• No results found

Beuningen, Ruimtelijk-functionele effectenanalyse Van Cranenbroek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beuningen, Ruimtelijk-functionele effectenanalyse Van Cranenbroek"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beuningen, Ruimtelijk-functionele effectenanalyse Van Cranenbroek

Gemeente Beuningen

(2)
(3)

BRO

Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel

Beuningen, Ruimtelijk-functionele effectenanalyse Van Cranenbroek

Gemeente Beuningen

Rapportnummer: 203X01179.082172_3

Datum: 29 juni 2015

Opdrachtgever: Gemeente Beuningen

Contactpersoon: De heer H. Palm

Projectteam BRO: Aiko Mein, Robin van Lieshout

Trefwoorden: Niet-dagelijkse sector, grootschalig, plant en dier, doe- het-zelf, kleding, speelgoed, sport en spel, structuur, distributieve mogelijkheden, uitbreiding, effecten

Bron foto kaft: BRO 2

Beknopte inhoud: In voorliggende rapportage worden de huidige situatie en de distributieve mogelijkheden voor vestiging van Van Cranenbroek in Beuningen in beeld gebracht.

Daarnaast worden de effecten hiervan op de detailhan- delsstructuur aangegeven, en wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Geconcludeerd wordt dat de vestiging per saldo geen negatieve effecten heeft op de lokale en regionale detailhandelsstructuur.

(4)
(5)
(6)
(7)

Inhoudsopgave

pagina

1. INLEIDING 3

1.1 Achtergrond en probleemstelling 3

1.2 Van Cranenbroek algemeen 4

1.3 Het planinitiatief 5

1.4 Uitgangspunten onderzoek 7

1.5 Opzet rapportage 9

2. CONCLUSIES EN OVERWEGINGEN 11

2.1 Inleiding 11

2.2 Conclusies onderzoek 11

2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking toegepast 12

2.4 De Gelderse ladder 16

2.5 Slotoverweging 17

3. ONTWIKKELINGSKADER 19

3.1 Aanbodanalyse 19

3.1.1 Aanbod gemeente Beuningen 19

3.1.2 Leegstand 22

3.1.3 Aanbod in het verzorgingsgebied 22

3.2 Beleidskaders 25

3.2.1 Provinciaal 25

3.2.2 Regionaal 26

3.2.3 Lokaal 27

3.2.4 Relatie beleidskaders tot planinitiatief 28

3.3 Relevante algemene trends en ontwikkelingen 29

3.4 Bevolkingsomvang en -ontwikkeling 30

3.5 Bestedingen, omzetclaim en koopstromen 32

4. FUNCTIONEREN, UITBREIDINGSRUIMTE EN EFFECTEN 35 4.1 Huidig en toekomstig functioneren en effecten 35

4.2 Effecten 36

4.3 Locatieafweging 40

(8)

Inhoudsopgave (vervolg)

pagina

BIJLAGEN

Bijlage 1: Begrippenlijst 1

Bijlage 2: Aanbod kern en centrum Beuningen 3

Bijlage 3: Aanbod tuincentra, bouwmarkten en tuinzaken omgeving Beuningen 5 Bijlage 4: Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik 7 Bijlage 5: Aanbod plaatsen waar van Cranenbroek gevestigd is 9

Bijlage 6: Trends en ontwikkelingen 11

Bijlage 7: Plannen en initiatieven 19

(9)

1. INLEIDING

1.1 Achtergrond en probleemstelling

Van Cranenbroek is voornemens zich in Beuningen aan de Van Heemstraweg 82 te ves- tigen, op de locatie waar nu tuincentrum Bull aanwezig is. Van Cranenbroek is een for- mule die zich het beste laat omschrijven als een winkel in zowel PDV-branches (tuin, doe-het-zelf) als in reguliere niet-dagelijkse branches (o.a. kleding, speelgoed, huishou- delijke artikelen). Laatste wordt aangemerkt als zijnde het ‘nevenassortiment’, het hoofd- assortiment wordt gevormd door een zeer ruim aanbod aan met name tuinmeubelen, - machines en -gereedschap. Het totale assortiment kenmerkt zich verder door lage prij- zen.

De beoogde Van Cranenbroek-vestiging in Beuningen zal een omvang krijgen van ca.

15.000 m² wvo. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is een bestemmingsplanherzie- ning nodig. Ter onderbouwing hiervan is een nadere ruimtelijk-functionele effectenanaly- se van het initiatief op de lokale en regionale detailhandelsstructuur gewenst. Eerder is een dergelijk onderzoek reeds uitgevoerd door Ecorys en stond de gemeente Beuningen in principe positief tegenover het initiatief. Het onderzoek van Ecorys richtte zich vooral op de branches doe-het-zelf en tuin en de gemeente Beuningen wilde daarom een twee- de onderzoek naar de lokale en regionale effecten waarbij met name de nevenassorti- menten aan de orde komen.

Binnen de ruimtelijke ordening komt steeds meer de nadruk te liggen op zorgvuldig ruim- tegebruik. In verband hiermee is in oktober 2012 de ‘Ladder voor duurzame verstedelij- king’ geïntroduceerd (art 3.1.6 Bro). Deze is in het onderzoek doorlopen.

De centrale vraag voor het onderzoek hebben wij als volgt geformuleerd:

Wat zijn de effecten van de vestiging van een Van Cranenbroek winkel op de beoogde locatie in Beuningen op de consumentenverzorging, de lokale en regionale detailhan- delsstructuur en de leegstand in Beuningen en regio?

Enkele deelvragen in het onderzoek zijn:

 Hoe kan de Van Cranenbroek-formule worden getypeerd, zowel in verschijnings- vorm, branchering als in verzorgingsfunctie?

 Hoe is de vraag-aanbodstructuur op het gebied van de PDV-branches en reguliere niet-dagelijkse artikelen in Beuningen en de regio momenteel opgebouwd?

 Wat zijn de distributieve mogelijkheden voor uitbreiding van het winkelaanbod in de PDV- en reguliere niet-dagelijkse branches in Beuningen en omgeving?

 Wat zijn de mogelijke effecten ten gevolge van de beoogde ontwikkeling op de lokale en regionale consumentenverzorging en detailhandelsstructuur?

(10)

 Wat is de huidige leegstandssituatie in Beuningen en de regio en wat is het mogelijke effect van de beoogde ontwikkelingen op die situatie?

1.2 Van Cranenbroek algemeen

Van Cranenbroek is een uniek winkelconcept in Nederland en België en richt zich vooral op volumineuze artikelen zoals tuinmeubelen, tuinmachines, gereedschappen en andere doe-het-zelf artikelen. Levende tuinartikelen behoren niet tot het assortiment evenals artikelen in sanitair, behang, parket, tapijt en keukens. Hierdoor verschilt het assortiment van Van Cranenbroek met een gemiddeld tuincentrum of bouwmarkt.

Naast de volumineuze artikelen heeft een gemiddelde Van Cranenbroek-winkel ook di- verse aanvullende reguliere niet-dagelijkse artikelen in haar assortiment. Het betreft o.a.

speelgoed, kleding, fietsen, (binnen)meubels, dierenbenodigdheden en –voeding en di- verse seizoensgebonden artikelen. Het aanvullende assortiment omvat ca. 10 tot 15%

van het totale winkelvloeroppervlak en bestaat voor een groot deel artikelen in de bran- ches kleding en mode, huishoudelijke en luxe artikelen, sport en spel, rijwielen en wonen.

De samenstelling van het assortiment is seizoensafhankelijk en wisselt daarmee sterk per seizoen.

Het hoofdassortiment is zeer uitgebreid. Nagenoeg alle artikelgroepen worden aangebo- den door Van Cranenbroek. In vergelijking tot veel tuincentra en bouwmarkten gaat het assortiment van Van Cranenbroek breder en dieper. Dit betekent dat de keuze binnen een artikelgroep relatief ruim is (veel typen en uitvoeringen). Hierdoor worden ook veel doelgroepen bediend. Op sommige gebieden levert Van Cranenbroek bijvoorbeeld ook veel aan professionele gebruikers zoals aannemers en agrariërs. De groothandelsomzet bedraagt naar schatting ca. 25% van de totale omzet.

Van Cranenbroek onderscheidt zich verder door kwalitatief hoogwaardige artikelen te verkopen tegen een scherpe prijs. Dat geldt ook voor de nevenassortimenten, maar daar is het assortiment eerder ondiep te noemen (beperkte keuze). Op het gebied van vrije tijdskleding wordt bijvoorbeeld alleen het eigen merk gevoerd dat dat alleen in de eigen winkel te krijgen is. De prijsstelling is daarbij zeer scherp (discount). Het aanbod aan rijwielen bestaat uitsluitend uit elektrische fietsen van eigen merk en het binnenspeel- goed, dat enkele maanden gevoerd wordt, omvat slechts enkele merken.

(11)

De winkels zijn grootschalig opgezet, om de consument een optimale winkelbeleving mee te geven. Brede gangpaden, overzichtelijkheid en ruime stellingen zijn belangrijke voor- waarden, evenals ruim en voldoende parkeermogelijkheden.

De firma heeft momenteel 5 winkelfilialen. In Nederland zijn dat Budel (9.500 m² wvo), Schijndel (3.805 m² wvo), Landgraaf (9.785 m² wvo) en Dongen (7.088 m² wvo). De Bel- gische vestiging staat in Opglabbeek (3.750 m² wvo). Voorheen bestond een vestiging in Brunssum, deze is echter gesloten.

1.3 Het planinitiatief

Zoals reeds vermeld is Van Cranenbroek voornemens een vestiging te openen aan de Van Heemstraweg 82 te Beuningen op een perceel van ca. 45.900 m². Op dit moment is tuincentrum Bull van ca. 3.000 m² wvo gevestigd1. Dit is exclusief half overdekte en bui- tenverkoopruimten en opslag. In totaal omvat de vestiging ca. 6.000 m². De opbouw en uitstraling van het tuincentrum is echter gedateerd.

De vestiging van Van Cranenbroek zal ca. 15.000 m² wvo bedragen, wat per saldo een uitbreiding van ca. 12.000 m² wvo zal betekenen. Daarnaast zal een magazijn van ca.

5.000 m² en ca. 700 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De totale ruimtebehoefte komt daarmee uit op ca. 4 ha., vergelijkbaar met een Hornbach bouw- en tuinmarkt.

Navolgend is de planlocatie weergegeven. Zoals blijkt uit de kaart grenst de planlocatie niet direct aan het centrum van Beuningen. De Van Heemstraweg is een duidelijke fysie- ke barrière en het is vanaf de planlocatie ca. 8 tot 10 minuten lopen naar centrum.

1 Het tuincentrum staat bij Locatus met 2.000 m²wvo opgenomen, maar uit informatie van de gemeente blijkt dat het overdekte en verwarmbare deel toch groter is.

(12)

Figuur 1.1: Planlocatie en omgeving

Werkgelegenheid

Bij de start van de winkel zal ven Cranenbroek naar eigen zeggen werk bieden aan ca.

100-110 fte. Dat kan, afhankelijk van het functioneren van de winkel, later oplopen tot ca.

150 fte.

Bestemmingsplan

Het huidige bestemmingsplan staat een tuincentrum toe. In de regels van het bestem- mingsplan wordt de volgende definitie voor tuincentrum gehanteerd.

“Een bedrijf gericht op:

1. Detailhandel met een al dan niet geheel overdekt winkelvloeroppervlakte waar be- drijfsmatig tuingerelateerde producten, materialen en artikelen ten verkoop worden aangeboden zoals in ieder geval; boomkwekerijproducten, (kamer)planten, (snij)bloemen, bollen, knollen, zaden, tuin- en serremeubelen, levende dieren en de daarbij behorende dierbenodigdheden, materialen en artikelen voor de aanleg, ver- fraaiing en het onderhoud van tuinen en vijvers, waaronder bestratingmateriaal, tuin- gereedschappen, (geïmpregneerde) houtproducten en daarmee samenhangend ma- teriaal alsmede voor de bodem en planten benodigde meststoffen. Daarnaast ook

(13)

branchevreemde artikelen zoals seizoensgebonden decoratieartikelen, bloempotten, vazen, plantenbakken, tuinverlichting, barbecues, terras(open)haarden, zwembaden, tuinspeelgoed, werkkleding en -schoeisel om in de tuin te werken en overige artikelen ter verfraaiing van de kamer, serre en tuin.

2. Verrichten van hoveniersactiviteiten;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van tuinen, erven, modeltui- nen, terreinverhardingen, parkeervoorzieningen, kantoorruimten alsmede een voorzie- ning in de vorm van een beperkte, ondergeschikte, koffiecorner met een maximaal op- pervlak van 200 m²”.

Op basis hiervan concludeert Ecorys dat het volledige assortiment van Van Cranenbroek al is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Voor een groot deel valt het assor- timent van Van Cranenbroek inderdaad binnen deze definitie. De huidige definitie is ech- ter niet volledig toereikend voor een Van Cranenbroek-vestiging, aangezien het bestem- mingsplan geen fietsen, niet-tuingerelateerd speelgoed, vrijetijdskleding (geen werkkle- ding) en niet-tuingerelateerde huishoudelijke artikelen en woondecoratie toestaat. Verder geldt een maximum van 15.350 m² bvo bebouwing op het perceel. Dit is onvoldoende voor een vestiging van 15.000 m² wvo en aanvullende bebouwing. Een bestemmings- planherziening is dus noodzakelijk.

1.4 Uitgangspunten onderzoek

Nevenassortimenten

Het hoofdassortiment van de van Cranenbroekwinkels bestaat uit tuin- en doe-het- zelfartikelen, maar de door de omvang van de winkel is er ook sprake van een tamelijk uitgebreid nevenassortiment. Het door van Cranenbroek aangeboden nevenassortiment behoort voornamelijk tot het op recreatief winkelen gerichte segment. Dit type aanbod bevindt zich doorgaans in de hoofdwinkelcentra en ook wel in de ondersteunende winkel- centra. Vestiging van deze branches op een perifere locatie zoals de Van Heemstraweg te Beuningen kan dus effecten hebben op het functioneren van het detailhandelsaanbod in de reguliere winkelgebieden in de omgeving. De tot het nevenassortiment behorende branches dienen daarom nadrukkelijk meegenomen te worden in de opgave

Met de gemeente Beuningen is vooralsnog afgesproken dat het nevenassortiment maxi- maal 10% van de verkoopruimte in de winkel in Beuningen mag beslaan. Dit komt over- een met maximaal 1.500 m² wvo. Omdat in de meeste andere van Cranenbroekwinkels het aandeel nevenassortiment naar de inschatting van BRO iets hoger ligt, is in onderha- vige rapportage ook 15% van het winkelvloeroppervlak (= 2.250 m² wvo) als variant mee- genomen. Over de exacte omvang zullen nog definitieve afspraken met de gemeente gemaakt worden.

(14)

Van Cranenbroek heeft BRO inzicht gegeven in de beoogde omvang van de verschillen- de onderdelen van het nevenassortiment. De exacte omvang van de verschillende bran- ches is afhankelijk is van het seizoen. In onderhavige rapportage wordt uitgegaan van de volgende omvang van de nevenbranches/artikelgroepen zijn:

 Vrijetijdskleding: 4-5%2, 600-750 m² wvo

 Speelgoed: 0,5-1%, 75-150 m² wvo

 Fietsen: 3,5-5%, 525-750 m² wvo

 Huishoudelijke artikelen: 1-2% 150-300 m² wvo

 Overige artikelen3: 1-2%, 150- 300 m² wvo

Totaal: 10-15%, 1.500-2.250 m² wvo

De verdeling van het reguliere tuin- en doe-het-zelfaanbod is grofweg:

 Tuinmeubelen, -machines en –artikelen: 60-65% = ca.9.000-9.750 m² wvo

 Doe-het-zelfartikelen4: ca. 15% = ca. 2.250 m² wvo

 Aanverwante artikelen zoals dibevo, etc.: ca. 10% = ca. 1.500 m² wvo

Per seizoen kan de verdeling tussen de hoofdartikelgroepen wisselen. Onderdeel van het reguliere aanbod zijn ook de seizoensartikelen zoals voor kerst (max. 1.500 m² wvo), carnaval of pasen. Dergelijk aanbod maakt gewoonlijk ook standaard onderdeel uit van tuincentra.

Verzorgingsgebieden

De uniciteit van de Van Cranenbroek-formule qua omvang, assortiment en kwaliteit- prijsverhouding zorgt voor een bijzondere aantrekkingskracht. Daardoor trekt de winkel veel mensen uit een grote regio. Ook zet Van Cranenbroek folders uit in een zeer ruime regio. Deze regio betreft voor de huidige Nederlandse vestigingen nagenoeg geheel Noord-Brabant, Limburg en een groot deel van Zeeland. Daarnaast wordt folders ver- spreid tot onder Rotterdam, Utrecht en Twente. Dit geeft aan dat Van Cranenbroek zich richt op een zeer ruim verzorgingsgebied.

Op basis van gegevens omtrent omzetherkomst, grootschalige unieke aanbieders en reeds bestaande onderzoeken is het verzorgingsgebied van Van Cranenbroek te Beu- ningen door BRO bepaald. Het verzorgingsgebied kan worden onderverdeeld in een pri- mair verzorgingsgebied en een secundair verzorgingsgebied. Uiteraard zal er ook een deel van de omzet van buiten deze verzorgingsgebied komen, maar dit zal echter beperkt zijn.

 Primaire verzorgingsgebied: gemeenten binnen ca. 15 autominuten, Beuningen, Overbetuwe, Nijmegen, Wijchen, Druten en Neder-Betuwe. Hier komt ca. 65% van de omzet vandaan.

 Secundaire verzorgingsgebied: gemeenten binnen ca. 15 tot 30 autominuten, Arn- hem, Lingewaard, Groesbeek, Mook, Heumen, Cuijk, Grave, Oss, West Maas en

2 Betreft het percentuele aandeel dat de betreffende branche/artikelgroep maximaal heeft binnen de totale omvang (15.000 m² wvo) van de winkel in Beuningen.

3 Hier vallen bijvoorbeeld woonaccessoires onder.

4 Inclusief werkkleding

(15)

Waal, Tiel, Buren, Rhenen, Wageningen en Renkum. Hier komt ca. 25% van de om- zet vandaan.

 Tertiaire verzorgingsgebied: gemeenten verder van 30 autominuten. Hier komt ca.

10% van de omzet vandaan.

Figuur 1.2: Verzorgingsgebied Van Cranenbroek Beuningen

1.5 Opzet rapportage

Allereerst worden in het volgende hoofdstuk de belangrijkste conclusies van deze ruimte- lijk-functionele effectenanalyse uiteengezet. Tevens wordt hier de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen en wordt ingegaan op de Gelderse ladder voor duurzaam ruim- tegebruik. In het ontwikkelingskader (H3) wordt ingezoomd op aspecten zoals aanbod, leegstand, beleidskaders en draagvlak. Vervolgens worden de uitgangspunten voor de berekening benoemd, zoals de koopstromen en bestedingen. Op basis van deze analy- ses wordt het huidige functioneren berekend en wordt een indicatie gegeven van de dis- tributieve uitbreidingsruimte voor het primaire en secundaire verzorgingsgebied. Tot slot wordt in H4 ingegaan op de effecten van vestiging van Van Cranenbroek op de omlig- gende winkelcentra, met specifiek aandacht voor het centrum van Beuningen en Shop- pingpark De Heuve.

(16)
(17)

2. CONCLUSIES EN OVERWEGINGEN

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden eerst de belangrijkste conclusies van het onderzoek naar de dis- tributie-planologische mogelijkheden voor en effecten van de vestiging van Van Cranen- broek in Beuningen en omgeving samengevat weergegeven.

2.2 Conclusies onderzoek

De belangrijkste conclusies uit het onderzoek zijn als volgt:

 Van Cranenbroek is een uniek winkelconcept in Nederland en België en richt zich vooral op volumineuze artikelen zoals tuinmeubelen, tuinmachines, tuingereed- schappen en doe-het-zelfartikelen. Naast de volumineuze artikelen heeft een gemid- delde Van Cranenbroek-winkel ook diverse reguliere niet-dagelijkse artikelen in haar assortiment. Het betreft o.a. speelgoed, kleding, fietsen, huishoudelijke artikelen, woondecoratieartikelen. Ook worden dierenbenodigdheden en –voeding en diverse seizoensgebonden artikelen (kerst, pasen) gevoerd, maar deze beide artikelgroepen behoren tot het vaste assortiment van de grotere Nederlandse tuincentra.

 Beuningen heeft een relatief ruim aanbod in de niet-dagelijkse sector. Het aanbod in de branches plant en dier en doe-het-zelf is ten opzichte van vergelijkbare plaatsen zelfs relatief fors. Het ruime aanbod in deze branches wordt vooral verklaard door de aanwezigheid van Shoppingpark De Heuve. Het aanbod in de branche kleding en mode is relatief beperkt. Een verklaring hiervoor is de relatief nabije ligging van de binnenstad van Nijmegen, met een zeer uitgebreid aanbod in kleding en mode.

 Het aanbod in de branche plant en dier is in het totale onderscheiden verzorgingsge- bied relatief beperkt. Ook het doe-het-zelfaanbod is ten opzichte van het provinciaal en landelijk gemiddelde relatief gering. Het aanbod in de branches kleding en mode en speelgoed is in het verzorgingsgebied echter goed vertegenwoordigd. Het aanbod in de branches huishoudelijke en luxe artikelen, rijwielen en woondecoratie is ten op- zichte van de benchmarks relatief gemiddeld.

 Het provinciaal, regionaal en lokaal beleid bieden enige ruimte voor een Van Cra- nenbroek-vestiging, maar met name voor het tuin- en doe-het-zelfassortiment. In het regionaal beleid wordt benadrukt dat er per initiatief moet worden afgewogen in hoe- verre er effecten zullen zijn op bestaande winkelgebieden en wat het initiatief per sal- do bijdraagt aan de detailhandelsstructuur. Een dergelijke winkel wordt dus niet per definitie uitgesloten. Het beleid staat branchevervaging in beginsel echter niet toe, en de nevenassortimenten zijn nadrukkelijk aanwezig bij van Cranenbroek. Door de om- vang en de veelheid aan nevenbranches, is er in feite sprake van een warenhuis ge- combineerd met het kernassortiment aan tuin- en doe-het-zelfartikelen van de winkel.

(18)

 Het centrum van Beuningen functioneert momenteel theoretisch redelijk en Shop- pingpark De Heuve mogelijk zelfs relatief goed. Wel is eer in beide winkelgebieden sprake van leegstand, maar die is vergelijkbaar met het gemiddelde voor dit soort winkelgebieden.

 De vestiging van Van Cranenbroek zal per saldo niet of nauwelijks negatieve effecten hebben op het functioneren van het centrum van Beuningen of De Heuve. De concur- rentie zal voor enkele winkels toenemen, maar daar staat tegenover dat beide win- kelgebieden ook kunnen profiteren van het grote aantal mensen dat van Cranen- broek van buiten het dorp zal gaan trekken.

 Omdat van Cranenbroek een specifieke doelgroep uit een groot gebied trekt, zullen de effecten zich spreiden over een groot aantal aanbieders in een groot gebied met een groot en groeiend aantal inwoners. Het is daardoor niet te verwachten dat er sprake zal zijn van negatieve effecten op de detailhandelsstructuur in de onderschei- den primaire en secundaire gebieden.

2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking toegepast

In z’n algemeenheid wordt steeds meer waarde gehecht aan het zorgvuldig omgaan met het ruimtegebruik. Dit is tevens een belangrijk uitgangspunt bij een in oktober 2012 door- gevoerde wijziging in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierbij is in art. 3.1.6 vastge- legd dat de toelichting bij een bestemmingsplan/projectafwijking dat een nieuwe stedelij- ke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de systematiek van de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’5. Deze ladder omvat de volgende stappen:

1. “Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het be- staand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, ge- bruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.”

Bij vestiging van een nieuwe winkelformule zoals Van Cranenbroek in combinatie met een bestemminsplanwijziging en uitbreiding gaat het om een stedelijke ontwikkeling om- dat het om een detailhandelsontwikkeling gaat (art. 1.1.1 Bro, definiëring begrippen). In het kader van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik zijn de bovengenoemde stappen verder uitgewerkt. Deze worden meegenomen in het doorlopen van de ladder. In de bijlage is een uitgebreide toelichting op de Gelderse ladder opgenomen.

5 Gebaseerd op de SER-ladder.

(19)

Eerste trede: actuele regionale behoefte

Voor wat betreft de eerste trede kan op basis van onderhavige rapportage geconstateerd worden dat er in kwalitatieve zin sprake is van een actuele regionale behoefte. De uit- breiding speelt in op actuele trends in vraag en aanbod op het gebied van doelgericht en thematisch aankopen doen (o.a. schaalvergroting, gemak, veel keuzemogelijkheden voor de consument). Van Cranenbroek is een unieke winkelformule en zal een moderne win- kel worden, met een sterk regionale verzorgingsfunctie op een vanuit het dorp en regio goed bereikbare locatie. Dit betekent dat Beuningen en de regio er een belangrijke trek- ker bij krijgt. In kwalitatieve zin voorziet de winkel in een regionale winkel (iets dergelijks is niet aanwezig).

Kernbranches tuin en doe-het-zelf

Binnen de kernbranches tuin en doe-het-zelf bestaat er zowel in het onderscheiden se- cundaire marktgebied als in de gehele stadsregio Arnhem-Nijmegen een aanzienlijke distributieve ruimte voor een uitbreiding van het aanbod. Dit is door Ecorys berekend en wordt door BRO onderschreven. Er is voor deze branches in de huidige situatie sprake van een kwantitatieve regionale behoefte. Voor de toekomst is daarbij positief dat het aantal inwoners van Beuningen en de Stadsregio Arnhem-Nijmegen zal toenemen en dat het de verwachting is dat het aandeel e-commerce in deze beide branches relatief be- perkt zal blijven.

Het aanbod van Van Cranenbroek in beide branches onderscheidt zich ook van de regu- liere tuincentra en bouwmarkten (op onderdelen breder en dieper, maar bijvoorbeeld planten of hout- en plaatmateriaal ontbreken). Specifiek voor de branche tuin geldt daar- bij dat er ook een tuincentrum van ca. 2.000 m³ wvo uit de markt genomen wordt. Desal- niettemin zal de concurrentie voor sommige winkels in de omgeving toenemen, maar dat zal niet tot onaanvaardbare gevolgen voor de consumentenverzorging of detailhandels- structuur leiden. Hierbij speelt me dat de bezoekers van de van Cranenbroek vanwege het unieke karakter van de winkel naar verwachting uit een relatief zeer grote regio ko- men: de effecten zullen zich daardoor ook over een groot gebied en veel aanbieders.

Op lokaal niveau zullen de effecten van de vestiging van Van Cranenbroek mogelijk vooral te merken zijn bij Shoppingpark De Heuve. Enerzijds neemt de concurrentie voor enkele hier gevestigde winkels op het gebied van doe-het-zelf en tuin toe, anderzijds biedt de ontwikkeling ook kansen. Er zullen aanzienlijk meer bezoekers naar Beuningen komen en die komen voor een belangrijks deel langs De Heuve, en daar kunnen de daar aanwezige winkels van profiteren, te meer daar een deel van die bezoekers specifiek komt voor tuin of doe-het-zelf en de winkels op De Heuve zich qua gevoerd assortiment en/of marktsegment waarop men zich richt, onderscheiden van Van Cranenbroek. Voor het tuicentrum geldt daarbij ook dat de concurrentie met name op het gebied van groen minder wordt omdat tuincentrum Bull verdwijnt.

(20)

In z’n algemeenheid functioneren kleinere woonboulevards als De Heuve door landelijke trends en ontwikkelingen zoals de economische en woningmarktcrisis momenteel matig en neemt de concurrentie tussen dit soort woonboulevards toe. Ook op De Heuve is sprake van enige leegstand. Het is op voorhand niet uit te sluiten maar, BRO acht de kans dat de leegstand toeneemt door de komst van Van Cranenbroek als zeer klein in.

Onder meer in het rapport van Ecorys wordt voor beide branches immers veel uitbrei- dingsruimte aangegeven. Bovendien is door het verbeterde economisch perspectief, het toegenomen consumentenvertrouwen, het aantrekken van de woningmarkt én de toena- me van het aantal passanten door de vestiging van Van Cranenbroek, de kans dat de leegstaande panden weer opgevuld raken, groter zal zijn dan in de afgelopen jaren. Per saldo acht BRO de effecten op Shoppingpark De Heuve daarom eerder als positief dan als negatief in.

Nevenassortimenten

Het nevenassortiment dat zich richt op reguliere niet-dagelijkse artikelen zal negatieve en positieve effecten hebben op het aanbod in het centrum van Beuningen. Er is geen spra- ke van distributieve ruimte voor een uitbreinding van het aanbod in de betreffende bran- ches en daarmee is er in kwantitatieve zin geen lokale behoefte. Door de bevolkingsgroei zal er op regionaal niveau wel enige distributieve ruimte kunnen ontstaan, maar dit wordt weer teniet gedaan door de verwachte daling van de winkelbestedingen als gevolg van de verdere toename van het e-commerce en het webwinkelen.

Sommige winkels in de overlappende branches in het centrum van Beuningen zullen effecten voelen in de vorm van omzetverlies. Het huidig functioneren van deze winkels staat vaak al onder druk door onder andere de afvloeiing naar de binnenstad van Nijme- gen, de impact van e-commerce en de beperkte autonome aantrekkingskracht van het centrum van Beuningen. Hoewel slechts een deel van de bezoekers van Van Cranen- broek ook het centrum van Beuningen zal bezoeken, zal er toch sprake kunnen zijn van combinatiebezoek, met name omdat veel mensen van verder weg komen. Daar zal voor- al de in het centrum aanwezige horeca van kunnen profiteren, maar in mindere mate ook de winkels. Het combinatiebezoek kan bovendien gestimuleerd worden door specifieke acties en promotieactiviteiten6.

In z’n algemeenheid geldt dat het toekomstperspectief voor de niet-dagelijkse artikelen- winkels in winkelgebieden als het centrum van Beuningen niet bijzonder gunstig is van- wege het weinig onderscheidende karakter van het aanbod en de verdere groei van e- commerce. DTnP geeft dit in haar concept-rapport ook aan. Een zekere verschraling van het aanbod is daarom ook zonder de vestiging van Van Cranenbroek te verwachten: de komst zal misschien het verdwijnen van enkele winkels bespoedigen, maar andere zaken kunnen er juist van profiteren. Per saldo zullen de effecten van Van Cranenbroek op het centrum naar de inschatting van BRO min of meer neutraal zijn en daarmee niet onaan-

6 In dit verband heeft van Cranenbroek zich bereid getoond om in haar winkelpand in Beuningen ruimte in te richten voor promotieactiviteiten van de centrumwinkeliers.

(21)

vaardbaar voor de consumentenverzorging en detailhandelsstructuur. Uit de aanbodge- gevens van in de vier andere Nederlandse plaatsen waar van Cranenbroek gevestigd is, blijkt bovendien dat er nog altijd een ruim aanbod in de relevante branches in de nabijge- legen hoofdwinkelcentra aanwezig is, en dat de verzorgingspositie van die centra niet aangetast is door de aanwezigheid van een van Cranenbroekvestiging.

In regionaal verband zullen de omzeteffecten van de nevenbranches zich weer spreiden over een groot gebied met heel veel winkelcentra en winkels én bevolkingsgroei. Per nevenbranche zijn die omzeteffecten bovendien ook relatief beperkt, en het is daarom niet te verwachten dat door de komst van Van Cranenbroek elders winkels verdwijnen. Er zullen overigens waarschijnlijk wel winkels verdwijnen, maar dat is vooral toe te schrijven aan meer algemene ontwikkelingen.

Tweede trede: benutting bestaande panden/gronden

Specifiek voor trede 2 is in de toelichting bij het Bro-artikel aangegeven dat het bij detail- handel moet gaan om het aangeven in hoeverre bestaande leegstaande winkelpanden via transformatie of herstructurering het initiatief zouden kunnen huisvesten. Van Cra- nenbroek zal zich vestigen op een locatie waar al een bestaand winkelpand bestemd voor perifere detailhandel c.q. tuincentrum (Tuincentrum Bull) is. Dit pand zal vervangen worden door nieuwbouw, waardoor is sprake van transformatie en herstructurering.

Daarnaast is een inpassing in bestaande reguliere winkelcentra in Beuningen of elders in de regio door de omvang niet mogelijk of slechts tegen dusdanig hoge kosten dat er geen sprake kan zijn van een rendabele exploitatie. Dit is overigens een van de redenen dat onder meer tuincentra en bouwmarkten zich in Nederland al vaker op perifere locaties mochten vestigen. Verder zijn de leegstaande panden in Beuningen of omgeving functio- neel ongeschikt om een dergelijke grootschalige winkel te huisvesten. Inpassing op Shoppingpark De Heuve is eveneens fysiek niet mogelijk. Ook elders in het gebied ten zuiden van de Waal zijn geen geschikte panden of locaties beschikbaar die voldoen aan de eisen en wensen van een grootschalige winkel. Een uitzondering hierop zou bedrij- venterrein Westerhout kunnen zijn, maar die locatie ligt relatief ver van de belangrijkste bevolkingsconcentraties af.

Het is zoals gezegd niet uit te sluiten dat er een of enkele winkels verdwijnen door de komst van Van Cranenbroek, maar dit zal, zo het al gebeurt, op verschillende locaties plaatsvinden. De eventuele toename van de leegstand zal daardoor geen negatief effect hebben op het woon-, leef-, en ondernemersklimaat.

Derde trede: niet van toepassing

Trede 3 van de Ladder is niet aan de orde omdat het tuincentrum in bestaand stedelijk gebied ligt. De locatie grenst aan het fysieke stedelijke gebied, maar heeft een bestem- ming voor stedelijke functies (perifere detailhandel).

(22)

2.4 De Gelderse ladder

Bij de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik gaat het er bij de eerste trede niet alleen om of het initiatief voorziet in een actuele lokale of regionale behoefte, maar ook hoe het zich verhoudt met de beleidskaders. Het provinciaal, regionaal en lokaal beleid bieden enige ruimte voor een Van Cranenbroek-vestiging, maar met name voor het tuin- en doe-het-zelfassortiment. In het regionaal beleid wordt benadrukt dat er per initiatief moet worden afgewogen in hoeverre er effecten zullen zijn op bestaande winkelgebieden en wat het initiatief per saldo bijdraagt aan de detailhandelsstructuur. Een dergelijke win- kel wordt dus niet per definitie uitgesloten. Het beleid staat branchevervaging slechts in zeer beperkte mate toe, en de nevenassortimenten zijn nadrukkelijk aanwezig bij van Cranenbroek.

De vestiging van Van Cranenbroek op de locatie buiten de beleidsmatig aangewezen hoofdstructuur van perifere detailhandelsclusters in de Stadsregio Arnhem-Nijmegen verhoudt zich ook moeilijk met het beleid van de regio en de provincie omdat dat beleid gericht is op clustering van winkelvoorzieningen. Dit geldt ook voor de voorstellen van DTnP voor het lokale beleid. Bij clustering van publieksgericht aanbod kunnen de zaken zo god mogelijk van elkaars aantrekkingskracht profiteren, hetgeen uiteindelijk de con- sumentenverzorging (overzichtelijkheid en keuzemogelijkheden voor de consument) en de leefbaarheid (minder verkeersbewegingen) ten goede komt. Door de perifere ligging van de van Cranenbroekwinkel kunnen andere winkels en publieksgerichte voorzieningen in mindere mate van de grote aantrekkingskracht van deze bijzondere winkel profiteren.

Van belang hierbij is wel op te merken dat van Cranenbroek een winkel met een unieke aantrekkingskracht is door z’n bijzondere kenmerken, namelijk de grote omvang, z’n bre- de en diepe kernassortiment op het gebied van tuin en doe-het-zelf én de combinatie met een bijzonder, vooral discountachtig nevenassortiment. Dit bijzondere karakter van de winkel vormt de motivatie vormen om af te wijken van de regionale afspraken: de winkel is ruimtelijk niet tegen acceptabele kosten in te passen in de bestaande winkelgebieden.

Daarnaast is er geen sprake van onaanvaardbare effecten op de detailhandelsstructuur.

Het maken van een uitzondering voor de vestiging van Cranenbroek op de beoogde loca- tie in Beuningen houdt wel het gevaar in dat het naar de mening van BRO moeilijker wordt om vergelijkbare zaken elders in de regio op perifere locaties niet toe te staan. Dat kan uiteindelijk tot een verschraling van diverse reguliere winkelcentra in de regio leiden, te meer daar ook de verwachte verdere groei van e-commerce haar sporen na zal laten.

Overigens zal bij andere, vergelijkbare initiatieven ook de beleidsmatig vereiste toets op de effecten gedaan moeten worden (ladders!). Deze toets pakt voor de beoogde van Cranenbroekvestiging in Beuningen gunstig uit, maar dat hoeft bij volgende initiatieven natuurlijk niet zo te zijn.

(23)

Bij de Gelderse ladder staat verder vooral de locatieoverwegingen centraal. Daarbij is de vraag of de aangetoonde behoefte in redelijkheid binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen kan worden door hergebruik dan wel transformatie van gebouwen. In onder- havig geval wordt een bestaand gebouw (tuincentrum) getransformeerd. Daarbij behoort de locatie bestemmingsplanmatig en fysiek naar de mening van BRO tot het stedelijke gebied, zij het dat er sprake is van een randligging.

2.5 Slotoverweging

Uit de analyses is naar voren gekomen dat dat de vestiging van Van Cranenbroek op de beoogde locatie in Beuningen door de veranderede concurrentieverhoudingen voor een enkele bestaande winkel negatieve gevolgen kan hebben, maar dat daar ook positieve effecten tegen overstaan. Zo gaat de consumentenverzorging er op vooruit (nieuwe for- mule, meer keuzemogelijkheden) en kunnen het centrum en de Heuve ook profiteren van de aantrekkingskracht van de nieuwe winkel. Per saldo zullen de directe effecten op de lokale en regionale detailhandelsstructuur en de leegstand heel beperkt en zeker niet onaanvaardbaar zijn. In het verlengde hiervan mag verwacht worden dat er ook sprake is van een positief effect op de werkgelegenheid.

Op het punt van de nevenassortimenten en eventuele andere functies is het van belang te voorkomen dat de van Cranenbroekwinkel in de loop der tijd ‘van kleur verschiet’, en daarmee te zeer concurrerend wordt met de reguliere winkelcentra in de omgeving, waaronder het centrum van Beuningen. Goede (eventueel ook privaatrechtelijke) afspra- ken over de aard en omvang van dit nevenassortiment kunnen dit voorkomen, evenals een adequate handhaving van die afspraken.

(24)
(25)

3. ONTWIKKELINGSKADER

Dit hoofdstuk vormt de verantwoording voor de conclusies van de marktmogelijkheden en effecten zoals behandeld in hoofdstuk 2. Allereerst wordt er een aanbodanalyse ge- maakt, met specifiek aandacht voor de eerder genoemde branches. Vervolgens wordt er stilgestaan bij de ontwikkelingskaders in vraag en aanbod: trends gericht op specifieke branches, beleidskaders, plannen en initiatieven in de omgeving en de ontwikkeling van het consumentendraagvlak. Deze aspecten worden vervolgens als input gebruikt voor het bepalen van het huidig functioneren, de distributieve uitbreidingsruimte en de effecten van het planinitiatief (hoofdstuk 4).

3.1 Aanbodanalyse

In deze paragraaf wordt een analyse van het aanbod in zowel de dagelijkse sector als de niet-dagelijkse sector gemaakt. De dagelijkse sector bestaat uit zowel zaken in levens- middelen (supermarkten en levensmiddelenspeciaalzaken) als in persoonlijke verzorging (drogisterijen, parfumerieën, apotheken). Voor de niet-dagelijkse sector worden de bran- ches plant en dier, doe-het-zelf, kleding en mode, sport en spel, huishoudelijke en luxe artikelen, warenhuis, rijwielen en wonen uitgelicht. Ook wordt de leegstand in de kern Beuningen in kaart gebracht. Voor de aanbodanalyse is gebruik gemaakt van cijfers uit de Locatus Retail Verkenner7.

3.1.1 Aanbod gemeente Beuningen

Aanbod gemeente Beuningen

De gemeente Beuningen bestaat uit de kernen Beuningen, Ewijk, Weurt en Winssen. De gemeente Beuningen telt in totaal 131 winkels, van totaal ruim 53.000 m² wvo. Het aan- bod is voor 90% in de kern Beuningen gevestigd. In vergelijking tot het gemiddeld aan- bod in zowel de Stadsregio Arnhem Nijmegen (SAN), Gelderland als Nederland is de omvang van het aanbod in de niet-dagelijkse sector in de gemeente Beuningen relatief ruim. Vooral de branches sport en spel, dier en plant en wonen zijn in de gemeente Beu- ningen ruim vertegenwoordigd. De branches dier en plant en wonen zijn qua omvang het grootst (respectievelijk ca. 25% en 22% van het totaal).

Het aanbod is verspreid over diverse winkelgebieden in de gemeente. Het centrum van Beuningen is de belangrijkste aankoopplaats binnen de gemeente, gevolgd door Shop- pingpark De Heuve. Daarnaast heeft het centrum van Ewijk nog enig aanbod, met als belangrijkste trekker de Jan Linders supermarkt. Het overige aanbod in de gemeente Beuningen is verspreid (ca. 12% van het totaal aantal m² wvo).

7 Peildatum inventarisatie maart 2015.

(26)

Tabel 3.1: Aanbod gemeente Beuningen naar branche

Beuningen

(25.292 inwoners) SAN Gelderland Nederland

Aantal m² wvo

m² wvo per 1000 inw.

m² wvo per 1000 inw.

m² wvo per 1000 inw.

m² wvo per 1000 inw.

Levensmiddelen 29 8.225 325 296 310 302

Persoonlijke verzorging 7 957 38 44 46 48

dagelijkse artikelen 36 9.182 363 340 356 350

Warenhuis 1 480 19 73 47 50

Kleding en mode 21 2.551 101 172 189 185

Schoenen en lederwaren 4 1.530 60 45 42 43

Juwelier en optiek 3 194 8 16 16 15

Huishoudelijke en luxe art. 4 1.183 47 52 59 57

Antiek en kunst - - - 5 10 9

Sport en spel 5 5.978 236 64 69 66

Hobby 2 146 6 12 13 12

Media 1 223 9 19 17 18

Dier en plant 11 13.055 477 161 194 164

Bruin- en witgoed 5 570 23 38 44 42

Fietsen en autoaccessoires 5 664 26 37 48 39

Doe-het-zelf 4 4.095 162 143 172 160

Wonen 20 11.442 452 354 401 378

Detailhandel overig 4 1.780 70 51 61 65

niet-dagelijkse artikelen 95 43.891 1.735 1.241 1.382 1.303 Totaal detailhandel 131 53.073 2.098 1.581 1.738 1.652 Bron: Locatus

Het aanbod in de gemeente Beuningen binnen de specifieke branches zoals genoemd in de inleiding is sinds 2009 in het aantal m² wvo toegenomen (1.914 m² wvo). In de bran- che dier en plant is de totale omvang het meest toegenomen, totaal met 1.601 m² wvo. In de branche kleding en mode is het aanbod met 3 winkels, totaal 236 m² wvo afgenomen.

Tabel 3.2: Ontwikkeling aanbod gemeente Beuningen

2009 2015 Ontwikkeling

Aantal m² wvo Aantal m² wvo Aantal m² wvo

Plant en dier 10 10.454 11 13.055 1 2.601

Doe-het-zelf 3 4.275 4 4.095 1 -180

Kleding en mode 24 2.787 21 2.551 -3 -236

Huishoudelijke en luxe art. 5 710 4 1.183 -1 473

Rijwielen 3 347 4 589 1 242

Speelgoed 1 206 2 278 1 72

Woondecoratie 2 200 1 142 -1 -58

Totaal branches 48 18.979 47 21.893 -1 2.914

(27)

Aanbod kern Beuningen

De kern Beuningen telt 99 winkels met een totale omvang van ruim 47.000 m² wvo. Het aanbod in de dagelijkse artikelensector is nagenoeg gelijk aan het gemiddelde aanbod in vergelijkbare plaatsen. Het aanbod in de niet-dagelijkse sector is echter aanzienlijk rui- mer in Beuningen. Beuningen heeft vooral in de branches schoenen en lederwaren, sport en spel, dier en plant en wonen een relatief ruim aanbod in vergelijking tot vergelijkbare plaatsen. In de bijlage is een compleet overzicht van het aanbod in de kern Beuningen opgenomen.

Centrum Beuningen

De vier supermarkten in het centrum van Beuningen zijn de belangrijkste trekkers voor het centrum. Deze supermarkten zijn Albert Heijn van 1.637 m² wvo, Aldi van 619 m² wvo, Jumbo van 1.467 m² wvo en Lidl van 1.032 m² wvo. Hiermee heeft het centrum een compleet en complementair supermarktaanbod. Verder bestaat het centrum uit aanvul- lende dagelijkse winkels en diverse niet-dagelijkse winkels. Belangrijkste trekkers in de niet-dagelijkse sector zijn Action, Hema en Bristol. Het centrum van Beuningen functio- neert vooral als boodschappencentrum, met aanvullend niet-dagelijks aanbod. In de bij- lage is een compleet overzicht van het aanbod in het centrum van Beuningen opgeno- men.

Shoppingpark De Heuve

Shoppingpark De Heuve telt 20 winkels, van totaal ruim 28.900 m² wvo. Dit is ten opzich- te van grootschalige concentraties in vergelijkbare plaatsen relatief ruim. Het aanbod bestaat uit een bakker, Topshelf Megastore, tuincentra Overvecht en Frits Wolf en Gam- ma. Daarnaast zijn er diverse woonwinkels gevestigd zoals Kidsroom, Slaapkamer Con- current, Slaapkenners Beuningen, Carpetright, Keukenconcurrent en vele anderen. Tuin- centrum Overvecht (6.100 m² wvo) en sportzaak Topshelf Megastore (5.500 m² wvo) zijn de grootste winkels op Shoppingpark De Heuve.

Tabel 3.3: Aanbod Shoppingpark De Heuve ten opzichte van vergelijkbare winkelgebieden

De Heuve Vergelijkbare winkelgebieden8

Aantal m² wvo Schaal Aantal m² wvo Schaal

Dagelijks 1 56 56 0,2 87 17

Sport en spel 1 5.500 5.500 0,1 175 18

Plant en dier 2 9.100 4.550 0,2 306 61

Doe-het-zelf 1 3.800 3.800 0,4 1.237 495

Wonen 15 10.450 697 2,2 3.268 1485

Totaal 20 28.906 1.445 3,1 5.073 1.636

8 Grootschalige concentraties in plaatsen met 15.000 tot 20.000 inwoners.

(28)

3.1.2 Leegstand

In de kern Beuningen staan in totaal 19 verkooppunten leeg9, met een totale omvang van 4.364 m² wvo. Dit komt neer op circa 8,1% van het aantal verkooppunten en 5,8% van het totale winkelvloeroppervlak10. In vergelijking tot de gemiddelde leegstand in plaatsen met een vergelijkbaar inwonertal is de leegstand van het aantal panden in Beuningen min of meer gemiddeld, maar is de leegstand van het aantal m² wvo relatief beperkt (leeg- staande verkooppunten 7,3% en winkelmeters 8,0%). De leegstand heeft daarmee ook een relatief kleinschalige omvang. Uitzonderingen zijn de drie grootschalige leegstaande panden aan de Hadrianussingel, variërend van 450 tot 1.350 m² wvo. De overige leeg- stand ligt in het centrum van Beuningen.

De leegstand in het centrum van Beuningen is percentueel iets hoger (leegstaande ver- kooppunten 9,4% en winkelmeters 8,1%). Een soortgelijk beeld bestaat echter ook bij vergelijkbare plaatsen (leegstaande verkooppunten 8,0% en winkelmeters 9,6%).

3.1.3 Aanbod in het verzorgingsgebied

Het verzorgingsgebied is op te delen in een primair en een secundair verzorgingsgebied.

Navolgend is per gemeente het aanbod in de meest relevante branches uiteengezet.

Hieruit blijkt dat in het totale verzorgingsgebied de branches kleding en mode (166.245 m² wvo), plant en dier (137.173 m² wvo) en doe-het-zelf (119.802 m² wvo) de grootste omvang hebben. Uiteindelijk zijn de subtotalen per verzorgingsgebied gebruikt om het huidig functioneren te bepalen en om aan te geven in hoeverre er distributieve uitbrei- dingsmogelijkheden zijn.

Tabel 3.4: Aanbod in m² wvo van relevante branches in het primaire en secundaire verzorgingsgebied Gemeente Plant en

dier

Doe-het- zelf

Kleding en mode

Huishou- delijke en

luxe art.

Rijwielen Speelgoed Woonde- coratie

Beuningen 13.055 4.095 2.551 1.183 589 278 142

Druten 2.243 3.850 2.776 730 2.630 235 145

Neder-Betuwe 6.390 3.769 2.696 1.170 452 - 170 Nijmegen 5.230 18.400 42.373 9.437 2.993 1.901 1.598 Overbetuwe 13.734 7.313 5.515 3.072 1.652 1.637 392 Wijchen 11.173 4.336 4.893 1.696 1.038 400 570 Subtotaal primaire

verzorgingsgebied

51.825 41.763 60.804 17.288 9.354 4.451 3.017

9 Peildatum, maart 2015.

10 Berekend volgens Locatus-methode: binnen de leegstand is de verhouding tussen detailhandel en niet detailhandel ongeveer fiftyfifty (aantal panden). De panden in de detailhandel zijn echter groter dan panden in de niet-detailhandel. Om de leegstandsoppervlakte te berekenen wordt de gemiddelde grootte van de leegstaande panden berekend en als rekenfactor gebruikt. Oppervlakte leegstaande panden: verhouding detailhandel - niet-detailhandel is 2:1.

(29)

Gemeente Plant en dier

Doe-het- zelf

Kleding en mode

Huishou- delijke en

luxe art.

Rijwielen Speelgoed Woonde- coratie

Arnhem 14.040 20.143 54.758 11.758 4.640 3.792 2.217

Buren 2.571 620 145 230 1.422 299 240

Cuijk 1.295 8.896 3.081 1.997 2.150 1.760 282

Grave 1.388 800 1.171 398 249 - 115

Groesbeek 4.644 2.728 2.324 925 1.329 280 929

Heumen 13.506 3.621 1.268 596 2.040 236 -

Lingewaard 7.767 5.825 3.258 2.525 1.350 598 505 Mook en Midde-

laar

245 100 128 - 180 - -

Oss 11.350 9.531 15.020 5.659 2.452 685 551

Renkum 1.482 1.938 3.043 1.707 859 125 938

Rhenen 4.886 4.066 2.447 450 729 35 180

Tiel 11.774 13.044 11.356 3.306 1.024 860 116

Wageningen 7.164 3.897 5.330 1.829 950 419 55

West Maas en Waal

4.236 2.830 2.112 1.256 926 - 1.295

Subtotaal secun- daire verzor- gingsgebied

86.348 78.039 105.441 32.636 20.300 9.089 7.423

Totaal verzor- gingsgebied

138.173 119.802 166.245 49.924 29.654 13.540 10.440

Zodra het aanbod in het verzorgingsgebied wordt afgezet tegen benchmarks, blijkt dat het aanbod in de branche plant en dier in het verzorgingsgebied relatief beperkt is (ca.

160 m² wvo per 1.000 inwoners). Ook het doe-het-zelfaanbod is ten opzichte van het provinciaal en landelijk gemiddelde relatief beperkt (140 m² wvo per 1.000 inwoners). Het aanbod in de branches kleding en mode en speelgoed is in het verzorgingsgebied echter goed vertegenwoordigd (respectievelijk 194 en 16 m² wvo per 1.000 inwoners). Het aan- bod in de branches huishoudelijke en luxe artikelen, rijwielen en woondecoratie is ten opzichte van de benchmarks relatief gemiddeld.

(30)

Tabel 3.5: Aanbod m² wvo per 1.000 inwoners verzorgingsgebied t.o.v. benchmark

Primaire verzor- gingsge-

bied

Secundaire verzor- gingsge-

bied

Totaal verzor- gingsge-

bied

SAN Gelderland Nederland

m² wvo per 1000 inwoners

m² wvo per 1000 inwoners

m² wvo per 1000 inwoners

m² wvo per 1000 inwoners

m² wvo per 1000 inwoners

m² wvo per 1000 inwoners

Plant en dier 160 161 161 161 194 164

Doe-het-zelf 130 145 140 138 162 154

Kleding en mode 189 197 194 172 189 185

Huishoudelijke en luxe art. 54 61 58 52 59 57

Rijwielen 29 38 35 30 40 31

Speelgoed 14 17 16 15 13 14

Woondecoratie 9 14 12 12 16 9

In de omgeving van Beuningen (primaire verzorgingsgebied) bevinden zich verschillende aanbieders op het gebied van plant en dier en doe-het-zelf. Wij noemen hier de belang- rijkste (> 1.000 m² wvo). In de bijlage is een geografische weergave opgenomen van alle bouwmarkten, tuincentra en tuinartikelenzaken in de omgeving van Beuningen.

 Elst: Intratuin van 9.353 m² wvo.

 Wijchen: TuinWereld van 4.800 m² wvo.

 Nijmegen: Gamma van 4.700 m² wvo.

 Nijmegen: Karwei van 4.400 m² wvo.

 Nijmegen: Praxis van 3.704 m² wvo.

 Elst: Gamma van 2.774 m² wvo.

 Nijmegen: Gamma van 2.700 m² wvo.

 Wijchen: Praxis van 2.540 m² wvo.

 Druten: Karwei van 2.497 m² wvo.

 Valburg: Tuincentrum Willemsen van 1.696 m² wvo.

 Kesteren: Tuinmeubelpark van 1.614 m² wvo.

 Elst: Formido van 1.603 m² wvo.

 Kesteren: Formido van 1.572 m² wvo.

 Wijchen: Oosterbaan Garden van 1.500 m² wvo.

 Druten: Boerenbond van 1.416 m² wvo.

 Ochten: Tuincentrum De Batterijen van 1.200 m² wvo.

 Kesteren: Tuincentrum Kuus van 1.200 m² wvo.

(31)

3.2 Beleidskaders

3.2.1 Provinciaal

Omgevingsvisie Gelderland

De provincie Gelderland stelt in haar Omgevingsvisie (2014) de beleidsmatige kaders omtrent detailhandel. De provincie streeft naar een duurzame en fijnmazige detailhan- delsstructuur. Sturing vindt plaats op detailhandel met een bovenregionale functie. Daar- naast wordt een oproep gedaan om meer regionaal samen te werken en af te stemmen.

De provincie zet in op de hoofdcentra van de plaatsen in de provincie. Om het toekomst- perspectief te behouden/optimaliseren streven de provincie en haar partners naar trans- formatie en vernieuwing van bestaande winkelgebieden. De overcapaciteit aan winkels dient teruggedrongen te worden. Dit voorkomt leegstand en aantasting van de sociale en economische vitaliteit van winkelgebieden in dorpen en steden.

Ten aanzien van perifere detailhandel neemt de provincie Gelderland een terughoudende rol in. Nieuwe grote perifere locaties worden tegengehouden in verband met het duur- zaam ruimtegebruik. Op perifere locaties mag alleen (lokale) detailhandel komen die moeilijk ruimtelijk inpasbaar is in binnensteden vanwege het volume van de goederen of vanwege veiligheidseisen. Regionale afspraken over de kwalitatieve voorwaarden zijn een vereiste indien er nieuwe perifere ontwikkelingen spelen. Daarbij gaat het om afspra- ken over: omvang, fasering, branche, profiel van de locatie en ruimtelijke kwaliteit. Ook dient in dit kader rekening gehouden te worden met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

Omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland wordt het volgende opgeno- men onder artikel 2.3.3.1 detailhandel:

1. In een bestemmingsplan worden geen nieuwe locaties voor detailhandel mogelijk gemaakt die leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandels- structuur.

2. Voor zover er voor het betreffende gebied een regionale afspraak is gemaakt over de programmering van detailhandel, is de bestemming detailhandel in een bestem- mingsplan alleen mogelijk als deze ontwikkeling niet in strijd is met de door Gedepu- teerde Staten vastgestelde regionale afspraak.

3. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe een nieuwe detail- handelsontwikkeling zich verhoudt tot het bepaalde in het eerste lid en een eventuele intergemeentelijke samenwerking op het gebied van detailhandel.

In de toelichting is beleid voor specifiek perifere detailhandel opgenomen. Detailhandel kan alleen op een perifere locatie worden toegestaan wanneer dit uit oogpunt van ruimte of veiligheid vereist is. Gedacht kan worden aan detailhandel in volumineuze goederen

(32)

zoals bijvoorbeeld tuincentra, bouwmarkten, meubelwinkels, en handel in auto's en boten en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelgebieden kan worden ge- vestigd.

In beperkte mate biedt de provincie ruimte aan detailhandel met een regionaal verzor- gingsgebied op grote perifere locaties. Over de opvang van bovenlokale grootschalige detailhandel op perifere detailhandelslocaties dient regionale afstemming plaats te vin- den. Onder grootschalig verstaat de provincie detailhandel van meer dan 1.500 m² bvo.

Voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen geldt de Gelderse ladder voor duurzaam ruim- tegebruik waarbij inzicht moet worden gegeven in de regionale behoefte zowel kwantita- tief als kwalitatief. Ook dient in het bestemmingsplan de omvang, fasering van de ontwik- keling en branchering concreet aangegeven te worden.

3.2.2 Regionaal

Regionaal Programma Detailhandel 2013

Het samenwerkingsverband Stadsregio Arnhem Nijmegen, waar Beuningen onderdeel van is, heeft per oktober de regionale kaders omtrent detailhandel vastgelegd in het Re- gionaal Programma Detailhandel 2013. Het regionaal beleid zet in op de bestaande win- kelgebieden die zijn benoemd in de hoofdstructuur. Ten aanzien van detailhandel op perifere locaties hanteert de Stadsregio het volgende uitgangspunt: “Ruimte bieden aan branches en soorten winkels die vanwege het volumineuze karakter van de gevoerde artikelen en/of de aard en de schaal van de zaak niet of zeer moeilijk inpasbaar zijn in of aan de rand van de bestaande winkelcentra.”. Het beleid van de Stadsregio is er op ge- richt de voorzieningenstructuur en het winkelaanbod zo in te richten dat het zo optimaal mogelijk voldoet aan de consumentenvraag in het verzorgingsgebied. Daar komt bij dat er gestreefd wordt naar een evenwichtige voorzieningenstructuur met een hoge mate van complementariteit tussen winkelgebieden. Voor perifere detailhandel geldt dat deze voor- al gericht is op doelgerichte en laagfrequente aankopen.

Ten aanzien van perifere winkels die naast het hoofdassortiment ook een nevenassorti- ment hebben, benoemt de Stadsregio enkele voorwaarden. Om enerzijds het voeren van nevenassortimenten mogelijk te maken, maar anderzijds te voorkomen dat uiteindelijk op perifere locaties een winkelaanbod ontstaat dat in totaliteit gaat concurreren met de be- staande winkelcentra, gelden de volgende uitgangspunten ten aanzien van de toegesta- ne nevenassortimenten:

 In z’n algemeenheid geldt dat de artikelen gevoerd mogen worden die direct of indi- rect tot het specifieke assortiment van de betreffende branche of soort winkel beho- ren. Hierbij is inbegrepen gelegenheidsassortiment ten behoeve van bepaalde festivi- teiten, zoals Kerst, Pasen en Koninginnedag, waarbij wel een beperking van de ver- koop in de tijd geldt.

(33)

 Voor de aangewezen perifere locaties geldt dat het assortiment van alle toegestane branches en soorten winkels zonder beperkingen in alle hier aanwezige winkels ver- kocht mag worden.

 In bestemmingsplannen worden heldere omschrijvingen opgenomen van de toege- stane branches en/of soorten winkels.

 Binnen de perifere detailhandelsvestigingen is het toegestaan om niet aan het kern- assortiment gerelateerde artikelen te voeren tot maximaal 10% van de winkelver- koopoppervlakte met een maximum van 100 m² wvo.

Deze voorwaarden worden echter enigszins genuanceerd. Er kan worden afgeweken van het beleid indien het planinitiatief een positieve bijdrage levert aan de consumentenver- zorging en detailhandelsstructuur. Een initiatief dient te worden getoetst op de impact op de beoogde detailhandelsstructuur: is er per saldo wel of geen sprake van structuurver- storing? Hierbij gaat het er met name om dat er geen blijvende, zeer aanzienlijke afname van de keuzemogelijkheden of variatie in het aanbod (van de betreffende branche) plaats vindt. Bovendien dient de vestiging versterkend te zijn voor de detailhandelsstructuur van de Stadsregio. Kortom er moet gekeken worden naar de te verwachten effecten.

3.2.3 Lokaal

Structuurvisie Beuningen

Op basis van de nabije ligging van Nijmegen en andere plaatsen wordt het centrum van Beuningen beschouwd als een kernverzorgend centrum. Opgave voor het centrum is de huidige winkels te behouden en vanuit de positie van de verzorgingsfunctie het aanbod te versterken. Shoppingpark De Heuve als centrale plek voor perifere detailhandel wenst de gemeente Beuningen te behouden.

Detailhandelsvisie en centrumvisie Beuningen

Door DTnP wordt gewerkt aan een detailhandelsvisie voor de gemeente Beuningen, met specifieke aandacht voor het centrum. In het kader van het opstellen van deze visie zijn meerdere bijeenkomsten gehouden met een vertegenwoordiging van de gemeente en ondernemers. Het meest recente concept stamt van 21 mei 2015, maar hier heeft nog geen besluitvorming over plaats gevonden. De belangrijkste conclusies zijn:

 Het dagelijkse artikelenaanbod in centrum Beuningen functioneert naar verwachting goed, maar het niet-dagelijkse aanbod staat onder druk. Naar verwachting zal over de hele linie het aantal winkels en de keuze per branche in het centrum afnemen: de niet-dagelijkse sector zal hier kleiner worden.

 Streven naar een verdere versterking van centrum Beuningen als boodschappencen- trum en versterking functie als ‘woonkamer’ (plaats voor ontmoeten en verblijven), onder meer door uitbreiding aanbod aan horeca en sociaal-maatschappelijke voor- zieningen.

 Inzetten op compact centrum met nuances tussen de deelgebieden en een goede bereikbaarheid en voldoende parkeermogelijkheden als randvoorwaarden.

(34)

 Handhaving De Heuve als locatie voor doelgerichte aankopen (grootschalige, volu- mineuze detailhandel), onder meer door het voorkomen van meer branchevervaging en brancheverbreding.

 Inzetten op clustering aanbod in de twee hoofdwinkelgebieden (Centrum en De Heu- ve) en complementariteit tussen deze beide centra. Voorkomen uitbreiding winkel- aanbod buiten deze beide centra.

3.2.4 Relatie beleidskaders tot planinitiatief

Ecorys concludeert op basis van haar beleidsanalyse dat zowel het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid niet in de weg staat voor de vestiging van een Van Cra- nenbroek-winkel. Ecorys geeft aan dat het om een bestaande grootschalige detailhan- delslocatie gaat en dat Van Cranenbroek vanwege haar volumineuze aard zich niet bin- nenstedelijk kan vestigen. In bepaald opzicht biedt het beleid inderdaad ruimte. Zo wordt er in het regionaal beleid benadrukt dat er per initiatief moet worden afgewogen in hoe- verre er effecten zullen zijn op bestaande winkelgebieden en wat het initiatief per saldo bijdraagt aan de detailhandelsstructuur.

Aan de andere kant kan worden beargumenteerd dat het nevenassortiment van Van Cranenbroek niet past binnen de richtlijnen van het regionale beleid en concurrerend kan zijn met het centrum van Beuningen en/of andere winkelgebieden. Het betreft branche- vreemde artikelen die in principe geen volumineus karakter hebben en niet per definitie gerelateerd zijn aan tuin- of doe-het-zelfartikelen. Het beleid staat dit soort branchever- vaging in beginsel niet toe.

Het beleid benadrukt het belang van concentratie en aansluiting op bestaande winkelge- bieden. Het planinitiatief sluit niet aan op een bestaand (perifeer) winkelgebied, waardoor dit vanuit beleidsmatig oogpunt lastig te beargumenteren is. Wel geeft het regionale be- leid aan dat voor sommige perifere winkelvestigingen clustering of concentratie geen meerwaarde beidt of niet mogelijk is, in welk geval winkelbedrijven zich ook solitair, bui- ten de hoofdstructuur van perifere detailhandelsclusters zouden kunnen vestigen.

Het initiatief van Van Cranenbroek past qua locatie en gevoerde nevenassortimenten tenslotte niet in de ontwikkelingsrichting voor de Beuningse detailhandelsstructuur, zoals beschreven in de concept detailhandels-visie van DTnP.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In Bamenga’s visie worden mensen niet meer van het kastje naar de muur gestuurd, maar gekoppeld aan één ambtenaar die alles weet wat vluchtelingen moeten weten.. Tsai kan zich

8 En Hij zei: Pas op dat u niet misleid wordt, want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus, en: De tijd is nabijgekomen.. “En Jezus antwoordde hun en begon

De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging en heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten

• economisch profiel gemeente Beuningen economisch profiel gemeente Beuningen economisch profiel gemeente Beuningen economisch profiel gemeente Beuningen (‘Ondernemer van het

een zienswijze ingekomen van de provincie; deze adviseert het plan niet vast te stellen voordat er (sub)regionale woningbouw afspraken zijn gemaakt.. Hiermee is aan de

Binnen 4 weken nadat het programma is vastgesteld of binnen 1 week na het overleg, bedoeld in het vorige lid, deelt het college het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt

Met deze wijziging zijn de lokale regels voor paracommerciële instellingen vastgelegd waartoe de gewijzigde Drank- en Horecawet de gemeenteraad de verplichting heeft opgelegd..

‘De gemeente doet veel pogingen om de omgeving te vergroenen en biodiverser te maken, maar weet niet goed hoe ze in achter- tuinen kan komen’, vertelt Kamphuis.. ‘Operatie