• No results found

Financiële haalbaarheid gescheiden luierinzameling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Financiële haalbaarheid gescheiden luierinzameling"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Financiële haalbaarheid

gescheiden luierinzameling

Rijksuniversiteit Groningen 21 juni 2005

Afstudeerscriptie

(2)

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven naar aanleiding van een opdracht van Milieupunt Oost. Hiermee heb ik één van mijn laatste obstakels voor het behalen van mijn master Organizational & Management Control overwonnen.

De aanleiding van mijn onderzoek was een opdracht uitgegeven door de Wetenschapswinkel van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze hebben mij in contact gebracht met Milieupunt Oost. Een stichting in Utrecht die zich inzet voor een milieuvriendelijke leefomgeving in Utrecht. Graag wil ik Frans Sijtsma bedanken voor het begeleiden van mijn zoektocht naar deze interessante afstudeeropdracht. Vanuit Milieupunt Oost wil ik Tine de Vries bedanken voor haar enthousiaste medeleven en medewerking aan dit rapport. Natuurlijk bedank ik ook alle contactpersonen van de diverse bedrijven die tijdens het uitvoeren van mijn onderzoek de tijd namen om mij te voorzien van alle informatie nodig voor een succesvolle uitvoering. Vanuit de universiteit wil ik mijn begeleider Ben Crom bedanken voor zijn altijd snelle reacties op mijn concepten en het voortdurend meedenken gedurende het onderzoek. Ook de heer Smeenge wil ik bedanken voor zijn rol als medebeoordelaar.

Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken die mij gedurende mijn studie voortdurend hebben gesteund. Speciale dank gaat uit naar John die mij, onder het genot van vele bakken koffie, telkens weer wist te prikkelen om het beste uit mijzelf te halen.

(3)

Samenvatting

Dit rapport is het resultaat van een onderzoek verricht in opdracht van Milieupunt Oost. Dit onderzoek bekijkt twee alternatieven voor het inzamelen en verwerken van luierafval. Bij het eerste alternatief, alternatief “RHD”1, wordt het luierafval verwerkt als onderdeel van het restafval. Bij het tweede alternatief “SITA”2, wordt het luierafval gescheiden ingezameld en op een milieuvriendelijke wijze verwerkt.

Doelstelling

De doelstelling van dit onderzoek is als volgt geformuleerd:

Milieupunt Oost inzicht geven in de financiële haalbaarheid van gescheiden luierinzameling, zodat de gemeente Utrecht een objectief beeld kan worden gegeven over de haalbaarheid van

gescheiden luierinzameling binnen de stad Utrecht.

Vraagstelling

In dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende vraagstelling:

Is gescheiden luierinzameling in de stad Utrecht financieel haalbaar?

Als criteria voor de financiële haalbaarheid van gescheiden luierinzameling is gesteld dat financieel haalbaarheid optreedt wanneer de kosten voor het gescheiden inzamelen en verwerken van het luierafval lager zijn dan de kosten voor het verwerken als onderdeel van het restafval. Om de financiële haalbaarheid te berekenen, is gebruik gemaakt van een kosten-batenanalyse. In deze analyse zijn de kosten van gescheiden luierinzameling afgezet tegen de baten die ontstaan door het gedeeltelijk wegvallen van de luierafvalstroom in het restafval. Wanneer de baten worden verminderd met de kosten ontstaan de netto baten. Van financiële haalbaarheid is sprake wanneer de netto baten positief zijn. De kosten-batenanalyse is uitgevoerd met zestien scenario’s met een looptijd van vijftien jaar. Alle zestien scenario’s vertegenwoordigen verschillende hoeveelheden luierafval.

Resultaten

Het resultaat van de kosten-batenanalyse is dat de netto baten van de verschillende scenario’s allemaal negatief beginnen (bij een start in 2005), maar gedurende de looptijd van het project positief worden. Het bereiken van de positieve netto baten is afhankelijk van de hoeveelheid luierafval dat gescheiden wordt ingezameld. Hoe meer luierafval gescheiden wordt

ingezameld en verwerkt, hoe eerder de netto baten positief worden.

1

Reinigings- en Havendienst Utrecht (RHD)is het inzamelingsbedrijf van huisafval in de gemeente Utrecht.

2

(4)

Conclusie

Uit de resultaten van de kosten-batenanalyse kunnen twee conclusies worden getrokken: 1. Gescheiden luierinzameling is op dit moment in de stad Utrecht financieel niet

haalbaar.

2. Gescheiden luierinzameling is in de toekomst in de stad Utrecht financieel wel haalbaar.

Op dit moment (2005) zijn de netto baten van gescheiden luierinzameling nog negatief, maar uit de analyse blijkt dat, afhankelijk van de hoeveelheid luierafval gescheiden wordt

ingezameld, de netto baten geleidelijk positief worden. Op basis van de uitgevoerde kosten-batenanalyse kan, in het meest positieve scenario, in 2006 voor het eerst gesproken worden van positieve netto baten.

Aanbeveling

Op basis van de bevindingen van dit onderzoek en de conclusies kan een aantal aanbevelingen worden gedaan. Aangezien de gemeente Utrecht de uiteindelijke opdrachtgever is van het gescheiden inzamelen van luierafval, zijn deze aanbevelingen gericht aan de gemeente Utrecht.

Een tweetal aanbevelingen kan naar de gemeente Utrecht worden gedaan.

Ten eerste moet de gemeente Utrecht duidelijke acceptatiecriteria opstellen waarin het beschikbare budget benoemd wordt. Het beschikbare budget vormt het financiële criteria bij de keuze om wel of niet gescheiden luierinzameling in te voeren.

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2 Samenvatting ... 3 Inhoudsopgave... 5 1 Inleiding... 7 1.1 Introductie onderwerp ... 7 1.2 Opdrachtgever ... 7 1.3 Belangengroep... 8 1.4 Opbouw onderzoeksrapport ... 9 2 Methodologische verantwoording... 10 2.1 Doelstelling ... 10 2.1.1 Doelstelling ... 10 2.1.2 Praktische relevantie... 10 2.1.3 Wetenschappelijke verantwoording ... 10 2.2 Vraagstelling ... 10 2.3 Conceptueel model ... 11 2.4 Deelvragen ... 11 2.5 Randvoorwaarden... 12 2.6 Onderzoeksaanpak ... 12 2.6.1 Onderzoeksstructuur... 12 2.6.2 Onderzoekplan ... 13 3 Beschrijving alternatieven ... 15 3.1 Inleiding ... 15

3.2 Beschrijving Reinigings- en Havendienst Utrecht ... 15

3.2.1 Beschrijving proces RHD... 15

3.2.2 Prijscomponent RHD ... 15

3.3 Beschrijving SITA... 16

3.3.1 Beschrijving proces SITA ... 17

(6)

5 Ontwikkeling financiële analysetechniek ... 27

5.1 Inleiding ... 27

5.2 Keuze analysetechniek ... 27

5.3 Bepalen van variabelen ... 27

5.3.1 Kosten... 27 5.3.2 Baten... 27 5.4 Ontwikkeling vergelijkingsformule ... 28 6. Data analyse ... 30 6.1 Inleiding ... 30 6.2 Sleutelvariabele ... 30 6.3 Beïnvloedende factoren... 30 6.3.1 Kinderen naar KDV ... 31

6.3.2 Deelname KDV aan luierinzameling ... 31

6.3.3 Deelname ouders aan luierinzameling ... 31

6.3.4 Waardenboom ... 32

6.4 Analyse van de sleutelvariabele ... 32

6.4.1 Factor: Kinderen naar KDV ... 32

6.4.2 Factor: Deelname KDV aan luierinzameling ... 33

6.4.3 Factor: Deelname ouders aan luierinzameling ... 34

6.5 Bepalen variabelen kosten-batenanalyse... 34

6.5.1 Baten... 34

6.5.2 Kosten... 35

6.5.3 Netto baten ... 37

7 Conclusie en aanbeveling... 38

7.1 Inleiding ... 38

7.2 Terugkoppeling naar vraagstelling... 38

7.2.1 Verbanden conceptueel model ... 38

7.2.2 Resultaten op hoofdlijnen... 39

7.3 Conclusie en aanbeveling... 40

8. Terugblik... 41

8.1 Inleiding ... 41

8.2 Voortraject... 41

8.3 Weerstand tijdens het proces ... 42

8.3 Mijn rol... 43

(7)

1 Inleiding

1.1 Introductie onderwerp

In de stad Utrecht komt jaarlijks zo’n 5000 ton (5 miljoen kilo) luierafval vrij. Dit luierafval wordt verwerkt als onderdeel van het huisafval. Het huisafval wordt na sortering afgevoerd naar een afvalverbrandingsinstallatie, waarbij de vrijkomende warmte energie levert die wordt gebruikt voor verschillende doeleinden. Deze manier van verwerking is niet de meest

milieuvriendelijke manier van afvalverwerking en zeker niet van luierafvalverwerking. Een milieuvriendelijkere manier van luierafvalverwerking is het recyclen van luierafval. In 1987 is in Canada gestart met onderzoek naar de mogelijkheden van luierrecycling. De eerste stap voor het onderzoek werd gedaan door Marlene Conway. Het doel van het onderzoek was drieledig:

1. het ontwikkelen van een proces dat het recyclen technisch mogelijk maakt;

2. het opzetten van een inzamelsysteem bij een aantal instellingen om aan te tonen dat dit op professionele wijze kan worden gedaan;

3. bewijzen, dat de teruggewonnen producten ook daadwerkelijk in hoogwaardige toepassingen kunnen worden ingezet.

In 1992 werden deze doelstellingen bereikt en in 1997 was de technologie zo ver ontwikkeld, dat een patent werd aangevraagd voor deze technologie. De huidige technologie maakt het mogelijk om uit iedere 100 ton incontinentieafval die wordt gerecycled 25 ton pulp en 13 ton plastic terug te winnen. Verder wordt 53 kubieke meter water gezuiverd. De afvalstroom die overblijft bevat nog 3 ton houtpulp, 4 ton urine en fecaliënresten en 2 ton SAP (Super Absorberend Polymeer)1.

In 1999 is een recyclefabriek, Knowaste, geopend in Nederland. Deze fabriek is gevestigd in Arnhem. Momenteel recyclen 82 gemeentes2 luierafval. Voor de inzameling van het luierafval is SITA verantwoordelijk.

De gemeente Utrecht heeft besloten om onderzoek te doen naar de mogelijkheid deel te nemen aan gescheiden luierinzameling. Hiervoor is een project gestart bij drie

kinderdagverblijven (KDV). Milieupunt Oost wil naar aanleiding van dit project onderzoek doen naar de financiële haalbaarheid van gescheiden luierinzameling via kinderdagverblijven.

1.2 Opdrachtgever

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Milieupunt Oost. Milieupunt Oost is onderdeel van de Milieupunten Utrecht. Een milieupunt is een plek in de wijk waar buurtbewoners terecht kunnen voor informatie, advies en ondersteuning bij onderwerpen op het gebied van natuur en milieu. De missie en het motto van de milieupunten is: samen met de bewoners en andere betrokken partijen werken aan een milieuvriendelijke, schone en groene wijk waar prettig samen te leven is, nu en in de toekomst3.

1

bron: www.knowaste.org

2

bron: www.aoo.nl april 2005

3

(8)

1.3 Belangengroep

Voor het project is een klankbordgroep opgezet. Naast de opdrachtgever zijn de volgende partijen vertegenwoordigd in de klankbordgroep “Luierinzameling”:

- Milieu Centraal - Gemeente Utrecht - Provincie Utrecht - Reinigings- en Havendienst (RHD) - SITA - Kinderdagverblijven (KDV)

De relaties tussen de verschillende partijen worden in het onderstaande figuur weergegeven.

Centraal in de klankbordgroep is de aanwezigheid van de twee afvalinzamelaars. De afvalinzamelaars creëren twee alternatieven. In het onderstaande figuur worden de twee alternatieven schematisch weergegeven.

De rol van Milieupunt Oost is niet opgenomen in dit figuur. Bij de uitvoering van de alternatieven vervult Milieupunt Oost geen uitvoerende, maar adviserende rol. Voor beide alternatieven zijn de partijen gemeente Utrecht, als financier, en de gezinnen met

luierdragende kinderen, als leverancier van luierafval, gelijk. Het verschil tussen de twee alternatieven is terug te vinden in:

- de wijze van inzameling;

Bij alternatief “RHD” wordt het luierafval ingezameld door de RHD als onderdeel van het huisafval. Bij alternatief “SITA” wordt alleen het luierafval ingezameld door SITA via containers bij de kinderdagverblijven.

Alternatief “SITA” Alternatief “RHD” Factuur Factuur Huisafval (inclusief luierafval) Luierafval Gemeente Utrecht Gezinnen met luierdragende kinderen RHD SITA KDV Afval Verwerking Rijnmond Knowaste

Figuur 2 Rollen belangengroepen per alternatief Figuur 1 Samenstelling klankbordgroep Luierinzameling

Gemeente Utrecht Milieupunt Oost

Reinigings- en havendienst SITA

Kinderdagverblijven

Initiatiefnemers project

Afvalinzamelaars Luierafval

(9)

- de wijze van verwerking.

Bij alternatief “RHD” wordt het luierafval verbrand als onderdeel van het huisafval door Afval Verwerking Rijnmond. Bij alternatief “SITA” wordt het luierafval gerecycled door Knowaste.

1.4 Opbouw onderzoeksrapport

Dit onderzoeksrapport bestaat uit acht hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt het onderwerp van dit onderzoeksrapport beschreven. In hoofdstuk twee wordt het onderwerp verder uitgewerkt in de doelstelling, vraagstelling en deelvragen van het onderzoek. Tevens wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de wijze waarop het antwoord op de deelvragen wordt gevonden. De beschrijving van de alternatieven komt aan bod in hoofdstuk drie. Het inzamelings- en verwerkingsproces en het prijscomponent van de alternatieven worden besproken. Tevens wordt aandacht besteed aan de afvalstroom, met daarin het luierafval, van de Gemeente Utrecht. Hoofdstuk vier geeft een omschrijving van het theoretische kader. Gekeken wordt naar het besluitvormingsproces. Een onderdeel in het besluitvormingsproces is de financiële analyse. Een aantal analysetechnieken wordt besproken in dit hoofdstuk. In het vijfde hoofdstuk wordt een beslissingsmodel ontwikkeld, dat het mogelijk maakt om antwoord te geven op de vraagstelling van het onderzoek. In hoofdstuk zes staat de data-analyse centraal. De prijscomponent van de alternatieven en de hoeveelheid luierafval worden hier verder uitgewerkt. De uitwerking resulteert in een aantal scenario’s. Deze scenario’s worden geanalyseerd met behulp van het beslissingsmodel ontwikkeld in hoofdstuk vijf. In hoofdstuk zeven wordt de conclusie van het onderzoek beschreven. Dit wordt gedaan aan de hand van de resultaten van de analyse uit hoofdstuk zes. Hieruit volgt het antwoord op de vraagstelling van het onderzoek. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een aantal

(10)

2 Methodologische verantwoording

2.1 Doelstelling

2.1.1 Doelstelling

De doelstelling van dit onderzoek wordt als volgt geformuleerd:

Milieupunt Oost inzicht geven in de financiële haalbaarheid van gescheiden luierinzameling, zodat de gemeente Utrecht een objectief beeld kan worden gegeven over de haalbaarheid van

gescheiden luierinzameling binnen de stad Utrecht. 2.1.2 Praktische relevantie

In ruim 80 gemeenten wordt luierafval al apart ingezameld via kinderdagverblijven. Dit was de aanleiding voor de gemeente Utrecht om in oktobereen project te starten, met de duur van een half jaar, waarbij luiers apart worden ingezameld bij drie kinderdagverblijven. Binnen dit project wordt met name gekeken naar de organisatorische kant van gescheiden

luierinzameling. Milieupunt Oost wil naar aanleiding van dit project onderzoek doen naar de financiële kant van gescheiden luierinzameling. Dit wil zij doen door middel van het

uitvoeren van een financieel haalbaarheidsonderzoek van gescheiden luierinzameling en recycling van particulier luierafval in de hele stad Utrecht. Het onderzoek wordt aangeboden aan de gemeente Utrecht als beslissingsinformatie bij het besluit om wel of geen gescheiden luierinzameling in te voeren in de stad Utrecht.

2.1.3 Wetenschappelijke verantwoording

Om de financiële haalbaarheid te kunnen onderzoeken, wordt een vergelijking gemaakt tussen twee alternatieven. Het eerste alternatief “RHD” is de huidige methode van verwerking van luierafval als onderdeel van het huisafval. Dit alternatief wordt uitgevoerd door de RHD. Het tweede alternatief “SITA” is een nieuwe methode waarbij het luierafval wordt gerecycled. Dit alternatief wordt uitgevoerd door SITA.

Om de twee alternatieven te vergelijken, worden ze gezien als investeringen welke gedaan kunnen worden door de gemeente Utrecht. Om een keuze te maken welke investering gedaan moet worden, gaat een besluitvormingsproces vooraf. Een onderdeel van dit proces is een financiële analyse van de alternatieven. In dit onderzoek wordt eerst stil gestaan bij het besluitvormingsproces. Na het beschrijven van het besluitvormingsproces wordt onderzoek gedaan naar de invulling van de financiële analyse, door middel van het beschrijven van enkele financiële analysetechnieken.

2.2 Vraagstelling

De doelstelling, zoals geformuleerd in paragraaf 2.1.1, geldt als uitgangspunt voor het onderzoek. Vanuit deze doelstelling wordt de volgende vraagstelling geformuleerd:

(11)

Begripsbepaling:

Gescheiden luierinzameling

Met gescheiden luierinzameling wordt in dit onderzoek bedoeld: het verzamelen van particulier luierafval bij de kinderdagverblijven in stad Utrecht.

Financieel haalbaar

Met financieel haalbaar wordt in dit onderzoek bedoeld: het evenveel dan wel minder kosten van gescheiden luierinzameling, alternatief “SITA”, ten opzichte van de huidige manier van luierinzameling, alternatief “RHD”.

2.3 Conceptueel model

Om structuur in het onderzoek aan te brengen, wordt een conceptueel model opgesteld. In dit conceptueel model worden de belangrijkste variabelen en de veronderstelde relaties tussen de variabelen voor dit onderzoek weergegeven. Het conceptueel model dient als basis voor het formuleren van de deelvragen.

De variabelen van dit conceptueel model bestaan uit de kosten RHD (afhankelijke variabele), de hoeveelheid luierafval RHD (onafhankelijke variabele), de kosten SITA (afhankelijke variabele) en de hoeveelheid luierafval SITA (onafhankelijke variabele).

Concreet worden drie verbanden tussen de variabelen verondersteld: 1. Het verband tussen de hoeveelheid luierafval RHD en SITA.

2. Het verband tussen de hoeveelheid luierafval en de kosten voor zowel RHD en SITA. 3. Het verband tussen de aangepaste kosten van RHD en SITA.

2.4 Deelvragen

Uit de vraagstelling en het opgestelde conceptueel model zijn deelvragen te herleiden. Met behulp van de deelvragen wordt een antwoord gevonden op de vraagstelling. De volgende deelvragen worden beantwoord in dit onderzoek:

1. Welke alternatieven heeft de gemeente Utrecht?

2. Welke stappen zijn te onderkennen in het besluitvormingsproces inzake de keuze uit verschillende alternatieven?

3. Welke technieken worden gebruikt om alternatieven te analyseren? 4. Welke techniek is voor dit onderzoek het beste te gebruiken? 5. Welke ontwikkelingsscenario’s van de alternatieven zijn denkbaar ?

6. Wat zijn de financiële gevolgen bij de verschillende ontwikkelingsscenario’s? 7. Welk alternatief verdient de voorkeur bij de verschillende ontwikkelingsscenario’s?

Figuur 3 Conceptueel model

1. Substitutie-effect aanwezig? 2. Verrekening mogelijk? 2. Verrekening mogelijk? 3. Evenwichtssituatie haalbaar? Kosten

Hoeveelheid luierafval Hoeveelheid luierafval

Kosten

(12)

De eerste deelvraag vormt de inleiding op dit onderzoek. Het antwoord op deze deelvraag geeft inzicht in de alternatieven van de gemeente Utrecht. Deze alternatieven vormen het onderwerp van de analyse. Het doel van de deelvragen twee, drie en vier is om inzicht te krijgen in het besluitvormingsproces en de financiële analysetechnieken. Met de informatie verkregen uit de deelvragen één en vier wordt het mogelijk om ontwikkelingsscenario’s en de financiële consequenties van de alternatieven te beschrijven. Met het beschrijven van de ontwikkelingsscenario’s en de financiële consequenties wordt inzicht gegeven in de

verbanden uit het conceptueel model. Deelvraag vijf gaat in op het substitutie-effect tussen de twee alternatieven (verband 1). Wanneer dit verband is beschreven, wordt het mogelijk om verschillende scenario’s te ontwikkelen. Elk scenario heeft gevolgen voor de kosten van de alternatieven (verband 2). Deelvraag zes brengt deze gevolgen in kaart. Met de antwoorden op de deelvragen vijf en zes wordt het mogelijk om een evenwichtssituatie te zoek waarbij de aanpassingen in kosten leiden tot een evenwicht in de kosten van beide alternatieven (verband 3). Deelvraag zeven gebruikt dit evenwicht om de keuze voor een alternatief te

verantwoorden.

2.5 Randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden zijn opgesteld om het onderzoek tot een goed einde te brengen:

1. Uit milieutechnisch onderzoek is gebleken dat het recyclen van luierafval, op de wijze van het recyclingbedrijf Knowaste, de milieuvriendelijkste manier is. Alleen deze vorm van luierafvalverwerking wordt meegenomen in het onderzoek ter vergelijking van de huidige manier van verwerking.

2. In navolging op randvoorwaarde één bekijkt dit onderzoek slechts de situatie bij twee bedrijven, namelijk het huidige afvalinzamelingbedrijf Reinigings- en Havendienst Utrecht en de mogelijk toekomstige luierafvalinzamelingbedrijf SITA. Overige marktpartijen vallen buiten het bereik van dit onderzoek.

3. In het onderzoek wordt gekeken naar de particuliere luierafvalstroom die wordt ingezameld via containers bij de kinderdagverblijven in de stad Utrecht.

4. Het onderzoek dient uiterlijk 23 mei af te zijn. De resultaten van dit onderzoek worden op 30 mei samen met de resultaten van het project gepresenteerd aan de verschillende belangengroepen.

5. Voor het onderzoek staan 20 EC’s, wat overeenkomt met 560 uren binnen dit termijn moet het onderzoek afgerond zijn.

6. Het onderzoek moet een wetenschappelijke karakter waarin raakvlakken zijn met de management control.

2.6 Onderzoeksaanpak

2.6.1 Onderzoeksstructuur

Het onderzoek wordt uitgevoerd en gerapporteerd aan de hand van een stappenplan. Voor de verslaglegging van de resultaten van het onderzoek is het stappenplan omgezet in een

(13)

2.6.2 Onderzoekplan

Het onderzoek wordt in een soortgelijk stappenplan als de onderzoeksstructuur, zoals is weergegeven in figuur 4, doorlopen. De stappen geven de logische weg weer naar het

uiteindelijke resultaat van het onderzoek: antwoord geven op de vraagstelling en het voldoen aan de doelstelling. De eerste stap is de beschrijving van de alternatieven. De tweede stap is het literatuuronderzoek naar het besluitvormingsproces van alternatieven en technieken om de alternatieven te analyseren. Dit is van belang om de plaats van de financiële analyse te

bepalen en zicht te krijgen op de verschillende financiële analysetechnieken. De derde stap is het zoeken naar en/of eventueel ontwikkelen van een financieel beslissingsmodel om de alternatieven te vergelijken. Hier ligt de informatie verkregen uit de tweede stap aan de basis. In de vierde stap worden verschillende ontwikkelingsscenario’s uitgewerkt. De vijfde stap is het vergelijken van de twee alternatieven, “RHD” en “SITA”, waarbij het beslissingsmodel uit stap drie wordt gebruikt. De input van het beslissingsmodel wordt verkregen uit de informatie van de analyse van ontwikkelingsscenario’s uit stap vier. De zesde en tevens laatste stap is de rapportage van de bevindingen uit stap vijf. De rapportage resulteert in een conclusie en aanbeveling.

Stap 1: Beschrijving alternatieven

In de eerste stap wordt gekeken naar de alternatieven. Hier wordt het proces en de financiële eigenschappen van de alternatieven behandeld. Daarnaast wordt gekeken naar de

luierafvalstroom in de gemeente Utrecht. In deze stap wordt het antwoord gegeven op deelvraag 1.

Onderzoeksmateriaal en strategieën:

Om een goede beschrijving te krijgen van de twee alternatieven wordt gebruik gemaakt van twee dataverzamelingsmethoden: interviews en documentenonderzoek. De interviews worden gehouden met verschillende functionarissen in het bedrijf die goed inzicht hebben in het proces. Naast de interviews wordt ook een documentenonderzoek gedaan. Relevante documenten zijn: kostenoverzicht van processen en financiële data beschikbaar binnen de bedrijven.

Aanleiding onderzoek (Hfst. 1)

Doelstelling + vraagstelling + deelvragen (Hfst. 2)

Vooronderzoek theoretisch kader (Hfst. 4)

Ontwikkelen model (Hfst. 5) Beschrijven van alternatieven (Hfst. 3)

Data verzameling (Hfst. 6)

(14)

Stap 2: Literatuuronderzoek

In de tweede stap wordt literatuuronderzoek gedaan naar het besluitvormingsproces.

Daarnaast wordt aandacht besteed aan de verschillende analysetechnieken. In deze stap wordt het antwoord gegeven op de deelvragen 2 en 3.

Onderzoeksmateriaal en strategieën:

Om goed inzicht te krijgen in de het besluitvormingsproces wordt gebruik gemaakt van het boek Capital investment decision-making van Northcott (1992) en Techniques of financial

analysis van Helfert (1997). Voor het beschrijven van de financiële analysetechnieken wordt gebruik gemaakt van de boeken van Northcott en Helfert. Deze literatuur wordt uitgebreid met het boek Cost-benefit analysis, A handbook van Sassone (1978).

Stap 3: Ontwikkelen financieel beslissingsmodel

In de derde stap wordt een financiële analysetechnieken gekozen uit de in stap 2 gevonden technieken. Deze techniek moet geschikt zijn om een vergelijking te maken tussen de

alternatieven. Met behulp van deze techniek wordt een beslissingsmodel ontwikkeld. In deze stap wordt het antwoord gegeven op de deelvraag 4.

Onderzoeksmateriaal en strategieën:

In deze stap wordt gebruik gemaakt van de theorie uit stap 2. Stap 4: Scenariobeschrijving

In de vierde stap staat de koppeling van de gekozen financiële analysetechniek met de alternatieven centraal. Van de alternatieven wordt een aantal ontwikkelingsscenario’s

uitgewerkt, waarbij de hoeveelheid luierafval als onafhankelijk variabele wordt gebruikt. Bij de uitwerking van de ontwikkelingsscenario’s worden de financiële consequenties behandeld. In deze stap wordt het antwoord gegeven op de deelvragen 4 tot en met 6.

Onderzoeksmateriaal en strategieën

De informatie verkregen in de eerste stap vormt de input van deze stap. Voor de hoeveelheid luierafval worden verschillende scenario’s uitgezet. Deze scenario’s worden vervolgens gekoppeld aan de alternatieven.

Stap 5: Vergelijking situaties

Met de uitwerking van de ontwikkelingsscenario’s in stap 4 wordt informatie verzameld. Deze informatie wordt als input gebruikt voor het beslissingsmodel uit stap 3. Met het invullen van het model wordt het mogelijk om een vergelijking te maken tussen de twee alternatieven. Met de uitkomsten van het model wordt het antwoord gegeven op deelvraag 7. Stap 6: Rapportage van resultaten

(15)

3 Beschrijving alternatieven

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de alternatieven beschreven en wordt antwoord gegeven op de volgende deelvraag: 1. Welke alternatieven heeft de gemeente Utrecht?. Bij de beschrijving van de alternatieven wordt gekeken naar het proces en de prijs. In paragraaf 3.2 wordt alternatief “RHD” beschreven. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 alternatief “SITA” beschreven. Tot slot wordt in paragraaf 3.4 de huisafvalstroom en de luierafvalstroom in de gemeente Utrecht berekend.

3.2 Beschrijving Reinigings- en Havendienst Utrecht

De Reinigings- en Havendienst Utrecht (RHD) is belast met het afvalbeheer van de stad Utrecht.

3.2.1 Beschrijving proces RHD

De RHD is het inzamelingsbedrijf van huisafval in de gemeente Utrecht. De verwerking van huisafval wordt gedaan door Afval Verwerking Rijnmond (AVR). In alternatief “RHD” wordt de luierafvalstroom niet als aparte afvalstroom erkend, maar vormt het een onderdeel van de totale huisafvalstroom. Het luierafval wordt samen met het huisafval ingezameld en verwerkt. Figuur 5 geeft een overzicht van het traject dat het luierafval doorloopt in het alternatief “RHD”.

3.2.2 Prijscomponent RHD

De prijs die verbonden is aan alternatief “RHD” is afhankelijk van de hoeveelheid huisafval dat wordt ingezameld. De prijs is opgebouwd uit twee kostenelementen:

- inzamelingskosten;

De kosten voor het inzamelen van het huisafval. - verwerkingskosten.

De kosten die door de AVR in rekening worden gebracht voor het verwerken van het huisafval.

In de onderstaande tabel wordt de prijs, gesplitst in de twee kostenelementen, weergegeven. De prijs (exclusief BTW) is per ton (1.000 kilogram) geldend in het jaar 2005.

Totaal tarief Inzamelingskosten Verwerkingskosten

157 50 107

Uit het gesprek met de RHD is gebleken dat alleen de verwerkingskosten veranderen bij gescheiden luierinzameling. De inzamelingskosten blijven onveranderd. Deze kosten zijn afhankelijk van de inzamelingsstructuur (opslag en transport). Door het gescheiden inzamelen van luierafval verandert de inzamelingsstructuur niet en blijven de inzamelingskosten

onveranderd. De verwerkingskosten daarentegen zijn afhankelijk van de hoeveelheid te verwerken afval. Bij het gescheiden inzamelen van luierafval verandert de hoeveelheid te

Figuur 5 Traject luierafval alternatief “RHD”

Ouders Huisafvalcontainer RHD AVR

(16)

verwerken restafval en hiermee de totale verwerkingskosten. Het ontstaan van de verandering afhankelijk van het contract tussen de RHD en de AVR. Dit contract moet de mogelijkheid bieden om de verandering door te voeren.

Wanneer in dit verslag wordt gesproken over P(RHD) wordt bedoeld: de prijs van de RHD voor het verwerken van huisafval.

Wanneer gekeken wordt naar de ontwikkeling van de P(RHD) zijn twee zaken die van invloed zijn op de prijsontwikkeling:

- het stortverbod in Duitsland;

In Duitsland geldt vanaf 1 juni 2005 een stortverbod. Hierdoor neemt de hoeveelheid te verbranden afval toe. Het Nederlands afval kan niet meer worden gestort in Duitsland. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een prijsstijging.

- plaatsing van roetfilters.

De afvalverbrandingsinstallaties worden in de nabije toekomst verplicht roetfilters te plaatsen. Het plaatsen en onderhouden van roetfilters zal naar alle waarschijnlijkheid worden

doorberekend in de prijs.

Aangezien de precieze invloed van de bovenstaande zaken op de prijs voor het verbranden van afval niet bekend is, is in overleg met de RHD de jaarlijkse prijsontwikkeling van de verbranding van afval geschat op 5%. Samen met de inflatie, die wordt geschat op 2%1, wordt de totale jaarlijkse ontwikkeling van P(RHD) geschat op 7%2. Dit resulteert in een stijging van de verwerkingskosten van €107,- (2005) tot €210,- (2015) per ton huisafval. In grafiek 1 wordt de ontwikkeling van P(RHD) weergegeven. Een gedetailleerdere weergave van de ontwikkeling is te vinden in bijlage 2.

Grafiek 1 Ontwikkeling P(RHD) per ton per jaar € 0 50 100 150 200 250 2 0 0 5 2 0 0 7 2 0 0 9 2 0 1 1 2 0 1 3 2 0 1 5 Jaar P ri js P(RHD) 3.3 Beschrijving SITA

SITA is de marktleider in Europa op het gebied van afvalmanagement. SITA is een full service afvalbedrijf die de inzameling, bewerking en verwerking van huisafval regelt voor ruim 100 gemeenten in Nederland3.

1

Het inflatiepercentage is een indicatie gebaseerd op informatie van het CBS.

2

Vaststelling van het percentage heeft plaatsgevonden tijdens het klankbordoverleg op 30 mei 2005

3

(17)

3.3.1 Beschrijving proces SITA

SITA maakt, in samenwerking met Knowaste, een milieuvriendelijke wijze van

luierafvalverwerking mogelijk. SITA verzorgt de inzameling en Knowaste de verwerkingen van luierafval.

In dit onderzoek wordt uitgegaan dat SITA containers plaats bij de kinderdagverblijven waar het luierafval wordt verzameld. Deze containers worden geledigd door SITA en het luierafval wordt vervoerd naar Knowaste. Bij Knowaste wordt het luierafval gerecycled. Figuur 6 geeft een overzicht van het traject dat het luierafval doorloopt in het alternatief “SITA”.

3.3.2 Prijscomponent SITA

De prijs verbonden aan alternatief “SITA” is gestaffeld opgebouwd. De gestaffelde opbouw werkt met twee variabelen: de grootte van een container en het aantal KDV dat deelneemt aan luierinzameling. De reden voor deze gestaffelde opbouw is het veranderen van de

transportbewegingen bij een wijziging in de variabelen. In de onderstaande tabel worden de prijzen (exclusief BTW) gegeven die betaald moet worden per maand voor één container met een ledigingsfrequentie van één keer in de week. De prijs is geldend in het jaar 2005 en is inclusief de huur, lediging en verwerking.

Deelname aantal KDV aan luierinzameling Liters 80 – 61 60 - 41 40 - 21 20 - 1 Container 1 240 € 30,64 32,44 34,25 36,05 Container 2 500 € 65,62 67,75 72,12 81,92 Container 3 660 € 76,81 81,33 85,85 90,37

De prijs van SITA kan veranderen. Heffingen en/of andere veranderingen in

verwerkingskosten opgelegd van overheidswege zullen naar ratio worden doorbelast aan de klanten. Om deze veranderingen in verwerkingkosten te verwerken in de prijs is in overleg met SITA de jaarlijkse prijsontwikkeling van het recyclen geschat op 3%1. Samen met de inflatie die wordt geschat op 2%2 is de jaarlijkse ontwikkeling van P(SITA) geschat op 5%3. In grafiek 2 wordt een indicatie gegeven van de prijsontwikkeling bij een 240 liter container met een deelnameniveau van 80 – 61 KDV.

Grafiek 2 Ontwikkeling P(SITA) container 240 liter per maand € 0 € 50 € 100 150 200 2 0 0 5 2 0 0 6 2 0 0 7 2 0 0 8 2 0 0 9 2 0 1 0 2 0 1 1 2 0 1 2 2 0 1 3 2 0 1 4 2 0 1 5 Jaar P ri js P(SITA) 1

Percentage is overgenomen van NEA (transportonderzoekinstituut).

2

Het inflatiepercentage is een indicatie gebaseerd op informatie van het CBS.

3

Vaststelling van het percentage heeft plaatsgevonden tijdens het klankbordoverleg op 30 mei 2005 Tabel 2 Prijzen SITA per maand met ledigingsfrequentie van één keer per week

Figuur 6 Traject luierafval alternatief “SITA”

(18)

De andere containers en deelnameniveaus tonen dezelfde trend. In bijlage 3 wordt de prijsontwikkeling van de andere containers en deelnameniveaus weergegeven.

Bij de prijzen van SITA zijn de kosten van de speciale plasticzakken voor het inzamelen van de luiers niet meegenomen.

3.4 Hoeveelheid luierafval

Voor dit onderzoek is de hoeveelheid luierafval in de gemeente Utrecht de

hoeveelheidscomponent. Het luierafval is een stroom van de totale huisafvalstroom. Om deze luierafvalstroom uit de totale huisafvalstroom te herleiden wordt uitgegaan dat de

luierafvalstroom 3%1 van de totale huisafvalstroom is. De totale huisafvalstroom wordt berekend op basis van het aantal kilo’s restafval per inwoner vermenigvuldigt met het aantal inwoners in de stad Utrecht. Voor het bepalen van de hoeveelheid restafval is gebruik gemaakt van “Afvalstoffenplan 2004 - 2008” (Gemeente Utrecht, 2004). De groei van de hoeveelheid restafval is vastgesteld op 2,1%2 per jaar. De berekening van dit groeipercentage wordt weergegeven in bijlage 4. De onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van zowel de huisafvalstroom als de luierafvalstroom weer.

Huisafvalstroom Luierafvalstroom

Jaar in ton in ton

2005 77.927 2.338 2006 81.657 2.450 2007 85.419 2.563 2008 89.526 2.686 2009 93.593 2.808 2010 97.546 2.926 2011 101.523 3.046 2012 105.477 3.164 2013 109.253 3.278 2014 112.871 3.386 2015 116.201 3.486

In bijlage 5 wordt de berekening van de huisafvalstroom gedetailleerd weergegeven. Een gedetailleerde berekening van de luierafvalstroom wordt weergegeven in bijlage 6.

Wanneer de ontwikkeling van de luierafvalstroom in een grafiek wordt weergegeven is de groei van de luierafvalstroom goed waar te nemen.

Grafiek 3 Ontwikkeling luierafvalstroom per jaar 0 1.000 2.000 3.000 4.000 2 0 0 5 2 0 0 6 2 0 0 7 2 0 0 8 2 0 0 9 2 0 1 0 2 0 1 1 2 0 1 2 2 0 1 3 2 0 1 4 2 0 1 5 Jaar A an ta l to n Luierafval 1 Bron: www.aoo.nl 2 Bron: www.aoo.nl

(19)

4 Theoretisch kader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader van het onderzoek beschreven. Het theoretisch kader is te verdelen in drie delen. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op het

besluitvormingsproces. Besproken wordt hoe het besluitvormingsproces eruit ziet en welke informatie nodig is bij het besluitvormingsproces. Paragraaf 4.3 staat stil bij de technieken die worden toegepast om alternatieven financieel te analyseren. In paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de risicoanalyse. Paragraaf 4.5 geeft een samenvatting van dit hoofdstuk.

4.2 Besluitvormingsproces

In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de volgende deelvraag: 2. Welke stappen zijn te

onderkennen in het besluitvormingsproces inzake de keuze uit verschillende alternatieven?.

4.2.1 Benadering Northcott

In het boek van Northcott (1992) wordt het besluitvormingsproces met betrekking tot

investeringsalternatieven vertaald in een model. Het model, figuur 7, geeft de stappen van het proces weer. In figuur 7 is te zien dat het proces in relatie staat met de organisatie door middel van strategische planning en het personeel. De relatie met de strategische planning bestaat uit het feit dat de investering vorm geeft aan de strategische planning van een organisatie. De relatie met het personeel bestaat uit het feit dat het personeel nodig is om met ideeën te komen, deze te selecteren en vervolgens te implementeren.

In figuur 7 is te zien dat het besluitvormingsproces bestaat uit een aaneenschakeling van stappen. De stappen worden hieronder beschreven.

Het besluitvormingsproces

(20)

Stap 1: Identificatie potentiële investeringen

In de eerste stap, identificatie potentiële investeringen, worden ideeën aangedragen door het personeel.

Stap 2: Project definitie en screening

De tweede stap, project definitie en screening, bestaat uit twee delen. In het eerste gedeelte wordt het project gedefinieerd. Hier worden de noodzakelijke middelen,

implementatieaspecten en toekomstige opbrengsten inzichtelijk gemaakt. Dit gebeurt nog niet op al te gedetailleerde wijze. Het idee wordt hier omgezet in een voorstel. De informatie verkregen uit het eerste gedeelte vormt de basis van het tweede gedeelte: het screenen. Na het screenen van de informatie wordt een keuze gemaakt om te stoppen of door te gaan met het verder uitwerken van het investeringsvoorstel. Belangrijke criteria voor het doorgaan met het verder uitwerken zijn de haalbaarheid en de aantrekkelijkheid van het voorstel.

Stap 3: Analyse en acceptatie

De derde stap, analyse en acceptatie, is de belangrijkste stap in het besluitvormingsproces. Hier wordt de keuze gemaakt welk investeringsvoorstel uitgevoerd gaat worden. Deze stap wordt verdeeld in zeven stappen welke leiden tot een goede keuze. De zeven stappen zijn:

1. Het detailleren van de investeringsvoorstellen.

De investeringsvoorstellen worden voorzien van gedetailleerdere informatie. 2. Het classificeren van de investeringsvoorstellen.

De investeringsvoorstellen worden geclassificeerd per type investering. Het ontstaan van categorieën maakt het mogelijk om voor elke categorie specifieke criteria op te stellen, zodat er een goede vergelijking van categorieën mogelijk wordt.

3. Het uitvoeren van een financiële analyse.

De investeringsvoorstellen worden onderworpen aan een financiële analyse. De verschillende financiële analysetechnieken worden in paragraaf 4.3 besproken.

4. Het opstellen van acceptatiecriteria.

Om de resultaten van de financiële analyse te kunnen toetsen, worden acceptatiecriteria opgesteld.

5. Het koppelen aan het beschikbare budget.

Met de financiële analyse wordt inzicht verkregen in de kosten van de investeringsvoorstellen. Deze kosten moet vallen binnen het beschikbare budget om in aanmerking te komen voor uitvoering.

6. Het nemen van het besluit.

Na het doorlopen van de vijf bovengenoemde stappen, is genoeg informatie verzameld om een keuze te maken welk investeringsvoorstel uitgevoerd wordt. Het voorstel wordt hier omgezet in een project.

7. Het ontwikkelen van een systeem voor controle en implementatie.

Na het nemen van het besluit wordt een systeem ontwikkeld dat het mogelijk maakt om het investeringsproject te implementeren en de voortgang van de uitvoering te controleren.

Stap 4: Implementatie

(21)

Stap 5: Controle en nameting

De laatste stap, controle en nameting, is een doorlopende stap die gedurende de hele looptijd van het project actief is en pas eindigt wanneer het project stopt. De voortgang van het project wordt getoetst aan de criteria die in stap drie zijn opgesteld.

4.2.2 Benadering Helfert

Northcott beschrijft het besluitvormingsproces heel helder en duidelijk door het opstellen van een stappenplan. Toch heeft de beschrijving een tekortkoming. Northcott besteedt weinig aandacht aan de complexiteit van het proces. In het boek van Helfert (1997) wordt deze complexiteit belicht. De theorie beschreven door Helfert is een goede aanvulling op het boek van Northcott.

In het boek van Helfert (1997) wordt de besluitvorming met betrekking tot

investeringsalternatieven gezien als een complex proces, waarin veel keuzes worden gemaakt. De keuzes zijn onder te verdelen in vier categorieën:

1. strategisch perspectief; 2. besluitvormingskader; 3. componenten van analyse; 4. economische analysetechnieken.

Strategisch perspectief

De keuze voor een investering staat in relatie met de strategie van de organisatie. Hierbij wordt gedacht aan de verwachte economische condities, de concurrentiepositie en de kerncompetenties van de organisatie.

Besluitvormingskader

De degelijkheid, consistentie en betekenis van analyseresultaten wordt versterkt door een aantal basisregels. Deze basisregels omvatten:

- probleemdefinitie;

Voordat wordt begonnen met de evaluatie is het duidelijk welk doel de investering nastreeft. - aard van investering;

De aard van de investering geeft de mogelijke beperkingen die ontstaan bij de keuze tussen investeringen en de opbouw van het investeringsbedrag weer. De beperkingen die kunnen optreden zijn wederkerige exclusiviteit, de investeringen streven hetzelfde doel na, en kapitaaldistributie, het beschikbare kapitaal maakt slechts één investering mogelijk. De opbouw van het investeringsbedrag kan bestaan uit één bedrag aan het begin van het project of doorlopende bedragen gedurende het project.

- geschatte toekomstige kosten en opbrengsten;

De keuze voor een investering wordt genomen op basis van de geschatte toekomstige kosten en opbrengsten van de investering. Het succes van de investering is afhankelijk van

toekomstige gebeurtenissen en de onzekere omgeving. Door middel van een gevoeligheidsanalyse wordt geprobeerd inzicht te krijgen in deze onzekerheden.

- veranderende kasstromen;

(22)

- relevante boekhoudgegevens;

Het gebruik van boekhoudgegevens kan gevaarlijk zijn, omdat deze op vele manier zijn op te stellen. Om dit probleem op te lossen wordt gebruik gemaakt van de jaarlijkse kosten in plaats van de kosten per eenheid.

- sunk cost;

Kosten die al zijn gemaakt voor het nemen van het uiteindelijke besluit worden niet

meegenomen bij de keuze voor een investering. De keuze voor een investering heeft namelijk geen invloed op deze kosten.

- tijdvoorkeur.

Gezien het toekomstige karakter van de analyse wordt aandacht besteed aan de timing van de kasstromen en de waarde van deze kasstromen op het beslissingsmoment.

Componenten van analyse

De beoordeling van de aantrekkelijkheid van een investering vindt plaats op basis van vier componenten:

- de netto investering;

- de netto operationele kasstromen;

- de economische levensduur;

- de herstelkosten aan het einde van het project.

Economische analyse technieken

De verschillende economische analyse technieken worden in paragraaf 4.3 besproken.

4.2.3 Conclusie

De benaderingen van Northcott en Helfert zijn een goede aanvulling op elkaar. Northcott geeft een goed stappenplan van het besluitvormingsproces, maar besteedt weinig aandacht aan de benodigde informatie voor een goed besluit. Helfert besteedt daarentegen veel aandacht aan de keuzes en de benodigde informatie voorafgaande aan het besluit. In figuur 8 worden de keuzecategorieën van Helfert toegevoegd aan het model van Northcott. De keuze voor het plaatsen van de categorieën in het model is gebaseerd op de aanvulling die Helfert biedt op het model van Northcott.

Beide benaderingen zijn het eens over het feit dat de investering in één lijn moet staan met de beoogde toekomst van de organisatie. Echter over de rol die de strategie inneemt in het besluitvormingsproces verschillen beide benaderingen. Northcott schrijft een indirecte rol toe van de strategie aan het besluitvormingsproces. Helfert daarentegen stelt dat de strategie een direct onderdeel is in het besluitvormingsproces.

Het besluitvormingskader is een aanvulling op de eerste twee stappen van Northcott. Zowel de identificatie als definitie en screening van projecten vindt plaats binnen een kader. Helfert benoemt de basisregels waaraan het kader moet voldoen.

De componenten van analyse zijn bruikbaar bij de derde stap van Northcott. Helfert beschrijft de belangrijkste componenten die meegenomen moeten worden bij de analyse. Hier ligt de nadruk voornamelijk op de financiële analyse.

(23)

In het bovenstaande figuur is te zien dat de nadruk van Helfert ligt op de eerste drie stappen van het model van Northcott. Over de laatste twee stappen wijdt Helfert zich niet uit. Hierin is Northcott een duidelijk aanvulling op de benadering van Helfert.

4.3 Financiële analysetechnieken

In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de deelvraag: 3. Welke technieken worden

gebruikt om investeringen te analyseren?. De financiële analysetechnieken maken deel uit van de derde stap in het model van Northcott.

Om een vergelijking te maken tussen verschillende alternatieven bestaat de keuze uit diverse analysetechnieken. Elke techniek benadert de alternatieven op haar eigen wijze. Twee analysetechnieken die voor dit onderzoek in aanmerking komen zijn:

1. de investeringsanalyse; 2. de kosten-batenanalyse.

Figuur 8 De benadering van Helfert in het investeringsmodel van Northcott Omgeving Strategische planning Identificatie potentiële investeringen Project definitie en screening Analyse en acceptatie Controle en nameting Implementatie Feedback Personeel Besluitvormingskader

(24)

4.3.1 Investeringsanalyse

Een investeringsanalyse benadert een alternatief als een keuzemogelijkheid waarbij de keuze een investering tot gevolg heeft. Deze investering en de netto kasstromen∗, die volgen op de keuze, vormen de variabelen bij het uitvoeren van de analyse.

De investeringsanalysemethode omvat een scala aan technieken die gebruikt worden voor het uitvoeren van de analyse. Veel gebruikte technieken zijn:

- de Netto Contante Waarde (NCW); - de Terugverdien Periode (TP); - de Interne Rentabiliteit (IR).

Een verdere uitwerking van de investeringsanalyse en de technieken vindt u in bijlage 7. Elke techniek berekent op een specifieke wijze de aantrekkelijkheid van een alternatief. De uitkomst van de berekening is de basis voor de vergelijking van de alternatieven.

4.3.2 Kosten-batenanalyse

Een kosten-batenanalyse ziet een alternatief als een keuzemogelijkheid waarbij de organisatie een verplichting aangaat met in de meeste gevallen een derde partij. Aan deze verplichting zijn kosten en baten verbonden. Deze kosten en baten vormen de variabelen bij het uitvoeren van de analyse.

Sassone (1978) beschrijft een kosten-batenanalyse als een schatting en evaluatie van de netto baten van alternatieven met een publiek doel. Deze netto baten worden berekend door de baten van het alternatief te verminderen met de kosten van het alternatief.

De vergelijking van de alternatieven vindt plaats op basis van de netto baten van het alternatief.

4.4 Risicoanalyse

Voor de analyse van een alternatief wordt gebruik gemaakt van schattingen. De schattingen zijn onzeker, omdat ze betrekking hebben op het toekomst. Deze onzekerheid bepaalt het risico van een beslissing. Naast het verwerken van dit risico in de vermogenskostenvoet maken veel organisaties gebruik van risicoanalyses. De drie belangrijkste en veel gebruikte risicoanalyses zijn:

1. de waarschijnlijkheidsanalyse; 2. de gevoeligheidsanalyse; 3. de simulatie.

4.4.1 De waarschijnlijkheidsanalyse

De waarschijnlijkheidsanalyse maakt gebruik van een aantal mogelijke resultaten van een investering. Aan deze mogelijke resultaten wordt een kans gekoppeld. De resultaten worden

Bij de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit wordt niet gesproken over netto kasstromen, maar over

(25)

vermenigvuldigd met de kans, wat de gewogen resultaten oplevert. De som van de gewogen resultaten is het gemiddeld gewogen resultaat van de investering.

Het nadeel van deze analyse is de subjectiviteit. Veranderingen in de mogelijke resultaten en de kansen leveren een totaal ander gemiddeld gewogen resultaat op.

4.4.2 De gevoeligheidsanalyse

De gevoeligheidsanalyse maakt gebruik van de variabelen die van invloed zijn op het resultaat. Bij het uitvoeren van de gevoeligheidsanalyse wordt één variabele veranderd in de berekening van de netto contante waarde. Wanneer de verandering een grote invloed heeft op de hoogte van de netto contante waarde, is de netto contante waarde gevoelig voor de

variabele. De variabele heeft een significant aandeel in het risico van de investering. Het gebruik van de gevoeligheidsanalyse heeft twee voordelen:

- de gevoeligheidsanalyse geeft inzicht in de variabelen die invloed hebben op het resultaat van de investering;

- de gevoeligheidsanalyse geeft inzicht in het risico van de investering.

Naast deze voordelen is de gevoeligheidsanalyse een goede voorloper van simulatie. De variabelen die invloed hebben op het resultaat worden benoemd. Deze variabelen vormen de input bij simulatie.

Het nadeel van de gevoeligheidsanalyse is dat het niet, dan wel lastig, te gebruiken is bij investeringen met onderling afhankelijke variabelen.

4.4.3 De simulatie

Simulatie is een uitbreiding van de waarschijnlijkheidsanalyse en lijkt erg op de

gevoeligheidsanalyse. Bij de waarschijnlijkheidsanalyse wordt gebruik gemaakt van slechts één geschatte variabele: het resultaat of de netto contante waarde van de investering. Bij veel keuzes van investeringen zijn meerdere variabelen van invloed op de keuze. Simulatie maakt het mogelijk om al deze variabelen mee te nemen bij de analyse. Daarnaast is het met

simulatie mogelijk om de gevolgen van verandering in onderling afhankelijke variabelen te analyseren.

Simulatie bestaat uit drie stappen:

1. identificeren van de belangrijkste variabelen van de investering; 2. bepalen welke waarde deze variabelen kunnen aannemen; 3. koppelen van de kans op de waarde van de variabele.

(26)

4.5 Samenvatting

2. Welke stappen zijn te onderkennen in het besluitvormingsproces inzake de keuze uit verschillende alternatieven?

Northcott (1992) geeft het volgende stappenplan: 1. identificatie potentiële investeringen; 2. project definitie en screening;

3. analyse en acceptatie; 4. implementatie; 5. controle en nameting.

Helfert (1997) vult het stappenplan van Northcott goed aan, aangezien Helfert de nadruk legt op de complexiteit van het proces en de benodigde informatie voor het maken van een keuze. Helfert onderscheidt vier categorieën die alle vier toepasbaar zijn in de theorie van Northcott:

1. strategisch perspectief;

Valt bij Northcott buiten het proces, maar heeft wel grote invloed op het proces. 2. besluitvormingskader;

Het besluitvormingskader is een goede aanvulling bij de stap project definitie en screening. 3. componenten van analyse;

De componenten van analyse zijn een goede aanvulling bij de stap analyse en acceptatie. 4. economische analysetechnieken.

De economische analysetechnieken zijn een goede aanvulling bij de stap analyse en acceptatie.

3. Welke technieken worden gebruikt om investeringen te analyseren?

De technieken die gebruikt kunnen worden voor dit onderzoek zijn samen te voegen in twee analysemethoden:

1. investeringsanalyse; 2. kosten-batenanalyse.

Investeringsanalyse Kosten-batenanalyse Variabelen - initiële investering

- netto kasstroom*

- kosten - baten Vergelijking Afhankelijk van de techniek en de berekening

behorende bij de techniek worden de uitkomsten van de verschillende alternatieven vergeleken.

De alternatieven worden vergeleken op basis van de kosten en baten die aan de

alternatieven zijn verbonden.

* De Gemiddelde Boekhoudkundige Rentabiliteit gebruikt niet de netto kasstroom, maar de gemiddelde boekhoudkundige winst.

De input van de financiële analysetechnieken bestaat uit schattingen. De schattingen zijn onzeker, omdat ze betrekking hebben op het toekomstige verloop van de investering. Deze onzekerheid bepaalt het risico van een investering. Naast het verwerken van dit risico in de vermogenskostenvoet, maken veel organisaties gebruik van risicoanalyses. De drie

belangrijkste en meest gebruikte risicoanalyses zijn: 1. de waarschijnlijkheidsanalyse;

2. de gevoeligheidsanalyse; 3. de simulatie.

(27)

5 Ontwikkeling financiële analysetechniek

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de volgende deelvraag: 4. Welke techniek is voor

dit onderzoek het beste te gebruiken?. Het antwoord op deze vraag wordt gegeven in

paragraaf 5.2. In paragraaf 5.3 worden de variabelen van de techniek beschreven en verwerkt in formules. Met de informatie uit de paragraven 5.2 en 5.3 wordt in paragraaf 5.4 een vergelijkingsformule ontwikkeld die hulp biedt bij het oplossen van de vraagstelling van dit onderzoek.

5.2 Keuze analysetechniek

De keuze voor een analysetechniek hangt af van de variabelen die bepalend zijn voor de alternatieven. Als eerste uitgangspunt van dit onderzoek is gekozen om de alternatieven te benaderen als investeringen voor de gemeente Utrecht. Vanuit dit uitgangspunt zijn de verschillende investeringsanalysetechnieken uitgewerkt en is informatie verzameld voor het uitvoeren van de analyse. Bij het verzamelen van de informatie bleek dat beide alternatieven geen investeringen vereisen vanuit de gemeente Utrecht. Van de gemeente Utrecht wordt verwacht dat zij de kosten betaalt van de ontvangen diensten. Dit maakt het uitvoeren van een investeringsanalyse overbodig. Een kosten-batenanalyse waarbij de kosten en baten van de alternatieven worden vergeleken, biedt al antwoord op de vraagstelling of gescheiden luierinzameling financieel haalbaar is.

5.3 Bepalen van variabelen

Bij een kosten-batenanalyse vormen de kosten en baten de variabelen van vergelijking. In dit onderzoek hebben de variabelen betrekking tot de kosten en baten voor het inzamelen en verwerken van luierafval bij alternatief “RHD” en alternatief “SITA”.

5.3.1 Kosten

Aan beide alternatieven zijn kosten verbonden. De kosten voor alternatief “RHD” worden als volgt berekend:

Formule 1: Kosten alternatief “RHD” Kosten RHD = P(RHD) * Q(RHD)

P(RHD) : prijs RHD voor inzamelen en verwerken van huisafval Q(RHD) : hoeveelheid ingezameld en verwerkt huisafval door de RHD

De kosten voor alternatief “SITA” worden als volgt berekend:

Formule 2: Kosten alternatief “SITA” Kosten SITA = P(SITA) * Q(SITA)

P(SITA) : prijs SITA voor het inzamelen en verwerken van luierafval Q(SITA) : hoeveelheid ingezameld en verwerkt luierafval door SITA

5.3.2 Baten

(28)

bepalen van gescheiden luierinzameling, zijn de besparingen die ontstaan bij de keuze voor het alternatief “SITA” de baten van de vergelijking. De baten worden omschreven als: de besparingen die ontstaan door het niet verwerken van luierafval door de RHD. In de omschrijving van de baten worden de kosten voor het inzamelen van luierafval buiten beschouwing gelaten. In paragraaf 3.2 is namelijk bepaald dat de inzamelingskosten voor de RHD niet veranderen bij gescheiden luierinzameling.

De besparingen van alternatief “SITA” worden als volgt berekend:

Formule 3: Besparingen alternatief “SITA” Besparingen SITA = P(RHD) * Q(SITA) P(RHD) : prijs RHD voor verwerken van huisafval

Q(SITA) : hoeveelheid ingezameld en verwerkt luierafval door SITA

De besparingen van alternatief “SITA” bestaan uit de afname van het huisafval met het gedeelte gescheiden ingezameld luierafval (Q(SITA)). Om het bedrag van deze besparing te berekenen, wordt het gedeelte gescheiden ingezameld luierafval vermenigvuldigd met de prijs die betaald zou moeten worden wanneer het niet gescheiden is ingezameld (P(RHD)).

Bij de baten dient te worden opgemerkt dat in dit onderzoek wordt uitgegaan van direct ontstaande besparingen. In werkelijkheid zullen deze besparingen niet direct ontstaan, omdat de hoeveelheden en prijzen zijn vastgelegd in contracten. Maar op basis van Johnson en Kaplan (1987) kan worden gesteld dat alle kosten op de lange termijn variabel zijn. Dit

betekent dat na het aflopen van het contract de veranderingen leiden tot een aanpassing van de contracten en zo besparingen opleveren.

5.4 Ontwikkeling vergelijkingsformule

Nu de keuze van een analysetechniek is gemaakt en de variabelen bekend zijn, is het mogelijk om een analysetechniek te ontwikkelen die hulp biedt bij het beantwoorden van de

vraagstelling van dit onderzoek. De vraagstelling van dit onderzoek is in paragraaf 2.2 als volgt gedefinieerd:

Is gescheiden luierinzameling in de stad Utrecht financieel haalbaar?

Deze vraagstelling kan ook worden herschreven in:

Is alternatief “SITA”in de stad Utrecht financieel haalbaar?

Om antwoord te geven op deze vraag wordt een kosten-batenanalyse uitgevoerd van alternatief “SITA”. Formule 2 en 3 geven de berekeningen van de kosten en baten van alternatief “SITA”. Bij een kosten-batenanalyse wordt gekeken naar de netto baten van een alternatief. De netto baten worden berekend door de baten van het alternatief te verminderen met de kosten van het alternatief. De netto baten voor alternatief “SITA” worden als volgt berekend:

Formule 4: Netto baten SITA

(29)

Formule 4 is te vereenvoudigen in de volgende formule:

Formule 5: Netto baten SITA

Netto baten SITA = (P(RHD) – P(SITA)) * Q(SITA)

(30)

6. Data analyse

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het antwoord gegeven op twee deelvragen: 5. Welke

ontwikkelingsscenario’s van de alternatieven zijn denkbaar? en 6. Wat zijn de financiële

gevolgen bij de verschillende scenario’s?. In paragraaf 6.2 wordt de variabele bepaald die centraal staat in de ontwikkelingsscenario’s. In paragraaf 6.3 worden de factoren die invloed hebben op de sleutelvariabele besproken. Tevens worden hier verschillende scenario’s besproken. Paragraaf 6.4 bekijkt de gevolgen van de sleutelvariabele bij de verschillende scenario’s. Paragraaf 6.5 bekijkt de financiële gevolgen bij de verschillende scenario’s. 6.2 Sleutelvariabele

In de kosten-batenanalyse worden de kosten en baten van een alternatief met elkaar vergeleken. In dit onderzoek worden de kosten en baten van alternatief “SITA” met elkaar vergeleken. Naast het uitvoeren van een kosten-batenanalyse wordt in dit onderzoek ook een risicoanalyse uitgevoerd. In deze risicoanalyse wordt gekeken naar de invloed van één of meerdere variabelen op het resultaat. De variabele die invloed heeft op het resultaat wordt ook wel de sleutelvariabele genoemd.

Om de sleutelvariabele van dit onderzoek te bepalen, wordt gekeken welke variabele invloed uitoefent op het resultaat. De variabelen van het onderzoek worden benoemd in formule 4 “Netto baten SITA”, die hieronder is gegeven.

Formule 4: Netto baten SITA

Netto baten SITA = (P(RHD) * Q(SITA)) – (P(SITA) * Q(SITA)) P(RHD) : prijs RHD voor inzamelen en verwerken van huisafval Q(SITA) : hoeveelheid ingezameld en verwerkt luierafval door SITA P(SITA) : prijs SITA voor inzamelen en verwerken van luierafval

In formule 4 worden de netto baten berekend door de baten te verminderen met de kosten. De variabelen die gebruikt worden zijn:

- P(RHD); - Q(SITA); - P(SITA).

Alle drie de variabelen hebben invloed op het resultaat. Toch heeft Q(SITA) de grootste invloed op het resultaat. Q(SITA) wordt namelijk zowel in de berekening van de baten als de kosten gebruikt als hoeveelheidscomponent. Dit maakt de uitkomst van de baten en kosten alsmede de netto baten gevoelig voor veranderingen in Q(SITA). Hieruit wordt geconcludeerd dat Q(SITA) de sleutelvariabele is in deze analyse.

6.3 Beïnvloedende factoren

(31)

Tabel 5 Aantal KDV per participatieniveau

De verschillende waarden van Q(SITA) worden bepaald door een aantal factoren. Factoren die binnen het bereik van dit onderzoek vallen zijn:

- het brengen van de kinderen naar een KDV; - het deelnemen van een KDV aan luierinzameling; - het deelnemen van de ouders aan luierinzameling.

6.3.1 Kinderen naar KDV

De eerste factor die invloed heeft op de waarden van Q(SITA) is het al dan niet gebruik maken van een KDV door ouders. In dit onderzoek wordt uitgegaan dat alleen ouders die hun kinderen naar een KDV brengen potentiële deelnemers zijn van gescheiden luierinzameling. Voor de analyse wordt gekozen om te werken met vier participatieniveaus:

- kinderen naar KDV 100%; - kinderen naar KDV 75%; - kinderen naar KDV 50%; - kinderen naar KDV 25%.

6.3.2 Deelname KDV aan luierinzameling

De tweede factor die invloed heeft op de waarden van Q(SITA) is de deelname van een KDV aan luierinzameling. Als uitgangspunt van het luierproject in Utrecht geldt dat de containers voor het inzamelen van luierafval geplaatst worden bij een KDV. Het KDV moet hiervoor toestemming geven. Voor de analyse is gekozen om te werken met in vier participatieniveaus:

- participatie KDV 100%; - participatie KDV 75%; - participatie KDV 50%; - participatie KDV 25%.

Om inzicht te geven om hoeveel KDV het gaat in de gemeente Utrecht wordt in tabel 5 per participatieniveau het minimaal en maximaal aantal KDV gegeven.

Aantal KDV

Participatieniveau Minimaal Maximaal

100% 61 80

75% 41 60

50% 21 40

25% 1 20

6.3.3 Deelname ouders aan luierinzameling

De derde en laatste factor die invloed heeft op de waarden van Q(SITA) is de deelname van ouders aan luierinzameling. Uiteindelijk zijn het de ouders die de luiers vanuit huis mee moeten nemen naar het KDV om het daar te deponeren in de container. Voor de analyse is gekozen om te werken met vier participatieniveaus:

(32)

6.3.4 Waardenboom

De drie hierboven beschreven factoren hebben allemaal invloed op de uiteindelijke

hoeveelheid ingezameld luierafval. De factoren hebben echter ook invloed op elkaar. Hoe de factoren elkaar beïnvloeden kan worden weergegeven in een waardenboom, die is

weergegeven in figuur 9. De waardenboom begint bij de ouders met luierdragende kinderen. Deze ouders met kinderen doorlopen vervolgens achtereenvolgend de factoren ‘Kinderen naar KDV’, ‘Deelname KDV aan luierinzameling’ en ‘Deelname ouders aan luierinzameling’ om uiteindelijk te komen tot een afvalinzamelaar. Alleen het luierafval dat naar het doorlopen van de factoren uitkomt bij afvalinzamelaar SITA maakt onderdeel uit van Q(SITA).

6.4 Analyse van de sleutelvariabele

In de analyse wordt gekeken naar de ontwikkelingen van de variabele Q(SITA) bij veranderende participatieniveaus van de factoren. Per factor worden de ontwikkelingen benoemd.

6.4.1 Factor: Kinderen naar KDV

De eerste factor in de waardenboom is de factor: “Kinderen naar KDV”. De inzamelplaats voor de luiers wordt het KDV. Wanneer ouders hun kinderen niet naar een KDV brengen is het niet aannemelijk dat luiers bij het KDV terechtkomen. Al is het mogelijk dat een kleine fractie luiers via deze weg toch nog wordt ingezameld. Om deze reden is in de onderste helft van de waardenboom toch een tak getekend die deze mogelijkheid weergeeft. In het

onderzoek wordt deze fractie niet meegenomen, omdat het moeilijk te achterhalen is hoe groot deze fractie zal zijn.

Wanneer de participatieniveaus van de factor “Kinderen naar KDV” worden gekoppeld aan Q(SITA) ontstaat grafiek 4. In de grafiek wordt duidelijk dat bij elke participatieniveau Q(SITA) in de loop van tijd stijgt. Dit ligt geheel in de lijn met hetgeen reeds in paragraaf 3.4 is besproken bij het bepalen van de hoeveelheidscomponent. Het koppelen van de

participatieniveaus aan Q(SITA) splitst de hoeveelheid Q(SITA) in vier niveaus.

=% =% =% =% =% =% ??% ??% Ja ??% ??% ??% ??% ??% 100% 100%

Kinderen naar KDV Deelname KDV aan

luierinzameling Deelname ouders aan luierinzameling Ja Ja Nee Nee Nee Afvalinzamelaar SITA RHD RHD Ja Nee Ja Nee SITA RHD RHD ??% ??% Ouders met luierdragende kinderen in de leeftijd

van 0 tot 4 jaar

Nee

(33)

Grafiek 4 Factor "Kinderen naar KDV" 0 1.000 2.000 3.000 4.000 2 0 0 5 2 0 0 7 2 0 0 9 2 0 1 1 2 0 1 3 2 0 1 5 Jaar Q (S IT A ) in t o n Kinderen naar KDV 100% Kinderen naar KDV 75% Kinderen naar KDV 50% Kinderen naar KDV 25%

In bijlage 8 worden de waarden bij deze grafiek weergegeven.

Uit onderzoek (Kempen, 2005) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gebleken dat 26% van de ouders gebruik maakt van KDV. Ook in de toekomst wordt

verwacht dat het gebruik van KDV door ouders rond de 26% blijft zitten.

Voor de verdere uitvoeren van de analyse is samen met de opdrachtgever gekozen om het participatieniveau “Kinderen naar KDV” vast te zetten op 25%. De waarden Q(SITA) bij dit participatieniveau zijn in tabel 6 weergegeven.

Kinderen naar KDV Jaar 25% 2005 584 2006 612 2007 641 2008 671 2009 702 2010 732 2011 761 2012 791 2013 819 2014 847 2015 872

6.4.2 Factor: Deelname KDV aan luierinzameling

De tweede factor in de waardenboom is de factor: “Deelname KDV aan luierinzameling”. Deze factor beïnvloedt zowel Q(SITA) als P(SITA). In paragraaf 3.3.2 is opgemerkt dat SITA werkt met een gestaffelde prijs. De prijs is afhankelijk van het aantal KDV die meedoen aan de luierinzameling. In deze paragraaf wordt alleen aandacht besteedt aan de variabele

Q(SITA). De invloed van de factor “Deelname KDV aan luierinzameling” op P(SITA) wordt in paragraaf 6.5.2 behandeld.

Wanneer de participatieniveaus van de factor “Deelname KDV aan luierinzameling” worden gekoppeld aan de waarden van Q(SITA), die berekend zijn in paragraaf 6.4.1, ontstaat grafiek 5. In deze grafiek is de ontwikkeling van het aantal ton per participatieniveau goed af te lezen. Uitgangspunt bij de grafiek is een participatieniveau “Kinder naar KDV” van 25%.

(34)

Grafiek 5 Factor "Deelname KDV" 0 200 400 600 800 1.000 2 0 0 5 2 0 0 7 2 0 0 9 2 0 1 1 2 0 1 3 2 0 1 5 Jaar Q (S IT A ) in t o n Deelname KDV 100% Deelname KDV 75% Deelname KDV 50% Deelname KDV 25%

In bijlage 9 worden de waarden van Q(SITA) van de verschillende participatieniveaus weergegeven.

Alle vier de participatieniveaus worden in de verdere uitwerking van de analyse meegenomen. Dit houdt in dat vier scenario’s, één per participatieniveau, ontstaan.

6.4.3 Factor: Deelname ouders aan luierinzameling

De derde factor in de waardenboom is de factor: “Deelname ouders aan luierinzameling”. Dit is de laatste factor die invloed uitoefent op Q(SITA) die ingezameld worden. In paragraaf 6.4.2 wordt gesproken over vier scenario’s, één per participatieniveau “Deelname KDV aan luierinzameling”. Bij de factor “Deelname ouders aan luierinzameling” wordt aan elk scenario weer vier participatieniveaus gekoppeld. Deze participatieniveaus hebben betrekking op de factor “Deelname ouders aan luierinzameling”. Door het koppelen van deze

participatieniveaus aan de scenario’s ontstaan in totaal zestien verschillende scenario’s. Elk scenario bestaat uit een participatieniveau “Deelname KDV aan luierinzameling” en een participatieniveau “Deelname ouders aan luierinzameling”. Het participatieniveau “Kinderen naar KDV” is vastgesteld op 25%. In bijlage 10 worden de waarden van Q(SITA) van de verschillende scenario’s weergegeven.

6.5 Bepalen variabelen kosten-batenanalyse

In hoofdstuk 5 zijn de variabelen van de kosten-batenanalyse algemeen beschreven. In deze paragraaf worden de variabelen verder uitgewerkt naar aanleiding van de informatie

verkregen uit de beschrijving van de alternatieven.

6.5.1 Baten

In paragraaf 5.3.2 zijn de baten omschreven als: de besparingen die ontstaan door het niet inzamelen en verwerken van luierafval door de RHD. In formule 3, paragraaf 5.3.2, worden de baten berekend door P(RHD) te vermenigvuldigen met Q(SITA). De variabele P(RHD) is paragraaf 3.2.2 uitgebreid behandeld en de ontwikkeling van P(RHD) wordt weergegeven in bijlage 2. De variabele Q(SITA) is afhankelijk van het gekozen scenario. Een overzicht van de waarden van Q(SITA) wordt in bijlage 10 gegeven.

(35)

6.5.2 Kosten

In paragraaf 5.3.1 is de formule van de kosten behandeld. De twee variabelen in deze formule zijn Q(SITA) en P(SITA). De waarden van Q(SITA) in de scenario’s worden weergegeven in bijlage 10. P(SITA) is in paragraaf 3.3.2 beschreven. Om deze prijzen geschikt te maken voor het berekenen van de kosten moeten de prijzen worden omgezet in een prijs per container, met een inhoudsmaat in ton, per jaar. Het omzetten gaat in drie stappen:

1. omzetten van liters naar kilo’s;

Om de inhoudsmaat om te zetten van liters naar kilo’s is het soortelijk gewicht nodig van 1 liter luiers. Het soortelijk gewicht van 1 liter luiers wordt gesteld op 0,251. Dit houdt in dat 1 liter luiers gelijk staat aan 0,25 kilo luiers. In tabel 7 wordt de wekelijkse capaciteit van de containers omgezet van liters naar kilo’s.

Wekelijkse capaciteit containers Liters Kilo's Container 1 240 60 Container 2 500 125 Container 3 660 165

2. omzetten van wekelijkse lediging naar jaarlijkse lediging;

In tabel 7 is de wekelijkse capaciteit per container berekend in kilo’s. In deze analyse wordt uitgegaan van jaarlijkse ontwikkelingen. De wekelijkse capaciteit van de containers moet daarom worden omgezet in jaarlijkse capaciteit. Hiervoor wordt de wekelijkse capaciteit vermenigvuldigt met het aantal weken in een jaar, te weten 52. In tabel 8 wordt de jaarlijkse capaciteit van de containers zowel in kilo’s als in ton gegeven.

Jaarlijkse capaciteit

In kilo's in ton

Container 1 3120 3,120 Container 2 6500 6,500 Container 3 8580 8,580 Tabel 8 Omzetting wekelijkse capaciteit in kilo’s in jaarlijkse capaciteit in kilo’s en ton

3. omzetten van maandelijks tarief naar jaarlijks tarief.

Nu de jaarlijkse capaciteit van de containers bekend is, moeten ook de jaarlijkse prijzen van de containers worden berekend. De prijzen uit tabel 3, paragraaf 3.3.2, zijn de maandelijkse prijzen. Voor het omzetten van deze maandelijkse prijzen naar jaarlijkse prijzen wordt de maandelijkse prijs vermenigvuldigd met het aantal maanden in een jaar, te weten 12. In tabel 9 worden de jaarlijkse prijzen per container en per deelnameniveau van KDV weergegeven.

Deelname aantal KDV aan luierinzameling kton 80 – 61 60 - 41 40 - 21 20 - 1 Container 1 3,120 € 368 389 411 433 Container 2 6,500 € 787 813 865 983 Container 3 8,580 € 922 976 1.030 1.084 1

Deze waarde van het soortelijk gewicht is genoemd door N. Willems (Knowaste) op 24 mei 2005 Tabel 7 Omzetting wekelijkse capaciteit van liters in kilo’s

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Factoren die tot verbetering zouden kunnen leiden volgens respondenten zijn meer ondersteuning voor uitvoerders van bedrijven, een betere beoordeling van de geschikt- heid

De fysieke problemen hoefden niet van zodanige aard te zijn dat een e-bike geen andere mogelijkheid was om nog door te kunnen fietsen; de e-bike verlichtte het fietsen

Tabel 1 toont aan dat concentraties van deze hoogte niet voorkomen, waarmee het aantal toegestane overschrijdingen van de uurgemiddelde NO 2 -grenswaarde niet overschreden wordt..

Vergeleken met een gerechtelijke procedure, heeft de interventie van een bemiddelaar meerdere voordelen. De aanpak is sneller en

voorzien in een beeld met landelijke zeggingskracht. Zoals toegelicht in het vorige hoofdstuk zijn er verschillen in de verhouding tussen de kosten en baten, maar valt de

• Vaak verwijzing naar beschermingsbewind vanwege gebrek aan (voor inwoners betaalbaar) lichter alternatief.. • Toename kosten en instroom

1 keer 20 + smeerkaas met plakjes komkommer 250 gram magere yoghurt of Optimel variant Tussendoor:. 150 gram meloen 150 gram aardbeien

Omdat de trappen tot doel hebben om in de zomermaanden recreanten leen veilige mogelijkheid te bieden om het strand te bereiken, wordt geëist dat de trap een comfortabele