• No results found

Bijlage 2: Brongegevens van de PQ-analyse... 5

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlage 2: Brongegevens van de PQ-analyse... 5 "

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage 1: Neopost ... 2

Bijlage 2: Brongegevens van de PQ-analyse... 5

Bijlage 3: Lean production ... 10

Bijlage 4: Brainstormsessie ... 11

Bijlage 5: Analyse van de resultaten van de brainstorm... 13

Bijlage 6: Beschrijving van de assemblagevarianten ... 21

(2)

Bijlage 1: Neopost

Deze bijlag is behalve enige kleine aanpassingen volledig overgenomen uit de bijlage van het afstudeerverslag van Lars Kalk

1

.

In deze bijlage zal een algemene introductie van NIBV gegeven worden. Na een beschrijving van de Neopost groep wordt ingegaan op Neopost Technologies B.V. De producten en de organisatie komen hierbij aan bod.

Neopost S.A.

Neopost S.A. is een beursgenoteerde multinational met circa 4500 medewerkers. Als marktleider in Europa en nummer twee wereldwijd, realiseert Neopost geavanceerde oplossingen voor frankeren, enveloppe vullingen en logistiek management van documenten en pakketpost. Over 2003 realiseerde Neopost een omzet van 751 miljoen, waarvan jaarlijks ongeveer 6 % in Research & Development wordt geïnvesteerd. (Neopost jaarverslag, 2004) De missie van de Neopost Group is als volgt geformuleerd:

The aim of the Neopost Group is to help, world wide and irrespective of their size, companies, administrations, postal organizations and parcel carriers to optimize the management of their letter and parcel flows.

De strategie van Neopost is gebaseerd op groei. De winstgevendheid moet sneller groeien dan de van de andere marktpartijen, waarbij continu producten en diensten verbeterd worden om de klant te helpen bij het optimaliseren van zijn poststromen. Het doel van Neopost is om een leidende partner te zijn van postagentschappen en firma’s die pakketten distribueren over de gehele wereld. Neopost wil zijn ambities realiseren door technologische innovatie, vergroten van de productiviteit en een geografische expansie van de afzetmarkt.

De Neopost producten worden in 70 landen aan circa 800.000 klanten verkocht. De belangrijkste markten, waar 90 % van de omzet gegenereerd wordt, zijn Noord-Amerika, Frankrijk, Groot- Brittannië en Duitsland. Wereldwijd heeft Neopost een aandeel van 25 % in de markt voor mailing systems. Op het gebied van vouw –en vulmachines is Neopost marktleider met een marktaandeel van 56 %.

Neopost Technologies B.V.

Het bedrijf is in 1924 opgericht door Heert de Wit, onder de naam Hadewe. De eerste tien jaren was het een ambachtelijke bedrijfje. Vanaf 1934 heeft men zich gericht op het produceren van

kantoormachines zoals stencilmachines en later vouwmachines. In 1968 werd de eerste

enveloppevulmachine ontwikkeld. Na een aantal overnames werd in 1992 het bedrijf overgenomen door de Neopost groep. Op 1 januari 2000 werd de naam Neopost Hadewe veranderd in Neopost Industrie BV en in 2005 veranderde de naam naar Neopost Technologies B.V.

Bij NTBV zijn circa 300 mensen werkzaam in vaste dienst, en ongeveer 75 tijdelijke werknemers.

NTBV is de group competence center voor document handling systems. In 2003 bedroeg de omzet 44 miljoen. De groei van de omzet is de afgelopen jaren flink toegenomen. En de verwachting is dat met de introductie van nieuwe producten deze groei de komende jaren wordt doorgezet.

Naast de productie en distributie van de producten is het ontwikkelen van nieuwe producten en het verbeteren van de bestaande producten een belangrijke kernactiviteit. Twaalf procent van de omzet wordt jaarlijks geïnvesteerd in R&D. In de R&D top 50 van Nederlandse bedrijven, gerangschikt naar hun jaarlijkse uitgave voor R&D, neemt NTBV een 31ste plaats in

2

.

1

Kalk, L., “Logistieke beheersing van een vraaggestuurde assemblagelijn”, Drachten, 3 maart 2005.

2

Bron: Technisch Weekblad, 26 maart 2004, volume 35, nr. 13, p.10.

(3)

De producten van NIBV

NIBV produceert machines voor inkomende en uitgaande post. Voor het openen van inkomende post wordt bij Neopost de IM-30 en IM-35 gemaakt. Het grootste deel van de omzet wordt gegenereerd met de productie van machines voor uitgaande post, ofwel machines die enveloppen vullen. Deze heten ook wel couverteermachines. Binnen deze groep van producten is onderscheid te maken tussen complete systemen en modulaire systemen. Deze worden respectievelijk de verticale en horizontale systemen genoemd.

De horizontale, dus modulaire systemen zijn opgebouwd uit modules met een eigen functie die naar gelang de wensen van de klant gekoppeld kunnen worden tot een werkend systeem. Er zijn vier groepen modules, dus vier mogelijke functies. Binnen een groep zijn een aantal varianten te vinden.

De vier functies van dit systeem zijn toevoeren van post, het vouwen, transporteren en verzamelen van papier en als laatste het vullen van de enveloppe.

De horizontale systemen zijn geschikt om grote volumes post van verschillende afmetingen te

verwerken. Voor het verwerken van kleinere volumes post worden de verticale systemen verkocht. De SI-30 en SI-60 zijn geschikt voor het verwerken van kleine volumes post. Deze twee machines worden gemaakt bij andere Neopost productiebedrijven. Tussen dit laag volume marktsegment en het

marktsegment voor horizontale systemen, met de hoge volumes verwerking, zit het segment van midden volume machines. Dit zijn de SI-82, SI-76, SI-68, SA-3003 en SI-62. Sinds kort wordt de SI- 62 geproduceerd en deze kent dezelfde mogelijkheden als een SI-60.

De SI-82 en SI-76 kunnen in dit middenvolume segment het hoogste volume post verwerken en hebben meer toevoerstations. De SI-68, SA-3003 en SI-62 zijn niet modulair opgebouwd en bestaan uit één geheel. Vanwege hun compacte formaat worden deze producten desktop applicaties genoemd.

Organisatiestructuur

Aan de hand van het organogram, zie figuur 1.1, zal een beeld geschetst worden van de organisatiestructuur.

De strategische top van NIBV wordt gevormd door de directeur en het management team. Het management team bestaat uit de leidinggevenden van Research & Development, Human Resource Management, Manufacturing Management, Purchasing & Facility Management, Finance

Administration & IT, Supply Chain Management, International Business Support en de Managing Director. In overleg met het hoofdkantoor in Parijs worden de doelstellingen van de strategische top vastgelegd in een driejarenplan. Het driejarenplan wordt vertaald naar jaarplannen op afdelingsniveau.

Binnen een afdeling zijn er een aantal subafdelingen, elk van deze subafdelingen wordt geleid door een teamleider.

Deze organisatievorm is sinds de herschikking in juli 2003 van kracht. Ten grondslag aan

deze herschikking lag de omschakeling naar een procesgeoriënteerde organisatie.

(4)

Figuur 1.1: organogram van de organisatiestructuur van Neopost Technologies B.V.

(5)

Bijlage 2: Brongegevens van de PQ-analyse.

Bron: interne planningsoftware ‘Baan’ en het hoofdproductieplan.

Functie Afdeling Artikelnummer Productnaam gemiddeld vraag per week Totaal aantal producten per week per afdeling Assemblagetijd per stuk [minuten] gemiddelde assemblagetijd per stuk per afdeling [minuten]

Feeders 250 891135 FE-1M CB 5,7 6,3 117,76 117,8

250 891136 FE-1M HASLER 0,6 117,76

280 891149 FE-7 CB 20,7 23,6 180,21 203,3

280 891150 FE-7 HASLER 2,3 180,21

280 891133 FE-8 CB (LEVEL 1) 0,6 226,38

280 891132 FE-8 CB (LEVEL 0) 0,0 226,38

285 891171 VERSAFEEDER 220V/50HZ HOR 3,0 7,4 240,19 241,3

285 891170 VERSAFEEDER 110V/60HZ HOR 1,5 241,76

285 891176 VERSAFEEDER 220V/50HZ HOR EXIS 1,5 240,88

285 891175 VERSAFEEDER 110V/60HZ HOR EXIS 0,6 242,11

285 891173 VERSAFEEDER 110V/60HZ HA HOR 0,5 241,76

285 891177 VERSAFEEDER 110V/60HZ HA HOR E 0,3 242,11

285 891174 VERSAFEEDER 100V/50HZ HOR 0,0 240,43

285 891178 VERSAFEEDER 100V/50HZ HOR EXIS 0,0 240,88

310 FV2A-lijn verticaal 891316 SI 76V2-4ST. SPECIAL 5,1 29,6 537,23 566,5

310 FV2A-lijn verticaal 891319 SI 76V2-4ST. EXPERT 3,9 534,63

310 FV2A-lijn verticaal 891303 SI 76V2-2ST. EXPERT 3,2 458,53

310 FV2A-lijn verticaal 891330 SI 76V2-6ST. SPECIAL 1,6 612,87

310 FV2A-lijn verticaal 891318 SI 76V2-4ST. SPECIAL USA 1,4 535,93 310 FV2A-lijn verticaal 891377 SI 76/82V2-4ST. EXPERT HASLER 1,4 534,63

310 FV2A-lijn verticaal 891301 SI 76V2-2ST.SPECIAL 1,3 459,83

310 FV2A-lijn verticaal 891309 SI 76BA-2ST. EXPERT NU 1,2 493,35 310 FV2A-lijn verticaal 891302 SI 76V2-2ST.SPEC SATAS 0,9 459,83

310 FV2A-lijn verticaal 891364 5005V2-4ST.SPECIAL FP 0,9 544,09

310 FV2A-lijn verticaal 891324 SI 76BA-4ST. EXPERT 0,8 623,45

310 FV2A-lijn verticaal 891362 SI 76/82BA-2ST. EXPERT NU HASL 0,7 493,35

310 FV2A-lijn verticaal 891365 5005V2-4ST.SPECIAL BL 0,7 544,09

310 FV2A-lijn verticaal 891333 SI 76V2-6ST. EXPERT 0,6 610,28

310 FV2A-lijn verticaal 891378 SI 76/82BA-4ST. SPECIAL HASLER 0,5 626,04 310 FV2A-lijn verticaal 891317 SI 76V2-4ST. SPECIAL SA 0,4 537,23 310 FV2A-lijn verticaal 891376 SI 76/82V2-4ST. SPECIAL HASLER 0,4 537,23 310 FV2A-lijn verticaal 891379 SI 76/82BA-4ST. EXPERT HASLER 0,4 623,45 310 FV2A-lijn verticaal 891392 SI 76/82V2-6ST. SPECIAL HASLER 0,4 612,87 310 FV2A-lijn verticaal 891394 SI 76/82BA-6ST. SPECIAL HASLER 0,4 701,69 310 FV2A-lijn verticaal 891304 SI 76V2-2ST. EXP SATAS 0,3 458,53

310 FV2A-lijn verticaal 891307 SI 76BA-2ST. EXPERT 0,3 547,35

(6)

310 FV2A-lijn verticaal 891380 5005V2-6ST.SPECIAL FP 0,3 619,74 310 FV2A-lijn verticaal 891320 SI 76V2-4ST. EXPERT SA 0,2 534,63 310 FV2A-lijn verticaal 891337 SI 76BA-6ST. SPECIAL USA 0,2 700,89 310 FV2A-lijn verticaal 891393 SI 76/82V2-6ST. EXPERT HASLER 0,2 610,28 310 FV2A-lijn verticaal 891323 SI 76BA-4ST. SPECIAL USA 0,2 624,75 310 FV2A-lijn verticaal 891331 SI 76V2-6ST. SPECIAL SA 0,2 612,87

310 FV2A-lijn verticaal 891338 SI 76BA-6ST. EXPERT 0,2 699,59

310 FV2A-lijn verticaal 891359 SI 76/82V2-2ST. EXPERT HASLER 0,2 458,53

310 FV2A-lijn verticaal 891367 5005V2-4ST.EXPERT FP 0,2 541,99

310 FV2A-lijn verticaal 891332 SI 76V2-6ST. SPECIAL USA 0,2 611,58

310 FV2A-lijn verticaal 891344 5005V2-2ST.SPECIAL FP 0,2 477,97

310 FV2A-lijn verticaal 891347 5005V2-2ST.EXPERT FP 0,2 476,68

310 FV2A-lijn verticaal 891361 SI 76/82BA-2ST. EXPERT HASLER 0,2 547,35

310 FV2A-lijn verticaal 891368 5005V2-4ST.EXPERT BL 0,1 541,99

310 FV2A-lijn verticaal 891381 5005V2-6ST. SPECIAL BL 0,1 619,74 310 FV2A-lijn verticaal 891334 SI 76V2-6ST. EXPERT SA 0,0 610,28 310 FV2A-lijn verticaal 891341 SI76/SA5005BA-6ST.CUSTOM BUILT 0,0 701,69 310 FV2A-lijn verticaal 891358 SI 76/82V2-2ST.SPECIAL HASLER 0,0 459,83 310 FV2A-lijn verticaal 891360 SI 76/82BA-2ST. SPECIAL HASLER 0,0 548,64

310 FV2A-lijn verticaal 891305 SI 76BA-2ST. SPECIAL 0,0 548,64

310 FV2A-lijn verticaal 891310 SI76/SA5005V2-2ST.CUSTOM BUILT 0,0 459,83 310 FV2A-lijn verticaal 891311 SI76/SA5005BA-2ST.CUSTOM BUILT 0,0 548,64

310 FV2A-lijn verticaal 891321 SI 76BA-4ST. SPECIAL 0,0 626,04

310 FV2A-lijn verticaal 891325 SI76/SA5005V2-4ST.CUSTOM BUILT 0,0 537,23 310 FV2A-lijn verticaal 891326 SI76/SA5005BA-4ST.CUSTOM BUILT 0,0 626,04

310 FV2A-lijn verticaal 891335 SI 76BA-6ST. SPECIAL 0,0 701,69

310 FV2A-lijn verticaal 891340 SI76/SA5005V2-6ST.CUSTOM BUILT 0,0 612,87 310 FV2A-lijn verticaal 891345 5005V2-2ST. SPECIAL BL 0,0 477,97

310 FV2A-lijn verticaal 891348 5005V2-2ST. EXPERT BL 0,0 477,48

310 FV2A-lijn verticaal 891356 5005BA-2ST.EXP FP NU 0,0 519,10

310 FV2A-lijn verticaal 891383 5005V2-6ST.EXPERT FP 0,0 617,64

310 FV2A-lijn verticaal 891384 5005V2-6ST. EXPERT BL 0,0 617,64

310 FV2A-lijn verticaal 891395 SI 76/82BA-6ST. EXPERT HASLER 0,0 699,59

Folders 220 890050 PF-45A 220V 2,2 4,8 184,54 215,6

220 890060 PF-65A 220V 1,7 246,71

220 890055 PF-45A 110V 0,5 184,54

220 890065 PF-65A 110V 0,3 246,71

220 890053 PF-45A, 220V, BLANC0 0,1 184,54

220 890052 PF-45A, 220V, SATAS 0,0 184,54

220 890062 PF-65A, 220V, SATAS 0,0 246,71

220 890063 PF-65A, 220V, BLANCO 0,0 246,71

240 890161 FO-3 7,4 15,8 264,00 185,5

240 890153 FO-2A/D/SCS 4,6 173,01

240 895256 FO-SH CB 2,5 53,48

240 890162 FO-3 HASLER 1,3 264,00

240 891154 FO-2A HASLER 0,0 173,01

Inserters 200 IN-lijn 891502 SI 76V2-IN 220V 50Hz 9,6 25,9 440,59 458,8

200 IN-lijn 891501 SI 76V2-IN 110V 60Hz 5,3 440,96

200 IN-lijn 891510 SI 76V2-IN 110V 60Hz HASLER 3,7 440,96

200 IN-lijn 890195 IN-2C/D 220V 50HZ 1,4 512,44

200 IN-lijn 890194 IN-2C/D 110V 60HZ 1,3 512,44

200 IN-lijn 891508 5005V2-IN 220V 50Hz FP 1,2 450,87

200 IN-lijn 891505 SI 76V2-IN 220V 50Hz SA 1,1 440,59

200 IN-lijn 891504 SI 76V2-IN 110V 60Hz FM 0,7 440,96

200 IN-lijn 891509 5005V2-IN 220V 50Hz BL 0,5 450,87

(7)

200 IN-lijn 890295 IN-1A/D 110V 60Hz ZIJUIT 0,4 493,62

200 IN-lijn 890296 IN-1A/D 220V(ZIJUITVOER) 0,4 493,62

200 IN-lijn 890175 IN-1A/D 220V 50Hz 0,2 469,27

200 IN-lijn 891503 SI 76V2-IN 100V 50Hz 0,0 440,96

200 IN-lijn 891507 5005V2-IN 110V 60Hz FP 0,0 451,24

200 IN-lijn 890174 IN-1A/D 110V 60Hz 0,0 469,27

200 IN-lijn 890176 IN-1A/D 100V 50Hz 0,0 469,27

200 IN-lijn 890196 IN-2C/D 100V 50HZ 0,0 512,44

200 IN-lijn 890297 IN-1A/D 100V 50Hz ZIJUIT 0,0 493,62

200 IN-lijn 890311 SI 76-IN 110V 60HZ 0,0 440,96

200 IN-lijn 890312 SI 76-IN 220V 50HZ 0,0 440,59

200 IN-lijn 890313 SI 76-IN 100V 50HZ 0,0 440,96

200 IN-lijn 890314 SI 76-IN 110V 60HZ FORMAX 0,0 441,62

200 IN-lijn 890315 SI 76-IN 220V 50HZ SATAS 0,0 440,59

200 IN-lijn 890316 SI 76-IN 220V 50HZ BLANC 0,0 440,59

200 IN-lijn 890331 SA 5005-IN 110V 60HZ FP 0,0 451,24

200 IN-lijn 890332 SA 5005-IN 220V 50HZ FP 0,0 450,87

200 IN-lijn 890333 SA 5005-IN 220V 50HZ BL 0,0 450,87

200 IN-lijn 890334 SA 5005-IN 110V 60HZ BL 0,0 451,24

200 IN-lijn 890335 SA 5005-IN 110V 60HZ HASLER 0,0 451,24

200 IN-lijn 891506 SI 76V2-IN 220V 50Hz BL 0,0 440,59

340 891252 IN-3 220V 50HZ CB 5,5 9,2 1105,02 1105,0

340 891251 IN-3 110V 60HZ CB 2,4 1105,02

340 891256 IN-3 110V 60HZ CB HASLER 1,0 1105,02

340 891255 IN-3 110V 60HZ CB BLANCO 0,2 1105,02

340 891257 IN-3 220V 50HZ CB SATAS 0,1 1105,02

340 891253 IN-3 100V 50HZ CB 0,0 1105,02

340 891254 IN-3 220V 50HZ CB BLANCO 0,0 1105,02

205 IN2D lijn 891552 SI82-IN 220V 50HZ 3,0 7,7 671,20 673,2

205 IN2D lijn 891551 SI82-IN 110V 60HZ 2,6 671,45

205 IN2D lijn 891573 SI82-IN 110V 60HZ HA 1,1 671,45

205 IN2D lijn 891553 SI82-IN 220V 50HZ SA 0,4 671,20

205 IN2D lijn 891572 6006-IN 220V 50HZ FP 0,3 678,81

205 IN2D lijn 891555 SI82-IN 110V 60HZ FM 0,2 671,45

205 IN2D lijn 891554 SI82-IN 100V 50HZ 0,0 671,69

205 IN2D lijn 891556 SI82-IN 220V 50HZ BLANCO 0,0 671,20

205 IN2D lijn 891571 6006-IN 110V 60HZ FP 0,0 680,28

openers 300 LE, LO lijn 890342 LO-1 220V 50HZ 1,5 588,37 715,7

300 LE, LO lijn 890243 LE-1 110V EED 1,1 807,55

300 LE, LO lijn 890346 LO-1 220V SATAS 1,0 588,37

300 LE, LO lijn 890242 LE-1 220V 50HZ 0,9 769,83

300 LE, LO lijn 890244 LE-1 220V EED 0,7 807,55

300 LE, LO lijn 890247 LE-1 SATAS EED 220V 0,5 807,55

300 LE, LO lijn 890246 LE-1 SATAS 220V 0,3 769,53

300 LE, LO lijn 890341 LO-1 110V 60HZ 0,3 588,37

300 LE, LO lijn 890241 LE-1 110V 60HZ 0,0 769,53

300 LE, LO lijn 890245 LE-1 100V 50HZ 0,0 769,53

300 LE, LO lijn 890248 LE-1,220 V,GEEN LOGO 0,0 769,53

300 LE, LO lijn 890249 LE-1,220 V,EED,GEEN LOGO 0,0 807,55

300 LE, LO lijn 890345 LO-1 100V 50HZ 0,0 588,37

300 LE, LO lijn 890348 LO-1,220 V,GEEN LOGO 0,0 588,37

overige 320 62-lijn 891270 SI 62 2 ST 220V 50HZ 14,7 125,5 591,73 583,4

320 62-lijn 891273 SI 62 2,5 ST 220V 50HZ 13,8 605,95

320 62-lijn 890367 SI 68 EXPERT 220V 50HZ 10,5 654,73

320 62-lijn 890364 SI 68 SPECIAL 220V 50HZ 10,5 655,43

(8)

320 62-lijn 891274 SI 62 2,5 ST 110V 60HZ 5,7 606,2

320 62-lijn 891271 SI 62 2 ST 110V 60HZ 5,6 591,98

320 62-lijn 890366 SI 68 EXPERT 110V 60HZ 5,6 654,73

320 62-lijn 891284 SI 62 2,5 ST 110V 60HZ HASLER 5,4 606,2

320 62-lijn 891267 SI 62 1,5 ST 220V 50HZ 4,8 591,73

320 62-lijn 891283 SI 62 2 ST 110V 60HZ HASLER 3,8 591,98

320 62-lijn 890370 SI 68 EXPERT 220V 50HZ SATAS 3,7 654,73

320 62-lijn 891290 SI 62 2,5 ST 220V 50HZ FP 3,6 605,95

320 62-lijn 891289 SI 62 2 ST 220V 50HZ FP 3,4 591,49

320 62-lijn 890385 SI 68 HASLER EXPERT 110V 60HZ 3,0 654,73

320 62-lijn 891277 SI 62 2 ST 220V 50HZ SATAS 3,0 591,73

320 62-lijn 890369 SI 68 SPECIAL 220V 50HZ SATAS 2,3 655,43

320 62-lijn 890378 SA 3003 FP SPECIAL 220V 50HZ 2,1 677,52

320 62-lijn 891292 SI 62 2 ST 110V 60HZ FP 2,0 591,73

320 62-lijn 891282 SI 62 1,5 ST 110V 60HZ HASLER 1,9 591,98

320 62-lijn 891288 SI 62 1,5 ST 220V 50HZ FP 1,8 591,73

320 62-lijn 891268 SI 62 1,5 ST 110V 60HZ 1,8 591,98

320 62-lijn 890380 SA 3003 FP EXPERT 220V 50HZ 1,7 676,82

320 62-lijn 890386 SI 68 HASLER SPECIAL 110V 60HZ 1,7 655,43

320 62-lijn 891293 SI 62 2,5 ST 110V 60HZ FP 1,7 596,2

320 62-lijn 891278 SI 62 2,5 ST 220V 50HZ SATAS 1,4 605,95

320 62-lijn 891279 SI 62 1,5 ST 110V 60HZ FORMAX 1,4 591,98

320 62-lijn 891276 SI 62 1,5 ST 220V 50HZ SATAS 1,3 591,73

320 62-lijn 890362 SI 68 EXPERT 110V/60HZ FORMAX 1,3 654,73

320 62-lijn 890363 SI 68 SPECIAL 110V 60HZ 1,1 655,43

320 62-lijn 891280 SI 62 2 ST 110V 60HZ FORMAX 0,9 591,98

320 62-lijn 890372 SA 3003 SPECIAL 220V 50HZ 0,8 677,52

320 62-lijn 891281 SI 62 2,5 ST 110V 60HZ FORMAX 0,8 606,2

320 62-lijn 891291 SI 62 1,5 ST 110V 60HZ FP 0,8 591,98

320 62-lijn 890379 SA 3003 FP EXPERT 110V 60HZ 0,7 676,82

320 62-lijn 890374 SA 3003 EXPERT 220V 50HZ 0,3 676,82

320 62-lijn 890361 SI 68 SPECIAL 110V/60HZ FORMAX 0,2 665,43

320 62-lijn 890377 SA 3003 FP SPECIAL 110V 60HZ 0,1 677,52

320 62-lijn 891295 SI 62 2 ST 220V 50HZ BLANCO 0,1 591,49

320 62-lijn 891296 SI 62 2,5 ST 220V 50HZ BLANCO 0,1 606,95

320 62-lijn 890365 SI 68 SPECIAL 100V 50HZ 0,0 654,73

320 62-lijn 890368 SI 68 EXPERT 100V 50HZ 0,0 654,73

320 62-lijn 890371 SA 3003 SPECIAL 110V 60HZ 0,0 677,52

320 62-lijn 890373 SA 3003 EXPERT 110V 60HZ 0,0 676,82

320 62-lijn 891269 SI 62 1,5 ST 100V 50HZ 0,0 591,98

320 62-lijn 891272 SI 62 2 ST 100V 50HZ 0,0 591,98

320 62-lijn 891275 SI 62 2,5 ST 100V 50HZ 0,0 606,2

320 62-lijn 891294 SI 62 1,5 ST 220V 50HZ BLANCO 0,0 591,73

290 891234 TR-7A TCK SI-92 CB 7,0 23,9 314,2 365,1

290 890236 TE-7A 6,7 37,02

290 891233 TR-7A(2 SLAGSKIT) CB 2,8 310,45

290 891236 TR-7A TCK SI-92 CB HASLER 1,3 314,2

290 891240 TE-7 HASLER 0,8 37,02

290 891232 TR-7A CB 0,0 299,11

210 891204 AS-1A 220V CB 3,0 658,07

210 891203 AS-1A 110V CB 1,6 658,07

210 891205 AS-1A 110V CB HASLER 0,8 658,07

270 exoten 989435 Slide Table 125,5 198,2 6,60 167,1

270 exoten 957352 STACKER SI-68/SI-72 16,0 45,00

270 exoten 964979 MAXIFEEDER (SI76) 9,5 40,00

(9)

270 exoten 895309 ZIJUITV. SI 62/SI 68 L (INB) 7,4 60,00

270 exoten 957353 ZIJUITVOER SI-68/SI-72 L.H. 7,3 60,00

270 exoten 890823 CS-1A 6,5 70,00

270 exoten 890900 EF-3 3,7 197,13

270 exoten 895310 ZIJUITV. SI 62/SI 68 R (INB) 3,3 60,00

270 exoten 895305 MAXIFEEDER MF-2 (INB) 2,6 40,00

270 exoten 9930225 IM 3003 220V STANDAARD 2,0 1892,20

270 exoten 970151 SA-3003 STACKER 2,0 45,00

270 exoten 957354 ZIJUITVOER SI-68/SI-72 R.H. 1,8 60,00

270 exoten 895205 SO-3 (STUURTAFEL) CB 1,6 255,00

270 exoten 890821 CS-1A HASLER 1,2 70,00

270 exoten 895340 BASE PACKAGE IJ40-60 1,0 6,00

270 exoten 895344 ROLLING LEG SI92 1,0 15,00

270 exoten 970152 SA-3003 ZIJ-UITVOER 1,0 60,00

270 exoten 895206 FC-3 TURNOVER CB 1,0 230,00

270 exoten 895303 MAXIFEEDER MF-2 (NAL-V1) 0,8 40,00

270 exoten 890779 LC-1A 0,7 60,00

270 exoten 890822 FS-1 0,7 80,00

270 exoten 890901 EF-3 HASLER 0,5 797,13

270 exoten 890172 SF-6 ZIJTRANSPORT 0,3 76,20

270 exoten 964985 MAXIFEEDER (SI72) 0,2 46,92

270 exoten 895207 SO-3 (STUURTAFEL) CB HASLER 0,2 255,00

270 exoten 895208 FC-3 CB HASLER 0,1 230,00

270 exoten 890171 SF-4 ZIJTRANSPORT 0,0 76,20

270 exoten 895311 ZIJUITV. SA 3003V2 LH (INB) 0,0 60,00

270 exoten 895304 MAXIFEEDER MF-2 (NAL-V1+) 0,0 40,00

270 exoten 895306 MAXIFEEDER MF-2 (NAL-V2) 0,0 40,00

In deze tabel is de afdeling 350 bedrading en 330 FV2A feeders niet opgenomen. Afdeling 305 Stielow staat ingedeeld bij de exoten onder de naam IM 3003. Deze is in de tabel schuingedrukt.

Tabel 2.1: De gemiddelde vraag per week per product en per afdeling en de gemiddelde assemblagetijd per product en per afdeling

(10)

Bijlage 3: Lean production

Bij het zoeken naar Lean Production op internet

3

en in literatuur zijn heel veel rijtjes gevonden die het Lean gedachtegoed beperkt samenvatten. Lean komt oorspronkelijk uit de productiefabrieken van Toyota. Hieronder wordt een kleine bloemlezing gegeven van alle gevonden kreten ten aanzien van de inhoud van de denkwijze Lean production. Hiermee wordt duidelijk gemaakt wat in dit onderzoek onder lean production of lean manufacturing wordt verstaan.

3

http://rockfordconsulting.com/lean.htm http://searchcio.techtarget.com/sDefinition

http://www.1000ventures.com/business_guide/lean_production_main.html http://www.strategosinc.com/just_in _time.htm

htttp://www.stelling.nl/konfront/voor1997/arbzout396.html Key features of lean production:

• Reduces setup cost and times

• Small-lot production

Employee involvement and empowerment

Quality at the source

Pull production

Continuous equipment maintenance

Multi-skilled workforce

Supplier involvement

Five areas drive lean manufacturing:

1. Cost 2. Quality 3. Delivery 4. Safety 5. Morale

Seven wastes to be eliminated:

1. Overproduction

2. Waiting (no value added) 3. Transportation (unnecessary) 4. Inventory

5. Motion (that not add value) 6. Over-processing

7. Defective parts

“To get things to the right place at the right time, the first time, while minimizing waste and being open tot change”.

“Toyota focused on … reducing system response time so that the production system was capable of immediately changing and adapting to market demands”.

Lean production

• Deliver on demand

• Minimize inventory

• Maximize the use of multi-skilled employees

• Flatten the management structure Ten rules of lean production

1. Eliminate waste 2. Minimize inventory 3. Maximize flow

4. Pull production from customer demand 5. Meet customer requirements

6. Do it right the first time 7. Empower workers

8. Design for rapid changeovers 9. Partner with suppliers 10. Create a culture of continuous

improvement

The lean approach systematically minimizes waste (muda).

Lean manufacturing is an operational strategy oriented toward achieving the shortest possible cycle time by eliminating waste. Increase the value- added work by eliminating waste and reduce incidental work.

Benefits: lower costs, higher quality, shorter lead times.

• Make to order

• Single piece production

• JIT materials. Pull scheduling

• Short cycle times

• Highly flexible machines and equipment

• Quick changeover

• Continuous flow work cells

• Highly flexible and responsive processes

• Collocated machines equipment, tools and people

• Compressed space

• Multi-skilled employees

• High first-pass yields with major reductions in defects

(11)

Bijlage 4: Brainstormsessie

Brainstormsessie: donderdag 28 april 2005, 14:45uur – 15:45uur

Aanwezigen: Bert Westra, Gjalt Weistra, Lars Kalk, Kaspar van den Brink, Fred Hettinga, Charlotte van der heijden, Rolf Pesman, Arnout Rietveld, Jannes Slomp.

Brainstormleider: Marcel Stavenga.

Er werd over twee onderwerpen gebrainstormd. Ten eerste over alle assemblageconcepten die te verzinnen zijn. Ten tweede over parameters die van invloed zijn op de keuze voor een bepaald assemblageconcept.

A Welke assemblageconcepten zijn er te verzinnen?

1. Product op een kar en de mensen en onderdelen op vaste plaatsen. De mensen duwen de kar verder als hun werkzaamheden klaar zijn.

2. Het product op een kar en de mensen lopen met de kar mee langs vaststaande onderdelen.

3. Railconstructie aan het plafond met ‘haken’ waar het product aan hangt.

4. Eerst onderdelen in winkelwagen bij elkaar zoeken. Dan op een vaste werktafel het product assembleren.

5. Verticaal beweegbare werktafel en werkplek (lift) en verticaal opgestelde stellingkast met onderdelen. De werktafel beweegt langs de onderdelen. Oppervlak wordt efficiënter gebruikt.

6. Standaard modules op parallelle lijnen maken. Met deze standaard modules kunnen dan verschillende producten samengesteld worden. Het ontwerp van de producten moet dan volkomen modulair zijn.

7. Stervormige lijnen. Iedere lijn komt in het midden uit. De modules kunnen daar worden samengesteld tot eindproducten.

8. Picken en assembleren scheiden. Een kit met alle onderdelen leveren aan de lijn/tafel.

9. Intelligent toevoersysteem. De kit ‘weet’ waar het heen moet. Bijvoorbeeld door barcodes of chips. Een lopende band weet waar het afgezet moet worden.

10. Met lampjes op de stellingkast aangeven welke en in welke volgorde onderdelen geassembleerd moeten worden.

11. De hoogte in met de onderdelen.

12. Vaste werkplek met automatisch onderdelentoevoersysteem.

13. Automatisch transport van het product. Eventueel meelopende monteurs of het product tijdelijk stilzetten terwijl de baan doorloopt waardoor de monteur kan blijven staan.

14. Een lijn (of netwerk van lijnen) waar alle producten op worden geassembleerd. Eventueel een intelligent product die weet naar welke tak het moet.

15. Centralisering van de onderdelenopslag.

16. Centralisering van de voormontage.

17. Hoogvolume producten op lijnen.

18. Laagvolume producten samennemen en dan op een lijn monteren.

Opmerking: sommige laagvolumelijnen nemen nu namelijk bijna net zoveel ruimte of meer in dan bepaalde hoogvolumelijnen. Het productievolume per m

2

is een belangrijke performance indicator.

19. Meerdere kleine U-lijnen waar hetzelfde product wordt gemaakt. U-lijnen zijn goed voor de teamwerking. Het totale productievolume is aan te passen door een U-lijn wel of niet te bezetten met mensen.

20. Transport van producten door de lucht en bewerken op de grond met bijvoorbeeld een railsysteem die het product kan liften en laten zakken.

21. Reconfigureerbare lijnen die makkelijk om te bouwen en aan te passen zijn aan het

productievolume. Hierdoor efficienter gebruik per m2. Bijvoorbeeld door zowel de bovenkant als de onderkant van het tafelblad te gebruiken door de tafel te draaien.

22. U-lijnen, S-lijnen, O-lijnen.

B Welke parameters zijn van invloed op de keuze voor een bepaald assemblageconcept?

(12)

1. Productievolume

2. Complexiteit van het product 3. Aantal onderdelen per machine 4. Omvang van het product

5. Ergonomie van de werkzaamheden 6. Kennis (kwaliteit) van de medewerkers 7. Wijze van onderdelenaanvoer

8. Productmix / varianten 9. Leverbetrouwbaarheid 10. Kwaliteit

11. Mate van modulariteit van de lijn (ombouwsnelheid van de lijn) 12. Mate van modulariteit van het product.

13. Kwetsbaarheid van het product.

14. Hoeveel producten kun je op een lijn maken? (omsteltijd) 15. Flexible lijnomstelling

16. Aansluiting op het voortraject van verkooporder via onderdelenproductie en inkoop naar assemblage.

17. Variëteit in de bewerkingstijd: bijvoorbeeld door de onvoorspelbaarheid van het afstelproces.

18. Ballanceringsnoodzaak.

19. Manier van aansturing van het proces van verkooporder tot product.

20. KOOP

21. Variatie in de vraag. Seizoenspatroon.

22. Product levens cyclus.

23. Opdeling / aantal werktafels in een lijn

24. Toekomst roadmap. Hoe gaat de assemblage er in de toekomst uitzien?

25. Montage eenvoud. (klick of schroefverbindingen) 26. Design for assembly, assemblage-eenduidigheid Opmerkingen tijdens de brainstorm:

• Op dit moment is er veel aandacht voor één product of lijn en weinig tot niets voor de rest.

• Onderdelen en producten gaan nu de hele hal door. Voorin worden de onderdelen gemaakt en aangeleverd in het magazijn. Dan moeten ze naar de assemblage en vervolgens moeten ze helemaal weer terug naar het magazijn/expeditie. Dit is niet handig omdat het product onnodig over grote afstanden verplaats wordt.

• Toegevoegde waarde per m

2

is een prestatienorm omdat de montageruimte zo beperkt is.

• Over het algemeen kan het aantal onderdelen per product als een maat voor de kwaliteit van

het product gezien worden (DFA) omdat door minder assemblagehandelingen de kwaliteit van

het product beter wordt doordat er minder fouten gemaakt kunnen worden.

(13)

Bijlage 5: Analyse van de resultaten van de brainstorm

In onderstaande figuren worden de in de brainstorm bovengekomen ideeën voor alternatieve assemblageconcepten uitgewerkt in tekeningen. Hierdoor krijgen de omschrijvingen meer vorm en betekenis. De meeste tekeningen illustreren meerdere ideeën tegelijk. Daaruit is op te maken dat de meeste ideeën elkaar overlappen en of aanvullen. Dit zal een goede vergelijking van de ideeën moeilijk maken omdat je geen appels met peren kunt vergelijken. Toch zal er een poging gewaagd worden tot het zo objectief mogelijk vergelijken van de assemblage-ideeën aan de hand van de opgestelde ontwerpspecificaties. De codering van de plaatjes verwijst naar de nummering van de brainstormsessie in hoofdstuk 6.1.

1: het product staat op een kar en de mensen en onderdelen staan op vaste plaatsen. De mensen duwen de kar verder als hun werkzaamheden klaar zijn.

2: Het product staat op een kar en de mensen lopen met de kar mee langs vaststaande onderdelen.

Dit kan in een bepaalde vaste volgorde of door elkaar.

= stellingkast met onderdelen

= monteur

= richting van het product

= product (+productdrager) Legenda

Figuur 5.1: legenda bij de plaatjes in deze paragraaf

A1

Figuur 5.2

A2 A2

Figuur 5.3 A en B

(14)

3: Railconstructie aan het plafond met ‘haken’ waar het product aan hangt.

13: Automatisch transport van het product. Eventueel meelopende monteurs of het product tijdelijk stilzetten terwijl de baan ‘doorloopt’ waardoor de monteur kan blijven staan.

20: Transport van producten door de lucht en bewerken op de grond met bijvoorbeeld een railsysteem die het product kan opliften en laten zakken.

Toelichting: Deze figuur beeld uit dat het zoeken van onderdelen bij dit idee gescheiden is van het assembleren. Andere mensen dan de monteurs voorzien de aanvoerbanen van ‘onderdelenkits’. Op deze aanvoerbanen kunnen deze kits gebufferd worden. Een ‘kit’ is een samengesteld pakket onderdelen voor één product.

De parallelle montagelijnen zouden modulaire deelproducten kunnen voortbrengen waaruit verschillende eindproducten samen te stellen zijn.

4: Eerst onderdelen in winkelwagen bij elkaar zoeken. Dan op een vaste werktafel het product assembleren.

6: Standaard modules op parallelle lijnen maken. Met deze standaard modules kunnen dan verschillende producten samengesteld worden. Het ontwerp van de producten moet dan volkomen modulair zijn.

8: Picken en assembleren scheiden. Een kit met alle onderdelen leveren aan de lijn/tafel.

12: Vaste werkplek met automatisch onderdelentoevoersysteem.

15: Centralisering van de onderdelenopslag.

16: Centralisering van de voormontage.

Figuur 5.4

magazijn

A8

A12 A9 A4

A15 A16

Aanvoerbanen (flow-rack) Onderdelen

samensteller

Montagelijnen Kit

monteur

Figuur 5.5

(15)

5: Verticaal beweegbare werktafel en werkplek (lift) en verticaal opgestelde stellingkast met onderdelen. De werktafel beweegt langs de onderdelen. Oppervlak wordt efficiënter gebruikt.

11: De hoogte in met onderdelen

7: Stervormige lijnen. Iedere lijn komt in het midden uit. Eventuele modules kunnen daar worden samengesteld tot eindproducten.

Figuur 5.6

A7

Figuur 5.7

Figuur 5.8

(16)

9: Intelligent toevoersysteem. De kit ‘weet’ waar het heen moet. Bijvoorbeeld door barcodes of chips.

Een lopende band weet waar het afgezet moet worden.

14: Een lijn (of netwerk van lijnen) waar alle producten op worden geassembleerd. Eventueel een intelligent product die weet naar welke tak het moet en zelf zorgt dat het op de juiste plaats terecht komt.

10: Met lampjes op de stellingkast aangeven welke en in welke volgorde onderdelen geassembleerd moeten worden. Dit idee wordt in de praktijk al toegepast en wordt ook wel pick-to-light genoemd.

17: Hoogvolume producten op lijnen.

18: Laagvolume producten samennemen en dan op één lijn monteren.

Toelichting bij idee 19: In de linker en middelste figuur is te zien dat U-lijnen op twee manieren kunnen worden opgesteld, de monteurs en onderdelen staan binnen of buiten de lijn. Wanneer ze buiten de lijn werken, is dit beter voor de communicatie van het team omdat de monteurs oogcontact hebben. Wanneer ze binnen de lijn werken hebben ze geen oogcontact en bovendien moeten alle onderdelen dan binnen de lijn geplaatst zijn waardoor de aanvoer ervan bemoeilijkt wordt.

Figuur 5.9

A17/18

A17/18

Figuur 5.10

A19

A19

C A19

Figuur 5.11, A, B en C

(17)

In de rechter figuur is te zien dat er een principieel probleem optreedt bij lijnen die in bochten liggen.

In een hoek kunnen namelijk niet twee monteurs werken. In de figuur is dit te zien aan de overlappende cirkels. Hierdoor kost een dergelijke bocht in de lijn een montageplek.

19: Meerdere kleine U-lijnen waar hetzelfde product wordt gemaakt. U-lijnen zijn goed voor de teamwerking. Het totale productievolume is aan te passen door een U-lijn wel of niet te bezetten met mensen.

21: Reconfigureerbare lijnen die makkelijk om te bouwen en aan te passen zijn aan het

productievolume. Hierdoor wordt iedere m

2

efficiënter gebruikt ten aanzien van de output per m

2

. Bijvoorbeeld door zowel de bovenkant als de onderkant van het tafelblad te gebruiken door de tafel te draaien. Dit is in de rechter figuur afgebeeld.

22: U-lijnen, S-lijnen, O-lijnen. Dit zijn allemaal varianten op een gekromde lijn. Het voordeel van een bochtenlijn is dat het assemblagesysteem minder langgerekt is waardoor de onderdelenaanvoer meer centraal kan plaatsvinden in plaats van over vele meters uitgestrekt te zijn. De stellingkasten en de monteurs kunnen net als bij u-lijnen binnen en buiten de lijnen geplaatst worden. De problemen met monteurs in hoeken is ook hetzelfde.

Evaluatie van de assemblage-ideeën

Hier worden de voor- en nadelen van de assemblage-ideeën uitgeschreven. In de onderstaande tabel wordt in de eerste kolom het voorstel beschreven en in de tweede kolom de voor- en de nadelen. Bij het opstellen van deze voor- en nadelen worden de opgestelde ontwerpspecificaties in het achterhoofd gehouden zodat de ideeën op een zelfde basis vergeleken kunnen worden. Het resultaat is een tabel waarin getracht is de belangrijkste voor- en nadelen ten opzichte van de ontwerpspecificaties samen te vatten waardoor een groter inzicht ontstaat in de invloed van bepaalde assemblage-ideeën op de prestatie van het assemblagesysteem.

Figuur 5.12

A22

Figuur 5.13

(18)

Assemblageconcepten voor- en nadelen 1. Product op een kar en de

mensen en onderdelen op vaste plaatsen. De mensen duwen de kar verder als hun

werkzaamheden klaar zijn.

Voordelen:

- Aantal karren is flexibel (volumeflexibiliteit) - Product is bij storing makkelijk uit de lijn te halen

Nadelen:

- (zware) lichamelijke belasting om kar voort te duwen

2. Het product op een kar en de mensen lopen met de kar mee langs vaststaande onderdelen.

Voordelen:

- Nieuwe producten (bij de start nog laagvolume) zijn makkelijk te integreren in het bestaande assemblagesysteem. Er hoeft niet voor ieder nieuw product meteen een nieuwe lijn opgesteld te worden.

- Proefseries kunnen in dit systeem makkelijk geïntroduceerd worden.

- Volumeflexibiliteit: Productievolume is makkelijk aan te passen door het aantal karren aan te passen.

- Mixflexibiliteit: Er zijn meer verschillende producten in het assemblagesysteem te maken. (Meer dan standaard lijn)

Nadelen:

- Zoeken naar onderdelen omdat grote hoeveelheden onderdelen geconcentreerd zijn op één plek - Gevaar voor opstoppingen doordat karren op elkaar moeten wachten.

- Aanvoer van onderdelen kan opstoppen door geconcentreerdheid van de onderdelen op een plaats.

3. Railconstructie aan het plafond met ‘haken’ waar het product aan hangt.

Voordelen:

- Op de grond komt ruimte beschikbaar.

Nadelen:

- Railconstructie moet worden ingevoerd. Wordt nu nog niet gebruikt. Totale assemblagesysteem moet worden aangepast.

- Product is moeilijk te positioneren (slingeren) - Producten kunnen elkaar niet inhalen

- Producten kunnen moeilijk uit de lijn gehaald worden - Route van de rail (lijn) ligt vast

4. Eerst onderdelen in winkelwagen bij elkaar zoeken. (kitten) Dan op een vaste werktafel het product assembleren.

Voordelen:

- Minder onderdelen bij de lijn

- Monteur hoeft niet te zoeken. (Zoeken naar onderdelen is gescheiden van montage) - Ruimtebesparend in de lijn

Nadelen:

- Een fout in de ‘onderdelenkit' kan tijdens de montage moeilijk hersteld worden 5. Verticaal beweegbare

werktafel en werkplek (lift) en verticaal opgestelde

stellingkast met onderdelen.

De werktafel beweegt langs de onderdelen. Oppervlak wordt efficiënter gebruikt.

Voordelen:

- Aantal onderdelen per m

2

stijgt.

- Ruimte wordt efficiënter gebruikt.

Nadelen:

- Vereist complex/duur grijpsysteem (lift) - Traag zoeken van onderdelen

6. Standaard modules op parallelle lijnen maken. Met deze standaard modules kunnen dan verschillende producten samengesteld worden. Het ontwerp van de producten moet dan volkomen modulair zijn.

Voordelen:

- Door modulair werken wordt het productievolume van componenten groter waardoor efficiënter gewerkt kan worden in lange lijnen.

Nadelen:

- Is moeilijk op korte termijn realiseerbaar bij bestaande productassortiment. Nieuwe producten moeten modulair worden opgebouwd.

- Modulariteit kan de functionaliteit beperken.

- Is niet op korte termijn realiseerbaar.

7. Stervormige lijnen.

Iedere lijn komt in het midden uit. De modules kunnen daar worden samengesteld tot eindproducten.

Voordelen:

- De laatste activiteit (eindafstellen, inpakken, samenstellen eindproduct) kan centraal plaatsvinden.

- Bij modulair werken kan het eindproduct op het laatst worden bepaald in het midden van de ster.

Nadelen:

- Onderdelenaanvoer en productafvoer is moeilijk door geconcentreerde opstelling.

- Het is vooral nuttig bij modulair werken. Niet in huidige situatie.

8. Picken en assembleren scheiden. Een kit met alle onderdelen leveren aan de lijn/tafel.

zie 4

(19)

9. Intelligent

toevoersysteem. De kit ‘weet’

waar het heen moet.

Bijvoorbeeld door barcodes of chips. Een lopende band weet waar het afgezet moet worden.

Voordelen:

- Fouten worden geminimaliseerd.

- Geen misverstanden.

- Zowel de monteur monteur als de picker hoeven minder te zoeken en hebben minder kans op fouten.

Nadelen:

- Geautomatiseerd technisch systeem vereist investering in techniek en logistiek.

10. Met lampjes op de stellingkast aangeven welke en in welke volgorde onderdelen geassembleerd moeten worden. (pick-to-light)

Voordelen:

- De monteur (of onderdelenpicker) hoeft niet meer te zoeken naar onderdelen.

- De volgorde van monteren wordt aangegeven.

Nadelen:

- Kosten van de investering.

- Aansturing van de 'lampen' moet geautomatiseerd worden.

- Storingen in het systeem veroorzaken fouten aan meerdere producten.

11. De hoogte in met de onderdelen.

Voordelen:

- De oppervlakte wordt efficiënter gebuikt.

Nadelen:

- Zicht door de complete hal wordt belemmerd door bijvoorbeeld hoge stellingkasten.

- Er moet geïnvesteerd worden in hulpmiddelen om de onderdelen boven grijphoogte te kunnen bereiken.

12. Vaste werkplek met automatisch

onderdelentoevoersysteem.

Voordelen:

- Monteur hoeft niet te lopen voor onderdelen.

- Monteur hoeft niet te zoeken naar onderdelen.

- Monteur kan zich puur richten op monteren. (waarde toevoegende activiteit).

Nadelen:

- Fouten in de onderdelenaanvoer kan de monteur niet oplossen.

13. Mechanisch transport van het product. Eventueel meelopende monteurs of het product tijdelijk stilzetten terwijl de baan doorloopt waardoor de monteur kan blijven staan.

Voordeel:

- Monteur hoeft product niet zelf te transporteren.

- Ergonomisch beter bij zware onhandelbare producten.

Nadeel:

- Investering en ontwikkeling van een dergelijk mechanisch systeem is vereist.

14. Één lijn (of netwerk van lijnen) waar alle producten op worden geassembleerd.

Eventueel een intelligent product die weet naar welke tak het moet.

Voordeel:

- Grote mixflexibiliteit mogelijk.

- Assemblagesysteem is geschikt voor ieder product.

Nadeel:

- Ligt ver af van het huidige assemblagesysteem.

- Star systeem.

- Gebruikte ruimte is altijd gelijk, niet afhankelijk van productievolume.

- Bij intelligent product moet geïnvesteerd worden in een geautomatiseerd systeem.

- Complexe coördinatie vereist.

15. Centralisering van de onderdelenopslag.

Voordelen:

- Ruimtebesparend, geen onderdelen langs ieder assemblagesysteem.

- Geen dubbele voorraadplaatsen.

- Aanvoer van onderdelen moet op tijd (JIT).

Nadelen:

- Er moet een oplossing komen om onderdelen op tijd van de centrale opslag naar de montageplek te krijgen.

- Aanvoer van onderdelen moet op tijd (JIT). Hiervoor is een verbetering van het aanvoersysteem nodig.

- Fouten in het aanvoertraject werken meteen door in de levertijd/kwaliteit/kosten van het product omdat geen veiligheidsvoorraden in de lijn aanwezig zijn.

16. Centralisering van de voormontage.

Voordelen:

- Visueel duidelijkere scheiding tussen voormontage en montage.

Nadelen:

- Slechtere communicatiemogelijkheden tussen voormontage en montage.

- Onderdelenaanvoerstroom naar voormontage en montage wordt gescheiden. Dit vereist extra

coördinatie en dus is er meer kans op fouten.

(20)

17. Hoogvolume producten op lijnen. [In paragraaf 7.2 wordt het verschil tussen het lijnconcept en het

standplaatsconcept verder uitgediept.]

Voordelen: (t.o.v. standplaats) - Gelijke taktijden.

- Monteurs hoeven minder handelingen te leren.

- Minder gereedschap, werkvoorschriften en hulpmiddelen per werkplek nodig.

- Werkstations hoeven minder te worden omgesteld.

- Componenten hoeven aan minder locaties geleverd te worden. (in vergelijking met een rij standplaatsen)

- Consistentie van de kwaliteit van het product is beter te garanderen doordat bij standplaats ieder product door een ander persoon wordt gebouwd en bij een lijn wordt ieder product door dezelfde mensen gemaakt.

Nadelen:

- Vervreemding van het product.

- Saaier werk.

- Net geschikt voor onhandelbare producten. (te zwaar/groot).

- Minder geschikt voor eenmalige series.

18. Laagvolume producten samennemen en dan op een lijn monteren.

Voordelen:

- Dezelfde voordelen als bij 17.

Nadelen:

- Producten moeten overeenkomen qua type en aantal onderdelen en montageactiviteiten.

(commonalities) 19. Meerdere kleine U-

lijnen waar hetzelfde product wordt gemaakt. Het totale productievolume is aan te passen door een U-lijn wel of niet te bezetten met mensen.

Voordelen:

- Goede communicatie tussen monteurs door compacte opstelling en oogcontact.

- Volumeflexibiliteit door wel of niet inzetten van een U-lijn.

- U-lijnen zijn goed voor de teamwerking.

Nadelen:

- Door bochten in de lijn gaan werkplekken verloren.

- Neemt veel ruimte in beslag door extra U-lijnen.

20. Transport van producten door de lucht en bewerken op de grond met bijvoorbeeld een railsysteem die het product kan opliften en laten zakken.

Voordelen:

- Product wordt door de lucht boven de monteurs getransporteerd waardoor de oppervlakte efficiënter gebruikt wordt.

- Monteur hoeft het product niet te tillen of schuiven.

Nadelen:

- Route van het railsysteem ligt vast.

- Inhalen van producten is niet mogelijk.

- Investering vereist in mechanisch systeem.

- Hijsvoorwaarden (helm) 21. Reeconfigureerbare

lijnen die makkelijk om te bouwen en aan te passen zijn aan het productievolume.

Hierdoor efficiënter gebruik per m2. Bijvoorbeeld door zowel de bovenkant als de onderkant van het tafelblad te gebruiken door de tafel te draaien.

Voordelen:

- Volumeflexibiliteit: toevoegen van montagetafels verhoogt het productievolume.

- Ruimtebesparend omdat tafels verwijderd kunnen worden bij minder vraag naar het product.

- Plaatsflexibiliteit: Assemblagesystemen zijn makkelijk en snel te verplaatsen binnen de montagehallen.

Nadelen:

- Werkvoorschriften per tafel in een lijn moeten worden aangepast wanneer het aantal tafels verandert.

- Ongebruikte tafels moeten ergens worden opgeslagen, wat weer ruimte inneemt.

22. U-lijnen, S-lijnen, O- lijnen.

Voordelen:

- Betere communicatie door compacte opstelling en oogcontact.

- Minder langgerekt systeem waardoor het onderdelenaanvoertraject korter wordt.

- Makkelijker in te passen in een montagehal met beperkte ruimte.

Nadelen:

- Door bochten in de lijn gaan werkplekken verloren.

Tabel 5.1: Evaluatie van de assemblageconcepten uit de brainstorm

(21)

Bijlage 6: Beschrijving van de assemblagevarianten

Hier wordt een beschrijving gegeven van de assemblagevarianten uit tabel 6.5. Iedere beschrijving wordt verduidelijkt met een figuur waarop de bewegingscombinatie schematisch wordt weergegeven.

Eerst wordt er daarom in een legenda weergegeven wat de symbolen in de tekeningen voorstellen.

Wanneer de symbolen binnen een ovaal weergegeven worden betekent dat, dat ze vast zijn opgesteld.

Wanneer ze bewegend zijn opgesteld wordt dat met een pijl aangegeven die richting de vast opgestelde componenten wijst. Wanneer een monteur bewegend is opgesteld, betekent dit dat hij multi-inzetbaar is. Wanneer onderdelen bewegend zijn opgesteld betekent dit dat de onderdelen niet in stellingkasten voor het grijpen liggen maar aangevoerd worden. Wanneer het product vast is opgesteld betekent dit dat het een standplaatsconcept is en wanneer het bewegend is opgesteld, is het een lijnconcept.

1 Dit is het pure standplaatsconcept. Alle componenten staan op een vaste plaats. De monteur bouwt een compleet product. De onderdelen staan in stellingen bij de montagetafel. Het gereedschap is bij de tafel aanwezig. Iedere monteur staat bij een vaste tafel en zijn dus niet multi-inzetbaar.

2 Het product is de enige bewegende component. Het beweegt langs de vaststaande monteur met het gereedschap en onderdelen ter plaatse. De onderdelen zitten in een stellingkast. De monteurs staan bij een vaste tafel en zijn dus niet multi-inzetbaar. Het gereedschap is bij de tafel aanwezig. Er wordt gewerkt in een lijn omdat het product beweegt.

Figuur 6.2

Figuur 6.1: legenda van figuren ter verduidelijking van de bewegingsvarianten.

Figuur 6.3

(22)

3 Het product beweegt samen met het benodigde gereedschap langs een monteur die de onderdelen pakt en assembleert. De onderdelen staan in stellingkasten. De monteur blijft bij zijn montagetafel.

Het gereedschap wordt aangevoerd en het product ook, eventueel samen. Het product beweegt, dus het is een lijn.

Voordeel: Het gereedschap is altijd aanwezig bij het product.

Nadeel: Het gereedschap beweegt met het product mee. Dit is niet handig binnen Neopost aangezien het gereedschap soms specifiek voor een bepaalde bewerking is (bijvoorbeeld persgereedschap) en dus alleen op bepaalde werkstations gebruikt wordt.

4 De monteur is als enige vast opgesteld. Het product, de onderdelen en het gereedschap komen naar hem toe voor assemblage. De onderdelen worden aangevoerd en staan dus niet in de stellingen bij de lijn. Het product beweegt, dus het is een lijn. De onderdelen worden aangevoerd voor assemblage.

Voordeel: Het assembleren wordt van het picken (onderdelen bij elkaar zoeken) gescheiden waardoor de monteur niet hoeft te zoeken naar onderdelen en alleen hoeft te monteren. (ontwerpspecificatie C13)

Nadeel: Gereedschap beweegt weer met product mee. Doordat sommige werkplekken specifiek gereedschap nodig hebben is dit niet handig. Het moet op de werkplek aanwezig zijn.

5 Alle vier componenten zijn bewegend opgesteld. Ze kunnen op dezelfde richting bewegen maar de vier componenten kunnen elkaar ook kruisen op het juiste moment. De monteur kan met het product meebewegen (lopend, meebewegende stoel) of met het gereedschap of de onderdelen of zijn eigen route kiezen. Als ze allemaal maar op het juiste punt en moment samenkomen. Het product beweegt, dus het is een lijn. De monteur beweegt, dus hij is multi-inzetbaar. De onderdelen bewegen, dus ze worden aangevoerd en staan niet in stellingkasten.

Nadeel: Alle componenten zijn mobiel. Hierdoor is het systeem moeilijk te structureren.

Figuur 6.4

Figuur 6.5

(23)

6 De producten worden op een vaste plaats opgebouwd. De monteurs, het gereedschap en de

onderdelen zijn mobiel. De monteurs bewegen met het gereedschap en de onderdelen langs meerdere producten. Het product staat stil, dus het is een standplaats. De monteurs bewegen en zijn dus multi- inzetbaar. De onderdelen bewegen en staan dus niet in stellingkasten maar worden aangevoerd voor assemblage. Het gereedschap wordt ook aangevoerd of wordt bijvoorbeeld meegenomen door de monteur.

7 Het gereedschap en het product staan op een vaste plaats bij elkaar. De monteur beweegt er langs samen met de onderdelen. De onderdelen staan niet in stellingen maar worden aangevoerd. De monteurs zijn bewegend en dus multi-inzetbaar.

8 Het product, het gereedschap en de onderdelen staan op een vaste plaats bij elkaar. De monteurs lopen langs en voeren allemaal een deel van de assemblage uit. De monteurs zijn bewegend en dus multi-inzetbaar. Het gereedschap is bij de werktafel aanwezig. De onderdelen staan in stellingen.

Figuur 6.6

Figuur 6.7

Figuur 6.8

(24)

9 De onderdelen en het product staan vast. De monteurs komen langs met hun gereedschap en

assembleren allemaal hun eigen deel. De onderdelen staan in stellingen. Het product blijft op zijn tafel staan. De monteurs zijn multi-inzetbaar en nemen hun eigen gereedschap mee.

10 De monteur en het gereedschap staan op een vaste plaats bij elkaar. Het product beweegt er langs samen met de onderdelen. De monteur assembleert tot het product en de onderdelen verder bewegen.

De onderdelen worden aangevoerd en staan niet in stellingen. Het product beweegt, dus het is een lijn.

Voordeel: Scheiden van assembleren en picken.

Nadeel: Echter gereedschap beweegt weer met product mee wat niet handig is.

11 De onderdelen en het gereedschap staan vast. De monteur komt langs en het product ook. De monteur assembleert en het product en de monteur bewegen verder. Het product beweegt, dus het is een lijn. De monteur beweegt en is du multi-inzetbaar. De onderdelen staan in stellingen. Het gereedschap is bij de werktafels aanwezig. Dit is dus gelijk aan de huidige situatie van de meeste afdelingen.

12 De monteur en het product staan op een vaste plaats. Het gereedschap en de onderdelen komen langsbewegen. Onderdelen worden aangevoerd.

Figuur 6.10

Figuur 6.11

Figuur 6.12

(25)

13 De onderdelen staan vast in bijvoorbeeld stellingkasten. De monteur, het product en het gereedschap komen langsbewegen. (mobiele werktafels)

Voordeel: Mobiele werktafel

Nadeel: Sommige onderdelen behoeven specifiek gereedschap. Het gereedschap kan dus beter bij de betreffende onderdelen blijven in plaats van dat iedere monteur ieder type specifiek gereedschap mee moet nemen.

14 Het gereedschap staat vast. Het product, de monteur en de onderdelen komen langsbewegen. De monteurs bewegen en zijn dus multi-inzetbaar. De onderdelen worden aangevoerd en staan dus niet in stellingkasten. Het product beweegt, dus het is een lijnconcept.

15 De monteur, het gereedschap en het product staan op een vaste plaats. De benodigde onderdelen worden aangeleverd. Eén monteur bouwt een compleet product. De monteur staat vast en is dus niet multi-inzetbaar. Het gereedschap is bij de werkplek aanwezig. Het product wordt op één tafel gemaakt. De onderdelen worden aangevoerd.

Figuur 6.13

Figuur 6.14

Figuur 6.15

Figuur 6.16

(26)

16 De onderdelen, het product en de monteur staan vast. Het benodigde gereedschap komt

langsbewegen. Een monteur bouwt een compleet product. De monteur staat vast en is dus niet multi- inzetbaar. De onderdelen staan vast bij de werktafel in stellingkasten. Het product wordt op één werktafel gemaakt. Het gereedschap wordt aangevoer.

Figuur 6.17

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

17 † Uit het antwoord moet blijken dat er van 2000 naar 2001 sprake is van sterke economische groei, waardoor blijkbaar de arbeidsmarkt verkrapt met als gevolg dat de loonkosten per

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

Op basis van de in dit rapport beschreven praktijken en de gegevens over de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering beoordeelt AXA Bank Belgium dat

Er werd geen enkel nest aan een open of stompe dakrandhoek (>90°; doch zie Fig. 10) of onder een spits gesloten dakrand (<45°) gebouwd; dergelijke dakconstructies komen ook

Aan het begin van de interviews wordt de ZBG klant verteld dat het interview anoniem wordt afgenomen. Ook wordt verteld de meningen niet juist of onjuist kunnen zijn. Douwe

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

De NKw verlangt van een partij die zich voor verkiezingen wil laten registreren niet alléén een nette naam. Het registratieverzoek moet schrif- telijk worden

Intrinsieke producteigenschappen kan de consument niet meteen waarnemen in de supermarkt zoals een luchtige en krokante productstructuur waardoor voor de beoordeling van