• No results found

Toepassingsmogelijkheden puin structureelbeton eindwerk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Toepassingsmogelijkheden puin structureelbeton eindwerk"

Copied!
136
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DEPARTEMENT INDUSTRIELE WETENSCHAPPEN OPLEIDING BOUWKUNDE, OPTIE BOUWKUNDE

Toepassingsmogelijkheden van gerecycleerde betonpuingranulaten in structureel beton

Eindwerk voorgedragen tot het behalen van de graad en het diploma van industrieel ingenieur bouwkunde Academiejaar 2004-2005

Door: ing. Van Hasselt Sofie Promotor bedrijf: ir. D’Hooghe Johan Promotor hogeschool: ing. Deygers Inge

(2)
(3)

Voorwoord

Graag zou ik een woord van dank richten aan alle mensen die mij bijgestaan hebben bij het realiseren van dit eindwerk.

Hierbij zou ik in de eerste plaats graag mijn dank betuigen aan mijn promotor ing. Inge Deygers, voor haar raadgevingen en het opvolgen van dit eindwerk.

Ook verdient mijn bedrijfspromotor ir. Johan D’hooghe hier een bijzondere vermelding, ondanks zijn drukke dagelijkse bezigheden kon ik steeds bij hem terecht.

Bijzondere dank ook aan ing. Eddy De Meyer van het Labo De Nayer en het labo bouwkunde van het De Nayerinstituut, voor het gebruik van de infrastructuur.

Ook gaat een woord van dank naar ing. Johny De Nutte van Copro en ir. Niki Cauberg van het WTCB, voor het bereidwillig opofferen van een deel van hun kostbare tijd om mij de nodige uitleg en informatie te verstrekken.

Een laatste woord van dank wil ik richten tot mijn familie en vrienden die mij steeds ondersteund en aangemoedigd hebben vooral als het moeilijk ging, en dit vooral voor mijn vriend Raf Bresseleers die mij geholpen heeft bij het uitvoeren van de proeven.

(4)
(5)

Abstract

Hergebruik van betonpuingranulaten in structurele beton

De opdracht van dit eindwerk bestaat erin een bondig document samen te stellen dat aantoont dat betonpuingranulaten ook in andere toepassingen gebruikt kunnen worden dan in mager beton en (onder)fundering.

In eerste instantie werd de nieuwe normering omtrent toeslagmaterialen in beton besproken. Deze norm maakt het mogelijk ook gerecycleerde granulaten te normaliseren.

Gebruik makend van deze nieuwe normen werden een aantal proeven uitgevoerd waarbij de invloed van de waterabsorptie en de invloed van de herkomst van het granulaat werden onderzocht.

In een literatuurstudie werd opgespoord wat mogelijk is en welke de grootste knelpunten zijn omtrent de materie. Hieruit werden dan besluiten getrokken.

Trefwoorden: betonpuingranulaten, recyclage beton, bouwafval, sloopafval, nieuwe normering

(6)
(7)

Inhoudstafel

INLEIDING ... 1

I BOUW- EN SLOOPAFVAL ... 3

I.1 OMSCHRIJVING... 3

I.2 BESTEMMING... 3

I.2.1 Selectief slopen ... 3

I.2.2 Verwerking in vergunde inrichtingen ... 4

I.3 HERGEBRUIK VAN GERECYCLEERDE PUINFRACTIE. ... 5

I.3.1 Hergebruik van inert puin ... 5

II VAN BETONPUIN TOT SECUNDAIRE GRONDSTOF ... 9

II.1 BESPREKING VAN HET SLOPEN... 9

II.1.1 Massaal slopen ... 9

II.1.2 Selectief of gericht slopen... 9

II.1.3 VMR en VVS ... 10

II.1.4 Sloopbestek en sloopvergunning ... 11

II.2 VERWERKING VAN BOUW- EN SLOOPAFVAL... 12

II.2.1 Brekertechnieken ... 13

II.2.2 Zeeftechnieken ... 16

II.2.3 Magneetband ... 18

II.2.4 Afscheiden van overige verontreinigingen ... 19

II.3 DE COPRO-KEURING... 20

II.3.1 Wat is COPRO ... 20

II.3.2 Certificatie en keuring... 21

II.3.3 Organisatie van de breekwerf (vast of mobiel)... 23

III NIEUWE NORMEN EN CE-MARKERING ... 31

III.1 CE-MARKERING... 31

III.2 NIEUWE NORMEN VOOR GRANULATEN... 33

III.2.1 De volumieke massa van granulaten ... 34

III.2.2 De verschillende soorten granulaten... 34

III.2.3 Voornaamste kenmerken en proefmethoden ... 35

III.3 DE NIEUWE NORM VOOR BETON NBNEN206... 49

III.3.1 De normen inzake beton ... 49

III.3.2 Voornaamste wijzigingen tengevolge van de norm NBN EN 206-1 ... 50

IV PROEVEN... 55

IV.1 GEBRUIKTE MATERIALEN... 55

IV.1.1 Kalksteenslag... 55

IV.1.2 Betonpuin... 55

IV.1.3 Zand... 58

IV.1.4 Cement... 59

IV.1.5 Water ... 60

IV.2 PROEVEN OP DE GRANULATEN... 60

IV.2.1 Zeefanalyse van de gebruikte steenslag (NBN EN 933-1) ... 60

IV.2.2 Volumieke massa en Waterabsorptie (NBN EN 1097-6) ... 69

IV.2.3 Andere proeven uitgevoerd door externe instanties ... 75

IV.3 VERVAARDIGING VAN BETON... 78

IV.3.1 Ideale korrelverdeling ... 78

IV.3.2 Samenstelling van het mengsel ... 79

IV.3.3 Vervaardiging van beton ... 85

IV.4 PROEVEN OP VERS BETON... 85

IV.4.1 Consistentieproef (NBN EN 12350-1) ... 85

IV.4.2 Luchtgehalte (NBN B15-224) ... 86

IV.5 PROEVEN OP VERHARD BETON... 88

IV.5.1 Druksterkte van proefstukken (NBN EN 12390-3)... 88

IV.5.2 Bepaling van de treksterkte door splijten (NBN B15-218) ... 89

(8)

IV.5.3 Bepaling van de buigsterkte (NBN B15-214) ...91

IV.6 BESLUIT BIJ DE RESULTATEN...93

V LITERATUURSTUDIE: WAT IS AL ONDERZOCHT?...95

V.1 FIJNE GRANULATEN...95

V.2 GROVE GRANULATEN...99

V.2.1 Hoeveelheid aanhechtende mortel ...99

V.2.2 Dichtheid...100

V.2.3 Waterabsorptie...101

V.2.4 Los Angeles ...102

V.2.5 Sulfaatgehalte ...103

V.2.6 Alkali gehalte ...103

V.3 BETONEIGENSCHAPPEN VAN RECYCLAGE BETON...104

V.3.1 Verwerkbaarheid ...104

V.3.2 Luchtgehalte ...105

V.3.3 Druksterkte ...106

V.3.4 Treksterkte ...108

V.3.5 Statische elasticiteitsmodulus ...109

V.3.6 Krimp ...111

V.3.7 Duurzaamheid...113

V.4 BESLUIT BIJ DE LITERATUURSTUDIE...118

VI ALGEMEEN BESLUIT ...121

REFERENTIES ...123

(9)

Symbolenlijst

ρa absolute volumemassa [kg/m³]

ρrd werkelijke volumemassa [kg/m³]

ρssd werkelijke volumemassa, gebaseerd op oppervlaktedroge granulaten [kg/m]

WA5' waterabsorptie na 5 min. [%]

WA5' waterabsorptie na 24 uur [%]

MB methyleenblauwwaarde [g/kg]

LA Los Angeles coëfficiënt OS organische stoffen Fl afplattingscoëfficiënt fc druksterkte [N/mm²]

fck karakteristieke druksterkte [N/mm²]

fcspl treksterkte [N/mm²]

Rf buigsterkte [N/mm²]

Afkortingen

BENOR gedeponeerd merk dat eigendom is van het BIN

BELCERT Belgische Accreditatiesysteem voor certificatie-instellingen, zowel voor producten, kwaliteitssystemen of personen

BELTEST Belgische Accreditatiesysteem voor laboratoria en keurings- instellingen

CEDEX The Central Laboratorio de Estructuras y Materiales

CRIC Nationaal centrum voor wetenschappelijk en technisch onderzoek der cementnijverheid

LIN departement Leefmilieu en Infrastructuur (van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap)

LNEC National Laboratory of Civil Engineering ISEL Instituto Superior de Engenharia de Lisaboa IST Instituto Superior Técnico

COPRO Onpartijdige instelling voor de controle van de bouwproducten OCW Opzoekingscentrum voor de wegenbouw

OVAM Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest RELIM Réunion internationale des Laboratoires d'Essais et de Recherches

sur les Matériaux et les Constructions

TRA10 Toepassingsreglement voor puingranulaten geproduceerd door een vaste installatie

TRA11 Toepassingsreglement voor puingranulaten geproduceerd door een mobiele installatie

VITO Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek VLAREM Vlaamse milieureglementering

VLAREA Vlaams reglement voor afvalvoorkoming en -beheer VMR Vereniging voor mobiele recycling

VVS Vereniging van verwerkers van slooppuin

WTCB Wetenschappelijk en technische centrum voor het bouwbedrijf

(10)
(11)

Inleiding

Dit eindwerk werd gemaakt in opdracht van ir. Johan D’Hooghe, zaakvoerder van Recycling Assistance bvba. Recycling Assistance is een bedrijf dat kwaliteitscontroles uitvoert voor verschillende breekbedrijven in Vlaanderen.

De klanten van Recycling Assistance bezitten momenteel bergen gerecycleerde granulaten, die momenteel enkel hun toepassing vinden in de wegenbouw als fundering en onderfundering en als schraal beton. Deze klanten vrezen dat deze toepassingen niet voldoende zullen zijn om in de toekomst een evenwicht te bereiken tussen productie en gebruik van de gerecycleerde granulaten. Zo rees de vraag of er een studie gedaan kon worden die andere toepassingsmogelijkheden voor de gerecycleerde puingranulaten zocht. Een tweede reden voor het tot stand komen van dit eindwerk is de niet onuitputtelijkheid van bronnen voor natuurlijke granulaten.

Dit eindwerk is dan ook een studie naar de toepassingsmogelijkheden van gerecycleerde granulaten in structureel beton. In Nederland mag in een structureel beton reeds 20% van de natuurlijke granulaten vervangen door gerecycleerde granulaten zonder extra voorwaarden. Er is hieromtrent al heel wat onderzoek verricht, maar toch wordt dit in België nog niet toegepast.

Het eerste deel van dit eindwerk gaat over het bouw- en sloopafval in het algemeen, welke toepassingen er voor die producten zijn en welke reglementen er hier gehanteerd moeten worden.

Vervolgens wordt het proces besproken om van bouw- en sloopafval tot de gerecycleerde granulaten te komen.

Ook de nieuwe normering komt aanbod. Deze nieuwe normen zijn van kracht geworden in 2004 en dienen dus in principe overal al toegepast te worden.

Er werden ook proeven uitgevoerd op gerecycleerde granulaten en op betonmengsels waarvan 40% van de natuurlijke granulaten werden vervangen door gerecycleerde granulaten. De proeven richten zich vooral op de waterabsorptie en de herkomst van de granulaten.

Tenslotte werd er ook een literatuurstudie uitgevoerd over welke studies er reeds gebeurd zijn omtrent het toepassen van gerecycleerde granulaten in structureel beton.

In het algemeen besluit wordt uiteindelijk de link gelegd tussen de zelf uitgevoerde proeven en de literatuurstudie.

(12)
(13)

I Bouw- en sloopafval

I.1 Omschrijving

Bouw- en sloopafval is de verzamelnaam voor alle afvalstoffen die afkomstig zijn van het bouwen, renoveren en slopen van gebouwen en constructies of van de aanleg en opbraak van wegen. Uitgegraven grond die bij deze werken vrijkomt wordt niet beschouwd als bouw- en sloopafval.

De hoeveelheid bouw- en sloopafval die jaarlijks in Vlaanderen vrijkomt wordt geschat op 6,6 tot 8 miljoen ton. Ter vergelijking: alle Vlaamse huishoudens samen produceren "slechts" 3 miljoen ton huishoudelijk afval. Bouw- en sloopafval vormt in gewicht dan ook één van de grootste afvalstromen.

Bouw- en sloopafval bestaat in hoofdzaak uit 3 grote fracties:

- de steenachtige fractie:

à de inerte fractie: deze fractie kan bestaan uit betonpuin, metselwerkpuin, een mengsel van beide (mengpuin), keramiek en natuursteen. Inert afval omvat 80 % van alle bouw- en sloopafval;

à asfaltpuin: dit betreft ca. 15 % van het bouw- en sloopafval, zowel teerhoudend als niet-teerhoudend;

- de niet-steenachtige fractie (ca. 5 %): dit afval bestaat uit:

à een recupereerbare fractie: deze fractie bestaat uit houtafval, kunststoffen, oude metalen, papier en karton;

à een niet-recupereerbare restfractie. Deze kan onder andere gips en kalk, bitumineuze materialen zoals dakbedekkingen en dergelijke bevatten.

I.2 Bestemming

I.2.1 Selectief slopen

Men moet bij voorkeur selectief slopen. Er is nog geen juridische definitie van het begrip "selectief slopen" maar men kan het wel als volgt omschrijven:

Selectief slopen = het afzonderlijk demonteren en eventueel het verder uitsorteren op de werf zelf van afvalstromen welke gerecupereerd kunnen worden of welke schadelijk kunnen zijn voor mens en/of milieu.

(14)

De doelstelling van selectief slopen is tweeledig:

- het hergebruik van de verschillende soorten afvalstoffen bevorderen;

- milieuverontreiniging bij het slopen beperken door schadelijke afvalstoffen afzonderlijk af te voeren zodat deze schadelijke afvalstoffen andere, recupereerbare, afvalstoffen niet verontreinigen en in geschikte installaties verwerkt kunnen worden.

Selectief slopen is nog niet wettelijk verplicht en soms stelt een doorgedreven selectie praktische bezwaren. Het plaatsen van een container voor elke recupereerbare fractie is omwille van plaatsgebrek niet altijd haalbaar, het huren van een te groot aantal containers kan te duur zijn,… In praktijk zal dan ook een evenwicht moeten gezocht worden tussen milieuhygiënische en bedrijfseconomische, organisatorische en logistieke aspecten.

Volgende twee zaken zijn wel reeds verplicht:

- Gevaarlijke afvalstoffen moeten volgens het afvalstoffendecreet steeds afzonderlijk van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen en afzonderlijk van elkaar ingezameld worden. Gevaarlijke afvalstoffen mogen ook enkel van de werf afgevoerd "opgehaald" worden door OVAM erkende ophalers voor gevaarlijk afval.

- Voor men begint te slopen dient men het in het gebouw aanwezige asbest te laten verwijderen door een onderneming welke erkend is door het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling. Indien het enkel over asbestcement of ander hechtgebonden asbestafval gaat hoeft men voorlopig nog geen beroep doen op een dergelijke erkende verwijderaar, ook particulieren moeten voorlopig nog geen beroep doen op deze erkende verwijderaars. In sommige gevallen is dit echter wel aangewezen om te vermijden dat asbestvezels in de lucht verspreid worden door een ondeskundige verwijdering.

I.2.2 Verwerking in vergunde inrichtingen

De op de werf vrijkomende afvalstoffen moeten worden verwerkt in inrichtingen die voldoen aan het milieuvergunningendecreet.

Indien het "zuiver" puinafval betreft (met name baksteenpuin, betonpuin, natuursteenpuin, niet-teerhoudend asfalt of een mengsel van deze) kan men afvoeren naar een vergunde puinbreekinstallatie. Dit kan zowel een vaste als een mobiele breekinstallatie zijn. Indien het gemengd containerafval betreft kan men een vergunde containerdienst contacteren.

Mobiele brekers moeten, net als brekers op een vaste locatie, een Copro-keuring bekomen (cf. TRA10 voor vaste locatie en TRA11 voor mobiele brekers ).

(15)

Gevaarlijk afval mag enkel worden opgehaald door één van de door OVAM erkende overbrengers voor gevaarlijk afval. Er zijn 2 uitzonderingen:

- aannemers mogen de gevaarlijke afvalstoffen die bij eigen werkzaamheden vrijkomen zelf afvoeren van de werf tot de bedrijfszetel, vanwaar de verdere afvoer wel via erkende ophalers moet gebeuren.

- particulieren mogen natuurlijk hun KGA (klein gevaarlijk afval) zelf naar het containerpark afvoeren. Particulieren kunnen hun bouw- en sloopafval meestal ook afvoeren naar een containerpark.

Bij de keuze van een geschikte verwerker dient men rekening te houden met de verwerkingshiërarchie voor afvalstoffen. Dit houdt in dat er bij voorkeur eerst aan preventie gedaan wordt, vervolgens aan recyclage, daarna aan verbranden en tenslotte pas aan storten.

I.3 Hergebruik van gerecycleerde puinfractie.

Om te vermijden dat bij hergebruik van afvalstoffen bijkomende milieuvervuiling optreedt heeft de Vlaamse overheid het hergebruik van afvalstoffen aan strikte voorwaarden verbonden. Hoofdstuk 4 van het Vlarea vermeldt welke soorten afvalstoffen in welke toepassingen en onder welke voorwaarden mogen hergebruikt worden.

Gebroken inert afval en gebroken asfaltpuin kunnen zo enkel als bouwstof gebruikt worden. In de praktijk kan men puingranulaten bijvoorbeeld gebruiken als (onder)fundering in de wegenbouw of als component van mager recyclagebeton. Indien een afvalstof voldoet aan deze Vlarea-voorwaarden, bepaald in afdeling 4.2, verliest deze afvalstof het statuut van afvalstof en wordt secundaire grondstof. De secundaire grondstof is geen afval meer en dus niet langer onderworpen aan de milieuwetgeving voor afvalstoffen. De secundaire grondstoffen worden minstens 1 maal per jaar bemonsterd en geanalyseerd op milieuhygiënische parameters door een erkend labo.

I.3.1 Hergebruik van inert puin

Huidige situatie

Inert afval mag enkel als bouwstof hergebruikt worden mits aan volgende voorwaarden van het Vlarea is voldaan:

- het puin moet afkomstig zijn van een Copro-gekeurde recyclage- inrichting. De puinbreker/werf (vaste locatie of bouw- en sloopwerf) moet tevens voldoen aan het milieuvergunningendecreet ;

- voor metselwerkpuin of mengpuin : het puin bevat max. 1 % (in massa) niet-steenachtige materialen zoals gips, rubber, kunststoffen, isolatie, roofing of andere niet-gevaarlijke verontreinigingen;

- voor betonpuin: het betonpuin bevat max. 0,5 % (in massa) niet- steenachtige materialen zoals gips, rubber, kunststoffen, isolatie, roofing of andere niet-gevaarlijke verontreinigingen;

(16)

- voor asfaltpuin: het niet-teerhoudend asfaltpuin bevat max. 0,5 % (in massa) niet-steenachtige materialen zoals gips, rubber, kunststoffen, isolatie, roofing of andere niet-gevaarlijke verontreinigingen;

- het puin bevat max. 0,5 % (in massa) organisch materiaal met name hout, plantenresten of andere verontreinigingen;

- het puin bevat geen vrije asbestvezels of asbeststof.

Het puin moet jaarlijks minstens éénmaal geanalyseerd worden door een door de OVAM erkend labo. De voornaamste te analyseren parameters voor inert afval zijn:

- zware metalen;

- polyaromatische koolwaterstoffen (PAK's);

- minerale olie.

Andere voorwaarden waaraan het puin moet voldoen zijn:

- De analyseresultaten moeten voldoen aan de Vlarea-normen voor vormgegeven of voor niet-vormgegeven bouwstof. Men spreekt van een vormgegeven bouwstof wanneer de bouwstof een vaste vorm met een zekere grootte heeft. Concreet is een bouwstof vormgegeven wanneer de bouwstof minimaal zo groot is als een kubus met 4 cm lange zijden en aan een minimale druksterkte kan weerstaan zonder vervorming. Een vormgegeven bouwstof is bijv. beton waarin inerte granulaten verwerkt zijn. Niet-vormgegeven bouwstoffen zijn bijv. granulaten die in losse vorm als onderfundering aangewend worden bij de wegenbouw.

- Gebruik als bouwstof betekent dat het puin enkel in functionele toepassingen gebruikt mag worden. Functionele toepassingen zijn toepassingen waarbij de bouwstof een bouwkundige functie vervult zoals bijv. bij gebruik als funderingslaag. Het gebruik van puin om enkel het reliëf van een terrein te wijzigen wordt door OVAM niet als een functionele toepassing beschouwd. Het Vlarea mag immers niet misbruikt worden om zich op goedkope wijze van afvalstoffen te ontdoen doch moet tot een zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van afvalstoffen leiden. De verplichting tot functioneel gebruik volgt trouwens uit de definitie van werk en van bouwstof in art. 4.1.1. van het Vlarea.

Alle bovenvermelde voorwaarden zijn afkomstig uit het Vlaams Reglement betreffende Afvalvoorkoming en -beheer (afgekort als Vlarea).

Uit het bovenstaande mag duidelijk blijken dat de tijd voorbij is dat puin van een of andere sloopactiviteit willekeurig mag hergebruikt worden op een of andere werf. Dergelijke praktijken zijn op dit moment dus illegaal. In praktijk zullen enkel, professioneel uitgebate installaties (mobiel of vast) met COPRO- certificaat voor de recyclage van puin aan de bovenvermelde voorwaarden kunnen voldoen.

(17)

Met de uitgebreide wetgeving over het hergebruik van bouw- en sloopafval wenst de overheid de kwaliteit van puingranulaten die op de markt komen aanzienlijk op te waarderen zodat het vertrouwen van aannemers, bouwheren en anderen in deze producten toeneemt.

De toekomst.

Het gebruik van inert puin bij onderfunderingen gebeurt reeds zeer frequent en kan als een succes beschouwd worden. Wel worden hierbij op dit ogenblik zeker nog niet alle wettelijke voorwaarden consequent nageleefd en blijft de handhaving door de overheid achterwege.

Innovatief is het gebruik van puingranulaten in kringloopbeton. In Nederland mag bij constructief kringloopbeton 20 % puingranulaten toegevoegd worden zonder dat extra stijfheidberekeningen vereist zijn. Hoewel er in Nederland een aantal voorbeeldwerven zijn waar puin met goed gevolg in grootschalige betonwerken werd gebruikt, heeft deze toepassing toch nog geen algemene ingang in de bouwwereld gevonden. Op dit gebied kan nog grote vooruitgang geboekt worden door o.m. een betere informatieverstrekking waardoor de terughoudendheid bij de diverse sectoren overwonnen wordt.

In ons land heeft het WTCB het demonstratieproject "recychouse" uitgewerkt.

In dit huis heeft men talrijke recyclagematerialen in diverse toepassingen verwerkt. Zo bevat het structurele beton ca. 50 % metselwerkpuin.

(18)
(19)

II Van betonpuin tot secundaire grondstof

Bij het slopen van gebouwen komen verschillende soorten afval vrij. Het sloop- en breekproces moet zorgen voor een scheiding tussen deze soorten afval. Na deze scheiding kunnen de verschillende afvalsoorten verbrand, gestort of hergebruikt worden.

Om van het bouw- en sloopafval tot waardige gerecycleerde granulaten met een zekere korrelgrootte te komen moeten ze een bewerkt worden in een brekerinstallatie. Een dergelijke installatie bestaat uit een aantal opeenvolgende onderdelen waaronder de brekers die het puin tot een vast kaliber verkleinen en de wasinstallaties, windzifters, magneten, … die zorgen voor een eliminatie van de verontreinigingen.

II.1 Bespreking van het slopen

De sloopmethodes zijn veelvuldig en worden dikwijls in combinatie gebruikt:

II.1.1 Massaal slopen

Massaal slopen is het afbreken van het gebouw zonder een scheiding van de verschillende materialen die in het gebouw verwerkt zijn. Deze methode werd vooral vroeger toegepast, ten tijde dat er van herbruik van materialen nog geen sprake was.

Het massaal slopen wordt, vanuit recyclage-oogpunt echter afgeraden, want geen enkel verwerkingsbedrijf zal nog dergelijke lading willen aanvaarden. Het kost veel moeite, tijd en geld om van dergelijk afval een waardig secundair materiaal te maken.

De keten van bouw – gebruik – sloop – verwerking – hergebruik wordt aanzienlijk versterkt als de sloopschakel milieuhygiënisch en materiaaltechnisch planmatig wordt behandeld. Het selectief slopen raakt hierdoor stilaan ingeburgerd bij de aannemers.

II.1.2 Selectief of gericht slopen

Selectief slopen betekent dat men reeds van bij het sloopproces rekening houdt met het feit dat de afgebroken materialen voor hergebruik vatbaar moeten zijn.

Daarom zal men op de sloopwerf de voor hergebruik ongeschikte bestanddelen reeds scheiden van de steenachtige materialen.

(20)

Men gaat selectief te werk door de verschillende onderdelen van de constructie achtereenvolgens af te breken voor zover er uiteenlopende materialen in verwerkt zijn. Men kan echter nooit 100 % selectief tewerk gaan op de sloopwerf zelf, de verdere scheiding gebeurt in het verwerkingsbedrijf.

Het is zo dat het selectief slopen reeds bij het ontwerp moet voorzien zijn. Het scheiden van de verschillende materialen wordt in een later stadium meestal een moeilijke, soms een onmogelijke zaak.

Er moet bijgevolg een onderscheid gemaakt worden tussen primaire en secundaire afbraak. De primaire afbraak omvat het vernietigen van het gebouw zelf, de secundaire afbraak omvat het vernietigen van de structuren, eenmaal deze op de grond terecht zijn gekomen.

Samengevat kan men stellen dat slopen neerkomt op het in stukken breken van een constructie om het transport en de recuperatie van de componenten te vergemakkelijken. Deze stap is van groot belang voor de kwaliteit van de terugwinning.

II.1.3 VMR en VVS

VMR

Mobiele Recycling wordt bevorderd door twee verenigingen: de Branchevereniging Mobiele Recycling in Nederland en de Vereniging voor Mobiele Recycling in België.

De Vereniging Mobiele Recycling (= VMR) werd in 2001 opgericht.

Deze vereniging heeft de volgende doelstelling:

Door toepassen van mobiele recyclingtechnieken produceren van kwalitatief (1*) hoogwaardige secundaire grondstoffen, onder veilige (2*) en voor het milieu (3*) verantwoorde, optimale omstandigheden. Uitgaande van een recyclingniveau (4*) van 95 % streeft men er voorts naar dat van de totale productie van secundaire grondstoffen, verkregen door recycling, 50 % door mobiele installaties wordt geleverd.

1* De eindproducten dienen technische en milieuhygiënisch te voldoen aan de eisen van de opdrachtgevers en de overheid

2* De omstandigheden van de medewerkers dienen veilig te zijn.

3* De hinder voor de omgeving door geluid, stof en trillingen dient te voldoen aan specifieke eisen.

4* Onder het recyclingniveau wordt verstaan het aandeel dat wordt gerecycled ten opzichte van de vrijkomende hoeveelheid afvalstoffen in massa en volume.

(21)

VVS

Er werd in België een “Vereniging van Verwerkers van Slooppuin” (=VVS) opgericht om de belangen van de exploitatie van vaste breekinstallaties te verdedigen. Op het aandeel van de mobiele recycling na, zijn de doelstellingen gelijklopend met deze van de VMR.

II.1.4 Sloopbestek en sloopvergunning

Het slopen van een gebouw brengt voor de sloper-aannemer een hoop problemen en onzekerheden mee. Hij moet prijs geven voor het slopen zonder de precieze samenstelling van een bestaand gebouw te kennen. Zelf een grondige analyse maken is meestal onmogelijk wegens het korte tijdsbestek waarin zijn offerte binnen moet zijn. Bij "verdachte" gebouwen, d.w.z.

gebouwen waarvan wordt aangenomen dat er gevaarlijke of giftige stoffen in verwerkt zijn, zijn bovendien grondige en dure analyses nodig, die de financiële draagkracht van elke aannemer afzonderlijk te boven gaan. Het is trouwens onzinnig dat elke aannemer dezelfde kostelijke analyses zou moeten uitvoeren:

die gebeuren beter op vraag en voor rekening van de bouwheer. De resultaten daarvan dienen bij het aanbestedingsdossier te worden gevoegd.

Het geheel staat nog in de kinderschoenen en moet nog goedgekeurd worden door de overheid. Het gaat om de invoering van een specifieke sloopvergunning gekoppeld aan de verplichting voor de bouwheer om een inventaris op te maken van de materialen die in het te slopen gebouw aanwezig zijn. Het voorstel zou tegelijkertijd het selectief slopen bevorderen en een grotere controle op de afvalstromen mogelijk maken.

De gemeenten zouden de sloopvergunning enkel mogen afleveren op voorwaarde dat de bouwheer bij zijn bouwaanvraag de vermelde materialeninventaris voegt. Bij gewone woningen zou het over een eenvoudige inventaris gaan, die door de architect kan opgemaakt worden. Voor industriële gebouwen zou het wel om een meer uitgebreide lijst gaan, waarvoor de bouwheer een beroep kan doen op gespecialiseerde adviesbureaus en analyses laat uitvoeren.

Dergelijke werkwijze stelt iedere betrokken partij voor haar verantwoordelijkheid. Een goede materialeninventaris maakt het de aannemer mogelijk om een economisch verantwoorde prijs op te maken, waar zowel bouwheer als aannemer mee gebaat zijn. Voor de overheid biedt deze werkwijze het grote voordeel dat de samenstelling van het puin van meet af aan gekend is en dat de afvoer ervan van begin tot het einde kan worden gecontroleerd. Dit laatste is een belangrijke troef tegen het sluikstorten. Voor bijna alle vormen van afleveren wordt een attest gegeven, zowel bij het storten als de brekerinstallatie.

(22)

II.2 Verwerking van bouw- en sloopafval

Zoals eerder vermeld is het doel van deze bewerkingen tweeledig:

- het breken van de grove puinblokken tot korrels met gewenste afmetingen;

- het verwijderen van ongewenste bestanddelen die via selectieve sloopmethoden niet te verwijderen zijn.

De volgorde van zo’n proces ligt meestal vast: breken, zeven, ontijzering en verwijderen van eventuele verontreinigingen.

* zonder secundaire breker gaat overmaat terug naar de primaire breker Papier, hout,

non-ferro

(23)

II.2.1 Brekertechnieken

Kaakbreker

Van deze breker zijn er twee uitvoeringsvormen bekend namelijk de rechte kaakbreker en de kniekaakbreker. In beide gevallen geldt dat het materiaal gebroken wordt tussen twee stijve platen. De opstelling bestaat uit een vaste plaat die dienst doet als stationair breekoppervlak en een beweegbare kaak die de kracht uitoefent om het materiaal te breken. Het materiaal wordt gebroken door samendrukking.

Bij een rechte kaakbreker wordt de bewegende kaak aangedreven door middel van één drijfstang en door een vliegwiel met een excentriek. Het verschil tussen een rechte en kniekaakbreker is dat bij de laatste nog een extra neergaande beweging wordt uitgevoerd. Dit wordt bekomen door twee drijfstangen en een kniegewricht. Het materiaal wordt als het ware gekauwd. Meestal draait een kniekaakbreker met een hoger toerental wat een betere verkleining van het materiaal geeft. De diameter van de gebroken korrels is gelijk aan de opening onderaan de kaakbreker. Zolang de brokken puin niet de gewenste afmetingen hebben, blijven ze in de breker zitten. Doordat de kaakbreker geschikt is om grote brokken puin te breken, wordt die dan ook vaak als primaire breker gebruikt.

Figuur 1: Technische tekening van een kaakbreker.

Figuur 2: Principe van een kaakbreker.

Een nadeel aan de kaakbreker is dat platte stukken toch door de opening onderaan kunnen zonder dat deze gebroken zijn. Ook de hoge aankoopprijs betekent een nadeel maar dit wordt gecompenseerd door de lage onderhoudskosten. Wegens de simpele uitvoering is er weinig slijtage. Ook is dit type breker makkelijk toegankelijk voor onderhoud en inspectie. Bij dit type is er weinig kans op verstopping.

(24)

Kegel- of conusbreker

In de kegelbreker bevindt zich een afgeknotte kegel rondom een excentrische as binnen een mantel die de vorm heeft van een omgekeerde afgeknotte kegel, zodat de ruimte tussen beide kegels voortdurend verandert.

De breekactie wordt veroorzaakt door het openen en sluiten van de ruimte tussen de binnenste en buitenste kegel. Telkens de ruimte weer vergroot, vallen de brokken een beetje lager waar ze opnieuw gebroken worden. Dit gaat zo door totdat de gewenste diameter bereikt is. Deze diameter wordt bekomen door de afstand te regelen tussen beide kegels. Dit gebeurt door middel van een stelmoer of door hydraulische kegelverstelling.

Figuur 3: Techenische tekening van een kegelbreker.

Figuur 4: Principe van een kegelbreker.

Dit type breker wordt vooral veel gebruikt als secundaire breker. Hierbij wordt al een betere kwaliteit van de granulaten bekomen. Deze breker is geschikt voor alle materialen met de voorwaarde dat slechts kleine hoeveelheden hout en metaal voorkomen. Door deze verontreinigen wordt de deeltjesgrootte namelijk negatief beïnvloed.

Impact breker of percussiebreker of prallmolen

Bij dit type van breker wordt het puin met hoge snelheid tegen de binnenwand of de prallplaten geslingerd. Door de afstand van de slagplaten te regelen kan de korreldiameter worden beïnvloed. Evenals bij de hamerbreker is hier ook een verende opening voorzien om de onbreekbare stukken automatisch te verwijderen. Bij de percussiebreker worden slaglijsten gebruikt die vast zijn gemonteerd in de breker. Hierdoor worden de zachte bestanddelen meer gebroken dan de harde.

(25)

Figuur 5: Technische tekening van een

percussiebreker. Figuur 6: Technische tekening van een

percussiebreker.

Deze breker wordt zowel gebruikt als primaire en secundaire breker. De kwaliteit van de geproduceerde granulaten is hoog. Hier worden namelijk kubusvormige granulaten gevormd. Het nadeel van deze breker is dat het energieverbruik hoger ligt. Nog een nadeel is de hogere onderhoudskost.

Walsenmolen

Vroeger werd dit type van breker veel meer toegepast dan nu. Overgewaaid uit de mijnindustrie raakte het in de laatste 10 jaar in onbruik. De voornaamste redenen hiervoor zijn de lage productiviteit en het feit dat de walsenmolen niet geschikt is voor harde materialen. Het systeem bestaat uit twee tegen elkaar in draaiende rollen. De snelheid kan gelijk of verschillend zijn. Er zijn varianten waarbij de rollen glad zijn of waarvan ze bezet zijn met nokken of tanden. Het materiaal wordt door de beweging van de rollen meegetrokken en vervolgens gebroken door samendrukking.

Figuur 7: Technische tekening van een walsenmolen.

Figuur 8: Principe van een walsenmolen.

(26)

De gewenste diameter kan worden ingesteld door de afstand tussen beide rollen te wijzigen. Een voordeel van dit type van breker is dat er weinig stof wordt geproduceerd alsook weinig fijnen. Bij gebruik van zachte materialen is er weinig slijtage aan de rollen

Hamerbreker of hamermolen

De hamermolen kan worden vergeleken met de prallmolen. Het belangrijkste verschil is dat, in plaats van slaglijsten in de prallmolen, pendelend opgehangen hamers zijn aangebracht. Als hamers dreigen vast te lopen, kunnen deze terugklappen, zodat beschadiging wordt voorkomen. Het breken gebeurt door stootwerking van de ronddraaiende hamers. De typische draaisnelheid ligt tussen de 750 t/min en 1800 t/min. Vervolgens wordt het materiaal gedwongen om langs een geribbelde plaat te passeren en wordt op die manier nogmaals verkleind.

Uiteindelijk vallen de kleine deeltjes tussen het rooster en de te grote granulaten draaien nogmaals mee in het breekproces. De onbreekbare stukken worden met grote snelheid tegen een verende plaat geworpen, die dan uitwijkt en deze stukken laat passeren, zodat deze worden afgezonderd van de rest. Doordat de granulaten door een rooster moeten vallen is het mogelijk een constante korrelverdeling te bekomen.

Het grote nadeel van een hamermolen is dat door de hoge snelheden en vooral bij het breken van harde materialen, veel slijtage optreedt wat de onderhoudskosten doet stijgen. Ook is er een hoge productie van fijnen en een grote lawaaihinder.

II.2.2 Zeeftechnieken

Het zeven heeft een tweedelige functie:

- het selecteren van de korrelgrootten in gewenste maten

- het afscheiden van verontreinigingen zoals grond, asfalt, dakbekleding en dergelijke.

In de volgorde van de bewerking dient de eerste zeef, voorafgaand aan de primaire breker, om de fijne verontreinigingen zoals grond, asfalt, dakbedekking en dergelijk grove steenachtige brokken af te scheiden. Met het zeven na primaire breker is nog een verdere afscheiding van materialen mogelijk.

Sterrenzeef

De sterrenzeef vindt zijn oorsprong in de landbouwsector. Daar werd hij gebruikt om de aarde van allerhande gewassen te verwijderen. Dit soort zeef wordt op vaste of mobiele locatie hoofdzakelijk gebruikt als sorteerinstallatie.

De sterren zijn vervaardigd uit rubber en zijn gemonteerd op ronddraaiende

(27)

assen. Op die manier wordt het puin voortbewogen terwijl de kleinere deeltjes ertussen vallen.

Het nadeel van deze zeef is dat de sterren makkelijk afbreken door de harde puinbrokken. Dit heeft tot gevolg dat de zeef slecht werkt omdat er ook puin wordt afgevoerd langs de ontstane openingen. Het vervangen van de sterren betekent niet enkel kosten aan de machine, maar ook verlies aan werkuren en dus een daling van het rendement.

Trommelzeef

De trommelzeef zorgt ook voor de verwijdering van grond en zand. Het materiaal wordt in de trommel gebracht die onder een lichte helling is opgesteld en ronddraait. De kleinere deeltjes zoals zand en aarde verdwijnen door de openingen in de trommel terwijl het puin naar de andere kant van de trommel getransporteerd wordt om daar via een transportband in het breekproces gebracht te worden.

Foto 1: Trommelzeef.

Het voordeel van de trommelzeef ten opzichte van de sterrenzeef is dat deze beter geschikt is voor het gebruik met bouw- en sloopafval omwille van de stalen constructie.

Stangenzeef

Bij de stangenzeef bestaan de zeefdekken uit stangen die aan één zijde zijn ingeklemd en die in de bewegingsrichting van het erop vallende materiaal lopen. De stangen bewegen door de stoten van het erop vallende materiaal. Er zijn drie opeenvolgende zeefdekken. De stangen kunnen driehoekige of ronde dwarsdoorsneden hebben. Bovendien kunnen de stangen hetzij evenwijdig, hetzij divergerend ten opzichte van elkaar lopen.

(28)

Foto 2: Stangenzeef.

Meerdekzeven

Voor het uiteindelijk zeven van de granulaten wordt meestal gebruik gemaakt van meerdekzeven. Deze zeven bestaan uit meerdere boven elkaar geplaatste zeefnetten die allen verschillende openingen hebben. Bovenaan bevindt zich het dek met de grootste openingen en onderaan de kleinste openingen. Deze zijn geplaatst met het oog op het uiteindelijke gewenste granulaat . De granulaten worden bovenaan ingebracht en onderaan afgevoerd. De overkorrel wordt teruggestuurd naar de breker.

Foto 3: Meerdekzeef. Foto 4: Meerdekzeef.

II.2.3 Magneetband

De aanwezigheid van ijzer in het granulaat moet vermeden worden. Gewapend betonpuin zal voor het breekproces door middel van een vergruizer (chrusher) moeten ontdaan worden van wapeningsstaal. Bovendien dient er steeds bijzonder veel aandacht besteed te worden aan het laden van de breker. Grote stukken metaal kunnen immers de werking van de breker volledig blokkeren.

(29)

Het verwijderen van het ijzer uit het gebroken beton gebeurt langs elektromagnetische weg door een magneetband, gemonteerd boven het uiteinde van de transportband na de uitgang van de breker. Deze magneetband brengt het ijzer naar een storthoop of in een container. Niet-magnetische metalen worden echter niet verwijderd, zodat handsortering noodzakelijk kan zijn.

II.2.4 Afscheiden van overige verontreinigingen

In het beton- of metselwerkpuin kunnen lichte steenachtige fracties, zoals Itong, cellenbeton en asfalt met beperkte bouwtechnische kwaliteiten voorkomen. Een te hoog gehalte van deze materialen is ongewenst, zodat voor deze materialen maximale toelaatbare waarden gelden. Daarnaast kan er ook nog sprake zijn van bestanddelen die in principe nadelige effecten uitoefenen zoals hout, papier, gips, textiel, glas, isolatiematerialen en plantenresten. Zo veroorzaakt gips bijv. in het puin vanaf een gehalte van 1 % scheurvorming van het hiermee aangemaakte recyclagebeton, als gevolg van het ontstaan van expansieve zouten.

In het bijzonder moeten de vorstgevoelige en broze materialen verwijderd worden en moet gelet worden op de aanwezigheid van beton beschadigd ten gevolge van de alkali-silicareactie (zie ook p.59).

Verontreinigingen zullen meer en meer problemen geven, want in de bouwwereld worden meer en meer componentmaterialen gebruikt, zoals isoleer- en bindmiddelen, schuim,… Deze componenten maken het recyclageproces moeilijker. Deze bestanddelen kunnen enkel verwijderd worden langs droge weg, zoals met afzuigkap en dwarszifter of met zeven, hetzij langs natte weg.

Droge scheidingsmehtoden

Afzuigkap en dwarszifter

Om verontreinigingen met een lage dichtheid, zoals hout- en papierdeeltjes, kunststoffolie, isolatie en textiel, te verwijderen kan gebruik gemaakt worden van een afzuigkap of een dwarszifter of windzifter.

De afzuigkap kan boven een transportband of op het einde van de transportband bij het uitvallen van de materiaalstroom geplaatst worden.

Vervolgens worden de verontreinigingen in een cycloon van de luchtstroom gescheiden.

De dwarszifter bestaat uit een horizontale pijp onder de transportband die uitmondt juist aan het eind van de transportband. Een luchtstroom door de pijp zorgt ervoor dat de lichte verontreinigingen van tussen het steenachtige materialen weggeblazen worden.

(30)

Natte scheidingsmethoden

Er is eveneens de mogelijkheid om verontreinigingen langs natte weg te verwijderen omdat de steenachtige materialen door hun gewicht en densiteit niet op het wateroppervlak zullen drijven en lichtere verontreinigingen, zoals hout, isolatie, papier en dergelijke wel.

Er bestaan twee types, nl. de aquamator en de drijf-zinkinstallatie.

De aquamator bestaat uit een transportband waarop korrelmateriaal kleiner dan 40 mm wordt gestort. Deze band loopt net boven een watertank. Het materiaal dat op de band aanwezig is wordt overvloedig besproeid zodat de lichtere verontreinigingen wegspoelen in de watertank. De andere materialen worden vervolgens door de transportband afgevoerd.

De drijf-zinkinstallatie bestaat uit een watertank en een transportband maar hier zit de transportband aan de ene zijde volledig onder water. Aan de diepe zijde van de watertank wordt het materiaal aangevoerd. Vervolgens wordt het met de transportband uit de watertank getransporteerd. Ondertussen zijn de lichte verontreinigingen voldoende lang met het water in contact geweest om te gaan opdrijven. Tegen het wateroppervlak is er ook nog een hark aangebracht die de licht verontreinigingen van het wateroppervlak wegneemt.

De natte scheidingsmethoden bereiken zeer hoge rendementen en zijn vooral geschikt bij korrelafmetingen boven de 15 mm. De aquamator heeft als grootste nadeel dat er veel slib wordt afgescheiden en dat het gewicht van het te storten materiaal toeneemt.

II.3 De Copro-Keuring

II.3.1 Wat is COPRO

De vzw Copro is een onafhankelijk keuringsorgaan met als doel de kwaliteit en de kwaliteitscontrole in de bouwsector te bevorderen. Copro is opgericht door enerzijds de openbare instellingen:

- Belgische Staat

- Vlaamse Gemeenschap / Vlaams Gewest - Franse Gemeenschap

- Waals Gewest - Brussels Gewest

en anderzijds door de vertegenwoordigers van de gebruikers (wegenbouw – aannemer):

- Belgische Federatie van Aannemers en Wegenwerken (vroegere NVW) De vzw Copro wordt beheerd door de Algemene Vergadering. Deze is samengesteld uit een aantal vertegenwoordigers van de groep openbare instellingen en een zelfde aantal uit de groep van de gebruikers.

(31)

Voor ieder product of productengroep stelt Copro een Adviesraad en een Certificatiecomité in. De Adviesraad beheert de reglementen en de technische voorschriften. Het Certificatiecomité staat in voor het beheer van de individuele certificatiedossiers.

De Adviesraad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de volgende 4 groepen:

- 30 % openbare instellingen (LIN, OVAM, …) - 30 % gebruikers (aannemers)

- 30 % fabricanten

- 10 % onderzoeks-, normerende, certificerende en keurende instellingen (OCW, WTCB, COPRO, CRIC)

Het Certificatiecomité is samengesteld uit:

- directeur van COPRO

- personeelsleden van COPRO - onafhankelijke experts

Dergelijke structuur garandeert aldus de onafhankelijkheid van COPRO tegenover de partijen die op haar een beroep doen.

II.3.2 Certificatie en keuring

De conformiteit van puingranulaten wordt bevestigd door de certificatie ervan.

De COPRO-certificatie is een productcertificatie waarbij strenge eisen aan het productie- en het kwaliteitssysteem worden gesteld. De vzw COPRO is BELCERT- en BELTEST-geaccrediteerd voor de certificatie en keuring van puingranulaten. Dit zijn instellingen van het ministerie van Economische Zaken die de Europese kwaliteitsnormen voor controleorganismen controleren.

De milieuhygiënische controle dient jaarlijks te gebeuren. De fabrikant is verantwoordelijk voor deze controle conform het Vlarea.

De fysische en chemische verontreiniging dient steeds te beantwoorden aan de eisen van het Vlarea. De fysische eisen worden gecontroleerd door middel van de identificatieproef volgens PTV 406.

Naast de milieuhygiënische eisen van VLAREA dienen puingranulaten ook een bouwtechnische waarde te bezitten, die evenwaardig is aan deze van natuurlijke granulaten voor dezelfde toepassingen. Daar komt dan het COPRO- keurmerk aan te pas.

Naar de privé-sector kunnen evenwel ook niet genormaliseerde producten worden gecertificeerd. Hier worden enkel de eisen van de fysische en chemische verontreiniging, aangevuld met een door de fabrikanten vastgelegde korrelverdeling, gecontroleerd.

(32)

We onderscheiden drie soorten van certificatie:

- certificatie van puingranulaten geproduceerd op vaste locatie - partijkeuringen

- certificatie van puingranulaten geproduceerd door een mobiele installatie Certificatie van puingranulaten geproduceerd op vaste locatie

Bepalingen door de fabrikant:

- De kwaliteitscontrole op de verschillende producten omvat een zelfcontrole en een externe controle uitgevoerd door COPRO. Na een toelatingsperiode en een positieve evaluatie ontvangt de producent een algemeen certificaat per productie-eenheid.

- De certificatiehouder heeft voor ieder product een goedgekeurde, door COPRO gewaarmerkte, technische fiche.

- Ieder vracht puingranulaten dient naast een verwijzing naar het certificaat en de technische fiche ook een omschrijving van het product en eventueel zijn toepassing te geven.

Garantie voor de bouwheer:

- Voor iedere vracht dient de bouwheer een originele leveringsbon te ontvangen. Op eenvoudige aanvraag is de fabrikant verplicht een kopie van het certificaat en de gewaarmerkte fiche af te leveren.

Partijkeuringen

Met partijkeuringen wordt aangetoond dat een naar behoren geïdentificeerde partij in overeenstemming is met een bepaald keuringsdocument.

Partijkeuringen worden enkel uitgevoerd wanneer ze beantwoorden aan de volgende drie gestelde voorwaarden:

- puin afkomstig van één werf (geen aanvoer)

- geproduceerd op dezelfde werf (of op een oordeelkundig gekozen terrein in de onmiddellijke omgeving ervan)

- op dezelfde werf terug toegepast (geen afvoer)

Als er dus een partij puingranulaten wordt geproduceerd op een vaste locatie waarvoor nog geen keuring is, moet er een uitbreiding worden aangevraagd voor deze partij.

Certificatie van puingranulaten geproduceerd door een mobiele installatie

Deze certificatie werd gebaseerd op dezelfde principes als de basisprincipes voor de vaste locaties. Er dienen twee vormen te worden onderscheiden:

- Op de bouw- en slooplocatie (of op een oordeelkundig terrein in de onmiddellijke nabijheid). In geen geval mag er puin worden aangevoerd van een andere werf.

(33)

- Op een vaste locatie. Hier zal men werken op analoge manier als bij een vaste locatie.

BENOR-certificatie

Afhankelijk van de toepassingen dienen puingranulaten dezelfde kwaliteiten te bezitten als natuurlijke granulaten. Momenteel is de COPRO-keuring voor puingranulaten het equivalent van de BENOR-keuring voor natuurlijke granulaten. De bedoeling is om ook puingranulaten in de toekomst te voorzien van een BENOR-certificatie aangezien dit nog meer de gelijkwaardigheid van beide producten zal beklemtonen. De normen NBN EN 12620 en NBN EN 13242 zijn immers voor BENOR en COPRO identiek.

II.3.3 Organisatie van de breekwerf (vast of mobiel)

(34)

Interne controle/FPC (kwaliteitshandboek)

Aanvoer

In het aanvaardingsplan wordt aangegeven welke soorten puin aanvaard worden en welke soorten verontreinigingen hierin mogen voorkomen. De installatie op de breekwerf is afhankelijk van het soort puin dat aanvaard wordt, bijv. een magneetband voor puin dat staal bevat.

Aanvaarding op de vaste locatie (TRA 10)

Alle ladingen van aangevoerd puin dienen gewogen te worden en visueel gecontroleerd te worden. De methode die hiervoor wordt aangewend, staat beschreven op de steekkaart van de installatie. Het personeel van de vergunninghouder zal een organoleptische (op zicht en of geur) keuring van het puin uitvoeren. Van elke aangevoerde vracht wordt een aanvaardingsbon in dubbel opgemaakt die dient ondertekend te worden door de vervoerder en de gemachtigde van de vergunninghouder.

De aanvaardingsbon zal volgende zaken vermelden:

à bedrijfsgegevens van de vergunninghouder, à OVAM-nummer erkend verwerker,

à de gewichten, à uur en datum,

à adres werf van herkomst,

à naam vervoerder + nummerplaat, à de benaming volgens EURAL-code.

De vervoerder verklaart zich door ondertekening akkoord met het aanvaardingsreglement. De ladingen worden vermeld in het aanvaardings- register.

Alle geweigerde ladingen moeten vermeld worden in het weigeringsregister.

Puin dat bij het lossen toch niet blijkt te voldoen zal op kosten van de vervoerder opgeslagen en afgevoerd worden.

Niet-steenachtig materiaal dient zo goed mogelijk verwijderd te worden uit het puin en op reglementaire wijze te worden afgevoerd. De afgevoerde afvalstoffen worden vermeld in het reststoffenregister.

Het puin/grondstof wordt op de juiste locatie per soort gestockeerd zonder dat er vermenging kan optreden.

Het terrein is volledig omgeven door een afsluiting zodat er geen ongecontroleerde aan- of afvoer kan plaatsvinden.

(35)

Aanvaarding voor de mobiele breker (TRA 11)

Enkel steenachtig bouwafval van bouw-, sloop- of wegenwerken zal aanvaard worden. Indien het een bouw- of sloopwerf betreft mag er enkel puin van die werf aanwezig zijn, geen aanvoer van andere werven! Indien het een vaste locatie betreft, dient deze een COPRO-certificaat te bezitten of in toelatingsperiode te zijn.

Het aangeboden puin wordt voorlopig geaccepteerd na organoleptische controle van de stock. Hiervoor wordt er een aanvaardingsbon in dubbel opgemaakt die dient ondertekend te worden door de opdrachtgever en de gemachtigde van de fabrikant.

De aanvaardingsbon zal volgende zaken vermelden:

à bedrijfsgegevens van de fabrikant,

à tonnage op basis van meting, registers of andere documenten, à datum van organoleptische controle,

à adres breekwerf, à type breekwerf,

à certificaatnummer (indien van toepassing), à naam vervoerder + nummerplaat,

à de benaming volgens EURAL-code.

De opdrachtgever verklaart zich door ondertekening akkoord met het aanvaardingsreglement.

Per vaste locatie of per bouw- of sloopwerf wordt voor het puin, dat voorlopig geaccepteerd is, een aanvaardingsbon opgemaakt met oplopend volgnummer en ingeschreven in het aanvaardingsregister.

Pas bij het laden van de breker met de kraan vindt de definitieve aanvaarding plaats. Indien een partij of een gedeelte van een partij niet voldoet aan aanvaardingsreglement, dient deze geweigerd en ingeschreven te worden in het weigeringsregister.

In bijlage van de aanvaardingsbon wordt, indien van toepassing, een kopie van de milieuvergunning en/of bouwvergunning gevoegd. Voor een vaste locatie volstaat een kopie van het certificaat TRA10. Voor een bouw- of sloopwerf worden uittreksels uit het bijzonder bestek (indien aanwezig), betreffende de oorsprong en de hoeveelheid puin, of een degelijke opmeting toegevoegd. Voor een vaste locatie is hiervoor een saldo op basis van het aanvaardingsregister noodzakelijk. Voor een bouw- en sloopwerf wordt er ook een opslagplan (op basis van een plan of schets) opgemaakt en in bijlage bij de aanvaardingsbon gevoegd.

(36)

Niet-steenachtig materiaal dient zo goed mogelijk verwijderd te worden uit het puin en op reglementaire wijze te worden afgevoerd. De afgevoerde afvalstoffen worden vermeld in het reststoffenregister.

De vaste locatie is volledig omgeven door een afsluiting zodat er geen ongecontroleerde aan- of afvoer kan plaatsvinden. In het geval van een bouw- of sloopwerf, moet het terrein afgesloten en ontoegankelijk kunnen gemaakt worden voor rollend materiaal.

Beschrijving van productieproces

De installatie bevat minstens volgende elementen:

à voorafzeving à breekinstallatie à zeefinstallatie

Deze kan ter verwijdering van onzuiverheden verder uitgebreid worden met:

à magneetband à windzifter à waterbak à …

De producent dient een stroomschema van zijn breekwerf op te maken. Daarin vinden we alle onderdelen van de installatie terug alsook de verschillende productiefasen, aan- en afvoerstromingen en de verschillende opslagplaatsen.

Eindproduct

Monsternemingen gebeuren volgens de norm NBN EN 932-1.

Volgende proeven worden steeds uitgevoerd:

à identificatieproef (PTV 406) à zeefanalyse (NBN EN 933-1)

à afplattingscoëfficiënt (NBN EN 933-3)

à percentage gebroken en ronde stenen (NBN EN 933-5) à gehalte aan fijne deeltjes (NBN EN 933-1)

à methyleenblauwproef (NBN EN 933-9 bijlage A) à Los Angeles-coëfficiënt (NBN EN 1097-2)

à gehalte aan bestanddelen die de binding of verharding van hydraulisch gebonden mengsels verstoren (NBN EN 1744-1 par. 15.1, 15.2 en 15.3) Deze proeven mogen worden uitgevoerd in een intern of extern laboratorium.

Het laboratorium beschikt minstens over volgende uitrusting:

à spleetverdelers

à geventileerde droogoven

à zeven van toepasselijke afmetingen (NBN EN 933-2) à zeefschudtoestel

(37)

à weegschaal (min. 10 kg met nauwkeurigheid op 0,1 g) à afzuiging

à methyleenblauw set (NBN EN 933-9 Bijlage A)

Het apparatuurregister bevat alle ijkings- en kalibratieresultaten van de meet- en beproevingsuitrusting.

Het labowerkboek bevat de onmiddellijke deel- en eindresultaten van de proeven.

In het beproevingsregister worden alle eindresultaten per proef en per product ingeschreven.

Aan ieder product wordt een technische fiche toegekend. Deze fiche bevat:

à datum van opmaak van de technische fiche à naam en adres van de productie-eenheid

à identificatienummer producent/identificatienummer product à de volledige benaming en eventueel de toepassing

à alle vereiste en gekende kenmerken van het product à naam en handtekening van de gemachtigde persoon à geldigheidsdatum (wordt ingevuld door COPRO) Voorraad van de puingranulaten

Alle puingranulaten dienen gescheiden te worden opgeslagen en te worden voorzien van een naamplaat. De plaats wordt aangegeven op het opslagplan.

Aflevering van producten door een vaste locatie (TRA 10)

Wanneer een vervoerder een lading komt halen zal deze geladen worden door een werknemer van de vergunninghouder. Na weging zal er een afleveringsbon opgemaakt worden in drievoud: het origineel voor de bouwheer, een kopie voor de vervoerder en een kopie voor de vergunninghouder.

De afleveringsbon zal volgende zaken vermelden:

à bedrijfsgegevens van de vergunninghouder à de gewichten

à uur en datum

à adres werf van bestemming à naam vervoerder + nummerplaat

à de benaming volgens de norm + de norm à de nummer van de conformiteitsverklaring

à CE-logo en nummer van de genotificeerde instelling

à de benaming en toepassing van het product volgens SB250

à vermelding van het COPRO-identificatienummer en het nummer van de technische fiche.

Vergunninghouder en vervoerder ondertekenen de bon.

(38)

De afgeleverde ladingen worden vermeld in het afleveringsregister.

Aflevering van producten door een mobiele breker (TRA 11)

In het kader van het TRA11-reglement zijn er 3 mogelijkheden wat betreft de aflevering van het puin:

à gebroken puin afkomstig van de bouw- of sloopwerf wordt hergebruikt op dezelfde bouwwerf;

à gebroken puin afkomstig van de bouw- of sloopwerf wordt afgevoerd voor hergebruik op een andere bouwwerf;

à gebroken puin afkomstig van een vaste locatie (TRA10) wordt aan deze vaste locatie afgeleverd.

Bij de aflevering van de granulaten zijn naargelang de situatie meerdere partijen betrokken.

à Na weging zal er voor de stock aan gerecycleerde granulaten per product een afleveringsbon opgemaakt worden minstens in drievoud:

het origineel voor de bouwheer, een kopie voor de opdrachtgever en een kopie voor de fabrikant.

à Na weging zal er voor elke afgeleverde vracht gerecycleerde granulaten per product een afleveringsbon opgemaakt worden minstens in viervoud: het origineel voor de bouwheer, een kopie voor de vervoerder, een kopie voor de opdrachtgever en een kopie voor de fabrikant.

à Na weging zal er voor de stock aan gerecycleerde granulaten per product een afleveringsbon opgemaakt worden minstens in dubbel: het origineel voor de vergunninghouder en een kopie voor de fabrikant.

De afleveringsbon zal volgende zaken vermelden:

à bedrijfsgegevens van de fabrikant, à de gewichten,

à uur en datum, à adres breekwerf, à certificaatnummer*,

à adres werf van bestemming,

à naam vervoerder + nummerplaat (indien van toepassing), à de benaming volgens de norm + de norm,

à de nummer van de conformiteitsverklaring,

à CE-logo en nummer van de genotificeerde instelling,

à de benaming en toepassing van het produkt volgens SB250,

à vermelding van het COPRO-identificatienummer en het nummer van de technische fiche.

(39)

Om het COPRO-certificaat te kunnen geven bij afvoer van een werf dient het materiaal geladen te worden door een wiellader van de fabrikant met geijkte weeginstallatie.

Fabrikant en opdrachtgever ondertekenen telkens de bon.

De afgeleverde ladingen worden vermeld in het afleveringsregister.

Het klachtenregister bevat een overzicht van de ontvangen klachten met betrekking tot het gecertificeerde product alsook de inhoud van de klacht en het gegeven gevolg.

Externe controle

Onder externe controle wordt het nazicht van de interne controle verstaan.

Er onderscheiden zich twee soorten van controlebezoeken:

ƒ Type I:

◦ bijwonen van de metingen en proeven van de zelfcontrole,

◦ nazicht van eventuele twijfelachtige productiedelen,

◦ nazicht van de werkboeken en de registers,

◦ nazicht van het productieproces,

◦ nazicht van de bemonstering van puin en puingranulaten,

◦ nazicht van de opslag.

ƒ Type II:

◦ slaat op de laatste 4 nazichten van Type I.

Per jaar zijn er in principe vier bezoeken van het type I en eventueel zes van het type II. In ieder geval worden jaarlijks minstens vier proeven uitgevoerd.

De resultaten worden geëvalueerd door:

à betrouwbaarheidscontrole: de vergelijking wordt gemaakt met de laatste interne resultaten;

à reproduceerbaarheidscontrole: vergelijking van het intern resultaat met het controleresultaat uitgaande van dezelfde monsterneming.

(40)
(41)

III Nieuwe normen en CE-markering

De nieuwe Europese normgeving is vollediger dan alle bepalingen die we tot nog toe gekend hebben. Anderzijds is ze zonder enige twijfel heel wat complexer, zowel vanuit het oogpunt van de producent als vanuit dat van de gebruiker. Deze nieuwe norm zal haar deugdelijkheid in de praktijk bovendien nog moeten bewijzen. Een probleem dat volgens het WTCB nu al verwacht kan worden is dat het omwille van de complexe codering niet eenvoudig zal zijn na te gaan of de geleverde producten overeenstemmen met de bestelling, vooral indien die bestelling vele eisen omvat.

Tabel 1: Overzicht van de geharmoniseerde normen voor granulaten.

GEHARMONISEERDE NORMEN VOOR GRANULATEN

NBN EN 13043 Toeslagmaterialen voor asfalt en oppervlakbehandeling voor wegen, vliegvelden en andere verkeersgebieden

NBN EN 12620 Toeslagmaterialen voor beton NBN EN 13139 Toeslagmaterialen voor mortel

NBN EN 13242 Toeslagmaterialen voor ongebonden en hydraulisch gebonden materialen voor burgerlijke bouwkunde en wegenbouw

NBN EN 13450 Toeslagmaterialen voor spoorwegballast NBN EN 13383-1 Waterbouwstenen – Deel 1: Specificaties

NBN EN 13383-2 Waterbouwstenen – Deel 2: Beproevingsmethoden

NBN EN 13055-1 Lichte toeslagmaterialen – Deel 1: Lichte toeslagmaterialen voor beton en mortel

NBN EN 13055-2 Lichte toeslagmaterialen – Deel 2: Lichte toeslagmaterialen voor asfalt en oppervlakbehandeling en voor gebruik in ongebonden en gebonden lagen, met uitsluiting van beton, mortel en dunbedmortel

III.1 CE-markering

De CE-marking attesteert dat het product aan minimale vereisten voldoet, zodat het vrij op de Europese markt mag circuleren. Het is echter geen kwaliteitskenmerk.

Momenteel heeft elk land nog zijn eigen set nationale normen en een collectie nationale merken zoals bij ons bijv. BENOR, COPRO, …. Met de eenmaking van Europa en het opstellen van de grenzen, wat een vrij marktverkeer betekende, ontstond gauw de nood aan geharmoniseerde Europese normen zodat elk land het spel speelde volgens dezelfde regels.

(42)

De vroegere situatie kan als volgt worden voorgesteld:

Een eerste luik houdt in dat aan het product een CE-markering wordt toegekend. Deze markering mag niet worden aanzien als een merk. Bij een merk ligt de nadruk veel meer op de kwaliteit van een product terwijl met een markering enkel wordt aangetoond dat voldaan is aan de minimale eisen.

De CE-markering attesteert enkel dat het product conform is met de door een Europese Beschikking vastgelegde minimale condities om op een vrije markt te kunnen circuleren. Dit impliceert dat de CE-markering noch een kwaliteitsmerk is, noch een toelating tot vrij gebruik in om het even welke toepassing. Ook is het geen aanduiding die aangeeft dat het product gefabriceerd is in de Europese Unie.

De CE-markering berust in allereerste instantie op een verklaring van de producent dat zijn product overeenstemt met de desbetreffende geharmoniseerde norm. Deze producentverklaring wordt in meer of mindere mate gestaafd door een attestering afgeleverd door een erkende externe partij,

“notified body”.

Er kunnen verschillende niveaus worden onderscheiden binnen de CE- markering. Deze niveaus zijn afhankelijk van de veiligheidsvoorschriften. Een systeem 2/2+ wordt gebruikt bij producenten met een “high safety requirement”. Het verschil tussen de 2 en de 2+ ligt in het verschil van de taken bij de “notified body”. Bij dit systeem valt een deel van de controles onder de bevoegdheid van een CE-attesteringsinstantie zoals FPC, “Factory Production Control”. Een ander deel valt onder de bevoegdheid van de producent, zoals bijv. de verklaarde eigenschappen van het product en de controles daarop.

Een ander niveau is het niveau 4. Dit systeem wordt gebruikt bij producten zonder externe controle, “without high safety requirements”. Naast dit eerste verschil ligt nog een belangrijk verschil in de taakverdeling van enerzijds de CE-attesteringsinstantie en anderzijds de producent zelf. Bij dit systeem valt er niets onder de bevoegdheid van de CE-attesteringsinstantie, maar valt alles onder de bevoegdheid van de producent. Dit systeem heeft natuurlijk het

Verschillende nationale normen

Verschillende nationale merken NBN

NF NEN

DIN

BENOR COPRO

NF

?

Verwarring

(43)

nadeel dat de producent zich niet langer kan verschuilen achter de attesteringsinstantie en dat hij dus zelf direct instaat voor eventuele klachten.

De CE-markering vervangt ook alle andere nationale markeringen waar dezelfde gedachte geldt als bij de CE-markering.

Eens voldaan is aan alle verplichtingen, opgelegd door de Europese Unie, kan een product ook nog meerdere verschillende merken dragen van andere vrijwillige kwaliteitssystemen zoals bijv. COPRO, BENOR, ….

Deze merken moeten echter volgende voorwaarden voor ogen houden:

à de zichtbaarheid en de waarde in het algemeen van de CE-markering mogen niet gereduceerd worden: daarmee wordt bedoeld dat een andere sticker met een merk niet deels op de sticker van de CE- markering mag worden gekleefd en dat ze even groot moet zijn;

à deze bijkomende merken mogen in geen geval derden misleiden betreffende de werkelijke waarden van de CE-markering.

Vanaf 1 juli 2004 werd de CE-markering voor puingranulaten verplicht ingevoerd. De huidige situatie zal er dus als volgt moeten uitzien:

III.2 Nieuwe normen voor granulaten

Voor een goed begrip is het nuttig wat dieper in te gaan op een aantal definities.

Volgens de definities, opgenomen in de verschillende geharmoniseerde normen, is een granulaat een korrelvormig materiaal dat in de bouwsector gebruikt wordt. Granulaten kunnen natuurlijk, kunstmatig vervaardigd of gerecycleerd zijn. Natuurlijk betekent dat het granulaat van minerale oorsprong is en enkel een mechanische bewerking heeft ondergaan. Kunstmatig vervaardigde granulaten zijn eveneens van minerale oorsprong, maar worden tevens onderworpen aan een industrieel proces waarbij ze een thermische of andere behandeling ondergaan. Gerecycleerde granulaten, ook wel bekend onder de naam puingranulaten, zijn dan weer afkomstig van de behandeling en verwerking van anorganisch materiaal dat ooit in de bouw werd gebruikt.

Verschillende nationale normen

Verschillende nationale merken NBN EN XXXX

NF EN XXXX NEN EN XXXX

DIN EN XXXX BS EN XXXX

BENOR COPRO

NF

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Projectsubsidie als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van het besluit kan voorts worden verleend voor het collectief saneren van gevallen van ernstige verontreiniging van

Bo- vendien zou het voor de verdere uitbouw van de sociale economie sector misschien wenselijker zijn om de middelen die nu aan deze maatregel ge- spendeerd worden eerder in te

Op 15-01-2018 heeft u aangegeven dat u een nieuw veiligheidsonderzoek in productie had waarvan de resultaten nog die maand te verwachten zouden zijn:.. From: Berdie

Wulp te 's-Gravenhage (benoeming). Namen van overige kandidaten kunnen tot en met 26 maart 1990 ter kennis van de algemeen secretaris worden ge- bracht, mits deze kandidaat

Werk wordt steeds meer het verlengstuk van iemands persoonlijkheid: de speci- fieke kennis en het onmisbare netwerk van een persoon stellen hem in staat zijn werk

Figuur 5.16 Nat beton heeft een hogere kleurintensiteit waardoor de kleur van het materiaal minder wordt vervaagd, daarnaast wordt er licht gevangen in een nat

Het nieuwe beleid zou het einde moeten betekenen van controles waarbij mensen gestopt worden omdat ze niet ‘in het plaatje passen’ en van patsercontroles waarbij het uiterlijk

Anorganische analysemethoden / Vaste stoffen Asbest in granulaten en bodem De monstervoorbereiding, kwalitatieve bepaling én berekeningen van het gehalte asbest per partij