• No results found

Plant en dier: tuincentra

 De belangstelling van consumenten voor de tuin is de laatste jaren groter geworden en blijft groot. Tuincentra spelen in op deze toenemende belangstelling door zich steeds breder en vernieuwend te presenteren. Tuincentra hebben bijvoorbeeld steeds vaker een uitgebreid assortiment aan kerst- en paasartikelen. De verkoop hiervan wordt ook gebruikt om de seizoensafhankelijkheid te verminderen.

 De onderlinge concurrentie tussen de tuincentra neemt toe. In Nederland zijn de laat-ste jaren verschillende tuincentraformules opgekomen, waarvan Intratuin en Groen-Rijk de grootste zijn (circa 50 vestigingen). Hiernaast is ook een aantal tuincentrafor-mules te noemen met minder dan 20 vestigingen, zoals Life & Garden, Overvecht, Coppelmans, Tuinwereld, Aveve Plus, Garden Master, Ranzijn en Groengilde.

 Tuinartikelen worden steeds vaker verkocht door grootschalige winkels in andere branches. Zo hebben de bouwmarkten Hornbach en Praxis Megastore een tuinafde-ling van ca. 3.000 – 4.000 m² bvo, maar ook reguliere bouwmarkten steken in het seizoen sterk in op tuinhout en perkgoed. Ook bij IKEA is het aanbod in de branche plant en dier aanzienlijk en dit wordt in het nieuwe winkelconcept nog prominenter neergezet. Maar ook kwekerijen en tuinderijen (in het buitengebied) gaan steeds va-ker hun producten direct aan de consument verkopen.

 Naast de concurrentie met bouwmarkten wordt ook de concurrentie met boeren-bondachtigen steeds scherper. De winkelformules Boerenbond en Welkoop leveren een totaalassortiment op het gebied van het buitenleven: tuin, dier, functionele werk- en buitenkleding, kampeerartikelen, doe-het-zelf artikelen voor de buitenklus en sei-zoensartikelen.

 Dibevo is steeds vaker onderdeel van het assortiment van tuincentra, ook wordt er via het bouwmarkt- en supermarktkanaal diervoeding en dierbenodigdheden ver-kocht. Ruim de helft van de bestedingen aan dierbenodigdheden en –voeding komt terecht bij dierenspeciaalzaken en tuincentra met een dierenafdeling. De supermarkt, die vooral diervoeding verkoopt, heeft een marktaandeel van rond de 25% in de tota-le omzet voor dierbenodigdheden en -voeding. Het marktaandeel van de dierenspe-ciaalzaken en tuincentra is gestegen ten koste van de supermarkten.

 Uit cijfers van het HBD blijkt dat de gemiddelde omvang (m² wvo) van dierenspeci-aalzaken, Dibevo XL-formules en ‘agrarische’ winkels in de afgelopen jaren is toege-nomen. Dierenspeciaalzaken komen in vergelijking met de andere typen winkels in dibevo relatief veel voor in hoofdwinkelcentra en wijk- en buurtcentra. De dibevo XL-formules, tuincentra en ‘agrarische’ winkels zitten juist veel op perifere locaties.  Tuincentra met een moderne schaalgrootte (indicatief vanaf ca. 7.500 m² wvo

bin-nenruimte) zijn niet alleen lokaal verzorgend, maar trekken ook klanten van verder weg. De ondernemingen geven minder dan voorheen de voorkeur aan een solitaire vestiging. Een antwoord op de verwachte verdere expansie van met name de bouw-markten-annex-tuincentra kan dan ook gevonden worden in samenwerking in de vorm van vestiging van bouwmarkten nabij een tuincentrum of andersom. Uit de

praktijk blijkt dat deze winkeltypen elkaar kunnen versterken: beiden zijn gericht op aankopen voor ‘in en om het huis’. Tuincentra richten zich meer op vrouwen en bouwmarkten meer op mannen. Daar waar beide winkels bij elkaar liggen, kan het koopmoment van beide partijen gecombineerd worden.

Bouwmarkten

 Bouwmarkten maken een kwaliteitsslag door het introduceren van verschillende nieuwe producten en concepten. Voorbeelden zijn vestigingen van verhuurder Boels bij Praxis, shop-in-shops van Bosch en de verkoop van verschillende designpro-ducten. Daarnaast gaat ook de beleving een grotere rol spelen. Dit uit zich in de ves-tiging van horecaformule La Place in een bouwmarkt in Amsterdam en productde-monstraties.

 Bouwmarkten zijn vaak, zeker in grotere verzorgingsgebieden, geclusterd gevestigd, maar kunnen ook solitair functioneren.

 Er is een toenemende interesse in vestiging van zeer grootschalige bedrijven met een regionaal verzorgende functie. De Hornbachformule vraagt bijvoorbeeld al 15.000 tot ruim 20.000 m² voor een bouwmarkt en tuincentrum onder één dak. Ook de Duitse bouwmarktformule Bauhaus oriënteert zich op de Nederlandse markt. Er wordt ook gewerkt aan vestigingen in Groningen, Venlo en Hengelo.

 Steeds vaker betreden buitenlandse ketens de Nederlandse doe-het-zelfmarkt (Hornbach, Bauhaus). Over het algemeen wordt dit door consumenten als waardevol beschouwd, deze krijgen immers meer keuzemogelijkheden.

 Ook de bouwmarkten gaan zich segmenteren. De Intergamma-formule Karwei gaat zich bijvoorbeeld meer richten op decoratieve artikelen, terwijl Gamma de construc-tieve formule blijft.

 Het marktaandeel van de bouwmarkten is de laatste jaren verder gegroeid, terwijl het aantal speciaalzaken en breedpakketzaken terugloopt. Deze zaken staan onder druk en moeten op zoek naar niches in de markt.

 Het onderscheid tussen professioneel toeleverende zaken en het reguliere aanbod gericht op de consument neemt af. Enerzijds richten bouwmarkten zich meer op leve-ring aan aannemers en kleine zelfstandigen, terwijl anderzijds de professionele toele-veranciers hun assortiment verbreden, showrooms inrichten en aparte balies maken voor particulieren. Hierdoor vervaagt de grens tussen detailhandel en groothandel.  De omzetten in de doe-het-zelfbranche zijn de laatste jaren fors gedaald. In heel

2013 was sprake van een omzetdaling van circa 7% voor de doe-het-zelfzaken. Het aantal winkels is in 2015 teruggelopen naar 2.830 (t.o.v. 2.933 in 2013). De opkrab-belende huizenmarkt heeft een positief effect op de doe-het-zelf sector. Naar ver-wachting zal de omzet in de doe-het-zelf sector stabiliseren.

 Kijken we naar de toekomst dan zal ook de vergrijzing (ouderen klussen minder) en ontgroening (minder jongeren die zelfstandig gaan wonen en minder jonge gezinnen) gevolgen hebben voor de doe-het-zelfbranche. In het landelijk gebied heeft dit grote-re effecten dan in stedelijke milieus.

 Internetaanbieder Bol.com heeft sinds 2013 doe-het-zelfartikelen in haar productas-sortiment. Ook deze sector maakt de stap naar het internet. In de huidige situatie is het aandeel internetverkopen nog erg laag (circa 1,5%). Ook de bouwmarktorganisa-ties zelf beginnen met internetverkoop.

 De effecten op het bestaande aanbod na vestiging van een grootschalige bouw- en tuinmarkt zijn beperkt. Uit eigen analyse blijkt dat het aanbod in de meeste gevallen redelijk stabiel blijft na vestiging van een Hornbach in Nederland (zie tabel 1.1 in bij-lage 2). In sommige gevallen is het aanbod zelfs na komst van Hornbach toegeno-men. Vooral de kleinschalige doe-het-zelf winkels (breedpakketzaken) ondervinden nadelige effecten. De bouwmarkten reageren in sommige gevallen juist op de komst van een nieuwe grootschalige bouw- en tuinmarkt door het aanbod te vernieuwen.

Speelgoed

 Ook in de speelgoedbranche is al jaren sprake van een omzetdaling. In 2013 is de totale omzet met 9,1% gedaald ten opzichte van 2012. De komende paar jaar ver-dwijnen er zo’n driehonderd speelgoedwinkels, voorspeld Q&A Research & Consul-tancy. In vier jaar tijd is een kwart van de omzet van speelgoedwinkels verdampt: van één miljard euro in 2008 tot pakweg 770 miljoen in 2012. En dat terwijl het aantal winkels niet evenredig is afgenomen.

 Ketens zoals Kruidvat, Action en Bruna, die steeds vaker branchevreemde producten zoals speelgoed verkopen hebben effecten op de omzet van speelgoedzaken.  In grote mate wordt de speelgoedbranche gedomineerd door grote ketens zoals,

Intertoys, Bart Smit, Top 1 Toys, Games Workshop, Blokker Speelgoed en Toys XL. Deze ketens hebben meer dan de helft van het totale marktaandeel in bezit.

 De digitalisering heeft een grote impact op de speelgoedbranche. Steeds vaker wordt fysiek speelgoed ingewisseld voor tablets en spelcomputers. Dit is uitgemond in een nieuwe subbranche, namelijk de gamebranche. Het fysieke speelgoed speelt hier op in door zogenaamde ‘Tech Toys’ te ontwikkelen. Dit is speelgoed met een digitaal element. Uit onderzoek (kidsenjongeren 2013) is gebleken dat 42% van de kinderen in het bezit is van een tablet en 15% heeft een smartphone. Dit zorgt ervoor dat kin-deren veel kennis hebben over digitale apparaten en veel digitaal kunnen spelen.  Men hecht steeds meer waarde aan nostalgie. Dit blijkt alleen al uit het feit dat een

spel als Monopoly reeds de 80ste editie vierde, maar ook uit de populariteit van vinta-ge speelgoed. Anderzijds wordt de nostalgie ook weer vinta-gecombineerd met het digita-le. Denk hierbij aan uitgaves van traditionele bordspellen met een digitale component (bijvoorbeeld een app voor het spel ‘Kolonisten van Katan’).

 Ook de toenemende e-commerce heeft een grote impact op de speelgoedbranche. Steeds meer speelgoed wordt online gekocht. Daar tegenover staat dat bij meer vo-lumineus speelgoed ook gemak een rol gaat spelen. Bovendien wordt meer tweede-hands speelgoed verkocht.

 In toenemende mate wordt de keten tussen producent en eindgebruiker steeds klei-ner. De traditionele detaillist is hier de dupe van. Producenten verkopen steeds vaker direct aan de eindgebruiker.

 In het kader van verantwoord ondernemen en duurzaamheid wordt kwaliteit ook steeds belangrijker. Consumenten zijn kritischer dan ooit en eisen de hoogste kwali-teitseisen. Materiaalkeuze, ergonomie en grondstofgebruik worden belangrijke ele-menten in het ontwikkelproces van speelgoed. Dit uit zich bijvoorbeeld in de populari-teit van houtenspeelgoed.

Rijwielen

 De rijwielbranche lijkt na jaren van omzetdaling de markt weer te stabiliseren. Zo is de omzet in 2012 gestegen met 1,7%, waarna de omzet in 2013 met 0,8% is ge-daald19. Al geruime tijd ligt het aantal verkochte fietsen op ca. 1 mln. per jaar.

 Ook internet heeft impact op de rijwielbranche. Wel wordt de fysieke verkoop steeds meer gecombineerd met een hoge servicegraad, zoals het aanbieden van reparatie en onderhoud.

 De elektrische fiets, ook wel E-bike genoemd, wordt steeds populairder. Niet alleen ouderen, maar ook jongeren kiezen de E-bike boven een gewone fiets, scooter of brommer. Voor detaillisten betekent dit dat de gemiddelde verkoopprijs per fiets toe-neemt.

 Aanbod in de rijwielbranche is sterk verspreid. Blijkbaar maken rijwielzaken vaak geen onderdeel uit van een winkelgebied, waardoor deze in hoge mate doelgericht bezocht worden.

 Fietsen wordt steeds populairder als leisure activiteit. In 2014 hadden 1,5 miljoen Nederlanders een fietsvakantie ondernomen (12% van de Nederlandse bevolking). Ongeveer de helft van alle Nederlanders heeft in 2014 een fietsdagtocht als recrea-tieve bezigheid gemaakt. Daarvan zijn in totaal 197 miljoen recrearecrea-tieve fietsdagtoch-ten van een uur of langer gemaakt20.

Kleding en mode

 Het is nog altijd een moeilijke tijd voor de modebranche. In het derde kwartaal van 2014 behaalde de modebranche 4% minder omzet dan een jaar eerder. In het vierde kwartaal was dit 3% minder. In totaal is over 2014 1,6% minder omzet behaald dan in 201321.

 Branche- en sectorvervaging doen zich voor in diverse branches, waaronder de mo-debranche. Steeds vaker wordt een modewinkel gecombineerd met een horeca. Concept stores verkopen naast kleding ook vaak andere producten zoals horloges, accessoires, maar ook schilderijen, huishoudelijke artikelen en media.

 De filialisering in de gehele detailhandel zet gestaag voort. Er zijn verschillende nieuwe ketens die zich willen vestigen in Nederland (waarbij in het verleden het suc-ces nogal wisselend is geweest) en daarnaast breiden gevestigde ketens het aantal filialen uit. De consument rekent deze formules tot het basisaanbod. Het aandeel fili-aalbedrijven nam de afgelopen 10 jaar toe van 28% naar 35%, ten koste van het aan-tal zelfstandige bedrijven.

19

Bron: Detailhandel.info

20

Bron: NBTC - NIPO Research 2014

21

 De ontwikkeling van modeketens in het middensegment in gemeenten als Beuningen neemt relatief gezien echter af, wat te verklaren is door de clustering / huisvestings-keuze van modeketens in gemeenten met een groter verzorgingsgebied.

 Het toekomstperspectief van kleine zelfstandigen wordt bemoeilijkt door filialisering en vergrijzing van het ondernemersbestand. De verwachting is dat het aandeel fili-aalbedrijven ook in de toekomst verder gaat stijgen en dat het aandeel zelfstandige ondernemers verder gaat afnemen. Daarnaast staat de positie van de kleine zelf-standige winkelier onder druk door vergrijzing van het ondernemersbestand. De leef-tijdsopbouw van het ondernemersbestand is nog sneller aan het vergrijzen vergele-ken met onze bevolking. Ruim 35% van de ondernemers is ouder dan 50 jaar. Uit eerder onderzoek van Inretail (CBW-MITEX) blijkt dat circa 30% van de MKB-leden tussen 2010 en 2015 wil stoppen. In veel gevallen is er geen opvolging, waardoor veel winkels (gedwongen) zullen sluiten.

 De trend tot schaalvergroting zet ook de komende jaren door. Ook modeketens eisen een steeds grote winkelomvang om het winkelconcept beter tot uitdrukking te laten komen. Vaak wordt de extra winkelruime gebruikt om meer belevingswaarde en sfeer toe te voegen aan de winkel. Tegenover de schaalvergroting is tegelijk een trend van schaalverkleining en (super)specialisatie waar te nemen. Er duiken winkels op met een zeer specialistisch of bijzonder assortiment.

 Het aantal auto’s neemt nog steeds toe. Datzelfde geldt voor het autogebruik. Het belang van een goede autobereikbaarheid en parkeergelegenheid neemt daardoor voor winkelvoorzieningen toe. ‘No parking, no business’.

 Internet is een belangrijk communicatiemiddel voor de consument. Voor de retailer vormt de opkomst van internetwinkelen enerzijds een bedreiging, anderzijds een kans. Steeds meer winkelketens openen een webshop. Daarnaast creëren webwin-kels in toenemende mate fysieke afhaalpunten in bestaande winkelgebieden. Het aantal internetaankopen neemt toe. De opkomst van e-commerce heeft een duidelij-ke impact op de modebranche (ook wel e-fasion genoemd). Grote online spelers (‘pu-re players’) zijn o.a. Wehkamp, Otto, Zalando, domine(‘pu-ren de markt, maar ook de fy-sieke winkels bevinden zich steeds vaker op het internet. In de toekomst functioneren fysiek winkelen en virtueel winkelen naast elkaar (cross channel). De fysieke winkel blijft weliswaar veruit de populairste aankoopplaats maar verliest wel terrein ten op-zichte van het internet.

 Pop-up stores worden steeds populairder. Het pop-up concept wordt vaak gebruikt in de modebranche. Kortstondige (internet)winkels schieten als paddenstoelen uit de grond om tijdelijk een leegstaand pand te betrekken. Het voordeel is drieledig; de consument wordt verrast met nieuw aanbod, de uitstraling van het pand verbetert en de internetwinkel genereert meer naamsbekendheid. De potentie voor dergelijke win-kels is in de grotere centrumgebieden groter dan in dorpscentra.

 Het aantal faillissementen van modezaken neemt toe. Recentelijk zijn grote modeke-tens zoals de Etam Group (Miss Etam), Mexx, Piet Kerkhof en Dept Store failliet ge-gaan. V&D heeft al geruime tijd betalingsproblemen en kan niet langer de huurprijs betalen. Niet alleen de ketens hebben het moeilijk, ook de kleine zelfstandigen

kun-nen moeilijk weerstand bieden tegen de afnemende consumentenbestedingen, toe-nemende internetaankopen en moordende concurrentie.

 Als gevolg van de dalende consumentenbestedingen in de modebranche neemt de concurrentiestrijd tussen de ketens toe. Consequentie hiervan is dat verschillende particuliere winkels het bijzonder moeilijk hebben. Dit gaat daarmee vaak ten koste van het unieke aanbod.

 Steeds meer ketens trekken zich terug uit plaatsen vergelijkbaar met Beuningen. Ketens zoals Van Haaren, McGregor, Bjorn Borg, La Mar, O Moda, Pulls en Setpoint zijn niet meer te vinden in plaatsen met 20.000 tot 30.000 inwoners.

 Het middensegment heeft het moeilijk. Modewinkels moeten zich steeds meer onder-scheiden. Dit betekent een sterke polarisatie in de segmentering van dit segment. Het hogere segment presteert redelijk, afhankelijk van de locatie. Steeds vaker oriën-teert het hogere segment zich op de grotere plaatsen. Het lage segment doet het goed, zowel in grote als middelgrote plaatsen.

 Gemiddeld wordt minder tijd besteed aan winkelen.

 De consument bezoekt steeds vaker grotere winkels en winkelcentra in verband met het gemak van ruime keus.

 Winkelen wordt steeds vaker een activiteit opzichtzelf. Functioneel winkelen veran-dert steeds meer in recreatief winkelen (funshopping). In dit kader wil de consumen-ten geprikkeld en vermaakt worden. De belevingswaarde staat daardoor meer cen-traal.

 De consument bezoekt steeds vaker grotere winkels en winkelcentra (het gemak van ruime keuze).

 Door een grotere mobiliteit en de beschikbare informatie voor de consument (o.a. internet) is het referentiekader van consumenten in de afgelopen jaren ruimer gewor-den. Aanbodkwaliteit, keuzemogelijkheid, prijsstelling en interne (winkelinrichting, uit-straling) en externe (omgevingskwaliteit) verschijningsvorm worden als gevolg hier-van belangrijker.

 Door de veranderende bevolkingssamenstelling verandert ook de behoefte van de consument. Zo worden de winkelvoorzieningen in de wijk belangrijker door de toe-nemende vergrijzing.

 De samenstelling van huishoudens verandert door minder traditionele gezinnen, meer alleenwonenden en tweepersoonshuishoudens.

 Inkomensverschillen nemen toe door de grotere groep ouderen (vaak met goede pensioenen), instroom van allochtonen en een toenemend aantal mensen met een beneden modaal inkomen.

 Door de toegenomen arbeidsparticipatie (tweeverdieners, werkende eenpersoons-huishoudens) is het arbeidspatroon veranderd en neemt de druk op vrije tijd bij grote groepen huishoudens toe waardoor andere voorkeuren ontstaan in koopgedrag.  De consument stelt steeds hogere eisen aan de keuzemogelijkheid in winkels

(volle-dige assortimenten) en winkels in winkelgebieden (samenstelling aanbod).

 De consument waardeert verruiming van de winkeltijden. Koopzondagen zijn in toe-nemende mate populair onder winkelend publiek. De opkomst van het ‘nieuwe

wer-ken’ en wisselende tijdspatronen creëren een wens naar avond- en zondagsopenstel-lingen. Ondernemers zullen hierin mee moeten bewegen willen ze de concurrentie met het internet aan kunnen gaan.

 De consument verkiest kwaliteit steeds vaker boven kwantiteit. Men wordt bewuster van waar de kleding vandaan komt, welke grondstoffen er in verwerkt worden en op welke wijze de kleding vervaardigd is. Het maatschappelijk verantwoord ondernemen en de duurzaamheid van kleding wordt daardoor steeds belangrijk.

 Prijs blijft ook in de modebranche nog steeds invloed te hebben op het koopgedrag. Hoewel kwaliteit belangrijker wordt, doen concepten zoals Primark het ontzettend goed. Het aanbieden van kleding en mode tegen een zeer scherpe prijs trekt veel mensen aan, ook van verder weg.