoek komen dan ook enkele voorbeelden langs die goed op deze tabel aansluiten.

Na een jaar is Rosenblum bij RTV Utrecht afgelost door camjo-trainer Geert Verdickt. Hij onderwijst de camjo‟s in spé bij RTV Utrecht en Omroep Flevoland (hij geeft nu ook cursussen bij deze omroep) onder meer het volgende:

De laagdrempeligheid, het contact tussen journalist en gesprekspartner, de vrijheid tijdens de montage [...] met een traditionele ploeg is het moeilijk om een doorleefd verhaal te brengen. Een [camjo] heeft elke

stap van de videoproductie zelf in handen. Logisch dus dat het productieproces veel meer persoonlijke accenten toelaat. Dat zorgt voor een intrigerend eindresultaat zonder compromissen.27

Verdickt benadrukt in zijn aanpak ook de persoonlijke vorm die volgens hem bij camerajournalistiek hoort. In zijn visie op camerajournalistiek heeft Verdickt veel raakvlakken met Rosenblum. De uiteindelijke keuze voor Verdickt in plaats van Rosenblum was uiteindelijk een technische, zoals in het vervolg van dit onderzoek zal blijken.

26 Gregor Thorand, “Development of Guidelines for Successfully Applying Video Journalism to Local

and Regional Newsrooms” Afstudeerscriptie Fachhochschule Wiesbaden Fachbereich Design, Informatik und Medien, http://www.kliebhan.de/vj/Diplomarbeit_Gregor_Thorand.pdf [pdf] bezocht op: 10-11-2008

27 Geert Verdickt, “Voorpagina website” http://www.woordbeeld.be/woordbeeld.php, bezocht op 15-3-2008. Camjo in het voordeel ENG-team in het voordeel

Verhalen in afgelegen gebieden Buitenlandse verhalen

Lange opnames

Situaties met moeilijke toegang Authentieke verhalen

Intieme verhalen

Verhalen waarvan onzeker is of ze de uitzending halen

Situaties waarin geconcurreerd moet worden met andere journalisten

Live opnames

Situaties met moeilijk op te nemen geluid

Gevaarlijke situaties

Belangrijke hard nieuwsverhalen Situaties met moeilijk licht

(13)

13

1.4 Noodzaak van convergentie en camjo‟s.

Het is duidelijk dat omroepen wereldwijd volop investeren in mediaconvergentie en camerajournalistiek, maar waarom is het eigenlijk nodig?

Aviles en Garcia benadrukken dat de technologie de basis vormt van mediaconvergentie. De meeste omroepen hebben tegenwoordig de beschikking over gedigitaliseerde audio en video. In deze vorm is journalistieke content gemakkelijk over verschillende platformen binnen hetzelfde bedrijf te verspreiden. Dit gegeven leidt op zichzelf nog niet tot mediaconvergentie, maar geeft omroepbedrijven wel de gelegenheid om mediaconvergent te gaan werken.28

De reden waarom omroepen daadwerkelijk tot convergentie overgaan is tweeledig: Ten eerste moeten omroepen inspelen op de veranderende vraag van de nieuwsconsument (journalistieke/professionele reden). Ten tweede zetten mediabedrijven convergentie in om efficiënter te gaan werken (economische reden).

1.4.1. Veranderende vraag

Jan Bierhoff, van het MUDIA-project29, zag in 2002 al dat het nieuwspubliek gefragmenteerd raakte. Het concept van nieuws werd hierdoor volgens hem ook meer servicegeoriënteerd, meer gepersonaliseerd en minder institutioneel. Vroeger was het zo dat men ‟s ochtends de krant las, op weg naar het werk in de auto naar de radio luisterde, en ‟s avonds na het werk op het journaal de gebeurtenissen van de dag bekeek. De meeste consumenten hebben in 2009 helemaal geen zin meer om tot het 8-uur journaal te wachten om te zien wat er gebeurt in de wereld, ze checken liever een paar keer per dag nu.nl. Of ze kijken op GeenStijl als ze van een wat rechtser geluid houden. Nieuwsconsumenten kunnen zich daarnaast ook (gratis) abonneren op een paar RSS- of Twitter-feeds die ze interessant vinden.

Consumenten kiezen tegenwoordig zelf het nieuws dat voor hen relevant is. Zo stellen ze hun eigen journaal of krant samen. Sites als nu.nl en GeenStijl zijn geen onderdeel van een krant of omroep maar nieuwe spelers op de nieuwsmarkt. Het is voor kranten en omroepen dus een enorme uitdaging om (online en offline) een publiek aan hen te blijven binden. Het verbeteren van de website is voor traditionele media-organisaties dus een logische stap om grip te houden op een gefragmenteerd publiek.30 Naast het samengaan van de bestaande newsrooms, houdt convergentie voor sommige omroepen dus ook echt iets nieuws in. De investering in nieuwe media betekent in

28

Aviles en Garcia, “Integrated and cross-media convergence,” 222.

29 In 2002 werd er op Europees niveau een onderzoek gedaan naar de multimedialiteit van omroepen en kranten.

Voor dit MUDIA-(Multimedia Content in the Digital Age) onderzoek werden verschillende media uit Engeland, Spanje, Zweden en Frankrijk op de mate van mediaconvergentie getoetst.

30

(14)

14

sommige gevallen echt een nieuwe vorm van verslaggeving. Zo hebben audiovisuele organisaties als CNN en MSNBC een zeer uitgebreide website voor het nieuws die ook wordt gevuld door schrijvende journalisten.

Door de versplintering van het publiek moet de regionale omroep volgens Rutten vraaggerichter te werk gaan. “De mediaconsument staat centraler dan ooit omdat haar of zijn reacties en gedrag succes en falen op de mediamarkt bepaalt.” Daarom is het volgens hem essentieel voor de regionale omroep om te zoeken naar nieuwe manieren om de „consument te bereiken en te bedienen, terwijl de mediagebruiker zelf onvoorspelbaarder en ongrijpbaarder is geworden.‟ 31

De toekomst van regionale media ligt daarom vooral in nieuwe media. Online berichtgeving combineert de verslaggeving voor radio en televisie met tekst. Radio en televisie is vluchtig en onmiddellijk, maar ook redelijk oppervlakkig. Hier ligt dus ruimte voor de website van een zender. Internet kan meer duiding geven met tekst, daarnaast heeft internet een mogelijkheid tot archief, mensen kunnen naar hartenlust op een goed gevulde website rondstruinen.32 Marcel Broersma, hoogleraar aan de RuG zegt het in zijn oratie als volgt: “Waar televisie heel mooi het verdriet van de failliete winkelier in beeld kan brengen, kan zij veel moeilijker uitleggen wat een subprime hypotheek is en in hoeverre de kredietcrisis is terug te voeren op dit financiële product zonder bijsluiter.” 33

Door nieuwe media krijgen omroepen dus de mogelijkheid om de ratio van de krant met de emotie van televisie en radio te mengen.34 Deze vermenging komt volgens Broersma nog weinig voor in de traditionele journalistiek, maar internet biedt volgens hem ook „een uitgelezen kans om nieuwsverhalen gelaagd en multimediaal te vertellen.‟35

De opkomst van het internet betekent volgens onderzoekers niet dat traditionele media als televisie en krant zullen verdwijnen. De Sola Pool voorspelde in 1983 het samengaan van de verschillende media in één groot medium, maar hiervan lijkt vooralsnog geen sprake.36 In 2005 stelt de WRR dat het niet zo‟n enorme vaart zal lopen met de convergentie van media. Volgens de WRR wordt te snel gesproken van een trendbreuk, als men oude en nieuwe media met elkaar vergelijkt, nieuwe media zijn wat dat betreft geen vervanger van oude media deze twee bestaan juist naast elkaar.

“Al vóór de opkomst van de nieuwe media was sprake van een verruiming van de vrijheid en eigen inbreng van de consument. Bovendien is het reëler te stellen dat oudere en nieuwe ontwikkelingen naast

elkaar bestaan en eerder complementair zijn dan elkanders substituut. De klassieke televisie als massamedium en de nieuwe media waarbij het individu zijn eigen werkelijkheid, ervaring en beleving

kan creëren, functioneren naast elkaar en hebben een eigen maatschappelijke betekenis..”

31 Rutten, De toekomst van de regionale omroep, 35. 32Quinn, “Convergence‟s Fundamental Questions

,” 5.

33Marcel Broersma, “De onthechte nieuwsconsument”, oratie uitgesproken op 17 Maart 2009 34 Quinn, Convergent Journalism, an introduction, writing and producing across media, 148. 35

Broersma, “De onthechte nieuwsconsument”

(15)

15

De rol van radio, televisie en krant verandert volgens de WRR dus niet enorm in de komende jaren. Het adviesorgaan van de regering geeft wel aan dat nieuwe media een steeds prominentere rol zullen gaan spelen. Maar dit betekent niet dat internet op korte termijn krant en televisie zal overheersen als het meest dominante medium.

Behalve het zenden van informatie, heeft internet als medium ook nog een interactieve kwaliteit. De auteurs van het artikel We Media gaan nog een stap verder, zo zou volgens de schrijvers van dit artikel een omroep door burgerjournalistieke initiatieven nog beter verslag kunnen doen, zo kan de nieuwsagenda bijvoorbeeld gezamenlijk bepaald worden. 37 Volgens Quinn maakt burgerjournalistiek dan ook deel uit van mediaconvergentie.38 Bij RTV Utrecht doen ze hier aan mee met het initiatief Unieuws.nl dat inwoners van Utrecht de mogelijk geeft om hun eigen nieuws te publiceren.

1.4.2. Efficiency

Naast een journalistiek-inhoudelijke functie hebben convergentie en camjo‟s ook een simpeler reden, namelijk kosten besparen. Het samenvoegen van redacties biedt omroepen de gelegenheid om flink te besparen. Deze kostenbesparende factor is voor camerajournalistiek en mediaconvergentie in de Verenigde Staten nog een zwaarder wegend element dan in Nederland. Het merendeel van de Amerikaanse omroepen is commercieel en moet zichzelf dus bedruipen.

Quinn vindt convergentie door efficiency geen goed idee, convergentie kost volgens hem veel geld aan techniek en scholing. Convergentie kan volgens Quinn weliswaar op termijn financiële voordelen opleveren, maar hierdoor bestaat volgens hem ook de hardnekkige mythe dat mediaconvergentie direct tot kostenbesparingen leidt. Een organisatie met multimediale verslaggevers kan volgens omroepbazen bezuinigen op het aantal verslaggevers, omdat deze efficiënter werken. Dit is volgens Quinn niet het geval, en zo denkt professor James Gentry er ook over, volgens hem „kost convergentie altijd meer dan men denkt, duurt het altijd langer dan men denkt en blijkt het in de praktijk lastiger dan menigeen denkt.‟39

Mike Glaser, redacteur van Online Journalism Review, vreest dat de kostenbesparingen die camjo‟s en mediaconvergentie opleveren onterecht zullen leiden tot extra ontslagen. Hierdoor zal het aantal verslaggevers worden teruggeschroefd en neemt de kwaliteit volgens hem af. Tegenstanders van camerajournalistiek en mediaconvergentie denken ook dat het moeilijk te controleren is wat het management van een omroep nu precies wil beogen met mediaconvergentie, hebben de beleidsmakers een economisch of een journalistieke motief? Het wantrouwen jegens het management is een

37 Shayne Bowman en Chris Willes, “We Media, How audiences are shaping the future of news and

information,” 7.

38

Quinn, Convergent Journalism, an introduction, writing and producing across media, 150.

(16)

16

terugkerend thema op de journalistieke fora, omroepbazen zouden alleen maar geïnteresseerd zijn in het drukken van de kosten en niet zozeer in journalistieke kwaliteit.

In dit onderzoek zal worden onderzocht wat voor RTV Utrecht en Omroep Flevoland de belangrijkste motivatie achter mediaconvergentie is. Is mediaconvergentie voor hen een noodzakelijke besparing of een nieuwe vorm van journalistiek? En op welke manier wordt er gebruik gemaakt van de kracht van online berichtgeving? Niet veranderen is geen optie voor de omroepen, het publiek raakt immers steeds meer gefragmenteerd. Investeren in nieuwe media kan volgens het WRR-rapport en Broersma een extra laag aan de verslaggeving toevoegen. RTV Utrecht en Omroep Flevoland kunnen met het ontwikkelen van online verslaggeving nog sterker de concurrentie aangaan met de regionale dagbladen in Flevoland en Utrecht. Wat nieuwe media betreft is er dus geen sprake van een kostenbesparing. Er moet immers meer journalistieke output geproduceerd worden. Een mediaconvergente besparing zou bijvoorbeeld een fusie tussen RTV Utrecht en het AD/Utrechts Nieuwsblad kunnen zijn, maar dit is vooralsnog bij wet verboden.

Convergentie van de radio- en televisie-redacties en de invoering van camerajournalistiek kunnen op termijn kostenbesparend werken voor een omroep. Met de nadruk op termijn, er moet bij het convergent maken van een nieuwsorganisatie namelijk veel geïnvesteerd worden in techniek en scholing. Critici zien in deze efficiëntie-slag een verschraling van de kwaliteit; specialisatie wordt immers steeds lastiger in een mediaconvergente omgeving. Bij deze kritiek wordt vaak het “jack of all trades, master of none” argument gebruikt. 40

Vrij vertaald betekent dit dat de multimediaverslaggever van alles een beetje kan, maar nergens echt goed in is. Hetzelfde argument gaat op voor de camerajournalist, die zou volgens critici het nieuws ook nooit zo goed in beeld kunnen brengen als een cameraploeg.

1.5 Mediaconvergentie bij de regionale omroep

In veel gepubliceerde onderzoeken over mediaconvergentie staat de krant centraal. Kranten hebben, nog meer dan omroepen, last van een terugloop in publiek. Mediaconvergentie biedt geschreven media de mogelijkheid om steeds meer inhoud op internet kwijt te kunnen. Bovendien biedt internet de mogelijkheid om video te maken en te tonen op de eigen website. Voorbeelden van landelijke initiatieven zijn Parool TV, Volkskrant TV en NRC.tv, maar ook op regionaal niveau wordt hiermee geëxperimenteerd (bijvoorbeeld: Dagblad van het Noorden, De Stentor, AD/Utrechts Nieuwsblad). De video-content voor deze websites wordt voornamelijk gemaakt door camjo‟s. De kranten kiezen voor camjo‟s omdat deze relatief goedkoop zijn, ze hebben immers niet de uitgebreide faciliteiten die een omroep wel heeft.

40

(17)

17

De website is ook een belangrijk onderdeel voor convergerende omroepen. Op de nieuwswebsite komen immers radio, televisie en tekst samen. Uit een onderzoek van Bob Papper in 2007 bij verschillende lokale Amerikaanse omroepen bleek dat 61 procent van de verslaggevers ook inhoud leverde voor de website. Die bestond voornamelijk uit het schrijven van teksten, het beantwoorden van kijkersvragen en het plaatsen van niet uitgezonden materiaal op het net. Niet een van de 700 televisieverslaggevers in het onderzoek gaf aan exclusief materiaal voor het internet te maken.41

Uit hetzelfde onderzoek uit 2007 bleek dat slechts 20% van de nieuwsredacties in grotere markten zich met convergentie bezighielden. Bij kleinere organisaties lag het percentage dat convergent werkte twee maal zo hoog, maar liefst 40% van de medewerkers produceerde bij deze kleine lokale omroepen ook voor het web of voor andere media.42 Papper geeft geen verklaring voor dit verschil.

De kleine regionale omroepen in Nederland moet tot op heden de initiatieven op internet zonder overheidssubsidie bekostigen, dit gaat volgens critici ten koste van de kwaliteit. Volgens de onderzoekers Bardoel en d‟Haenens moet het niveau van de websites van de Nederlandse publieke omroepen omhoog.

“Often public broadcasters‟ internet presence continues to be the result of „shovelwaring‟ already existing content to a new platform. Internet presence is still considered a byproduct

of the efforts put in broadcasting rather than the result of a deliberate strategy to serve distinctive target groups with a cross-media supply.”43

In het onderzoek zal dus ook gekeken worden in hoeverre er speciaal content voor de website ontwikkeld wordt, en of er een strategie bestaat die inspeelt op de kracht van nieuwe media.

Het artikel van Bardoel en d‟Haenens is ook een indirect advies aan de overheid om publieke omroepen te subsidiëren voor online initiatieven. De publieke kanalen bewaken volgens de auteurs namelijk ook cultureel gedachtegoed dat op zoveel mogelijk manieren moet worden uitgedragen om zoveel mogelijk kijkers te bereiken.44 Wim Kramer, hoofdredacteur bij RTV Utrecht, heeft al eerder te kennen te geven dat de overheid nog niet veel geeft om nieuwe media bij de regionalen. Zo kreeg de omroep in 2005 geen euro subsidie voor de burgerjournalistieke site Unieuws.nl. 45

De regionale omroepen zijn uitgebreid geadviseerd over de noodzaak van mediaconvergentie. Paul Rutten schreef in opdracht van ROOS twee lijvige adviezen voor de Nederlandse regionale omroep. Rutten gaf in zijn rapport de toekomst van de regionale omroep uit 2006 al aan dat „de

41

Laura Smith et. al, “Convergence Concerns in Local Television”, Journal of Broadcasting & Electronic Media December 2007, 562.

42 Ibid, 556.

43 Bardoel en d‟Haenens, Public Service Broadcasting in Converging Media Modalities, Convergence 2008; 355. 44

Ibid, 358-359

(18)

18

redactionele structuur van de omroep gericht moet zijn op crossmediale producties.‟ Rutten beweert dat door de toenemende digitalisering van de media de nadruk steeds meer op multimediaal werken komt te liggen. Crossmediale scholing van de journalisten op de werkvloer is volgens Rutten dan ook een vereiste.46 Rutten richt zich twee jaar later, in het rapport Kracht in de Regio, direct tot het management van de regionale omroepen. De beleidsmakers moeten volgens hem een crossmediale aanpak hanteren zodat „regionale omroepen zoveel mogelijk mensen bereiken via televisie, radio en internet en ze een belangrijke positie in het medialandschap kunnen behouden en uitbouwen.‟47 Voor het onderzoek is het dus goed om te kijken hoe de redactiestructuur van Omroep Flevoland en RTV Utrecht de productie voor drie verschillende media faciliteert en of de kwaliteit van sommige media misschien lijdt onder mediaconvergentie.

Mediaconvergentie bij regionale omroepen is volgens Quinn relatief makkelijk. Moeilijkheden treden volgens hem vooral op als twee compleet verschillende nieuwsorganisaties proberen samen te werken, bijvoorbeeld een krant en een TV-zender.48 In het geval van Omroep Flevoland en RTV Utrecht is de convergentie tussen radio en televisie al een tijd aan de gang. Bovendien zijn de onderlinge verschillen tussen deze audiovisuele media minder groot dan tussen pers en internetvideo (een andere veel voorkomende combinatie).

Verder hebben de regionale omroepen ook nog een voordeel ten opzichte van landelijke omroepen. De auteurs van het MUDIA-rapport is opgevallen dat convergentie moeilijk is door te voeren bij leidende multimedia-bedrijven en makkelijker voor kleine regionale en niche-mediabedrijven. In het scenario van een groot multimediabedrijf, met takken op radio televisie en internet kunnen eerder problemen optreden dan bij een kleine mediaonderneming. Een grote organisatie heeft te maken met agressieve concurrentie van buiten. Daarnaast is de staf verdeeld in verschillende (gespecialiseerde) kampen. Deze bestrijden elkaar onderling ook weer. Hieronder een rijtje met moeilijkheden waar vooral grote landelijke omroepen tegenaan lopen.

Complicaties voor een landelijke media-organisatie bij convergentie: Angst voor teruglopende kwaliteit.

Angst om de geloofwaardigheid kwijt te raken,

Sterke weerstand vanuit de redactie tegen verandering, de verslaggevers zijn vaak ervaren rotten die een bepaalde specialisatie hebben .

Multimediale ondernemingen zijn wijdverspreid en leunen op initiatieven van individuele verslaggevers, met matige resultaten als gevolg.

46 Rutten, De toekomst van de regionale omroep, 76.

47 Rutten, Paul. Kracht in de regio, rapport in opdracht van IPO (Inter-provinciaal overleg) en ROOS (Regionale

Omroep Overleg en Samenwerking), Hilversum 2008, 7.

(19)

19

De (kleine) regionale omroep daarentegen heeft volgens de onderzoekers juist een voordeel bij het convergent maken van de organisatie. Deze zijn in de regel efficiënter in de kosten. Volgens Gil Thelen, hoofdredacteur van de Amerikaanse krant de Tampa Tribune, zijn multimedia-vaardigheden vooral essentieel in newsrooms in een kleine markt. Hoe groter een mediabedrijf is, hoe meer gespecialiseerd de medewerkers zijn.49 Door het gebrek aan specialisatie zijn de medewerkers in een regionale onderneming flexibeler, en zijn de verschillende media makkelijker met elkaar te integreren. Daarnaast zijn er lagere trainingskosten.

Voordelen voor een regionale organisatie bij convergentie:

Minder arrogante staf, de journalisten zijn jonger en staan meer open voor nieuwe experimenten om zichtbaarheid en prestige te verhogen.

De verschillende afdelingen zitten vaak in hetzelfde gebouw, dit vergemakkelijkt de convergentie van de verschillende afdelingen.

Managers van regionale omroepen zijn flexibeler en ze hebben een moderne visie. De drang om te overleven wint het van de angst voor de toekomst.50

Een (kleine) regionale omroep heeft met de convergentie van media een voorsprong op een grote landelijke omroep als de NOS. Er is minder weerstand vanuit de redactie en het management heeft hierdoor meer slagkracht. De camjo-methode is daarom zeer geschikt voor de regionale Nederlandse televisie, maar zal bij binnenlandse producties van de NOS niet snel ingevoerd worden.

49 Quinn, Convergent Journalism, an introduction, writing and producing across media, 154. 50

(20)

20

Hoofdstuk 2. Mediaconvergentie in dit onderzoek

Het succes en de struikelblokken van mediaconvergentie bij Omroep Flevoland en RTV Utrecht wil ik in deze scriptie in kaart brengen door een sociologische benadering, namelijk een etnografische studie. Met andere woorden, het interviewen van journalisten en het observeren van de nieuwsproductie op de nieuwsvloer.

2.1 Convergentie en het onderzoek

De laatste drie vormen die Gordon beschrijft zijn het belangrijkst voor dit onderzoek; de structuur, de nieuwsgaring en de presentatie. Convergentie van eigendom en tactiek zouden relevant geweest zijn als er samenwerkingsverbanden bestonden tussen de omroepen en een regionale krant. In Nederland blijkt dit wettelijk een lastige constructie, kranten zijn commercieel en de regionale omroep moet het vooral hebben van publiek geld. RTV Utrecht heeft in het verleden wel met het AD/Utrechts Nieuwsblad samengewerkt voor de burgerjournalistieke website Unieuws.nl maar verder heeft deze samenwerking nog geen vorm gekregen. Toch gaan er wel steeds vaker stemmen op voor convergentie van eigendom. Zowel de regionale krant als de regionale omroep moet met beperkte middelen een journalistiek hoogwaardig aanbod produceren. Zo wilde RTV Oost onlangs een samenwerkingsverband met De Stentor aangaan om journalistieke kwaliteit in Overijssel te waarborgen. Dit is echter (tot op heden) bij wet verboden.51

Het is wèl interessant om beter naar de structuren van de nieuwsredacties van RTV Utrecht en Omroep Flevoland te kijken. Mediaconvergentie heeft namelijk een grote impact op de samenstelling van de omroepbedrijven. Zoals hierboven aangegeven waren veel radio- en televisieredacties van de Nederlandse regionale omroepen in 2006 met elkaar geïntegreerd. Radio en televisie zijn echter twee zeer verschillende disciplines, met andere deadlines, gebruiken en conventies. Convergentie is dus niet alleen een technologische, maar ook een sociale verandering op de redactie..52

Op het gebied van nieuwsgaring verandert een mediaconvergente omroep ook. Volledige mediaconvergentie gaat verder dan simpele samenwerking tussen radio en televisie. Quinn denkt dat er in een volledig mediaconvergente nieuwsorganisatie tijdens de redactievergadering ‟s ochtends al gekozen moet worden voor het geschikte medium bij het juiste verhaal. Bij groot nieuws zou het aantal multimedia-redacteuren toe moeten nemen, er moet juist dan immers op verschillende manieren verslag worden gedaan. 53 Onderzocht zal worden of er bij RTV Utrecht en Omroep

51Annette Toonen, “Omroep in regio zoekt kranten op,” NRC Handelsblad, 9-1-2009. 52

Chris Patterson en David Domingo, Making Online News, 1.

(21)

21

Flevoland een dergelijke afweging wordt gemaakt in de ochtend en hoe de integratie van radio en televisie is verlopen.

De camjo is niet per se een multimediale redacteur, maar eerder een all-round televisiemaker. Camjo‟s zijn vanaf 2007 de vaste televisieverslaggevers bij RTV Utrecht. Bij Omroep Flevoland worden camjo‟s mondjesmaat ingezet. De camerajournalist zorgt niet per se voor berichtgeving voor verschillende media maar is op een andere manier convergent bezig. De camjo vervangt in zijn eentje immers de cameraman, editor en verslaggever.

Tenslotte is de convergentie van presentatie ook van belang om te onderzoeken, vooral de presentatie op internet. Onderzoekers van convergentie zien dat een goede multimediale presentatie van belangrijk nieuws zeer veel consumenten trekt. Bij de Olympische Spelen of de aanslagen van 11 September zocht de nieuwsconsument massaal zijn weg naar audio, video, foto‟s en flashanimaties.54 Onderzocht zal worden of de redacties in de afgelopen jaren (vooral bij groot nieuws) extra multimediale producties hebben gemaakt.

2.2 Modellen van mediaconvergentie:

Hierboven zijn verschillende elementen van multimediaal werken benoemd, maar hoe meet je hoe ver de omroepen qua mediaconvergentie zijn? In 2002 werd er op Europees niveau een onderzoek gedaan naar de multimedialiteit van omroepen en kranten. Voor dit MUDIA-(Multimedia Content in the Digital Age) onderzoek werden verschillende media uit Engeland, Spanje, Zweden en Frankrijk op de mate van mediaconvergentie getoetst. Het niveau van convergentie werd met het Stepping Stones model van onderzoekster Ruth de Aquino getest.55 Zij gaf met de hoeveelheid graden aan in hoeverre de convergentie geslaagd was. Nul graden betekent totaal geen mediaconvergent initiatief, en 360 graden een volledig convergente onderneming. Kanttekening bij de bruikbaarheid van het model is dat het is ontwikkeld door een onderzoeker met een krantenachtergrond. De punten in het model gelden dan ook het sterkst voor de krant. De geschreven pers is van zichzelf namelijk minder multimediaal dan een omroep die sowieso al een geschreven (teletekst) en een audiovisuele (radio en/of televisie) manier van produceren kent.

2.2.1 Stepping Stones Model

90-graden integratie:

- Passieve integratie, geen daadwerkelijke strategie

54 Jan Bierhoff en Martha Stone “The State of Multimedia Newsrooms in Europe,” 8. 55

(22)

22

- Veranderingen worden langzaam toegepast

- Geen daadwerkelijke toezeggingen om integratie te onderzoeken of om dit op management niveau en financieel niveau te ontwikkelen

- Het is voor journalisten toegestaan om op eigen initiatief integratie tactieken toe te passen, zonder of met een klein beetje steun van het management

- Er is sprake van enige crosspromotie tussen de mediaplatformen

- Misschien dat een reporter van de geschreven pers eens samenwerkt met een televisieverslaggever voor een groot journalistiek verhaal

- Misschien dat er eens een gelegenheid is waarbij een deal wordt gesloten met de lokale tv. Videomateriaal van een belangrijk evenement kan worden vrijgegeven aan een lokale nieuws website

- Misschien maakt de verkoopafdeling deals met klanten die vragen om een multimediapakket voor advertenties (tegelijkertijd adverteren op radio, tv en in de krant)

- Regels binnen het bedrijf kunnen integratie uitsluiten of kunnen integratie langzaamaan verder ontwikkelen

180-graden integratie:

- Het management raakt betrokken bij het integratieproces, maar nog steeds zonder een gedefinieerde strategie, vastgesteld budget, tijdschema en/of trainingsproces

- Beperkte toezeggingen van het management voor onderzoek en ontwikkeling van convergentie - Managers beginnen multimediastrategieën te ontwikkelen en journalisten gaan door met het ontwikkelen van multimediale verhalen, de verkoopafdeling ontwikkelt multimediale

verkoopstructuren en de techniek wordt gebruikt voor een betere integratie van het bedrijf, de platformen, het gegevensbestand en research

- Multimediapresentaties staan de op de planning, bijvoorbeeld voor grote gebeurtenissen als de oorlog in Afghanistan, de Olympische Spelen en het WK voetbal

- Multimediaredacteuren worden aangenomen en ondersteunen vergaderingen tussen verschillende platformen

- Journalisten leren hoe ze moeten werken met multimediale nieuwstechnieken. Er is enige training mogelijk om deze multimediale vaardigheden te verbeteren

- Er worden pogingen gedaan om platformen te laten integreren; in één newsroom of met afdelingen onderling die de communicatie willen verbeteren

270-graden integratie:

- Er staat een multimediastrategie op papier

- Er is een hoofd multimedia (op het niveau van leidinggevenden, of iemand die tenminste de beschikking heeft over het budget en management) aangesteld die het multimedia proces coördineert

(23)

23

- De verkoopafdeling traint multimedia teams en verkoopt crossmediale advertentie pakketten.

- De techniek maakt journalistieke multimediale producties mogelijk, betere communicatie tussen medewerkers binnen de organisatie en distributie van content tussen media onderling zonder tussenkomst van mensen

- Er is sprake van een fysieke integratie van mediaplatformen en personeel

- Multimedia nieuws verhalen krijgen prioriteit, dat begint met het vooruitplannen in plaats van het achteraf bedenken van deze verhalen

- Verhalen bestaan uit video, audio, flash, draadloos, polls, chat, fotogalerieën, email

mogelijkheden en meer. Verhalen worden aangevuld en blijven up-to-date wanneer deze zich ontwikkelen

- Communicatie tussen afdelingen onderling worden ondersteund met intranet, emails, vergaderingen, telefoonverkeer, nieuwsbrieven, etc. om de multimedia content te bevorderen - Dezelfde ethische en tactische verwachtingen van alle journalisten, ondanks de oorspronkelijke afkomst van een mediaplatform van de journalist

- Multimedia participatie is opgenomen in de beschrijvingen van de werkzaamheden van Medewerkers.

360-graden integratie:

- Een naadloze multimedia organisatie

- Journalisten leren niet over multimediale journalistiek, ze zijn zelf het levende voorbeeld - Mediabedrijven zijn getransformeerd in multimedia informatie machines

- Er is een hoofd multimedia die de leiding heeft over het multimediabeleid en de uitvoering daarvan

- Volledige toezegging voor doorlopende trainingen die men nodig heeft voor het gebruik van de apparatuur, de software en journalistieke producties

- Journalistieke producties worden gepland, verkregen en verteld in alle media die daarvoor geschikt zijn (tekst, video, audio, flash animatie en foto‟s)

- Multimediaparticipatie is opgenomen in de beschrijvingen van de werkzaamheden van medewerkers, soms staat hier zelfs een financiële bonus tegenover

- Beslissingen rondom nieuwsverhalen vloeien voort uit een multimediale visie - Newsrooms zijn volledig geïntegreerd

- Nieuwspresentaties zijn vooruit gepland, worden online gepresenteerd in een geïntegreerde stijl en worden op diverse media gepromoot (cross-promotie)

- Geen media onderscheidingen tussen journalisten onderling (ik ben van televisie, jij van radio)

(24)

24

De BBC scoorde goed in het onderzoek. De omroep investeerde volop in nieuwe media. Daarnaast bracht de BBC radio en televisie al in 1989 samen, ruim tien jaar eerder dan de omroepen die ik onderzoek. De journalisten bij de BBC werkten in 2002 al zeer multimediaal sommigen schreven, produceerden en waren daarnaast ook al als camerajournalist actief. Uit het MUDIA-onderzoek bleek ook dat de BBC daarnaast de meest ontwikkelde online tak had van alle onderzochte nieuwsorganisaties. Alleen het aantal FTE dat in de website zat was in 2002 al veel hoger dan bij welke andere omroep of krant in Europa dan ook. 56

In 2008 is BBC Interactive (de online tak van BBC) nog veel groter geworden. Toch is er volgens Pete Clifton, hoofdredacteur van BBC Interactive, op de website nog wel ruimte voor verbetering. Zo komt het volgens hem bijvoorbeeld nog te vaak voor dat de website gezien wordt als een ondersteuning van de televisieprogramma‟s. Dit betekent ook dat er niet speciaal online video-content voor de website wordt gemaakt. Ook de interactie tussen tekst en beeld op de site kan volgens Clifton beter.57 Het kwam in 2008 nog regelmatig voor dat de tekst en de video op de website van de BBC precies hetzelfde vertelden. Terwijl de grote kracht van nieuwe media juist de combinatie van duidende (geschreven) en betrokken (video) journalistiek zijn.

Uit het Stepping Stones-model zijn verschillende punten te halen die bruikbaar zijn voor het onderzoek. Zo zal er gekeken worden of beide omroepen een geformuleerde multi-mediastrategie hebben. Of er een speciale eindredacteur voor multimedia is, en of er extra scholing is geweest voor redacteuren om te leren produceren voor meerdere media. Daarnaast is het de vraag wat de invloed van de techniek is op de toenemende multimedialiteit bij Omroep Flevoland en RTV Utrecht; bestaat er een groot integraal nieuwssysteem en hoe wordt content en informatie gedeeld in dit systeem? Wordt er multimediaal gepland voor verschillende invalshoeken, en wordt dit vooraf gedaan i.p.v. achteraf? Wordt er daarnaast aandacht besteedt aan een multimediale presentatie van het nieuws? Welke technieken worden hierbij gebruikt? Hoe verloopt de onderlinge communicatie tussen de verschillende redacties en media-outlets?

2.2.2 Model van Aviles en Garcia

Het model van de Aquino vormt vaak de basis van onderzoek naar mediaconvergentie. Het model is alleen op de krant georiënteerd en daarnaast al zeven jaar oud. Daarnaast gaat het model er vanuit dat mediaconvergentie met 360 graden voltooid is, en dat een volledige synergie het hoogst haalbare is. Dit wordt tegengesproken door critici die juist benadrukken dat multimediale verslaggevers nooit dezelfde kwaliteiten kunnen bezitten als specialisten.

Sinds het verschijnen van het MUDIA-rapport is meer bekend geworden over de mogelijke manieren van convergentie. Aviles en Garcia bieden in hun onderzoek uit 2008 een specifieker model.

56

Jan Bierhoff en Martha Stone “The State of Multimedia Newsrooms in Europe,” 25-27.

(25)

25

Dit model is gebaseerd op de bevindingen van de onderzoekers bij verschillende Spaanse mediabedrijven. In tegenstelling tot De Aquino zien de onderzoekers niet één (integratie) maar twee (integratie en cross-mediaal) veel gebruikte modellen van mediaconvergentie.58

Het bovenstaande model bevat dezelfde elementen van mediaconvergentie als het “Stepping Stones-”model van de Aquino, er is alleen een specifiek onderscheid gemaakt tussen een geïntegreerde en een cross-mediale redactie.

Het geïntegreerde model sluit aan bij het 360-graden integratiemodel van De Aquino. In dit model staat het ideaal van een multimediale nieuwsorganisatie centraal. Omroepen die dit model

(26)

26

aanhangen, hebben als doel een volledig mediaconvergente onderneming waarin zoveel mogelijk journalisten multimediaal werken. Verslaggevers werken in een dergelijke organisatie niet voor één specifiek medium, maar voor de gehele nieuwsorganisatie. Een ander kenmerk van het integratie-model is de directheid van de nieuwsvoorziening. De snelheid van de berichtgeving heeft hierdoor een hoge prioriteit binnen de organisatie.

Het cross-mediale model is minder ingrijpend en laat verslaggevers meer hun specialiteit behouden. Dit model heeft convergentie niet als doel op zich gesteld, maar eerder als een middel om efficiënter te kunnen werken. De redacties blijven in een dergelijk model gescheiden, en het aantal multimedia-redacteuren is laag. In een dergelijke organisatie wordt nog veel vanuit televisie en radio gedacht. 59

In het onderzoek wordt het beleid van RTV Utrecht en Omroep Flevoland aan deze modellen getoetst. Dit schept een duidelijker beeld van de motieven en doelstellingen van het management.

2.3 Nederlands onderzoek naar convergentie

In Nederland zijn al eerder scripties over mediaconvergentie bij omroepen geschreven. In 2007 vergeleek Sjoukje Budde de mate van convergentie bij het Dagblad van het Noorden en RTV Noord. In 2008 bekeek Klaske Tameling hoe de mediaconvergentie bij de NOS verliep. Beide onderzoeken zijn verschillend in opzet. Ook dit onderzoek zal weer iets anders uitgevoerd worden.

Budde maakte voor haar scriptie een video-documentaire en een bijbehorend verslag. Haar onderzoek is gebaseerd op een „multiple case-study design‟ waarin ze de twee verschillende mediabedrijven met elkaar vergelijkt. Ze toetst deze twee bedrijven aan een eigen model van convergentie en heeft daaruit geconcludeerd welke van de twee bedrijven het meest mediaconvergent is. Dit bleek uiteindelijk lastig omdat ze relatief weinig mensen van de organisatie uitgebreid heeft geïnterviewd, daarnaast had ze weinig inzicht gekregen in het beleid en de context waarin de omroep en de krant opereerden.

Het type onderzoek van Budde is kwalitatief, ze observeert en ze interviewt. Het is dus tot op zekere hoogte een etnografisch onderzoek, maar Budde is voor haar onderzoek wel minder lang bij de verschillende media op bezoek geweest dan ik in mijn onderzoek zal doen; in totaal misschien een paar dagen bij beide media-organisaties. Daarnaast heeft ze vooral aandacht gehad voor de producerende kant, te weten de verslaggevers en niet voor de bureauredactie van RTV Noord. Verder heeft ze ook niet uitvoerig gesproken met de schrijvende verslaggevers van het Dagblad van het Noorden. Voor mijn onderzoek zijn vooral de resultaten bij RTV Noord relevant, ik onderzoek immers soortgelijke mediabedrijven, te weten twee regionale omroepen.

59

(27)

27

Het onderzoek van Budde heeft een paar interessante resultaten opgeleverd, RTV Noord werkt tijdens het onderzoek voornamelijk met ENG-teams net als Omroep Flevoland. De radio en televisieredactie werken samen, dus verslaggevers worden zowel voor radio als voor televisie ingeroosterd. Deze voorheen gescheiden redacties zitten samen op één grote nieuwsvloer. De website speelt tijdens het onderzoek in 2007 nog geen rol van betekenis bij RTV Noord. De internetredacteur wordt niet bij de nieuwskeuze betrokken. Er worden ook geen aparte verslagen exclusief voor het internet gemaakt. Verder blijkt uit het onderzoek dat RTV Noord mediaconvergentie heeft doorgevoerd om efficiënter te kunnen werken en kosten te besparen. Mediaconvergentie was voor RTV Noord echt nodig, anders was de omroep mogelijk failliet gegaan. Toch heeft de investering in mediaconvergentie de omroep veel geld gekost aan extra scholing en apparatuur.

Budde ziet dat bij RTV Noord verder de kwaliteit van de items lijdt onder de convergentie van radio en televisie. Radio-items zijn minder hoorspelachtig geworden, d.w.z. er wordt tijdens het opnemen minder aandacht besteed aan het aankleden van radio-items met bijpassend geluid. Bovendien hebben verslaggevers de druk van dubbele deadlines, zowel voor radio als voor televisie, dit komt volgens hen de kwaliteit van de productie niet ten goede. Verder hebben voormalig radio-verslaggevers veel moeite met het monteren in AVID (video-bewerking), dit gaat ten koste van de kwaliteit van de items. Volgens de beleidsmakers zijn er echter ook voordelen. Zo denkt de hoofdredacteur dat specialisatie in de hand wordt gewerkt; verslaggevers met een specialisatie voor politiek kunnen nu voor twee media tegelijk verslag doen. Toch ondervindt het management veel weerstand vanuit de redactie tegen het nieuwe bi-mediale werken, dit komt volgens hen ook omdat verslaggevers van nature erg conservatief zijn. In de toekomst bestaan er plannen om de kosten nog meer te drukken met de invoering van camjo‟s. Hierbij wordt niks gezegd over een mogelijk andere vorm van journalistiek bedrijven, maar geldt eigenlijk alleen een economisch motief. 60

Het onderzoek van Klaske Tameling bij de NOS is niet gebaseerd op observaties maar louter op diepte-interviews. De NOS is een veel grotere organisatie is dan RTV Noord, hierdoor heeft de NOS ook veel meer middelen. Tameling onderzocht in haar scriptie de impact van de reorganisatie in 2007 op de redactie. Ze interviewde voor haar scriptie niet alleen verslaggevers maar ook bureauredacteuren. Ook ging ze in op het beleid van de NOS; leidinggevenden verstrekten haar verschillende beleidsnota‟s, en daarnaast heeft ze voor het onderzoek ook enkele leidinggevenden geïnterviewd.

De bureauredacties werken na de reorganisatie in 2007 samen op een nieuwsvloer en ze garen hier nieuws voor radio, televisie en internet. Door een informatiesysteem is het voor de redacteuren ook mogelijk om deze informatie met elkaar te delen. Bij de NOS is er ook een sterke specialisatie op onderwerp te zien, zo zijn er deelredacties en deze zijn na de reorganisatie nog meer op inhoud dan op een specifiek medium gaan letten. Ondanks het mediaconvergente beleid, domineert volgens

60

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze Landelijke Impuls Hartzorg maakt het mogelijk een duurzame landelijke ondersteuningsstructuur te realiseren voor de regio’s bij de ontwikkeling en implementatie

Nieuwe bewoners kunnen hun eigen vaste telefoonnummer mee laten verhuizen naar de nieuwbouw Westerkim.. Echter alleen wanneer het nummer onder de regio

U wordt voorgesteld deze raadsinformatiebrief alsnog ter kennisname naar de raad te sturen.. Op 6 oktober dit jaar werd dit bespreekpunt van de commissieagenda gehaald omdat

Voor zover wij, de Dienstverlener, afhankelijk zouden zijn van de medewerking, diensten en leveringen van derden, kunnen wij, de Dienstverlener, op geen enkele manier aansprakelijk

b Bedrijven kunnen dan minder lenen bij de bank omdat de banken minder geld van de spaarders hebben.. c Bedrijven kunnen dan niet of

Dit concept moet ervoor zorgen dat de nieuwe positionering online wordt vertaald naar de doelgroep en hierbij waarde voor de klant (de aanstaande bruid) wordt gecreëerd door

• Een overheidspunt voor iedereen die meer dan 10 woordgrappen heeft opgelost voor opgave 3 (Anouk, Bart, Dirk, Lammert ). Een extra overheidspunt voor Bart omdat hij als enige

Daarnaast moeten alle regio’s dezelfde instrumenten hebben voor subsidies, werkplekvoorzieningen, jobcoaching en re-integratiemogelijkheden.” Van Weelden gaat ervan uit dat het breed