• No results found

B ESPREKING VAN HET SLOPEN

De sloopmethodes zijn veelvuldig en worden dikwijls in combinatie gebruikt:

II.1.1 Massaal slopen

Massaal slopen is het afbreken van het gebouw zonder een scheiding van de verschillende materialen die in het gebouw verwerkt zijn. Deze methode werd vooral vroeger toegepast, ten tijde dat er van herbruik van materialen nog geen sprake was.

Het massaal slopen wordt, vanuit recyclage-oogpunt echter afgeraden, want geen enkel verwerkingsbedrijf zal nog dergelijke lading willen aanvaarden. Het kost veel moeite, tijd en geld om van dergelijk afval een waardig secundair materiaal te maken.

De keten van bouw – gebruik – sloop – verwerking – hergebruik wordt aanzienlijk versterkt als de sloopschakel milieuhygiënisch en materiaaltechnisch planmatig wordt behandeld. Het selectief slopen raakt hierdoor stilaan ingeburgerd bij de aannemers.

II.1.2 Selectief of gericht slopen

Selectief slopen betekent dat men reeds van bij het sloopproces rekening houdt met het feit dat de afgebroken materialen voor hergebruik vatbaar moeten zijn.

Daarom zal men op de sloopwerf de voor hergebruik ongeschikte bestanddelen reeds scheiden van de steenachtige materialen.

Men gaat selectief te werk door de verschillende onderdelen van de constructie achtereenvolgens af te breken voor zover er uiteenlopende materialen in verwerkt zijn. Men kan echter nooit 100 % selectief tewerk gaan op de sloopwerf zelf, de verdere scheiding gebeurt in het verwerkingsbedrijf.

Het is zo dat het selectief slopen reeds bij het ontwerp moet voorzien zijn. Het scheiden van de verschillende materialen wordt in een later stadium meestal een moeilijke, soms een onmogelijke zaak.

Er moet bijgevolg een onderscheid gemaakt worden tussen primaire en secundaire afbraak. De primaire afbraak omvat het vernietigen van het gebouw zelf, de secundaire afbraak omvat het vernietigen van de structuren, eenmaal deze op de grond terecht zijn gekomen.

Samengevat kan men stellen dat slopen neerkomt op het in stukken breken van een constructie om het transport en de recuperatie van de componenten te vergemakkelijken. Deze stap is van groot belang voor de kwaliteit van de terugwinning.

II.1.3 VMR en VVS

VMR

Mobiele Recycling wordt bevorderd door twee verenigingen: de Branchevereniging Mobiele Recycling in Nederland en de Vereniging voor Mobiele Recycling in België.

De Vereniging Mobiele Recycling (= VMR) werd in 2001 opgericht.

Deze vereniging heeft de volgende doelstelling:

Door toepassen van mobiele recyclingtechnieken produceren van kwalitatief (1*) hoogwaardige secundaire grondstoffen, onder veilige (2*) en voor het milieu (3*) verantwoorde, optimale omstandigheden. Uitgaande van een recyclingniveau (4*) van 95 % streeft men er voorts naar dat van de totale productie van secundaire grondstoffen, verkregen door recycling, 50 % door mobiele installaties wordt geleverd.

1* De eindproducten dienen technische en milieuhygiënisch te voldoen aan de eisen van de opdrachtgevers en de overheid

2* De omstandigheden van de medewerkers dienen veilig te zijn.

3* De hinder voor de omgeving door geluid, stof en trillingen dient te voldoen aan specifieke eisen.

4* Onder het recyclingniveau wordt verstaan het aandeel dat wordt gerecycled ten opzichte van de vrijkomende hoeveelheid afvalstoffen in massa en volume.

VVS

Er werd in België een “Vereniging van Verwerkers van Slooppuin” (=VVS) opgericht om de belangen van de exploitatie van vaste breekinstallaties te verdedigen. Op het aandeel van de mobiele recycling na, zijn de doelstellingen gelijklopend met deze van de VMR.

II.1.4 Sloopbestek en sloopvergunning

Het slopen van een gebouw brengt voor de sloper-aannemer een hoop problemen en onzekerheden mee. Hij moet prijs geven voor het slopen zonder de precieze samenstelling van een bestaand gebouw te kennen. Zelf een grondige analyse maken is meestal onmogelijk wegens het korte tijdsbestek waarin zijn offerte binnen moet zijn. Bij "verdachte" gebouwen, d.w.z.

gebouwen waarvan wordt aangenomen dat er gevaarlijke of giftige stoffen in verwerkt zijn, zijn bovendien grondige en dure analyses nodig, die de financiële draagkracht van elke aannemer afzonderlijk te boven gaan. Het is trouwens onzinnig dat elke aannemer dezelfde kostelijke analyses zou moeten uitvoeren:

die gebeuren beter op vraag en voor rekening van de bouwheer. De resultaten daarvan dienen bij het aanbestedingsdossier te worden gevoegd.

Het geheel staat nog in de kinderschoenen en moet nog goedgekeurd worden door de overheid. Het gaat om de invoering van een specifieke sloopvergunning gekoppeld aan de verplichting voor de bouwheer om een inventaris op te maken van de materialen die in het te slopen gebouw aanwezig zijn. Het voorstel zou tegelijkertijd het selectief slopen bevorderen en een grotere controle op de afvalstromen mogelijk maken.

De gemeenten zouden de sloopvergunning enkel mogen afleveren op voorwaarde dat de bouwheer bij zijn bouwaanvraag de vermelde materialeninventaris voegt. Bij gewone woningen zou het over een eenvoudige inventaris gaan, die door de architect kan opgemaakt worden. Voor industriële gebouwen zou het wel om een meer uitgebreide lijst gaan, waarvoor de bouwheer een beroep kan doen op gespecialiseerde adviesbureaus en analyses laat uitvoeren.

Dergelijke werkwijze stelt iedere betrokken partij voor haar verantwoordelijkheid. Een goede materialeninventaris maakt het de aannemer mogelijk om een economisch verantwoorde prijs op te maken, waar zowel bouwheer als aannemer mee gebaat zijn. Voor de overheid biedt deze werkwijze het grote voordeel dat de samenstelling van het puin van meet af aan gekend is en dat de afvoer ervan van begin tot het einde kan worden gecontroleerd. Dit laatste is een belangrijke troef tegen het sluikstorten. Voor bijna alle vormen van afleveren wordt een attest gegeven, zowel bij het storten als de brekerinstallatie.