• No results found

Residentie AMBOINA. VERZAMELING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Residentie AMBOINA. VERZAMELING"

Copied!
124
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VERZAMELING

VAN

GEWESTELIJKE VERORDENINGEN

VOOR DE

Residentie AMBOINA.

AmboHsche Drukkerij.

1901.

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0077 0469

•O

A

(3)

mammmwk

(4)
(5)

VERZAMELING

VAN

GEWESTELIJK!! VERORDENINGEN

VOOR DE

Residentie A MB O INA.

Amboniche Drukkerij.

1901.

VOOR

(6)
(7)

I N H O U D .

Bladz.

1. Verordening van policie voor de Residentie Amboina, dd.

25 Februari 1861, afgekondigd in de Javasche Courant, dd.

30 Maart 1861 No. 26 1.

2. Bepalingen op het stellen van soro's in de baai van Am- boina, dd. 31 December 1867, afgekondigd in de Javasche

Courant, dd. 24 Januari 186S No. 7 8.

3. Reglement op de prostitutie te Amboina en te Neira dd.

29 Maart 1874, afgekondigd in de Jacasche Courant, dd. 9

/ « ; « 1 8 7 4 N o . 46.' 10.

4. Reglement op de logementen, koffijhuizen, herbergen en dergelijke openbare inrichtingen in de Residentie Amboina, dd. 18 Januari 1875 No. 188, afgekondigd in de Jacasche

Courant dd. 5 Maart 1875 No. 19 16.

5. Reglement betreffende het gebruiken van paggers ter hoofd- plaats Amboina, dd. 26 J u n i 1876, afgekondigd in de Javasche Courant, dd. 4 Augustus 1876 No. 71 1CJ- 6. Verordening op liet betrekken van wachten, op het dragen

van licht en wapenen enz. door inlanders eu daarmede ge- lijkgestelde personen in de Residentie Amboina dd. 14 Juli 1881, afgekondigd in de Jacasche Courant dd. 1 November

1881 No. 87. ' . 2 2 . 7. Verordening tot bevordering van netheid, zindelijkheid,

orde en veiligheid in de Residentie Amboina, dd. 14 J u l i 1891, afgekondigd in ds Jacasche Courant, dd. 1 November

1891 No. 87. 25.

8. Reglement op de wachten en rondes op de Bauda-eilanden, dd. 26 Januari 1882 afgekondigd ht de Jacasche Courant

dd. 10 Maart 1SS2 No. 20 29.

(8)
(9)
(10)

*

(11)

VERORDENING VAN POLICIE VOOR DE RESIDENTIE AMBOINA.

Art. i. Het is op straffe van eene geldboete van ten hoogste ƒ 3, verboden, binnen de grenzen van de stad en buiten-wijken zonder speciale vergunning van het plaatselijk bestuur (den magistraat) vuurwapenen af te schieten, anders den in geval van nood of zelfverdediging.

Art. 2. Het is eveneens verboden, binnen den omtrek van de stad en buiten-wijken zonder toestemming van het plaatse- lijk bestuur (den magistraat) vuurwerken te vervaardigen bui- ten de daartoe door de policie aangewezene gebouwen.

Overtreding van dit verbod wordt, onverminderd de ver- goeding van de daardoor veroorzaakte schade, gestraft met eene der straffen bedoeld bij art. 39.

Art. 3. Het is verboden, met bouwstoffen, puin of ander- zins, de passage langs straten en wegen te belemmeren.

Art. 4. Ingeval van opbouwing, herstelling of afbraak van huizen en opstallen, kunnen na verkregen vergunning van het plaatselijk bestuur (den magistraat) de benoodigde bouwstof- fen of de afbraak op de straten of wegen worden nedergelegd, mits de daartoe benoodigde ruimte behoorlijk afgezet, de door de policie bepaalde tijd niet overschreden en de passage voor voetgangers en rijtuigen niet gestremd worde.

Art. 5. Een ieder is verpligt, op straffe van eene boete van ten hoogste ƒ 10, de straten of wegen, goten en riolen langs zijn huis en erf zindelijk te houden en zorg te dragen dat laatstgenoemden niet verstoppen en overloopen.

Bij onwil wordt een en ander voor rekening van den be- trokken eigenaar of bewoner aanbesteed.

1

(12)

2

Art. 6. Wegen, goten en riolen, loopende langs kerken, kerkhoven of andere openbare gestichten, worden op straffe van de in het vorige artikel gemelde boete door de betrokken administrateurs of beheerders zindelijk gehouden.

Art. 7. Het is verboden vuilnis, mest, krengen of andere verrottende voorwerpen elders neder te werpen dan in zee, op eenige passen van het strand.

Art. 8. Het oprigten van secreten of gemakhuisjes langs de oevers der rivieren en grachten is verboden, op straffe van eene boete van ten hoogste ƒ 10.

Art. 9. Bij langdurige droogte zijn de eigenaars van le- dige en bewoners van bewoonde erven, gelegen binnen den omtrek van de stad en de buitenwijken op aanzegging van de policie verpligt, eenmaal 's daags de wegen langs hunne erven te begieten, op straffe vaneene boete van ten hoogste ƒ 3 , — .

Art. 10. Het is, op straffe van een boete van ten hoogste ƒ 10, verboden, om zonder vergunning van den wijkmeester

onkruid en vuilnis op de erven of straten te verbranden.

Art. 11. Ter bevordering van netheid is een ieder verpligt:

i°. rondom zijn erf of tuin paggers, bij voorkeur levende te stellen, te onderhouden en op de door het bestuur ver- langde hoogte af te snoeijen.

2". eenmaal 'sjaars in de maand September zijn huis en de muren rondom het erf te doen aanwitten.

Nalatigheid in de opvolging van deze voorschriften wordt gestraft met eene boete van ten hoogste ƒ 20.

De slotbepaling van art. 5 is ten deze van toepassing.

Art. 12. Het is, op straffe eener boete van ten hoogste ƒ 25,— verboden, zieke paarden of ander ziek vee los telaten

rondloopen.

Los rondloopende droesige paarden of aan besmettelijk huidziekten lijdende dieren worden door de policie opgevat en onverwijld gedood.

(13)

— 3 —

Art. 13. Het is verboden paarden, runderen, schapen, var- kens, geiten of herten zonder geleide los te laten loopen op wegen, straten of pleinen.

Behalve de vergoeding der daardoor veroorzaakte schade, worden de overtreders van dit verbod gestraft met eenc boete van ten hoogste ƒ 3 voor elk stuk losloopend vee.

Art. 14. Het ingevolge het vorige artikel door de policie opgevatte of aan haar overgegevene vee, wordt in afwach- ting dat hetzelve door den eigenaar wordt gereclameerd, van wege de policie gevoed en verzorgd, waarvoor aan den eige- naar wordt in rekening gebragt:

i°. voor een paard of rund 15 centen daags;

2U. voor een schaap, geit, varken of hert 5 centen daags.

Art. 15. Het is, op straffe van eene boete van ten hoog- ste ƒ 25 verboden, kwade honden of wilde dieren te laten los loopen.

Bij herhaalde overtreding worden zoodanige losloopende dieren door de policie gedood.

Art. 16. Honden, die aan niemand toebehooren of niet van eenen halsband zijn voorzien, kunnen door de policie wor- den gedood.

Art. 17. Wanneer door de policie de last is uitgevaardigd, om alle honden tijdelijk vast te leggen of van muilbanden te voorzien, verbeuren de eigenaren, die dezen last overtre- den, eene boete van ten hoogste ƒ 3 en kunnen alle losloo- pende niet gemuilbande honden door de policie worden gedood.

Art. 18. Het is verboden op landerijen aan anderen toe- behoorende, zonder vergunning van de eigenaren of bezitters te jagen, op verbeurte van eene boete van ten hoogste ƒ 10.

Art. 19. Al wie in geval van nood, oproer, braak of an- derzins, moedwillig weigert of nalaat de gevraagde hulp te verleenen, wordt deswege gestraft met eene der straffen be- doeld bij artikel 39.

1*

(14)

Art. 20. Het is aan inlanders en daarmede gelijkgestel- den verboden van 's avonds 9 tot 's morgens 5 ure zonder licht rond te loopen.

Art. 21. Het is een ieder verboden des avonds of des nachts op wegen en straten te verschijnen in eene andere kleeding van die, eigen aan zijnen landsaard en kunne.

Art. 22. Houders van praauwen en andere kleine vaar- tuigen, welke des nachts niet ter visscherij of tot andere 'einden worden gebruikt, zijn verpligt dezelven voor zes uren

des avonds op het strand te halen, van de vlerkpraauwen de vlerken af te nemen, en de grootere vaartuigen des nachts te doen bewaken, op straffe van eene boete van ten hoog- ste ƒ 3.

Art. 23. Het is verboden op eenig erf te vernachten, zon- der voorkennis van den eigenaar of bezitter.

Art. 24. Ingezetenen, welke koekralen, docssong of tui- nen in of buiten den omtrek der stad bezitten en aldaar sa- boeas of afdaken plaatsen, zijn gehouden dezelve door bij de policie bekende personen te doen bewonen.

Bij verzuim worden alle onbewoond blijvende saboeas of afdaken door de policie afgebroken of verbrand.

Art. 25. Het is verboden in de koekralen, doessongs of tuinen vreemdelingen te huisvesten, zonder schriftelijke toe- stemming van het plaatselijk bestuur.

Art. 26. Het is op straffe van eene boete van ten hoogste ƒ 10 en verbeurdverklaring der hanen, verboden hanen,

krekels of andere dieren te doen vechten, onverschillig of dit in eigen of in eens anders huis of erf, dan wei in de militaire kazerne geschiedt.

Indien personen bij het verlaten der kazerne met hunne hanen enz., door de politie worden aangehouden, wordt hun- ne overtreding van dit verbod als voldoende bewezen be- schouwd.

(15)

— s —

Art. 27. Behoudens het bepaalde bij de voorwaarden voor de pacht der top-tafels of de pho- en topho- en andere spelen te Amboina, zijn alle dobbelspelen met of onder inlanders en daarmede gelijkgestelden verboden, op verbeurte van eene boete van ten hoogste ƒ 25.

Art. 28. Een ieder is op verbeurte van eene boete van ten hoogste ƒ 3 verpligt, zijnen bediende bij het verlaten der dienst, een certificaat uit te reiken, waarin naar waarheid zijn vermeld zijn gedrag en de redenen van zijn vertrek.

Art. 29. Een ieder is, op verbeurte van eene boete van ƒ 25 verpligt, van alle mutatien in zijne woning door geboorte,

overlijden, aankomst of vertrek, binnen drie maal 24 uren kennis te geven aan den betrokken wijkmeester.

Deze bepaling is niet van toepassing op de aangiften van geboorten en overlijden onder de Europeesche of daarmede ge- lijkgestelde bevolking.

Art. 30. Bij verhuizing van de eene naar de andere wijk, is een ieder verpligt, daarvan binnen drie maal 24 uren ken- nis te geven aan de betrokkene wijkmeesters, op verbeurte van eene boete van ten hoogste ƒ 10.

Art. 31. Het is, op straffe vaneene boete van ten hoogste ƒ 10 verboden, binnen de steden of dorpen hard of wild te

paard te rijden.

Art. 32. Het is op straffe van eene gelijke boete verboden, op de bruggen anders dan stapvoets te rijden.

Art. 33. Het is op verbeurte van eene boete van ten hoogste ƒ 3 verboden, over de groote wegen te rijden met karren, voorzien van zoogenaamde scherpe of schijfwielen of van ronddraaijende assen vast in de wielen.

Art. 34. Het beschadigen van plantsoen langs de publieke wegen of van de om hetzelve geplaatste paggers is verboden, op straffe van eene boete van ten hoogste ƒ 10.

(16)

_ 6 —

Art. 35. Degene, die openbare gebouwen, hekken, palen, als anderzins beschadigt, wordt gestraft met eene der straf- fen, bedoeld bij art. 39, terwijl de schade door den bescha- diger of ten zijnen koste hersteld wordt.

Art. 36. Het is verboden vervalschte of bedorvene en voor de gezondheid schadelijke dranken en provisien, ter beoor- deeling van den bevoegden geneeskundige, te verkoopen of ter verkoop te stellen.

Art. 37. Het is verboden in den omtrek van de kerk, of andere aan de godsdienst gewijde gebouwen, gedurende de godsdienst-oefening rumoer en geraas te maken.

Art. 38. Het is eveneens verboden des nachts rumoer en geraas te maken op of langs de straten en wegen.

Art. 39. Alle overtredingen van deze verordeningen, waar- op geene bijzondere straf is gesteld, worden gestraft:

I. Voor zooveel betreft Europeanen en daarmede gelijkge- stelde personen met:

a. gevangenis, den tijd van acht dagen niet te boven gaande, of

b. een geldboete van ten hoogste ƒ 100.

II. Voor zooveel betreft inlanders en daarmede gelijkgestel- den, met eene boete de som van ƒ 2 5 niet te bovengaande, of met eene der straffen, bedoeld bij art. 28 der bijzon- dere bepalingen ter regeling van eenige onderwerpen van strafwetgeving, welke eene dadelijke voorziening vereischen.

Art. 40. De opbrengst der geldboeten en verbeurd - ver- klaringen komt ten voordeele van den lande.

Art. 41. Bij elke veroordeeling tot geldboete, wordt tevens de lijfsdwang bepaald, welke in de plaats der opgelegde boete treedt, wanneer deze niet is voldaan binnen den tijd van eene maand, na aanzegging ter teregtzitting dan wel na aanmaning.

Die lijfsdwang mag den tijd van acht dagen niet te boven gaan.

(17)

— 7 —

En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan onwetend- heid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst, en, voor zoo veel noodig, in de Inlandsche en Chi- neesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te Amboina^ den 2 5 sten Februarij 1861.

C. P. GOLDMAN.

De Secretaris van het Gouvernement der Molukschc eilanden^

Bij indispositie:

De eerste Kommies^

W. F. C. VAN HELSDINGEN.

(18)

BEPALINGEN op het stellen van sero s in de baai van Amboina.

Art. i . Het is verboden sero's te plaatsen of te doen plaatsen langs de stranden in de baai van Amboina van af de monding tot aan het strand der negorij Passo zonder schriftelijke vergunning daartoe van den ter hoofdplaats ge- vestigden kontroleur van het binnenlandsch bestuur. Die ver- gunning wordt kosteloos verleend. De eenmaal verkregen vergunning wordt beschouwd als ingetrokken, zoodra de sero is afgebroken door den eigenaar. De vergunning wordt ge- weigerd, wanneer de sero op de verlangde plaats belemmerend wordt geacht voor ankering van schepen of vaartuigen.

Art. 2. De ruimte tusschen de sero's onderling mag niet minder wezen dan een honderd Nederlandsche ellen.

Art. 3. Bij het wegnemen van sero's moet de eigenaar zorgen dat alle palen worden uitgetrokken, indien het blijkt hij hieraan niet voldaan heeft, wordt zulks ten zijnen koste gedaan.

Art. 4. Het visschen met netten of met den hengel in de nabijheid van sero's op minderen afstand dan twintig Neder- landsche ellen van dezelve is verboden.

Art. 5. Het is verboden als visch-doodend of bedwelmend bekende middelen in zee te werpen.

Art. 6. Overtreding van een of meer dezer bepalingen wordt onverminderd vergoeding van kosten en schade, gestraft:

I. Wanneer de overtreders Europeanen of met deze gelijkge- stelde personen zijn, met eene geldboete van minstens ƒ 3 en hoogstens ƒ 50, of gevangenis den tijd van acht dagen niet te bovengaande;

(19)

— a —

IL Wanneer de overtreders Inlanders of daarmede gelijkge- stelde personen zijn, met eene geldboete van ten minste ƒ i en ten hoogste ƒ 25, of met ten arbeidstelling aan de

openbare werken voor den tijd van hoogstens drie maanden.

En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan onwetend- heid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst, en, voor zoo veel noodig, in de inlandsche en chi- neesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te Amboina, den 3istcn December 1867.

P. VAN DER CRAB.

De Secretaris der Residentie Ambcincu

E. J. VERMANDEL.

(20)

( Voor het Land.) I)e Resident van Amuoina.

Overwegende, dat het wenschelijk is voorgekomen, een nieuw reglement op de prostitutie te Amboina en Banda-Neira vast te stellen;

Maakt aan de ingezetenen ter hoofdplaats Amboina en Banda-Neira bekend:

dat door hem, krachtens verleende magtiging van den Di- rekteur van Justitie is vastgesteld het volgende:

KEGLEMEiW op de prostitutie te Amboina en te Banda-Neira.

Art. i. De openbare vrouwen en bordeelen staan onder het onmiddellijk en streng toezigt der policie.

Art. 2. De policie is belast met de zorg, dat de bepalingen van dit reglement steeds, door wie behoort, worden in acht genomen.

Zij is bevoegd daarnaar ten allen tijde onderzoek te doen.

Openbare vrouwen.

Art. 3. Iedere openbare vrouw is verpligt zich als zoodanig bij de policie aan te geven.

Art. 4. Wie zich aangeeft, wordt terstond onder een volg- nummer in een ten policie-kantore aangehouden wordend doorloopend register ingeschreven.

Het hoofd van gewestelijk bestuur bepaalt de plaatsen, waar- en wijst de ambtenaren aan, door wie de registers van inschrijving van openbare vrouwen worden gehouden.

Art. 5. Alle beambten van policie en in het bijzonder de wijkmeesters en hoofden der negorijen en kampongs zijn verpligt aanwijzing te doen van de vrouwen, die gewoon zijn zich bin- nen hun ressort aan een ontuchtig leven over te geven.

(21)

— I I —

Art. 6. Indien de aangewezene vrouw erkent eene openbare vrouw te zijn, wordt zij krachtens hare erkentenis in het re- gister ingeschreven.

Art. 7. Indien zij ontkent eene openbare vrouw te zijn, overweegt het hoofd van plaatselijk bestuur de omstandighe- den, op grond waarvan zij als zoodanig is opgegeven, en indien hij het bewezen acht, dat zij eene openbare vrouw is, schrijft hij haar ambtshalve als zoodanig in en met dezelfde gevolgen, als eene inschrijving op eigene aangifte.

Art. 8. Iedere ingeschrevene openbare vrouw wordt ten overstaan van eenen beambte der policie op de bij art. 11 genoemde plaatsen door den daartoe aangewezen geneesheer bij de eerste periodieke inspektie geneeskundig onderzocht.

Art. 9. Indien door het geneeskundig onderzoek blijkt, dat de vrouw niet met syphilitische of andere aanstekelijke ziekten besmet is, wordt haar door de policie onverwijld eene kaart uitgereikt, vermeldende:

i°. het volgnummer in het register;

2°. den naam en de woonplaats der persoon;

3°. de dagteekening der uitreiking en den naam en de kwa- liteit van dengene, die de kaart uitreikt.

Het uitreiken der kaarten geschiedt door dezelfde ambtena- ren, die volgens art. 4 met het aanhouden der daarin vermel- de registers zijn belast.

De uitreiking wordt in het register behoorlijk vermeld.

Art. 10. ledere openbare vrouw, die bij het geneeskundig onderzoek met syphilitische of andere aanstekelijke ziekten besmet wordt bevonden, wordt terstond overgebragt naar het voor de behandeling van besmette openbare vrouwen aange- wezen of bestemd lokaal.

Zij wordt aldaar geneeskundig behandeld en zoo lang zij niet door den geneesheer verklaard is genezen te zijn, buiten gemeenschap gehouden.

Na hare genezing, bekomt zij onverwijld eene kaart, gelijk in het voorgaande artikel is vermeld.

(22)

12

Art. i i . Eenmaal 's weeks worden op de daarvoor be- paalde uren alle van eene kaart voorziene openbare vrouwen, wonende op eenen afstand van niet meer dan zes palen van de hoofdplaats Amboina of Neira, ten overstaan van eenen beambte van policie, geneeskundig onderzocht.

Alle publieke vrouwen, binnen dien afstand wonende, zijn verpligt voor dat onderzoek zich op den bepaalden tijd naai- de bestemde plaatsen te begeven.

Zij, die niet besmet worden bevonden,- kunnen onverwijld naar hare woonplaatsen terugkeeren, nadat de geneesheer de dagteekening van zijn onderzoek op de kaart aangeteekend en de beambte van policie de aanteekening mede ondertee- kend heeft, dan wel, zulks noodig oordeelende, de vrouw van eene nieuwe kaart heeft voorzien.

Aan de besmette vrouwen wordt de kaart dadelijk door de policie afgenomen, onder vermelding in het register. Zij wor- den terstond overgebragt, behandeld en na genezing van eene kaart voorzien op den voet van art. 10.

Art. 12. Iedere openbare vrouw is verpligt hare kaart ten allen tijde bij zich te dragen en op afvrage te vertoonen.

Onder geenerhande voorwendsel mag eene vrouw hare kaart uitleenen, uitwisselen of zich bedienen van eene kaan, aan eene andere vrouw uitgereikt.

Art. 13. Wie eenmaal als openbare vrouw is ingeschreven, wordt als zoodanig beschouwd, totdat de policie de inschrij- ving heeft doorgehaald.

Doorhaling volgt:

i°. op overlijden;

20. op verzoek bij huwelijk;

3°. op verzoek, indien de vrouw verklaart, dat zij het ontuchtige leven wil verlaten en de policie termen vindt, om die verklaring voor ernstig gemeend te houden.

Bij vertrek naar eene plaats binnen de residentie Amboina, wordt hiervan aanteekening gehouden in het register.

(23)

— 13 —

Bij vertrek naar eene plaats buiten de residentie Amboina, wordt aanvankelijk aanteekening in het register gehouden.

De doorhaling volgt, wanneer de policie. gegronde termen vindt om te denken, dat de vrouw niet binnen het gewest zal terugkeeren.

Geene openbare vrouw mag van woonplaats veranderen, zonder aangifte aan de policie.

Bordeelen.

Art. 14. Met uitzondering van de ronggengs of dansmeiden en van haar, die een vast dagelijksch beroep uitoefenen, moeten de openbare vrouwen zooveel mogelijk in bordeelen vereenigd worden.

Vijf vrouwen, zamen wonende, worden geacht zich tot een bordeel te hebben vereenigd.

Art. 15. Openbare vrouwen in een bordeel vereenigd, wor- den op denzelfden voet behandeld als die, welke niet in een bordeel zijn.

Art. 16. Geen bordeel wordt toegelaten:

i°. dan indien zich iemand als houder of houderes aan het hoofd bevindt;

20. dan onder bekendstelling van het getal vrouwen, hetwelk zich er in ophoudt of er toegang heeft;

30. dan op schriftelijke vergunning van het hoofd van ge- westelijk of plaatselijk bestuur, vermeldende de plaats van toelating, den houder, het aantal vrouwen en de dagtee- kening der aangifte.

De toelating van bordeelen geschiedt slechts op plaatsen, alwaar zij aan de gemeente geen aanstoot geven.

Art. 17. De bordeelhouder is verpligt:

i°. aan geene andere vrouwen in het bordeel huisvesting of toegang te verleenen, dan aan haar, die van eene geldige, behoorlijk afgeteekende kaart zijn voorzien;

20. de namen en nummers der in het bordeel zich ophoudende of toegang hebbende vrouwen aan de policie op te geven;

(24)

— M —

3°. te zorgen, dat iedere vrouw in het bordeel zich op- houdende of toegang hebbende, aan de voorschriften van van het reglement voldoet.

Art. 18. Hij moet voorts:

i°. het bordeel in eenen zuidelijken en ordelijken staat onder- houden;

2°. zorgen, dat de uitwendige staat van het bordeel en de uitwendige wijze, waarop het wordt gehouden, steeds zoodanig zij, dat daardoor geen aanstoot aan de gemeente worde gegeven;

3°. zijn bordeel bij dag en nacht voor onderzoek door de policie steeds toegankelijk hebben.

Art. 19. Het bewijs van toelating moet ten allen tijde in het bordeel aanwezig zijn en op afvrage vertoond worden.

Het mag niet aan een ander afgestaan of uitgeleend worden, en moet elke zes maanden aan de policie worden aangeboden om zoo noodig tegen een nieuw bewijs verwisseld of voor zes maanden verlengd te worden.

Art. 20. Het hoofd van plaatselijk bestuur zorgt, dat de bordeelen van de amfioen- en saguweerkitten gescheiden zijn en verbiedt of sluit het bordeel, zoodra daartoe zijns oordeels aanleiding bestaat.

Het verbieden of sluiten van een bordeel heeft ten gevolge, dat alle zich daarin ophoudende openbare vrouwen het binnen 24 uren na kennisgeving door de policie moeten verlaten en dat geene andere zich daarin mogen vestigen of er toegang mogen erlangen.

Art. 21. Overtredingen der bepalingen dezer keur worden gestraft, als volgt:

die van art. n alinea 2, van art. 12, de laatste alinea van art. 13 en de laatste alinea van art. 20, met eene boete van één tot tien gulden;

die van art. 17, 18 en 19, met eene boete van tien tot vijf-en-twintig gulden, onverminderd de bevoegdheid aan het

(25)

— 15 —

bestuur in de eerste alinea van art. 20 toegekend.

Slotbepaling'.

Art. 22. Van openbare vrouwen of bordeelhouders mogen om geenerhande redenen door de ambtenaren of beambten van policie of de met het geneeskundig onderzoek belaste genees- heeren eenige heffingen gedaan of betalingen of geschenken aangenomen worden, ter zake van verrigtingen, vormen of bewijzen bij dit reglement voorgeschreven of daaruit voort- vloeijende.

Alle betrekkelijke bescheiden worden op ongezegeld papier geschreven.

Art. 23. Deze keur treedt in werking op 1 Julij 1874.

En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan onwetend- heid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst en, voor zooveel noodig, in de Inlandsche en Chi- neesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te Amboina^ den 29 sten Maart 1874.

De Resident^

LUTJENS.

De Sekretaris^

OVERDIJK.

(26)

( Voor het Land.) De Resident van Amboina.

Overwegende, dat het wenschelijk is voorgekomen een regle- ment op de logementen, koffijhuizen, herbergen en dergelijke inrichtingen in de residentie Amboina vast te stellen;

Maakt aan de ingezetenen van dat gewest bekend:

Dat door hem is vastgesteld de navolgende verordening.

.REGLEMENT op de logementen, koffijhuizen, herbergen en der- gelijke openbare inrichtingen in de residentie Amboina.

Art. i . De logementen, herbergen, koffijhuizen, spijshuizen en andere openbare huizen, bestemd voor huisvesting en voeding, spel en vermaak, staan onder bijzonder toezicht der policie.

Art. 2. Geen dezer bedrijven mag uitgeoefend worden, zonder vergunning van het hoofd van het gewestelijk bestuur.

De vergunning is noodig voor elk bedrijf afzonderlijk, ook wanneer twee of meer dezer bedrijven in hetzelfde huis vereenigd uitgeoefend worden; zij geldt alleen voor den per- soon en het huis in de vergunning aangeduid.

Art. 3. De krachtens vergunning op of in te richten huizen mogen niet voor het publiek geopend worden, zonder kennis- gave aan de Policie. Dat kennisgave gedaan is, wordt op het bewijs van vergunning aangeteekend.

Art. 4. De vergunning wordt niet geweigerd, dan om redenen van openbare orde of van algemeen belang, in de weigering uit te drukken.

Om dezelfde redenen kan de eenmaal verleende vergunning door het hoofd van gewestelijk bestuur worden ingetrokken.

(27)

— 17 —

Hij geeft hiervan onverwijld kennis aan den Gouverneur- Generaal. Wanneer hij meent dat daartoe in billijkheid termen bestaan, kan hij bij die kennisgave tevens een voorstel doen tot het verleenen van schadeloosstelling, bijaldien de redenen van intrekking liggen buiten de schuld van den houder der vergunning.

Art. 5. De ingang van deze huizen moet 's avonds verlicht zijn.

Art. 6. Met uitzondering van de logementen mag in deze huizen sterke drank niet anders verstrekt worden dan tegen gereed geld.

Art. 7. Koffijhuizen en andere openbare huizen, bestemd voor spel en vermaak, hetzij met andere bedrijven vereenigd of afzonderlijk gedreven, mogen niet voor het publiek geopend zijn van des avonds 11 tot des morgens 6 ure.

Art. 8. Met betrekking tot de logementen, herbergen en spijshuizen is het hoofd van gewestelijk bestuur bevoegd voor- schriften te geven, strekkende:

a. om regelmaat te bevorderen ten aanzien van de opvolging der algemeene verordeningen op het verleenen van huis- vesting aan van elders gekomen personen;

b. om daar, waar zulks uit gebrek aan mededinging noodig is, te verzekeren, dat reizigers eene goede ontvangst en bejege- ning ondervinden, zoo des nachts als bij dag.

Art. 9. Het tegenwoordig reglement moet in elk der in art. 1 genoemde huizen; en in de logementen, herbergen en spijshuizen moeten daarenboven de in art. 8 bedoelde voor- schriften, duidelijk geschreven of gedrukt voor elk een ter lezing gehangen worden op eene door de Policie goed te keuren plaats.

Hetzelfde moet geschieden met de herinneringen, welke het hoofd van het gewestelijk bestuur uitvaardigt, aangaande de algemeene verordeningen op die huizen toepasselijk.

2

(28)

HHn^Hi^H«HBraraBHBHraeBraaHHHBHDmn^^HHHBMMI

— i8 —

Art. io. De overtredingen van dit reglement worden, wan- neer de overtreders Europeanen of met hen gelijkgesteldeh zijn, gestraft als volgt:

a. van art. 2 met eene boete van ƒ 100.— of met gevangenis- straf van hoogstens 8 dagen;

b. van art. 3, 6 en 9 en van de voorschriften, krachtens art.

8 te geven, met geldboeten van ƒ 5.— tot ƒ 25.— of ge- vangenisstraf van ten hoogste 2 dagen;

c. van art. 5 en 7 met geldboeten van ƒ 5.— tot ƒ 100.— of gevangenisstraf van hoogstens 8 dagen.

Wanneer de overtreders Inlanders of met hen gelijkgestelden zijn, worden de overtredingen, onder a en c vermeld, gestraft met geldboeten tot een bedrag van hoogstens ƒ 100.— dan wel met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon voor ten hoogste drie maanden, en die on- der b vermeld met geldboete van ƒ 5 . — tot ƒ 25.— dan wel met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon voor ten hoogste twaalf dagen.

En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan onwetend- heid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst, en voor zooveel noodig, in de Inlandsche en Chi- nesche talen worden aangeplakt.

Gearresteerd bij besluit van den Resident van Amboina, dd. 18 Januarij 1875, no. 188.

Mij bekend:

De Secretaris^

Namens denzelve:

De \sie Kommies,

VAN HEERDT.

(29)

De Resident van Amboina.

( Voor het Land.) Overwegende, dat de noodzakelijkheid gebleken is, om eenige bepalingen vast te stellen betreffende de afscheiding door paggers van erven gelegen ter hoofd- plaats Amboina.

Maakt aan de ingezetenen ter hoofdplaats Amboina bekend, dat door hem is vastgesteld het navolgende reglement betref- fende het gebruiken van paggers ter hoofdplaats Amboina.

Art. i. Elk erf, gelegen langs den openbaren weg, moet aan de zijde van dien weg, voor zoo verre die niet is ingeno- men door een onmiddellijk daaraan grenzend, op het erf gebouwd, huis, en wel binnen de bestaande rooilijnen, af- gescheiden worden door een hekwerk van steen, hout of ijzer of door pilaren met kettingen verbonden, dan wel door een steenen muur of levenden pagger van kadigoe of andere geschikte houtsoorten naar verkiezing van den eigenaar.

Alle andere erven benevens de zijden der in de vorige alinea bedoelde erven die niet langs den openbaren weg zijn gelegen, moeten zooveel mogelijk in gelijker voege worden afgescheiden door een levenden pagger van kadigoe of een andere geschikte houtsoort.

De in dit artikel bedoelde afscheidingen worden daargesteld door de eigenaren der erven.

Art. 2. Van den dag af, waarop deze verordening in werking treedt, mogen geene nieuwe paggers van gabba-gabba meer worden gemaakt; de bestaande worden geduld zoolang hunne wegruiming en vervanging op de wijze bedoeld bij art. i wegens verval niet noodzakelijk is.

De noodzakelijkheid wordt beoordeeld door het hoofd van plaatselijk bestuur.

2*

(30)

2 0

Art. 3. Wanneer de eigenaars der betrokkene perceelen nalatig blijven de in het vorige artikel bedoelde wegruiming en vervanging te doen plaats hebben, nadat de noodzakelijk- heid door het hoofd van plaatselijk bestuur is uitgesproken, worden zij daartoe aangemaand door den magistraat, die bij verder verzuim verpligt is de vernieuwing voor hunne reke- ning te doen plaats hebben.

Art. 4. De bij art. 1 bedoelde afsluitingen moeten door de eigenaren, huurders of bewoners der erven in behoorlijken, netten en zindelijken staat onderhouden en zoo dikwijls zulks vereischt wordt, gewit of geverwd en de heggen behoorlijk gesnoeid worden.

Art. 5. Onder de limieten der hoofdplaats Amboina wordt in deze verordening verstaan de driehoekige vlakte, die tot basis heeft het zeestrand van de gelijknamige baai en tot zijden de van Batoegadjah Noordelijk en Zuidelijk loopende heuvels van Soja en Koedamati en de daaraf vloeijende rivieren, zijnde in het Noorden de Batoemerah, en in het Zuiden de Waainitoerivier, en uitmakende de stadswijken van A tot L.

Art. 6. Overtredingen van deze keur worden gestraft:

I. Voor zooveel betreft Europeanen en met hen gelijkgestel- den met gevangenisstraf van hoogstens vijf dagen of geld- boete van hoogstens ƒ 50.—

II. voor zooveel betreft inlanders en met hen gelijkgestelden met een boete van hoogstens ƒ 25.— of ten arbeidstel- ling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van hoogstens 12 dagen.

Art. 7. Deze verordening treedt in werking op den dag der afkondiging.

En opdat niemand wien zulks aangaat hiervan onweten- heid voorwende zal deze in het officieele nieuwsblad worden geplaatst en voor zooveel noodig in de inlandsche en chi-

(31)

nesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te Amboina^ den 26steu Junij 1876.

De Resident^

VAN DEINSE.

De Secretaris^

PATTIJN.

(32)

Verordening' op het betrekken van wachten^ op het dragen van licht en -van wapenen^ enz. door inlanders en daarmede gelijkgestelde personen in de residentie Amboina.

Artikel een. Met geldboete van een tot vijftien gulden of met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van één tot zes dagen wordt gestraft ieder inlan- der of met dezen gelijkgestelde.

N°. i . Dragen van licht.

Die van 's avonds 7 tot 's morgens 5 uur zonder licht, in een behoorlijk gesloten heldere lantaarn zich vertoont op open- bare wegen, straten en pleinen of in vaartuigen liggende in openbaar water.

Van deze verpligting zijn vrijgesteld: openbare beambten, daaronder begrepen die der policie, de hoofden der vreemde oosterlingen, voorts kamponghoofden. wijkmeesters, militairen, wachthebbenden der gardoes, kampongpatrouilles en zij, die door het hoofd van plaatselijk bestuur van deze verplichting zijn vrijgesteld.

N°. 2. Rondzwerven bij nacht.

Die tusschen 's avonds acht en 's morgens vijf uur zonder geoorloofd doel rondzwerft.

N°. 3. Weigering van nachtwachtdiensten.

Die tot de waarneming van nachtwachtdienst geschikt, evenwel weigert, om die te vervullen of nalatig is om op zijne beurt daartoe op te komen of om nachtelijke kampong- patrouilles mede te maken.

N°. 4. Behoorlijk vervullen van de wachtdienst.

Die slapende op wacht wordt bevonden of zich zonder voorkennis of goedvinden van het kamponghoofd of diens

(33)

— 23 —

vervanger van de wacht verwijdert of zich zonder medeweten en goedkeuring van dat hoofd door een ander doet vervangen of die ziekte voorwendt om zich aan den wachtdienst te onttrekken.

N°. 5. Slaan der uren op de ton-ton.

Die terwijl het zijne beurt is om in de gardoe op wacht te staan, niet behoorlijk op tijd de uren en halve uren op de in het wachthuis aanwezige ton-ton aangeeft.

N°. 6. Slaan op de ton-ton bij brand en amok.

Die terwijl het zijne beurt is om in de gardoe op wacht te staan, bij ontdekking van brand of bij amok op de in het wachthuis aanwezige ton-ton het aangenomen sein niet geeft;

zijnde bij amok drie kort op elkander volgende slagen, die zich zoolang herhalen totdat de schuldige onschadelijk is gemaakt en bij brand snel op elkander volgende slagen, die met kleine tusschenpoozen zich zoolang herhalen, totdat het onheil is afgeweerd.

Artikel twee. Met geldboete van zestien tot vijf en twintig gulden of met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van zeven tot twaalf dagen wordt gestraft ieder inlander of met dezen gelijkgestelde.

N°. 1. Dragen van wapenen.

Die zich zonder vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur in het openbaar gewapend vertoont.

Hiervan zijn uitgezonderd: de hoofden van vreemde ooster- lingen, de kamponghoofden, de wijkmeesters, de wachtheb- benden in gardoes en de patrouilles van de kampong, uit- gezonden op last van het hoofd van plaatselijk bestuur.

N°. 2. Huisvesting van gevlugte of weggeloopcn schepelingen, militairen, p er kar b eiders, kontractanten, bedienden, ban-

nelingen, dwangarbeiders of politioneel gestraften, enz.

Die des bewust gevlugte of weggeloopen schepelingen, mili- tairen, perkarbeiders, kontractanten, bedienden, bannelingen,

(34)

— 24 —

dwangarbeiders, politioneel ten arbeidgestelden of van misdrijf verdachte personen, niet bedoeld bij art. 180 alinea één van het strafwetboek voor inlanders (Staatsblad 1872 n°. 85) op- neemt, zonder daarvan aan de policie kennis te geven, of wel zulke personen aan het oog van de policie tracht te onttrekken.

De uitzondering van art. 180 alinea twee van het strafwet- boek voor inlanders is hierop toepasselijk.

N°. 3. Verkoop van eetwaren en goederen aan of koop van goederen van dwangarbeiders enz.

Die aan dwangarbeiders, politioneel ten arbeidgestelden of andere gevangenen eetwaren, goederen verkoopt of schenkt goederen van hen koopt of in pand neemt of bewaart of hen in zijne woning toelaat zonder vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur.

Artikel drie. In geval van herhaling van dezelfde overtre- dingen binnen het jaar kunnen de straffen worden verhoogd ten aanzien der overtredingen vermeld in artikel één tot eene gelboete van ten hoogste vijf en twintig gulden of tot ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten langste twaalf dagen, en die vermeld in art. 2 tot eene geldboete van ten hoogste zestig gulden of tot ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten langste twintig dagen.

En opdat niemand wien zulks aangaat, hiervan onwetend- heid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst, en voor zooveel noodig, in de Jnlandsche en Chi- nesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te Amboina, den 148H Julij 1881.

De Resident van Amboina.

RIEDEL.

De Secretaris,

NEUMANN.

(35)

De Resident van Amboina.

( Voor het Land.) Overwegende, dat het noodzakelijk is, bepalingen vast te stellen tot bevordering van netheid, zin- delijkheid, orde en veiligheid in de residentie Amboina;

En gebruik makende van de bevoegdheid, omschreven in artikel 72 van het reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië en in de ordonnancie van 17 Februarij 1858 (Staatsblad n°. 17);

Maakt aan de ingezetenen van dat gewest bekend, dat door hem is vastgesteld de navolgende:

Verordening' tot bevordering van, netheid., zindelijkheid, orde.

en veiligheid in de residentie Amboina.

Artikel een. Met geldboete van een tot vijftien gulden, of wanneer de overtreding begaan is:

a. door europeanen of daarmede gelijkgestelde personen met gevangenisstraf van een tot twee dagen.

b. door inlanders of daarmede gelijkgestelde personen, met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van een tot zes dagen worden gestraft.

N°. 1. Schoonhouden van wegen, goten en riolen.

De bewoner of bij ontstentenis van dezen, de eigenaar of de administrateur, die de straten of wegen ter halver breedte, goten en riolen, loopende langs zijn huis en erf niet in be- hoorlijken staat houdt.

N°. 2. Oprigten van secreten.

Die secreten of gemakhuisjes langs de oevers der rivieren en grachten oprigt.

N°. 3. Begieten van wegen.

De bewoner of bij gebreke van dezen, de eigenaar of ad-

(36)

— 26 —

ministrateur van huis en erf, die den openbaren weg, welke langs zijn erf loopt, ter halver breedte en bij gebreke van overburen, over de geheele breedte van den weg, niet met zuiver water begiet, wanneer van wege de policie hem wordt aangezegd dat hij daartoe verpligt is.

N°. 4. Vastleggen van honden.

Die ondanks den door de policie uitgevaardigden last, zijne honden niet vastlegt of niet van muilbanden voorziet, kunnen de alle losloopende niet gemuilbande honden door de policie worden gedood.

N°. 5. Jagen op eens anders grond.

Die op landerijen, perken of doessoens aan anderen toe- behoorende, jaagt zonder vergunning van de eigenaren of bezitters.

N°. 6. Hardrijden.

Die binnen de steden of dorpen hard of wild te paard rijdt.

N°. 7. Stapvoetsrijden op bruggen.

Die op de bruggen anders dan stapvoets rijdt.

N°. 8. Gebruik van wegen.

Die over de groote wegen rijdt met karren, voorzien van zoogenaamde scherpe of van schijfwielen of ronddraaijende assen vast in de wielen.

N°. 9. Beschadiging van plantsoenen.

Die de plantsoenen langs de publieke wegen of de om die plantsoenen geplaatste paggers beschadigt.

Artikel twee. Met geldboeten van zestien tot vijf en twin- tig gulden, of wanneer de overtreding begaan wordt:

a. door europeanen of daarmede gelijkgestelde personen met een gevangenisstraf van drie of vier dagen, en

b. door inlanders of daarmede gelijkgestelde personen, met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van zeven tot twaalf dagen worden gestraft.

(37)

— 27 —

N° i . Omheining en schoonhouden van erven.

Een ieder, die nalatig is, om zijn erf en tuin, een hekwerk, steenen muur of levende paggers aan te leggen, te onderhou- den en op de door het bestuur verlangde hoogte af te snoeien en éénmaal 'sjaars in de maand September, zijn huis en de muren om het erf te doen aanwitten.

N°. 2. Beschadiging van openbare gebouwen.

Die openbare gebouwen, hekken, païen en dergelijken be- schadigt; zullende de schade daarenboven door den beschadiger of te zijnen koste worden hersteld.

Artikel drie. De overtreders dezer verordening zijn verpligt, onverminderd de bepaalde straffen, binnen een door het plaat- selijk bestuur te bepalen termijn en op de daartoe gedane aanzegging, het gebrekkige en verzuimde te herstellen.

Bij niet nakoming hiervan zal het plaatselijk bestuur zonder verdere ingebreke stelling van den schuldige of nalatige, dit ten zijnen koste doen verrigten.

Artikel vier. In geval van herhaling van dezelfde overtre- dingen binnen één jaar, kunnen de straffen worden verhoogd, ten aanzien de overtredingen:

a. vermeld in artikel een tot een geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.

b. vermeld in artikel twee tot een geldboete van ten hoogste zestig gulden of,

voor europeanen en daarmede gelijkgestelde personen tot gevangenisstraf respectively k van ten hoogste vier en zes dagen,

voor inlanders en daarmede gelijkgestelde personen, tot ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon, respectiveiijk van ten langste twaalf en twintig dagen.

En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan onwetend- heid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst, en voor zooveel noodig, in de Inlandsche en Chi-

(38)

— 28 —

nesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te Amboina^ den 14«! jüijj j g g ^ De Resident van Amboina

RIEDEL.

De Secretaris^

NEUMANN.

(39)

De Resident van Aniboiiia:

( Voor het Land.) Overwegende, dat het in verband tot hetgeen ten tweede bepaald is in de ordonnancie van den i6en April 1881, Staatsblad n«. 105, wenschelijk is bepalingen vast te stellen, betreffende het betrekken van wachten en het doen van rondes op de Banda-eilanden;

Lettende op artikel 72 van het reglement op het beleid der regeering van Nederlandsch-Indiè" en op Staatsblad. 1858 n°. 17;

Maakt aan de ingezetenen van de Banda-eilanden bekend:

Dat door hem is vastgesteld de navolgende verordening:

Règlement op de wachten en rondes op de Banda-eilanden.

Artikel een.

Het aantal wachten en rondes zal door het hoofd van plaatselijk bestuur in de verschillende wijken en kampongs naar gelang der behoefte, bepaald worden.

Artikel twee.

De regeling der wachtbeurten en rondes heeft plaats door de hoofden der kampong, en met betrekking tot hen, die wonen in wijken voor vreemde oosterlingen, door de daartoe speciaal aangewezen hoofden, met voorkennis van de hoogste plaatselijke autoriteit en goedkeuring van het hoofd van plaat- selijk bestuur.

Artikel drie.

Zij, aan wie de beurt is om de wacht te betrekken, moeten zich te zeven uur des avonds in het wachthuis bevinden en mogen dit niet vóór zonsopgang verlaten.

(40)

— 3° —

De tot het maken van rondes aangewezenen zullen zich op het aangegeven uur ter aangewezen plaats ter beschikking van de policie dan wel van het hoofd der kampong moeten stellen, ieder voorzien van een lans dan wel van een klewang.

Artikel vier.

In elk wachthuis moeten steeds aanwezig zijn:

a. een tong-tong;

b. een brandende lantaarn;

c. minstens 4 stuks flambouwen (obors), die minstens vier voet lang, van drooge bamboe gemaakt zijn, dan wel van dammar van minstens twee voet lengte;

d. voor eiken wachter een lans of een vork met doornen (tjanggah); (de helft lansen en de wederhelft vorken).

Artikel vijf.

Van de wachters staat steeds e'én met een vork (tjanggah) in de hand voor het wachthuis.

Alleen bij regen mag hij binnen het wachthuis staan.

Artikel zes.

De wachters zijn gehouden hulp te verleenen, waar die wordt ingeroepen.

Minstens één wachter moet steeds bij het wachthuis blijven.

Artikel zeven.

Na acht uur des avonds worden alle voorbijgangers en voertuigen aangeroepen.

De aangeroepenen zijn verpligt te antwoorden en zich bij het licht van het wachthuis te komen vertoonen; met uit- zondering van Europeanen, het personeel der policie, de hoofden der kampongs en wijkmeesters en de hoofden van vreemde oosterlingen.

Artikel acht.

De wachters zijn verpligt aan te houden:

(41)

— 31 —

a. personen, al dan niet licht dragende, die goederen bij zich hebben, waarvan zij het bezit niet door een schrif- telijk bewijs kunnen regtvaardigen;

b. personen, al dan niet licht dragende, die verdacht voor- komen;

c. personen, die geen licht dragen, ofschoon daartoe verpligt;

d. voertuigen, welke geen licht voeren;

c. beladene vrachtvoertuigen, welke niet voorzien zijn van een schriftelijk bewijs, hetwelk het vervoer der opgeladen goederen kan regtvaardigen.

Artikel negen.

De wachters slaan de heele en halve uren op de tong-tong.

Bij brand en amok slaan de wachters mede op de tong-tong.

Het signaal van brand bestaat uit snel op elkander volgen- de slagen, die met kleine tusschenpoozen zoolang herhaald worden, totdat het onheil is afgeweerd.

H e t signaal van amok bestaat uit drie kort op elkander volgende slagen, die zoolang herhaald worden, totdat de schuldige onschadelijk is gemaakt.

Artikel tien.

Des morgens, na afloop der wacht, meldt het hoofd der wacht zich bij het hoofd zijner kampong aan en rapporteert hetgeen, gedurende den afgeloopenen nacht zich op zijne wacht heeft voorgedaan.

Artikel elf.

Al wie tot wacht verpligt is, kan zich, met medeweten en goedkeuring van het kamponghoofd, door een geschikt per- soon doen vervangen.

Artikel twaalf.

De hoofden der kampongs en de daartoe aangewezen hoofden van vreemde oosterlingen zijn verpligt, om, minstens tweemaal des nachts, de onder hen staande wachten te visiteren; zij

(42)

32 —

zorgen voor het behoorlijk betrekken der wachten en het doen der rondes, voor het aangeven der nalatigen en over- treders van deze verordening aan de hoogste plaatselijke autoriteit, voor het zindelijk en schoon doen houden der wachthuizen, en voor het niet op wacht doen trekken van of rondes doen maken door ongeschikte dan wel door de hoogste plaatselijk autoriteit tot wacht of romdes-diensten niet geschikt geachte personen.

Artikel dertien.

Alle inlandsche onchristenen, Chinezen, Arabieren en andere vreemde oosterlingen zijn verpligt tot het betrekken van wachten en het doen van rondes.

Artikel veertien.

Van het betrekken van wachten en het doen van rondes zijn vrijgesteld:

a. huisbedienden, die een duidelijk schriftelijk bewijs van hunnen meester kunnen overleggen, waaruit blijkt, dat zij als huisbedienden in dienst zijn en op het woonerf van dien meester verblijf houden;

b. voor vast op de specerijlanden gevestigde huurlingen, die een duidelijk schriftelijk bewijs van den eigenaar, dan wel van den beheerder van het land kunnen overleggen, waaruit blijkt, dat zij op het land voor vast gevestigde huurlingen zijn;

c. nog in functie zijnde contractanten, wier contracten bij het bestuur zijn geregistreerd;

d. onchristen vreemdelingen, die ' niet langer dan drie maanden op de Banda-eilanden verblijf houden.

Artikel vijftien.

Vreemde oosterlingen, verblijf houdende in gemengde kam- pongs — dat zijn dezulke, waar verschillende natiën wonen zijn verpligt, ten aanzien van het presteren van wacht en rondes-diensten de bevelen op te volgen van de hoofden der kampongs, waarin zij verblijf houden.

(43)

— 33 —

Artikel zestien.

Overtreding van deze verordening wordt gestraft met geld- boete van één tot vijftien gulden, of met tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van één tot zes dagen.

Bij herhaling van dezelfde overtreding binnen het jaar, kunnen de straffen worden verhoogd tot eene geldboete van hoogstens vijf en twintig gulden of tot tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van " t e n langste' twaalf dagen.

Artikel zeventien. '

Op het tijdstip, waarop deze verordening in werking treedt, vervallen alle tot dusverre bestaande voorschriften omtrent het betrekken van wachten en het doen van rondes op de Banda-eilanden.

En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan ontwetend- heid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad geplaatst en, voor zoovee! noodig, in de Inlandsche en Chinesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te 'Amboina^ den 26™ Januarij 1882.

De Resident van Amboina\

RIEDEL.

De Secretaris^

NEUMANN.

3

(44)

De Resident van Aniboina.

( Voor het Land.) Overwegende, dat het noodzakelijk is, maatregelen te nemen tegen het beschadigen der wegen, erven, tuinen en aanplantingen in de residentie Ambojna door des nachts rondloopende varkens;

Maakt aan de ingezetenen van dat gewest bekend:

Dat door hem is vastgesteld de navolgende verordening:

Verordening;, houdende strafbaarstelling van hen, die nalaten hunne varkens of de hun ter verzorging toe- vertrouwde varkens van een neusring te voor- zien.

Art. i . Onverminderd de bepalingen, vervat in art. 3 n°.

10 van het algemeen politiestrafreglement voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden (Staatsblad 1872 n°. 110) en in art. 1 n°. 12 van dat voor Inlanders en met dezen gelijk- gestelden (Staatsblad 1872 n°. i n ) , zooals die artikelen wor- den gelezen ingevolge Staatsblad 1876 n°. 126, wordt met geldboete van één tot vijftien gulden, of wanneer de over- treding begaan is:

a. door Europeanen of daarmede gelijkgestelde personen, met gevangenisstraf van één tot twee dagen;

b. door Inlanders of daarmede gelijkgestelde personen, met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van één tot zes dagen, gestraft:

hij, die nalaat zijn varken of het hem ter verzorging toe- vertrouwd varken (biggen uitgezonderd), van een ring door den neus of van den zoogenaamden neusring te voorzien.

De politie is bevoegd, zich op de erven en bewaarplaatsen te overtuigen dat aan dit voorschrift wordt voldaan.

Art. 2. In geval van herhaling binnen het jaar door

(45)

— 35 —

denzelfden persoon van de in het vorig artikel omschreven overtreding, kan de straf v/orden verhoogd tot eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden, of:

voor Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen, tot gevangenisstraf van ten hoogste vier dagen;'

voor Inlanders en daarmede gelijkgestelde personen', tot tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zon- der loon van ten langste twaalf dagen. •'"'• " " '

Art. 3. De overtreders dezer verordening, zijn verplicht, onverminderd de op de overtreding gestelde straff ,.:£ip£p een door het plaatselijk bestuur te bepalen termijn en op de daartoe gedane aanzegging, het nagelatene alsnog te verrichten.

Bij niet nakoming hiervan zal het plaatselijk besttnir,'zon- der verdere ingebrekstellirig van dèri-» nalatige, «"Het nagelatëne ten diens koste doen verrichten. .'; '•'• ':•".' : s - ' - ' •-

Art, '4. Deze Verordening treedt" in'werking op' den cjag, waaróp de Javasche Courant, waarin zij wordt, geplaatst, ter hoofdplaats Amboina wordt aangebracht. "'.'•".'

Art. 5. Op het tijdstip, waarop deze verordening •im-vwei:- king treedt, vervallen de in de publicatie van den Gouverneur, der Moluksche eilanden van den 261=0 Mei. 1855 opgenomen bepalingen, betreffende hét dóen voorzien 'van varkens y'an een ring door den neus.

En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan ontwetend- heid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst en, voor zooveel noodig, in Tnlandsché' en ,Chi- neeschë talen ivorden aangeplakt. *"''"•'-""V'

Gedaan te AMBOINA, den 13de.11 Juli i886.

• De Resident van Amboina.,

D. HEIJTING.

De Secretaris^

F. J. E. NEUMANN. '

(46)

De Resident van Aiiiboiua.

( Voor het Land) Overwegende, dat het noodzakelijk is ter voorkoming van het beschadigen der wegen, erven, tuinen en aanplantingen, het houden van varkens ter hoofdplaats Amboina, te beperken;

Maakt aan de ingezetenen van die hoofdplaats bekend:

Dat door hem is vastgesteld de navolgende verordening:

VERORDENING op het houden van varkens ter hoofdplaats Amboina.

Artikel i . Het is verboden ter hoofdplaats Amboina var- kens te houden, uitgezonderd in de wijk La. L, en in dat gedeelte van wijk La. I, begrepen tusschen Batumerah en de begraafplaats voor lijken van Europeanen en Inlandsche Christenen, steeds den Oost- (buiten) kant van de blakang- Soija-straat volgende.

De politie is bevoegd te allen tijde op de erven te komen.

ten einde het al of niet aanwezig zijn van varkens te kunnen constateeren.

Artikeb i« Overtreding van art. i dezer verordening wordt gestraft met eène geldboete van één tot vijftien gulden of wanneer de overtreding begaan is:

a, door Europeanen of daarmede gelijkgestelde personen met gevangenisstraf van een of twee dagen;

b. door Inlanders of daarmede gelijkgestelde personen, met tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van één tot zes dagen.

Artikel 3. In geval van herhaling der overtreding door denzelfden persoon binnen het jaar worden de maxima der in art. 2 genoemde straffen verhoogd:

de geldboete tot vijf en twintig gulden, de gevangenisstraf tot vier dagen en de tenarbeidstelling tot twaalf dagen.

(47)

— 37 —

Artikel 4. De overtreders zijn, onverminderd de op de overtreding ge:;telde straf, verplicht binnen een door den Magistraat te bepalen termijn en op daartoe door of van wege dien ambtenaar gedane aanzegging hunne of de hun toevertrouwde varkens te verwijderen.

Bij niet-nakoming hiervan zal de politie, zonder verdere ingebrekestelling van den nalatige, het nagelatene op diens kosten doen verrichten.

Artikel 5. Deze verordening treedt in werking op den zestigsten dag na dien, waarop de Javasche Courant, waarin zij is afgekondigd, ter hoofdplaats Amboina wordt aangebracht.

Artikel 6. Op het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt, vervalt de „Verordening, houdende straf- baarstelling van hen, die nalaten hunne varkens of de hun ter verzorging toevertrouwde varkens van een neusring te voorzien", van 13 Juli 1886 (Javasche Courant n°. 67).

En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan onwetend- heid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst, en voor zooveel noodig, in de Inlandsche en Chi- neesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te AMBOINA, den 263*™ Juni 1891.

De Resident^

D. HEIJTING.

De Secretaris^

G. F. DE BRUIJN KOPS.

(48)

I>e Resident van Aiuboina.

( Voor het Land) Overwegende, dat het wenschelijk is bepalingen vast te stellen op bet gebruik van prauwen en tambangans in de afdeeling Banda;

Maakt aan de ingezetenen van de afdeeling Banda bekend:

Dat door hem is vastgesteld de navolgende verordening:

VERORDENING op het gebruik van prauwen en tambangans in de afdeeling Banda.

Artikel i. Alle prauwen en tambangans, een inhoud heb- bende van minder dan één kojang en hoe ook bemand, bestemd tot publiek vervoermiddel van personen en goederen in de wateren der afdeeling Banda, moeten door den eigenaar bij het plaatselijk bestuur aangegeven en aldaar geregistreerd worden.

Artikel 2. Na de registratie wordt den eigenaar voor elke hem toebehoorende prauw of tambangan een schriftelijke ver- gunning tot varen uitgereikt, vermeldende zijn naam, de naam van den prauw- of. tambanganvoerder en het nummer, waar- onder de prauw of tambangan is geregistreerd.

De vergunning wordt tot wederopzeggens verleend. Zij is persoonlijk.

Artikel 3. Wanneerde eigenaar van een ingevolge artikel 1 geregistreerde prauw of tambangan den eigendom daarvan op een ander overdraagt of daarop een anderen prauw- of tam- banganvoerder aanstelt dan de in de vergunning vermelde, dan wel aan de prauw of tambangan een andere bestemming- geeft dan de in artikel 1 omschrevene, is hij verplicht binnen twee dagen na dien waarop de overdracht, aanstelling of verandering van bestemming heeft plaats gehad, daarvan aangifte te doen bij het plaatselijk bestuur.

(49)

— 39 —

Van de aangifte geschiedt aanteekening in het register.

De naam van den nieuwen prauw- of tambanganvoerder wordt op de vergunning aangeteekend.

Artikel 4. De schriftelijke vergunning, bedoeld in artikel 2, wordt door den prauw- of tambanganvoerder, terwijl hij zijn beroep uitoefent, bij zich gedragen.

Artikel 5. De eigenaar van de prauw of tambangan is verplicht te zorgen dat het nummer, waaronder deze is ge- registreerd, op twee plaatsen buiten op het boord, links voor en rechts achter, worde geschilderd met een op de kleur van de prauw of tambangan duidelijk uitkomende verf, in gewone cijfers van ten minste 10 c.M hoogte.

Artikel 6. De prauw- of tambanganvoerder is verplicht zijn vaartuig, bij gebruik gedurende den nacht, te voorzien van een helder brandende, naar alle zijden zichtbare lantaarn.

Artikel 7. De eigenaar van de prauw of tambangan is verplicht het vaartuig uit te rusten en te onderhouden over- eenkomstig de aanwijzingen, door of van wege het hoofd van plaatselijk bestuur gegeven..

Artikel 8. Uitgezonderd bij het lossen van handelsvaartuï- gen op de daartoe bestemde plaatsen, en bij publieke ver- koopingen of feesten, mogen de prauw- of tambangauvoerders zich met hunne vaartuigen niet anders ophouden dan aan de door het Hoofd van plaatselijk bestuur aangewezen ligplaatsen of veeren.

Artikel 9. Op den 15™ van iedere maand moeten alle prauw- of tambahganvoerders zich met hunne vaartuigen aan de in artikel 8 bedoelde ligplaatsen of veeren vereenigen, waar de prauwen en tambangans door de politie worden geïnspecteerd.

Artikel 10. Door ambtenaren of beambten der politie aangeroepen wordende, moeten de prauw- of tambanganvoer- ders dadelijk bijdraaien.

(50)

• 4 0

Artikel i i . Overtredingen van de bepalingen dezer veror- deningworden gestraft met een geldboete van één tot vijftien gulden of, indien zij zijn begaan door Europeanen of met dezen gelijkgestelden met gevangenisstraf van één of twee dagen, dan wel indien zij zijn begaan door Inlanders of met dezen gelijkgestelden, niet tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van één tot zes dagen.

Artikel 12. Deze verordening treedt in werking op den veertigsten dag na dien der dagteekening van de Javasche Courant, waarin zij is afgekondigd.

En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan onwetend- heid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst, en voor zooveel noodig, in de Inlamhche en Chi- neesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te AMBOINA, den 23™ September 1891.

De Resident^

VAN HOEVEEL.

De Secretaris^

G. F. DE ERUIJN KOPS.

(51)

( Voor het Land.) E X T R A C T uit het Register der Besluiten van den Re- sident van Amboina.

N°. 4667. AMBOINA, I 2 December 1891.

We Resident.

Gelet:

a. op het Gouvernements besluit van 17 September 1882 n°. 15, en

b. op de missive van den ien Gouvernements Secretaris dd°. 17 September 1882 n°. 24164.

Heelt besloten:

Eerstelijk: Vast te stellen de aan dit besluit gehechte:

»Instructie voor de Hoofden der Vreemde Oosterlingen in de

»residentie Amboina."

Ten tweede: Te bepalen:

a. dat die instructie zal worden afgekondigd in het officieel nieuwsblad en voor zooveel noodig in de Inlandsche en Chineesche talen aangeplakt;

b. dat zij in werking treedt dertig dagen na hare afkondiging op de wijze als even is bepaald.

Extract enz.

Accordeert met voors. Register:

De Secretaris,

G. F. DE BROUN' KOPS.

INSTRUCTIE voor de Hoofden der Vreemde Oosterlingen in de residentie Amboina.

Art. !. De Hoofden der Vreemde Oosterlingen, die door de Regeering worden benoemd, dragen den titel, hun door

(52)

- - 4 2

Haar toegekend; de overigen dien van wijkmeester (kapala kampong.)

Art. 2. Zij staan onder de onmiddellijke bevelen van de Hoofden van Plaatselijk Bestuur, met dien verstande nochtans dat daar, waarover een en dezelfde natie meer dan één hoofd gezag uitoefenen, hij, die een lageren titel voert, onder de bevelen staat van hem, vvien een hoogere titel is toegekend.

Art. 3. Zij oefenen in de gemeente of wijk, waarvoor zij aangesteld zijn, gezag uit over al hunne daarin gevestigde rasgenooten.

Art. 4. Op plaatsen, waar Chineezen en Arabieren in eene wijk vereenigd blijven, streven zij er naar om de bestaande goede verhouding tusschen elkander en de wederzijdsche stam- genooten te onderhouden en aan te kweeken.

Art. 5. De Hoofden der Vreemde Oosterlingen dragen met de hun ten dienste staande middelen zorg voor eene behoor- lijke handhaving der openbare verordeningen onder hunne, hun ondergeschikte rasgenooten.

Art. 6. : Zij zullen nauwlettend toezien, dat hunne-landge- nooten niet buiten de voor hen aangewezen wijken gaan wonen, dan na daartoe vooraf de vereischte vergunning te hebben verkregen.

Ook zullen zij er streng op letten, dat in die wijken geene nieuw aangekomen personen van hunnen landaard worden gehuisvest, zonder in het bezit te zijn van de voorgeschreven toelatingskaart' of vergunning tot vestiging in Nederlandsen - Indié.

Voorts zijn zij verplicht er toe mede te werken, dat de nieuw aangekomeiïen zich tijdig bij het betrokken Hoofd van' Plaatselijk"'Bestuur aanmelden ter erianging van die toelatings- kaart e n ' d a t dezen vóór de ommekomst van den in die kaart vermelden termijn, ' aan hét Hoofd van Gewestelijk Bestuur

(53)

— 43 —

eene vergunning tot vestiging of verlenging van den op de toelatingskaart vermelden termijn verzoeken dan wel zich uit hun ressort verwijderen, zoodra daartoe het bevel is gegeven.

Evenzeer zijn zij gehouden te waken voor eene stipte nale- ving der voor hunnen landaard gemaakte of nog te maken bepalingen op het gebruik van reispassen.

Eindelijk moeten zij den handel en Wandel hunner rasge- nooten, die zich in hun ressort bevinden, voortdurend nagaan en de Hoofden van Plaatselijk of Gewestelijk bestuur steeds getrouw en naar waarheid daaromtrent in hunne adviezen en rapporten voorlichten...

Art. 7. Aan hunne bijzondere toewijding wordt verder aanbevolen:

a, het waken tegen het ontstaan en bestaan van geheime vereenigingçn en gevaarlijke godsdienstige secten onder lieden van hun natie; en

b. de handhaving der bepalingen met betrekking t o t ' ' s Lands pachten.

Tot tegengang van den smokkelhandel' in opium staan zij het Europeesch en Inlandsen bestuur krachtdadig bij' en om- trent de gangen van opium-smokkelaars lichten zij dat bestuur zoo volledig mogelijk in.

Art. 8. Krachtens hun ambt, zijn de Hoofden der Vreemde Oosterlingen geroepen er toe mede. te werken., dat de aanslag in de verschillende voor hunne natie vastgestelde oi> nader vast te stellen belastingen naar billijkheid en behooren ge- schiedt. ••.,.• •.-.;•. . . •;.- • :. .J..\

Tevens zorgen zij, dat de aanzuivering dieV belastingen, zelfs al hebben zij roet d"é' inning geen bemoeienis, regelmatig plaats heeft. ' - ' • •• : '" • • " '••• •'•. ' Art. 9. Uok zijn zij geroepen den, agenten ...der Makas- saarsche weeskamer in dit gewest steeds aile mogelijke hulp ei* inlichtingen, te verschaffen.

Maandelijks dienen zij door tusschenkomst ,van-, de Hoofden

(54)

—-44

van Plaatselijk Bestuur aan die agenten opgave in van hunne in de afgeloopen maand overleden rasgenooten, met vermel- ding of zij al dan niet onroerende goederen hebben nagelaten.

Art. lo. Van het voorkomen van besmettelijke ziekte in hunne wijken, zoowel onder de ingezetenen als onder het vee.

geven zij onverwijld kennis aan het betrokken Hoofd van Plaatselijk Bestuur.

Art. i i . Zij behartigen naar hun beste weten de belangen van hunne ondergeschikten, tot welk einde zij de noodige voorstellen aan hunne superieuren kunnen doen; het algemeen belang moet echter steeds bij hen voorstaan.

Art. ia. In gevallen, waarbij door hunne superieuren hun advies wordt gevraagd, geven zij dat advies overeenkomstig hun gemoedelijke overtuiging, dat is naar plicht en geweten.

Art. 13. In den loop van de maand Januari van elk jaar en verder zoo dikwijls'als zulks zal blijken noodig te zijn, dienen zij aan het Hoofd van Plaatselijk Bestuur eene opgave in van den loop der bevolking onder hunnen landaard.

Daartoe leggen zij registers aan, waarin zij aanteekening houden van de namen, den ouderdom, het beroep en de ge- boorteplaats van de in hunne wijken wonende rasgenooten, zoomede van de onder hen plaats gehad hebbende geboorten, huwelijken, en sterfgevallen.

Op het einde van iedere maand zenden zij aan. het Hoofd van Plaatselijk Bestuur opgave in van de in de afgeloopen maand voorgevallen mutatiën onder hunne landgenooten.

Art. 14. Met betrekking tot de uitoefening der politie en opsporing der misdrijven en overtredingen hebben zij, ieder binnen zijnen werkkring, dezelfde bevoegdheden als die, welke bij hoofdstuk 111, afdeelrog II van het Reglement op het Rechtswezen in het gewest Amboina (Staatsblad 1882 n°. 29) aan de kapala soa's en met dezen gelijkgesteiden en alle verdere ondergeschikte beambten van politie zijn toegekend,

(55)

— 45

met dien verstande evenwel, dat zij alle bevelen ter zake rechtstreeks van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur ontvangen, aan wien zij ook rechtstreeks hunne rapporten dienen uit te brengen.

Art. 15. De Hoofden der Vreemde Oosterlingen zijn ver- plicht te wonen binnen hun ambtsressort tenzij hun door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur worde vergund zich elders metterwoon te vestigen.

De gemeente, waarin zij hun ambt uitoefenen, mogen zij niet verlaten dan met inachtneming der op het punt bestaan- de of nader uit te vaardigen, voorschriften.

Art. 16, Vóór de aanvaarding hunner betrekking leggen de hierbedoelde Hoofden, voor zoover zij door de Regeering wor- den benoemd, op de wijze hunner godsdienstige overtuiging ter hoofdplaats Amboina in handen van het Hoofd van Ge- westelijk Bestuur en elders in die van het Hoofd van Plaatse- lijk Bestuur den eed van zuivering, trouw en geheimhouding af, bedoeld bij Staatsblad 1827 n°. 113 en zullen zij zich te gelijkertijd bij eede speciaal hebben te verbinden om de be- palingen dezer instructie getrouwelijk op te volgen.

De eed, door Chineesche Hoofden af te leggen, zal zijn de zoogenaamde » Groote eed" in den tempel, indien er zulks een gebouw ter plaatse aanwezig is,

AMBOINA, De Resident van AmhoifM, 13 December 1891. V A N H O È V E L L .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Artikel 16 lid 1 wordt gewijzigd door te schrappen “in zijn eerste vergadering na inwerkingtreding van deze regeling” zodat het komt te luiden als volgt: “Het algemeen bestuur

De onderneming heeft ongeveer 30 sites die in 2019 een netto huurinkomsten van 20 miljoen EUR gegenereerd hebben.. Ze voert ook investeringsprojecten uit en studies met het oog op

Uw aanvraag zal worden beoordeeld overeenkomstig de bepalingen van het bestuursdecreet van 7 dec 2018 betreffende de openbaarheid van bestuur.. Binnen de 20 kalenderdagen zal

namelijk de gemeenschap van de gelijknamige baai met die vau Amboina. voet lang is, teTW~jl tevens het overig oostelUk gedeelte der landengte werd doorgegraven,

‘Ken’ je de kleur blauw als je wel blauwe voorwerpen kunt herkennen, maar geen voorbeelden kunt bedenken van voorwerpen die wel of die nooit blauw kunnen zijn. In een lesdoel zijn

Tijdens de periode van vrijstelling zult u niet opgeroepen worden door de bevoegde gewestelijke dienst (VDAB, ACTIRIS, FOREM of ADG) voor een evaluatie van uw zoekgedrag

De activiteit vindt plaats in de volgende wijk of wijken: De activiteit is er voor alle Arnhemse inwoners die een fijnstofmeter bij hun huis willen ophangen en zich aangemeld

(Raadpleeg Op klasse gebaseerde pakketmarkering configureren.) Deze optie ondersteunt de ingestelde ATM-CLP-opdracht om het CLP-bit te markeren op alle cellen van een pakket dat