• No results found

Vraag nr. 246 van 22 april 1997 van de heer JOHAN DE ROO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 246 van 22 april 1997 van de heer JOHAN DE ROO"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 246 van 22 april 1997

van de heer JOHAN DE ROO

Dubbele-leidingrioleringen – Beleidskeuze

Volgens de code voor goede praktijk wil de V l a a m-se Milieumaatschappij (VMM) in de toekomst alle rioleringen van een dubbele leiding voorzien, m e t enerzijds een leiding voor het afvalwater en ander-zijds een leiding voor de opvang van oppervlakte-en grachtoppervlakte-enwater.

Wordt deze code voor goede praktijk momenteel als algemeen geldend aangezien ?

Zal de invoering van deze dubbele leidingen kost-prijsverhogende effecten hebben voor de gemeen-ten ?

Steeds meer wordt gesteld dat deze dubbele leidin-gen ook geen ideale oplossing zijn. Hoe groot is het risico dat men in de toekomst tot de conclusie komt dat een zekere verdunning van het vervuilde water nodig is ? Is er voldoende garantie dat er met het systeem van dubbele leidingen geen onno-dige kosten worden gedaan ?

Antwoord

Op 30 maart 1996 heeft de Vlaamse regering het subsidiëringsbesluit voor de stimulering van de aanleg van gemeentelijke rioleringen goedgekeurd. Overeenkomstig dit besluit diende door de V l a a m-se minister van Leefmilieu een code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen te worden uitgewerkt.

Deze code moest het toetsingskader vormen van allen die betrokken zijn bij de aanleg en het onder-houd van openbare riolen, met name :

– de NV A q u a f i n , die verantwoordelijk is voor het ontwerp, de aanleg en de exploitatie van de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI), de col-lectoren en prioritaire riolen ;

– de V M M , die decretaal verplicht is de investe-ringsprogramma's van de NV Aquafin voor te bereiden alsook de investeringsprogramma's voor de aanleg van gemeentelijke riolen ; – de gemeenten, die bevoegd zijn voor de aanleg

van de gemeentelijke riolering.

Door een ambtelijke werkgroep "rioleringsbeleid" werd sinds 1992 gewerkt aan een wetenschappelijk onderbouwde nota "Krachtlijnen voor een geïnte-greerd rioleringsbeleid". Ingevolge de gevoerde maatschappelijke discussie en de goedkeuring van titel II van het V l a r e m , werd deze nota geactuali-seerd tot de nota "Code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen en individuele zui-veringsinstallaties".

Deze nota werd door middel van een ministeriële omzendbrief op 17 juli 1996 bezorgd aan alle betrokken partijen. Bovendien werd de integrale versie van deze code van goede praktijk gepubli-ceerd in het Belgisch Staatsblad.

Door de VMM wordt deze code van goede praktijk vooral gehanteerd als toetsingskader voor de in het kader van het subsidiëringsbesluit ingediende dos-siers voor aanleg en verbetering van gemeentelijke riolering.

Deze code dient eveneens te worden gehanteerd door alle betrokkenen bij uitvoering van de in titel II van het Vlarem opgenomen bepalingen, in het bijzonder wat de bepalingen betreft inzake riole-ringsbeleid en afkoppeling van hemelwater.

In het kader van de scheiding tussen afvalwater en oppervlaktewater wordt in artikel 6.2.1.2. e n 6 . 2 . 1 . 3 . van titel II van het Vlarem gesteld dat het verboden is hemelwater te lozen in de openbare riolering wanneer het technisch mogelijk of nood-zakelijk is dit hemelwater gescheiden van het afval-water te lozen in een oppervlakteafval-water of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater (greppels, g r a c h t e n , duikers en leidingen voor hemelwater, ...).

Dit afkoppelingsbeleid is het resultaat van het bewust invullen van het voorkomingsprincipe inza-ke de overstromingsproblematiek en het principe van de maximale sanering aan de bron.

Bovendien wordt hiermee de diffuse verontreini-ging teruggedrongen en de rendabiliteit van de rioolwaterzuiveringsinstallaties verbeterd.

Daarnaast is er het gunstig effect op de overstort-frequentie en dient er in minder berging te worden voorzien.

Het toepassen van deze code van praktijk met betrekking tot het afkoppelingsbeleid impliceert echter niet altijd het aanleggen van een dubbele l e i d i n g, maar kan in veel gevallen gebeuren door het herwaarderen van het aanwezige grachtenstel-s e l . Bijgevolg igrachtenstel-s het effect voor de gemeenten niet altijd kostenverhogend.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Grensgebied Metallurgie Hoboken – Bestemming De tekst van het koninklijk besluit van 3 oktober 1979 houdende vaststelling van het gewestplan Antwerpen vermeldt uitdrukkelijk,

Bij mijn collega Theo Ke l c h t e r m a n s, bevoegd voor het Leefmilieu, zal ik alvast aandrin- gen om de Commissie Evaluatie Milieu-uitvoe- ringsreglementering te vragen

Strategisch plan gewest Gent – Milieu-investeringen In het kader van het strategisch plan voor het gewest Gent werden reeds heel wat belangrijke projecten opgestart

De uitbetaling van deze bijdrage, in de vorm van een subsidie aan de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst in Gent, gebeurt naar rato van de vordering van de werken..

– "Euroregionaal zakendoen" (start op korte termijn) : aanbieden van een totaalpakket aan ondernemingen in de Euregio, gericht op grensoverschrijdende informatie

Zoals vermeld, wordt geen centrum opgericht, maar is in het toelagebesluit een bedrag inge- schreven van 40 miljoen voor de administratie- ve centrale diensten.. Er zal

Tevens zijn een aantal projecten nog in uitvoering, terwijl andere recentelijk werden afgerond, w a a r de effecten slechts op termijn duidelijk zullen zijn?.

Deze studies zijn hoopgevend en men mag ver- wachten dat in de eerstvolgende maanden beslissingen worden genomen om belangrijke investeringen uit te voeren door de