• No results found

Katern Volkenrecht (a review of current developments in international law)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Katern Volkenrecht (a review of current developments in international law)"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

5576 Katern 106 staats- en bestuursrecht

pen in dit nummer zijn o.a. privaat- rechtelijke aansprakelijkheid voor op- warming van de aarde, internationale aansprakelijkheid voor klimaatveran- dering, de rol van China en India in het mondiale klimaatbeleid en het on- derwerp emissiehandel.

Natuurbescherming

– J.M. Verschuuren, ‘Omgaan met in- ternationaal milieurecht in de prak- tijk: het Wetlandsverdrag’, Tijd- schrift Milieu en Recht 2007, nr. 10, p. 600-605;

– H.E. Woldendorp, ‘Natuurcompensa- tie volgens de Habitatrichtlijn (1)’, Journaal Flora en fauna 2007/129, p. 227-237;

– L. Boerema, ‘Schadebestrijding en de Ffw: een jurisprudentieoverzicht met betrekking tot artikel 68 Ffw’, Journaal Flora en fauna 2007/110, p. 191-197.

Overig

– E.H.P. Brans, ‘Het wetsvoorstel tot implementatie van de EU richtlijn Milieuaansprakelijkheid (2004/35/

EG)’, Tijdschrift Milieu en Recht 2007, nr. 9, p. 536-545;

– M. Klijnstra, Kroniek milieurecht,

‘Actuele ontwikkelingen op het ge- bied van schadevergoeding in het milieurecht’, Overheid en Aanspra- kelijkheid, 2007, nr. 5, p. 167-173.

Nieuwe boeken

– J. Meijer, Ongerechtvaardigde ver- rijking, Een systematische analyse van het begrip ongerechtvaardigd- heid, toegepast op kostenverhaal bij bodemsanering (diss.), Erasmus Universiteit Rotterdam 2007.

– J.M.P. Jansen en R. Uylenburg, Natuurbeschermingsrecht in uit- voering, Reeks: Centrum voor Mi- lieurecht, Groningen, Europa Law Publishing 2007.

– Vereniging voor Milieurecht en Vlaamse Vereniging voor Omge- vingsrecht, Aan de grens van de milieuvergunning, Verslag van het congres georganiseerd door de Vlaamse Vereniging voor Omge- vingsrecht in samenwerking met de vereniging voor Milieurecht op 31 mei 2007 (2007-3), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2007.

Volkenrecht

Ige F. Dekker, nico J. Schrijver

1. Internationaal Klimaatrecht en het Bali Actieplan

Op Bali, Indonesië, had van 3 tot en met 15 december 2007 de dertiende VN-Klimaatconferentie plaats. Deze leidde, na moeilijke onderhandelin- gen, tot het aannemen van het Bali Actieplan. Dit fungeert als leidraad voor het overeenkomen van een nieuw verdrag ter aanvulling en vervanging van het Kyoto Protocol uit 1997 dat een looptijd tot 2012 heeft. Opmerke- lijk is dat staten ondanks diepe ver- deeldheid in hun opvattingen rondom klimaatveranderingen, nu toch een stap richting een gezamenlijke aan- pak hebben weten te zetten. Vertegen- woordigers van 188 landen namen het Bali Actieplan uiteindelijk bij consen- sus aan. De onderhandelingen over de definitieve tekst van het document dat uit het Bali Actieplan zal voort- vloeien moeten afgerond worden aan het einde van 2009 in Kopenhagen.

Het Bali Actieplan is een betrek- kelijk kort document dat uit dertien inhoudelijke punten bestaat en een tweejarig tijdspad voor verdere on- derhandelingen bevat. Het plan bindt alle ontwikkelde landen tot ‘measu- rable, reportable and verifiable natio- nally appropriate mitigation commit- ments or actions, including quantified emission limitation and reduction ob- jectives’, maar ook ontwikkelingslan- den hebben zich verplicht tot het be- strijden van klimaatverandering. Zij zullen daarbij internationale hulp ontvangen. Daartoe zijn regelingen opgenomen over onder meer de over- dracht van kennis en technologie, fondsen voor klimaataanpassingen in ontwikkelingslanden en het financieel steunen van ontwikkelingslanden bij het beschermen van hun wouden.

De grootste tegenstander van veel voorstellen tijdens de conferentie wa- ren de Verenigde Staten, die geen partij zijn bij het Kyoto Protocol. Zij wilden zich aanvankelijk niet commit- teren aan concrete doelstellingen met betrekking tot het terugdringen van

de uitstoot van schadelijke gassen of een extern controlesysteem gericht op activiteiten die vervuiling terug zou- den dringen. Daarentegen zette de Europese Unie hoog in op een bindend mechanisme om de uitstoot te reduce- ren van 25 tot 40 procent in 2020 en zelfs tot 50 procent in 2050. De effec- tiviteit van het nu overeengekomen hangt nu grotendeels af van de Ver- enigde Staten, aangezien zij – in de toekomst samen met China – voor de grootste uitstoot van broeikasgassen zorgen.

VN Secretaris-Generaal Ban-Ki- moon stelde na afloop van de confe- rentie: ‘all the 188 countries have re- cognized that this is the defining agenda for all humanity, for all pla- net Earth.’ Zie eerder over het inter- nationaal klimaatrecht Katern 44, AA 41 (1992) 9, p. 2012; Katern 50 AA 43 (1994) 3, p. 2362; Katern 67, AA 47 (1998) 6, p. 3272-3273. Zie ook IISD, Earth Negotiations Bulletin, vol. 12, no. 354, 18 september 2007 en het themanummer over ‘Klimaatveran- dering, een uitdaging voor juristen’, NJB, nr. 45/46, 21 december 2007.

2 Investeringsgeschillen en finan- ciële crises

Op 25 september 2007 nam een An- nulment Committee van het Interna- tionaal Centrum voor de beslechting van investeringsgeschillen (ICSID) een rapport aan waarin het principi- eel stelling nam in de verhouding tus- sen het internationaal gewoonterecht en bilaterale investeringsverdra- gen ten aanzien van het zogenoem- de beginsel van noodzakelijkheid.

Dit beginsel kan door een staat wor- den ingeroepen ter rechtvaardiging van bepaalde maatregelen om vita- le belangen te beschermen, als deze maatregelen strijdig zijn met zijn in- ternationale verplichtingen. Staten beroepen zich regelmatig op deze ver- dedigingsgrond maar zij wordt zel- den door internationale rechterlijke instantie gehonoreerd. Dat was ook het geval met één van de vele zaken die buitenlandse bedrijven tegen Ar- gentinië aanspanden naar aanleiding van een aantal Argentijnse maatre- gelen om de ernstige financiële cri-

(2)

Katern 106 5577

staats- en bestuursrecht

sis van 2001-2002 te bezweren. Het afschaffen van met name een wette- lijk gegarandeerde en geïndexeerde wisselkoersverhouding tussen Ame- rikaanse dollars en Argentijnse pe- so’s veroorzaakte grote financiële ver- liezen bij buitenlandse investeerders.

Eén van hen was het Amerikaanse energiebedrijf CMS Gas Transmissi- on Company, dat zijn claim voor scha- devergoeding voorlegde aan een on- der auspiciën van het ICSID ingesteld arbitrage tribunaal. Dit tribunaal be- paalde op 12 mei 2005 dat Argentinië inbreuk had gemaakt op het bilatera- le investeringsverdrag (BIT) dat het met de Verenigde Staten had gesloten, en kende CSM Gas een schadevergoe- ding toe van ruim 133 miljoen dollars (ICSID case No. ARB/01/8). Het tribu- naal verwierp het Argentijnse beroep op artikel XI van het BIT dat partij- en toestaat maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor, onder meer, ‘de handhaving van de publieke orde’ of

‘de bescherming van zijn eigen wezen- lijke veiligheidsbelangen’.

Gezien ook het grote aantal zaken – 26 – dat tegen Argentinië onder de ICSID-procedure loopt, had Argenti- nië er alle belang bij de uitspraak van het arbitrage tribunaal ter vernieti- ging voor te dragen. Hoewel de ICSID- Conventie geen formele hoger be- roepsprocedure kent, is het mogelijk om – op zeer beperkte gronden, die zijn neergelegd in de artt. 50-52 van de Conventie – een ICSID-Committee te verzoeken een arbitrage uitspraak nader te interpreteren, te herzien of te vernietigen. Aanvankelijk werd van deze mogelijkheid zeer beperkt ge- bruik gemaakt maar de laatste jaren neemt het aantal interpretatie-, her- zienings- én vernietigingsverzoeken sterk toe en is de Argentijnse zaak op dit punt geen uitzondering meer.

Dat geldt overigens ook voor de uit-

slag: het Annulment Committee wees het Argentijnse vernietigingsverzoek af, aangezien de uitspraak van het ar- bitrage tribunaal geen blijk gaf van een ‘manifest excess of powers’. Het Committee stelde echter wel vast dat de uitspraak ‘errors and lacunas’ be- vat en in het bijzonder het eerder ge- noemde artikel XI van het BIT ‘crypti- cally and defectively’ toepast.

Het belangrijkste defect van de uit- spraak van het arbitrage tribunaal is, volgens het Annulment Committee, dat daarin de gewoonterechtelijke re- geling van het beginsel van noodzaak – zoals gecodificeerd in artikel 25 van de ILC-Artikelen inzake Staatsaan- sprakelijkheid – en de verdragsrech- telijk regeling van het beginsel in het BIT met elkaar worden versmol- ten. Hoewel beide regelingen wel eni- ge overeenkomst hebben – zoals dat de beschermingsmaatregelen ‘nood- zakelijk’ moeten zijn voor het te be- reiken resultaat – zijn de verschillen tussen beide regelingen veel groter. In het bijzonder stelt de gewoonterechte- lijke regeling veel striktere eisen aan de honorering van deze rechtvaardi- gingsgrond dan de BIT-bepaling. Vol- gens het Annulment Committee zijn er twee interpretaties mogelijk van de verhouding tussen de BIT-bepaling en de gewoonterechtelijke regeling van het noodzakelijkheidsbeginsel De eer- ste is dat beide regelingen gezien wor- den als ‘primaire’ regels van internati- onaal recht, waarbij dan de – ruimere – BIT-bepaling als lex specialis door het arbitrage tribunaal had moeten worden toegepast. De tweede mogelij- ke uitleg is dat de gewoonterechtelijk regeling, conform de opvatting van de ILC, gezien wordt als een ‘secundaire’

regeling, dat wil zeggen een regeling voor de gevolgen van een inbreuk op primaire internationaalrechtelijke re- gels die resulteert in een onrechtma-

tige daad van een staat. In dit laatste geval komt de gewoonterechtelijke re- geling pas in beeld als het tribunaal eerst heeft vastgesteld dat de betref- fende staat – in casu Argentinië – het BIT heeft geschonden en onrechtma- tig heeft gehandeld.

Formeel zijn beslissingen van een Annulment Committee niet bindend in andere zaken. Maar mede gezien de samenstelling van dit Committee – Gilbert Guillaume en Nabil Elaraby, twee oud-rechters uit het Internatio- naal Gerechtshof, en professor James Crawford, de ILC-rapporteur voor staatsaansprakelijkheid – zal zijn be- slissing op nog lopende en toekomsti- ge procedures in soortgelijke zaken veel invloed hebben. En daarmee zal de beslissing ook een forse bijdrage leveren aan de hoogst noodzakelijke harmonisering van het internationaal investeringsrecht, dat in belangrijke mate wordt beheerst door zo’n 2000 bilaterale investeringsverdragen (Ne- derland heeft bijna 100 BIT’s geslo- ten), en de toepassing daarvan door arbitrage tribunalen in de beslechting van investeringsgeschillen.

De uitspraken zijn te vinden op de website van het ICSID: www.world- bank.org/icsid. Zie ook het artikel van Jürgen T. Kurtz in ASIL Insight, vol. 11, issue 30, 20 December 2007.

Eind vorig jaar is de tweede druk ver- schenen van Asif Qureshi & Andreas Ziegler, International Economic Law (Thomson, Sweet & Maxwell, 2007).

Naast een behandeling van de grond- slagen van dit uitgebreide rechtsge- bied, bevat dit boek een inleiding in het monetaire recht, handelsrecht, in- vesteringsrecht, arbeidsrecht, belas- tingrecht, en ontwikkelingsrecht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien een zaak door een staat wordt aangebracht of door het Strafhof zelf wordt gestart, zal het Strafhof geen rechtsmacht uitoefenen als het misdrijf van agressie is gepleegd

Voort- bouwend op het wapenembargo dat al sinds begin jaren 90 tegen Somalië van toepassing is (VN-doc. S/RES/733 en 751, 1992), nam de Veiligheidsraad diverse resoluties aan

Toen President Wade van Senegal in voorjaar 2009 in diverse interviews met internationale media spe- culeerde dat Senegal, mede uit kostenoverwegingen, de ex- president van Tsjaad

In de on- derhavige uitspraak erkent het Hof dat het op louter for- mele gronden geen rechtsmacht heeft aangezien de Kroati- sche klacht is ingediend voor dat Servië in 2000 als nieuwe

De conciliatieproce- dure was de enige beschikbare optie onder het Zeerecht- verdrag, aangezien Australië, enkele maanden voor de onafhankelijkheid van Oost-Timor, in een

Australië en Nederland volledig schadeloos stelt voor al het leed en de schade die veroorzaakt zijn door deze internationale onrechtmatige daden.. Beide landen verzoeken Rusland

Voor wat betreft de aanklacht van het plegen van genocide komt het hof – met de Haagse rechtbank – tot de con- clusie dat er in deze zaak geen rechts- grondslag is voor de

De definitie van clusterbommen omvat alle bestaan- de soorten clusterbommen maar sluit niet geheel uit dat er wapens worden ontwikkeld die aan de cumulatief ge- stelde strenge